Hoezo jeugdtheater?! De positie van jongeren binnen het Nederlandse jeugdtheater Master Thesis Theatre Studies Universiteit Utrecht Heleen de Hoon 3432815 Begeleiding: Prof. dr. Maaike Bleeker 15 augustus 2011 Inhoudsopgave Inleiding 2 1. Een overzicht van het Nederlandse jeugdtheaterveld 4 1.1 Beleid 5 1.2 Jeugdtheater binnen de basisinfrastructuur 6 1.3 Jeugdtheater binnen het Fonds Podiumkunsten 10 1.4 Nederlands jeugdtheater: De cijfers 13 1.5 Verwarring 15 2. Waarom moet er een onderscheid gemaakt worden tussen kinderen en jongeren binnen de groep ‘jeugd’? 16 2.1 Ontwikkelingspsychologie 17 2.2 Kinderen 18 2.3 Jongeren 19 2.4 Waarom kinderen en jongeren dienen te worden beschouwd als aparte groepen 3. Wat is de specificiteit van jongeren als doelgroep? 20 21 3.1 Wat houdt jongeren bezig? 22 3.2 Wat is kenmerkend voor jongeren van nu? 25 3.3 De specificiteit van jongeren als theaterdoelgroep 26 4. Hoe verhoudt de specificiteit van jongeren zich tot de voorstellingen die jeugdtheatergezelschappen maken? 28 4.1 Voorstellingen 29 4.2 Thematiek 29 4.3 Structuur 31 Conclusie 34 Nawoord 36 Bibliografie 37 1 Inleiding In het Nederlandse theaterlandschap wordt zelden onderscheid gemaakt tussen kindertheater en jongerentheater. Toch is er een groot verschil tussen kinderen en jongeren als doelgroep. In deze scriptie zal ik me vooral richten op de tweede groep: de jongeren. Ik pleit voor een onderscheid tussen kindertheater en jongerentheater, met als doel jongeren uit het jeugdtheaterveld te lichten. Daartoe zal ik zichtbaar maken wat de positie van jongerentheater binnen het jeugdtheaterbestel is en een omschrijving maken van wat het specifieke van jongeren als doelgroep is. Binnen het Nederlandse theaterlandschap wordt jeugdtheater over het algemeen beschouwd als één genre. Onder jeugdtheater wordt al het theater verstaan dat gemaakt wordt voor iedereen onder de 18 jaar. Een jeugdtheatergezelschap kan zowel voor kinderen als voor jongeren theater maken. Door de term ‘jeugd’ te gebruiken is het niet duidelijk wat de doelgroep van een jeugdtheatergezelschap is. Maken zij theater voor kinderen, voor jongeren, of allebei? Deze twee groepen onder één noemer samenvatten is problematisch, omdat er een groot verschil tussen kinderen en jongeren bestaat. Door alles jeugdtheater te noemen blijft de individuele specificiteit van kindertheater, maar vooral die van jongerentheater onzichtbaar. Ik richt mij op de positie van jongeren binnen het jeugdtheaterveld. In de psychologie wordt een onderscheid gemaakt tussen kinderen onder en boven de 12 jaar. Vanaf deze leeftijd beginnen kinderen aan hun ontwikkeling naar volwassenheid. Ze ontwikkelen een eigen mening en smaak en worden kritisch ten opzichte van de informatie die ze wordt aangeboden. Door de grote veranderingen die zij doormaken, zou je verwachten dat ook de benadering van jongeren heel anders is dan de benadering van kinderen als theaterdoelgroep. In deze scriptie zal ik ingaan op dit onderscheid en hoe dit gemaakt wordt of kan worden. Deze scriptie bestaat uit vier delen. In het eerste hoofdstuk breng ik het Nederlandse jeugdtheaterveld in kaart. Hierbij kijk ik naar welke jeugdtheatergezelschappen er zijn en voor welke leeftijdsgroep zij voorstellingen maken. Ik richt me op gesubsidieerde gezelschappen en de voorstellingen die zij in theaters hebben gespeeld gedurende het theaterseizoen 2010-2011. Voorstellingen die op scholen zijn gespeeld laat ik hierbij buiten beschouwing. Het in kaart brengen van het veld toont dat een groot aandeel van het jeugdtheateraanbod op dit moment bestemd is voor kinderen en niet voor jongeren. Daarnaast bespreek ik hoe deze gezelschappen zichzelf definiëren. Hierdoor wordt zichtbaar dat ‘jeugdtheater’ een onduidelijke verzamelterm is, waardoor er te weinig een 2 onderscheid wordt gemaakt tussen kinderen en jongeren. In hoofdstuk 2 ga ik verder in op dit onderscheid. Vanuit psychologisch perspectief laat ik zien waarom de tweedeling tussen kinderen en jongeren noodzakelijk is. Om dit te doen zal ik aan de hand van ontwikkelingspsychologie de verschillen tussen deze twee groepen bespreken. Hierbij kijk ik naar de cognitieve en sociale ontwikkeling van kinderen en jongeren. Vervolgens ga ik in hoofdstuk 3 verder in op jongeren als doelgroep. Nu we de psychologische