Woordpakket thema 1 (Taal Actief 3 groep 4) klas tent kist muts krant

advertisement
Woordpakket thema 1 (Taal Actief 3 groep 4)
klas
tent
blik
bloem
breuk
brief
bril
broek
broer
bron
brug
bruin
glas
greep
groen
groep
groet
klap
klok
knal
knie
knoop
knop
kraan
kreet
kruis
kruk
plan
plas
plus
prik
proef
traag
trap
troon
als
bont
heks
kans
koers
lamp
lift
mens
munt
wesp
kist
haast
juist
kast
kust
mest
mist
nest
muts
fiets
rits
krant
broers
glans
grens
krans
kwart
plaats
prent
sport
start
Woordpakket thema 2 (Taal Actief 3 groep 4)
straat
dwerg
vis
spreek
straf
strak
straks
streek
stroom
struik
zorg
vaart
vals
vast
vent
vijf
vlag
vlees
vlek
vlieg
vloer
vloot
vlot
vlug
vraag
vroeg
vuist
wolf
elf
half
balk
kelk
volk
welk
helm
halm
kalm
tulp
hulp
erf
slurf
turf
jurk
park
sterk
berm
vorm
warm
doorn
kern
dorp
harp
fluit
feest
fijn
film
fles
flink
fors
fris
fruit
Vriendjesflat
kalf
In de vriendjesflat
hebben 2 medeklinkers
samen pret.
f- of v- aan het begin
fuut
V-woorden komen het meeste voor.
F-woorden uit je hoofd leren, hoor!
Woordpakket thema 3 (Taal Actief 3 groep 4)
worst
school
arts
borst
dorst
komst
kunst
liefst
oogst
vorst
winst
schat
schelp
scherm
scherp
schets
schijn
schoon
schot
schuin
schuur
som
slaap
smaak
soms
soort
stam
steel
stem
stil
stoel
stoet
stof
stop
storm
stuk
zon
zaak
zalf
zalm
zee
zelf
zelfs
ziel
zwart
zweep
zweet
schrift
schrik
schroef
kraai
fraai
saai
taai
kooi
hooi
nooit
dooi
mooi
boei
groei
sproei
vloei
s- of z- aan het begin
zwaan
S-woorden komen het meeste voor.
Z-woorden uit je hoofd leren, hoor!
sch
schaap
Hoor je sch dan schrijf je s c h
aai ooi oei
haai
Heb je de aai ooi oei onder de knie
schrijf als laatste letter een i
__________________________
Woordpakket thema 4 (Taal Actief 3 groep 4)
tong
heer
sneeuw
angst
ingang
kring
langs
slang
sprong
streng
wang
alweer
eer
eerst
zeer
geeuw
leeuw
meeuw
sneeuwpop
deur
nieuw
beurs
beurt
kleur
voordeur
voorkeur
kieuw
nieuwe
nieuws
opnieuw
bank
dankbaar
drank
klank
links
pink
jaar
daarom
kaars
kaart
klaar
laars
snaar
spaarpot
staart
zwaar
uur
buurman
buurt
huur
puur
stuur
oor
daarvoor
kantoor
koorts
oorlog
vooraan
voordeel
voorjaar
voorkant
voornaam
vooruit
ruw
duw
schuw
uw
ng nk
vink
Als de n en de k samen spelen,
moet de g zich gaan vervelen
eer eur oor
beer
De r is de fopletter, hoor
let op bij eer, eur, oor
eeuw ieuw uw
leeuw
Bij eeuw ieuw uw het volgende idee:
schrijf een u voor de w
Woordpakket thema 5 (Taal Actief 3 groep 4)
pech
saus
ach
lach
pech
toch
zich
au
saus
paus
lucht
blauw
flauw
gauw
klauw
nauw
pauw
achter
bocht
dicht
echt
jacht
klacht
knecht
kracht
macht
nicht
plicht
slecht
tocht
uitzicht
vlucht
vocht
vrucht
wacht
zacht
zicht
zucht
reis
eigen
eind
einde
keizer
kleine
meisje
paleis
sein
pauw
de
bende
de
engel
enkel
honger
je
jongen
kleuter
moeder
ronde
tante
te
vinger
we
winkel
woede
ze
-cht
specht
Hoor je -ucht
-acht
-ocht
-icht
of -echt,
denk dan aan de specht.
Behalve bij: hij ligt, hij legt, hij zegt.
ei of ij
geit
Lange-ij-woorden komen het meeste voor.
Ronde-ei-woorden uit je hoofd leren, hoor!
au of ou
pauw
Otje-ou komt het meeste voor.
Atje-au uit je hoofd leren, hoor!
