Autoimmuun leverziekten Autoimmuun leverziekten o autoimmuun hepatitis o primaire biliaire cirrose Autoimmuun hepatitis “ an unresolving, predominantly periportal hepatitis, usually with hypergammaglobulinemia and tissue autoantibodies, which is responsive to immunosuppressive therapy in most cases” International Autoimmune Hepatitis Group, 1995 AiH • Klinisch – Voornamelijk bij vrouwen [v:m 3.6:1] – Insidieus begin - Asymptomatisch (10-20%) – Letargie (vermoeid), malaise, anorexie, abdominale pijn, huidrash (acneïform), artralgie, myalgie, oligomenorrhee (frequent) – K.O.: hepatomegalie, splenomegalie, ascites, perifeer oedeem – Geelzucht (50%) – Cirrose (30%) • Andere immunologische aandoening (20%) – Thyroiditis (10-23%), RA (2-5%), Diabetes (7-8%), IBD (2-8%) AiH • Biochemie – Serum aminotransferasen en bilirubine gestegen – Alkalische fosfatase: normaal of licht gestegen – Hypergammaglobulinemie (IgG ↑, IgM kan licht ↑, IgA nl) – α1-AT, ceruloplasmine, koper: normaal • Virale serologie is negatief (hepatitis B, hepatitis C) AiH • Immunologie – ANA en/of gladde spier antistoffen (SMA) in 70-80% • Type 1 AiH – LKM-1 (Liver Kidney Microsomes) en/of LC-1 (Liver Cytosol) • Type 2 AiH – SLA (Soluble liver antigen) – pANCA in 60-90% – HLA “DR3” en “DR4” allotype – Vaak laag C4 – associatie met C4A null AiH • Histologie – Interface hepatitis (vroeger CAH) met lymfoplasmocytair infiltraat portaal en periportaal – Piecemeal necrose van de hepatocyten – Dit is niet pathognomonisch (ook bij virale hepatitis, drug-related hepatitis, alcoholische leverziekte, PBC, ziekte van Wilson, AAT deficiëntie) • Behandeling – goede respons op immuunsuppressie – prednisone - azathioprine • vrouwelijk geslacht • ratio verhoging alkalische fosfaten versus aminotransferasen >3 <1.5 • ∆ IgG > 2x 1,5 - 2x 1,0 - 1,5x • ANA, SMA, LKM 1 >1/80 =1/80 =1/40 • AMA-positief = 1/40 • virale merkers negatief • medicatie-inname negatief • alcoholinname < 25 g/d, > 60 g/d • biopt: interfase-hepatitis lymfo-plasmocyteninfiltratie levercelrosetten bilaire veranderingen kenmerken van andere ziekten • andere auto-immune aandoeningen • HLA-DR3 of DR4 • gunstig antwoord op therapie: volledig of herval na stoppen 2 -2 3 3 2 1 3 2 1 3 1 2 -4 (zo positief) -3 (zo positief) -4 (zo positief) -2 3 1 1 -3 -3 2 1 2 3 Score: zeker AIH > 15 voor therapie of > 17 onder therapie AIH: auto-immune hepatitis; AMA: antimichondriale antistoffen; ANA: antinucleaire factoren/antistoffen; LKM: “liver-kidney microsomal” antistoffen; SMA: “smooth muscle antibodies” – Sensitief, maar niet specifiek ANA – 80% der AiH • titer > 1:80 • homogeen of gespikkeld patroon – ook bij niet-hepatische aandoeningen – ook bij • 60 % der PBC • 50% der alcoholische leveraandoeningen • 40% bij hepatitis B • 20-30% bij hepatitis C • 25 % der AiH met LKM • Drug-induced hepatitis Evenwel meestal in lagere titer Gladde spier antistoffen – bij 50 - 70 % der klassieke AiH, meestal samen met ANA – Antigen: heterogene groep - filamenten van het cytoskelet • Intermediaire filamenten (vimentine, desmine, tubuline) • Actine (F-actin = biologisch actieve polymerisatie vorm) Gladde spier antistoffen IIF detectie: niet gefixeerd substraat (conformationele