eigenschappen kennen die hen van kinderen onderscheiden kunnen we jongeren uitlichten binnen de groep ‘jeugd’. Dit hoofdstuk is een omschrijving van de specificiteit van jongeren, waarbij de nadruk ligt op jongeren van nu. Door een omschrijving te maken van jongeren als doelgroep, kan mogelijk ook een richting bepaald worden voor de specificiteit van jongerentheater binnen het jeugdtheater. Tot slot zal ik in hoofdstuk 4 bekijken voor wie het jeugdtheater dat we in hoofdstuk 1 in kaart hebben gebracht nu eigenlijk is. Hierbij richt ik mij op de voorstellingen die gemaakt zijn voor jongeren. Zijn de voorstellingen die voldoen aan deze leeftijdscategorie in overeenstemming met de specificiteit van jongeren zoals omschreven in hoofdstuk 3? Deze scriptie zal resulteren in een overzicht van het huidige jeugdtheaterveld, waarin een onderscheid gemaakt wordt tussen kinder- en jongerentheater. Hiernaast maak ik het belang zichtbaar om een onderscheid te maken tussen kinderen en jongeren als doelgroep binnen het theater. De specificiteit van jongeren staat in groot contrast met hoe er over jeugdtheater geschreven wordt en hoe jeugdtheatergezelschappen zich over het algemeen definiëren. Kortom: Wanneer er wordt gesproken over jeugdtheater wordt meestal theater voor kinderen en niet voor jongeren bedoeld. In mijn conclusie doe ik tevens suggesties voor mogelijk vervolgonderzoek, om jongerentheater als zelfstandig genre te vestigen binnen het Nederlandse theaterlandschap. 3 1. Een overzicht van het Nederlandse jeugdtheaterveld In dit hoofdstuk breng ik het Nederlandse jeugdtheaterveld in kaart. Hierbij kijk ik naar welke gezelschappen er zijn en voor welke leeftijdsgroep zij voorstellingen maken. Het in kaart brengen van het jeugdtheaterveld zal tonen dat een groot aandeel van het jeugdtheateraanbod bestemd is voor kinderen en niet voor jongeren. Daarnaast wordt bij het omschrijven van deze gezelschappen zichtbaar dat de termen die binnen het jeugdtheaterveld gebruikt worden onderling van elkaar verschillen en niet altijd helderheid geven over wie de beoogde doelgroep is. Dit gebeurt zowel door de jeugdtheatergezelschappen zelf, als in de beleidsplannen waar zij onder vallen. Dit hoofdstuk bevat een overzicht van theatergezelschappen die hun doelgroep definiëren als jeugd, kinderen of jongeren. Gezelschappen die zichzelf presenteren als een gezelschap voor alle leeftijden inclusief jeugd worden hierbij niet meegeteld. Gezelschappen die zich richten op alle leeftijden zijn geen onderdeel van het jeugdtheaterveld, omdat het maken van theater voor jeugd niet hun eerste doelstelling is. Het valt op dat jeugdtheatergezelschappen zich vaak profileren als gezelschappen die voorstellingen maken voor jeugd, die voor volwassenen ook geschikt zijn. Dit is begrijpelijk vanuit het oogpunt dat een kind niet zonder ouder of begeleider naar het theater kan en deze ook moet worden gemotiveerd om de voorstelling te bezoeken. Omdat dit bij alle gezelschappen binnen mijn onderzoek het geval is, laat ik dit buiten beschouwing bij de omschrijvingen van de doelgroep per gezelschap. Ik richt me uitsluitend op gesubsidieerde gezelschappen. De gezelschappen die binnen mijn onderzoeksveld vallen zijn gesubsidieerd door de overheid, of door de overheid ingestelde fondsen die zich richten op professionele podiumkunsten. Deze zijn samen verantwoordelijk voor het professionele theateraanbod van Nederland. Van deze gesubsidieerde jeugdtheatergezelschappen kijk ik naar de voorstellingen die zij in theaters speelden in het theaterseizoen 2010-2011, voorstellingen die op scholen gespeeld werden laat ik hierbij buiten beschouwing. In 2009 ging het huidige subsidiesysteem van start vanuit het subsidieplan Kunst van Leven, onder leiding van de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Ronald Plasterk. De meest opvallende vernieuwing in deze cultuurnota is de invoering van de 4 basisinfrastructuur. Voor de basisinfrastructuur geldt “dat het Rijk verantwoordelijkheid neemt voor de invulling van een aantal functies in de culturele sector, en in dit kader instellingen subsidieert voor het uitvoeren van specifieke taken.”1 De fondsen worden meerjarig gesubsidieerd binnen deze cultuurnota. Hieronder valt ook het Fonds Podiumkunsten, dat diverse instellingen en gezelschappen