Woordpakket thema 6 (Taal Actief 3 groep 4)
ijs
bezoek
bijbel
blijk
gelijk
gordijn
grijs
ijver
ijzer
kwijt
opzij
partij
pijn
pijp
prijs
rijk
rijtuig
spijt
voorbij
vrij
wijk
bedrag
bedrijf
begin
begrip
beroep
beslag
besluit
bestaan
bestek
bestuur
bewijs
bezoek
hout
hout
jou
kou
koude
nou
oude
ouder
zout
touw
bouw
gebouw
jouw
mouw
touw
trouw
vrouw
getal
gebruik
gedrag
gehoor
geluk
geloof
gemeen
genoeg
gerust
gesprek
getal
gevaar
gevoel
geweer
gezin
ei of ij
geit
Lange-ij-woorden komen het meeste voor.
Ronde-ei-woorden uit je hoofd leren, hoor!
au of ou
pauw
Otje-ou komt het meeste voor.
Atje-au uit je hoofd leren, hoor!
kopstukken
Bij kopstukken be- ge- ver- en teklinkt een e als een u
__________________________
Woordpakket thema 7 (Taal Actief 3 groep 4)
slee
boompje
daarmee
ermee
fee
mee
nee
ree
slee
snee
tree
twee
vee
armpje
boompje
bloempje
duimpje
filmpje
kraampje
raampje
riempje
rijmpje
wormpje
huisje
boekje
bootje
briefje
dorpje
drankje
grapje
huisje
ijsje
kaarsje
kaartje
kruisje
neefje
pakje
poosje
potje
zusje
broertje
beertje
broertje
diertje
kleurtje
kooitje
kroontje
muurtje
schuurtje
vrouwtje
zoontje
hond
baard
beeld
bord
brood
dood
gezond
god
hond
maand
paard
tand
vriend
woord
-d –t
Een paard heeft een staart
Hoor je aan het eind een -t:
langer maken, misschien wordt het een -d
Woordpakket thema 8 (Taal Actief 3 groep 4)
hond
dokter
bad
bed
blad
blind
bloed
blond
boord
brand
breed
bruid
draad
grond
haard
hand
hoofd
koud
land
mond
strand
wond
zand
zwaard
ander
anders
dokter
helder
herder
kasteel
mantel
meester
minder
monster
morgen
onder
persoon
vreugde
wonder
fietsen
banden
beelden
bergen
branden
feesten
fietsen
kaarten
kasten
lichten
plaatsen
planten
sla
ha
ja
la
ma
na
nu
pa
sla
stro
vla
vlo
zo
-d –t
Een paard heeft een staart
Hoor je aan het eind een -t:
langer maken, misschien wordt het een -d
weglaten bij lange klank
Apen
Verdeel het woord in klankgroepen.
Is de klank lang,
dan zet ik één letter op de gang.
(Behalve aan het eind de ee,die schrijf je altijd
met z’n twee.)
Woordpakket thema 9 (Taal Actief 3 groep 4)
hond
jager
armband
geld
goedkoop
hemd
hoed
iemand
kind
kleed
lied
mand
pond
schuld
stad
veld
vijand
vreemd
waard
wild
wind
zaad
avond
beter
bodem
boter
dader
deken
hamer
jager
kleren
kogel
leraar
meter
muziek
neger
olie
regen
slager
tomaat
toneel
water
bakker
apen
allemaal
appel
bakker
binnen
emmer
jullie
kapper
kassa
lekker
spullen
apen
beren
broden
dagen
draden
ogen
platen
sloten
schuren
vragen
-d –t
Een paard heeft een staart
Hoor je aan het eind een -t:
langer maken, misschien wordt het een -d
verdubbelen na korte klank
kikker
Verdeel het woord in klankgroepen.
Na een korte klank
komen er twee medeklinkers op de bank.
_____
weglaten bij lange klank
Apen
Verdeel het woord in klankgroepen.
Is de klank lang,
dan zet ik één letter op de gang.
(Behalve aan het eind de ee,die schrijf je altijd
met z’n twee.)
Woordpakket thema 10 (Taal Actief 3 groep 4)
jager
keuken
adem
boven
dame
even
grootvader
haven
hemel
hotel
kamer
koper
lezer
lokaal
mager
motor
najaar
open
overal
tegen
wapen
zadel
buiten
ieder
keuken
moeder
vleugel
vlieger
vroeger
zieke
ballen
ballen
blokken
bommen
bossen
brillen
bruggen
bussen
sokken
spinnen
steppen
tikken
trappen
boeken
boeken
boeren
fluiten
fouten
hoeden
kleuren
kousen
mouwen
scheuren
schoenen
sleutels
sleutels
spiegels
tafels
tekens
torens
vingers
vissers
vogels
wortels
zolders
weglaten bij lange klank
Apen
Verdeel het woord in klankgroepen.
Is de klank lang,
dan zet ik één letter op de gang.
(Behalve aan het eind de ee,die schrijf je altijd
met z’n twee.)
verdubbelen na korte klank
kikker
Verdeel het woord in klankgroepen.
Na een korte klank
komen er twee medeklinkers op de bank.
Download