epitopen) maag: muscularis mucosae en intramucosale spiervezels bloedvatwand - media. nier: glomerulaire mesangiale zone titer is tenminste 1:80 (lagere titer is aspecifiek, ook bij PBC) Gladde spier antistoffen IIF detectie: niet gefixeerd substraat (conformationele epitopen) maag: muscularis mucosae en intramucosale spiervezels bloedvatwand - media. nier: glomerulaire mesangiale zone • • • V (vessels) G (glomeruli) T (tubules) titer is tenminste 1:80 (lagere titer is aspecifiek, ook bij PBC) Gevoelig, maar niet specifiek voor AiH Gladde spier antistoffen – In AiH: SMA + ANA – Ook bij andere chronische inflammatoïre leverziekten PSC, PBC, alcohol. hepatitis – Transiënt bij infecties (hepatitis, mononucleosis) – Normale bevolking < 5%, neemt toe met de leeftijd Liver Kidney Microsomes nier/maag/lever (rat of muis) Nier: diffuse en homogene cytoplasmatische fluorescentie van de proximale tubuli (niet distale tubuli) Hepatocyten: diffuse en homogene aankleuring Parietaal cellen: negatief Interpretatie AiH bij negatieve virale serologie Kan bij HCV Indien geen HCV/AiH: drug-induced Liver Kidney Microsomes nier/maag/lever (rat of muis) Nier: diffuse en homogene cytoplasmatische fluorescentie van de proximale tubuli (niet distale tubuli) Hepatocyten: diffuse en homogene aankleuring Parietaal cellen: negatief Interpretatie AiH bij negatieve virale serologie Kan bij HCV Indien geen HCV/AiH: drug-induced Liver Kidney Microsomes nier/maag/lever (rat of muis) Nier: diffuse en homogene cytoplasmatische fluorescentie van de proximale tubuli (niet distale tubuli) Hepatocyten: diffuse en homogene aankleuring Parietaal cellen: negatief Interpretatie AiH bij negatieve virale serologie Kan bij HCV Indien geen HCV/AiH: drug-induced AiH - LKM – LKM-1: 50kD component van cyt. P450 2D6 (ELISA) • AiH: majeur epitoop: 263 – 270 (specifiek voor AiH) • Hepatitis C infectie (6%) • Autoimmuun polyglandulair syndroom (in 10 %) (AIRE) – LKM-3: UGT-familie • in sera van patiënten met chron. hepatitis D (6-14%) • AiH (in 10% der AIH-2) AiH - LKM • AiH-type 2 – P450 2D6 (ook hepatitis C), UGT (ook hepatitis D) – Frequent anti-thyroid, anti-parietaalcellen – Extrahepatische syndromen: diabetes, vitiligo, schildklierpathologie – Soms deel van autoimmuun polyglandulair syndroom type I (AIRE) – Voornamelijk vrouwen – Gemiddelde leeftijd aanvang ziekte: 10 jaar – Verhoogd risico voor cirrose Liver Cytosol-1 Formiminotransferase cyclodeaminase (lever specifiek, betrokken in conversie histidine glutaminezuur) Cytoplasma levercellen (minder sterke aankleuring thv centrale vene). Bij AIH type 2 (in 50%) en bij jongere patiënten Ook bij chronische hepatitis C SLA Soluble Liver Antigen ELISA, RIA Niet via IIF • Soluble liver antigen / liver pancreas • 10-30 % der AiH patiënten / hoge specificiteit • UGA-suppressor serine tRNA-geassocieerd eiwit dat betrokken is in de cotranslationele selenocysteïne incorporatie • 74% hebben tevens andere autoantistoffen o.a. SMA • Voornamelijk vrouwen - leeftijd tussen 20 en 40 jaar – meer ernstige ziekte Klachten / klinisch onderzoek • Symptomen % • Lichamelijk onderzoek % • • • • • • Asymptomatisch Vermoeidheid Pijn Artritis Jeuk Icterus 15 40 12 20 10 50 • • • • Negatief Icterus Ascites Encefalopathie 35 50 15 3 Labotests bij diagnose ALAT U/l % Gamma-globulines g/l % < 200 33 <15 27 200-600 30 15-25 22 600-1000 15 25-50 41 >1000 22 >50 10 Histopathologische bevindingen • • • • • Minimale afwijkingen Interfase hepatitis Fulminante necrose Cirrose Biopt geweigerd of te risicovol 0.9% 54% 15% 25% 5% AiH (n=70) • ANA pos: – Homogeen / chromosomen: – Fijn gespikkeld: – Gespikkeld: – Nucleolen: – Centromeren: – Nucleaire dots: – Membraan: – Korrelig cytoplasma: – Fibrillair cytoplasma: 51 (73%) 15 10 1 12 1 1 1 18 5 • SMA pos: 23 (33%) AiH (n=70) • ANA pos en SMA pos: 19 (27%) • ANCA pos: 43 (61%) • SLA pos: – ANA en SMA pos – ANA pos: – Neg: 11 (16%) 4 4 3 (4%) • AMA pos: 5 (7%) • • LKM pos: Seronegatief: 3 (4%) 6 (8%) Primaire Biliaire Cirrose • vnl vrouwen tussen 40 en 60 jaar (v/m = 10/1) • chronische, progressieve cholestatische leverziekte • immunologie: T-cel gemedieerde immuunbeschadiging van intrahepatische kleine en middelgrote galwegen • Geassocieerde aandoeningen: Raynaud, sicca, RA, thyroiditis, coeliakie, scleroderma, CREST Primaire Biliaire Cirrose • Klinisch: – Asymptomatisch – Vermoeidheid, pruritus, sicca, abdominale pijn, geelzucht • Laboratorium: – – – – – verhoogde alkalische fosfatase (> 6 maand), (bilirubine ↑) (verhoogd polyklonaal IgM) negatieve virale serologie serum anti-mitochondriale antistoffen ANA (in 52%) • Histologie: – granulomateuze cholangitis Anti-mitochondriale antistoffen nier/maag/lever weefsel screening dilutie van 1:20 AMA: Granulaire kleuring parietaal cellen Granulaire kleuring distale niertubuli Minder intens: ‘chief cells’, glomerulus, lever Anti-mitochondriale antistoffen nier/maag/lever weefsel screening dilutie van 1:20 AMA: Granulaire kleuring parietaal cellen Granulaire kleuring distale niertubuli Minder intens: ‘chief cells’, glomerulus, lever Anti-mitochondriale antistoffen nier/maag/lever weefsel screening dilutie van 1:20 AMA: Granulaire kleuring parietaal cellen Granulaire kleuring distale niertubuli Minder intens: ‘chief cells’, glomerulus, lever Anti-mitochondriale antistoffen ELISA PDC-E2 MIT3 2-oxo-acid dehydrogenase complex (2-OADC) (binnenste mitochondriale membraan) pyruvate dehydrogenase complex (PDC) 2-oxo glutarate dehydrogenase complex (OGDC) branched-chain 2-oxo-acid-dehydrogenase complex (BCOADC) ieder complex bestaat uit 3 units: E1: thiamine pyrophosphate-dependent decarboxylase E2: coenzyme A - dependent acyltransferase E3: dihydrolipoyl dehydrogenase dominant autoantigeen = PDH-E2 en in mindere mate BCOADC-E2 Anti-mitochondriale antistoffen • AMA neg. bij 5% der PBC patiënten (wel ANA of andere antistoffen) • AMA = zeer specifiek voor PBC – pos. bij 0,5 % der normale populatie – lage titer (1:40) bij autoimmuun hepatitis (20 %) en andere autoimmuunziekten • noch de aanwezigheid, noch de titer correleert met ernst en klinisch verloop van PBC ANA Nucleaire membraan Antinuclear pore gp210 (in +/- 25%, hoge specificiteit) Antinuclear envelope Lamin A / Lamin B (in 6-8%, niet specifiek) ANA Multiple Nuclear Dots Sp100 (in +/- 20%, 98% specifiiek) ProMyelocytic Leukemia antigen AiH LKM SLA LC ANA, SMA PBC AMA Corticosteroïden UDCA Bile duct lesions