subsidieert, waaronder een aantal jeugdtheatergezelschappen die in dit hoofdstuk ter sprake zullen komen. In de eerste paragraaf zal ik kort ingaan op het subsidieplan van Plasterk, om te tonen hoe er binnen het cultuurbeleid gesproken wordt over jeugdtheater. Daarna bespreek ik achtereenvolgens de jeugdtheatergezelschappen binnen de basisinfrastructuur en het Fonds Podiumkunsten. Het is belangrijk te vermelden dat ik bij het beschrijven van deze gezelschappen gebruik maak van hun eigen terminologie, wanneer het gaat om de aanduiding van hun doelgroep. Hiermee laat ik zien dat er een groot verschil is in het gebruik van termen om verschillende of juist dezelfde doelgroepen aan te duiden. Vervolgens zet ik de cijfers van het jeugdtheateraanbod van de basisinfrastructuur en het Fonds Podiumkunsten samen op een rijtje, om een overzicht te geven van het totale jeugdtheateraanbod van seizoen 2010-2011 en de verdeling daarbinnen. In deze paragraaf wordt zichtbaar hoe de verdeling tussen kindertheater en jongerentheater is binnen het jeugdtheater. Tot slot geef ik een kort overzicht van de verwarring die ontstaat in het jeugdtheaterdiscours zoals dat in dit hoofdstuk zichtbaar wordt en op welke wijze deze verwarring ontstaat. 1.1 Beleid In Kunst van Leven spreekt Plasterk van ‘jeugd en jongeren’, wanneer het gaat over het culturele aanbod in Nederland. “In de landelijke basisinfrastructuur is ruimte voor een breed jeugd- en jongerenaanbod op het gebied van theater, dans, muziek en muziektheater”.2 Wanneer hij spreekt over het theater voor jeugd en jongeren heeft hij het over ‘jeugdtheater’. Dit lijkt aan te geven dat hij met jeugd kinderen bedoelt, doordat hij een onderscheid maakt tussen jeugd en jongeren. Daarna gebruikt hij weer het woord kinderen. “De zorg voor een goed en divers podiumkunstenaanbod voor kinderen en jongeren is een culturele taak van onder andere de 1 Ronald Plasterk, Kunst van Leven: Hoofdlijnen Cultuurbeleid. (Den Haag, Koninklijke De Swart: 2007), 40. 2 Plasterk, 39. 5 landelijke overheid.”3 Hij gebruikt de term ‘jeugd’ echter ook als verzamelterm voor kinderen en jongeren samen: “Daarbij moeten ze rekening houden met aandacht voor verschillende leeftijdsgroepen (aanbod voor kinderen en jongeren).”4 Het is niet duidelijk of hij bedoelt dat een ‘jeugdgezelschap’ zowel kinderen als jongeren als doelgroep heeft, het is immers ook mogelijk dat zowel een kindergezelschap als een jongerengezelschap voor Plasterk ‘jeugdgezelschappen’ zijn. Jeugd wordt in deze uitspraak in ieder geval gebruikt als verzamelnaam voor zowel kinderen als jongeren. 1.2 Jeugdtheater binnen de basisinfrastructuur In 2009 werd het subsidiesysteem in haar huidige staat ingesteld door toenmalig minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ronald Plasterk. Door hem werd ook de zogenaamde basisinfrastructuur ingevuld, ook wel bekend als de BIS. De BIS heeft als doelstelling het cultuuraanbod divers, vernieuwend en van hoge kwaliteit te houden. Daarnaast zorgt de BIS ervoor dat het culturele aanbod landelijk verspreid is en dat in specifieke functies wordt voorzien. In de BIS wordt ook in het bijzonder aandacht besteed aan het culturele aanbod voor de jeugd. De periode 2009–2012 dient als opbouwperiode om een samenhangend podiumkunstenbestel te bereiken.5 Naast vier gezelschappen die zich richten op het maken van dans voor jeugd (vijf als je de jeugdafdeling van Introdans meetelt), zijn er negen jeugdtheatergezelschappen die samen de BIS vormen voor jeugdtheater. Hieronder een overzicht van deze gezelschappen en de toegekende subsidie.6 3 Plasterk, 43. 4 Plasterk, 44. 5 Rijksoverheid. Basisinfrastructuur muziek, theater en dans – 2-4-2011 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/muziek-theater-en-dans/subsidie-voor-muziek-theater-endans 6 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Subsidieplan 2009-2012 toekenningen na motie Hamer. Den Haag: 12-11-2008: 1. 6 Gezelschap Standplaats Toegekend bedrag Artemis ’s-Hertogenbosch € 880 297 Theater de Citadel Groningen € 504 717 Theatergroep Max. Rotterdam € 814 140 Sonnevanck Enschede € 280 978 Stella Den Haag Den Haag € 395 078 Het Filiaal Utrecht € 374 522 Het Laagland Sittard € 534 151 Theatergroep Kwatta Nijmegen € 499 048 De Toneelmakerij Amsterdam € 1 525 164 Als eerst geeft Artemis aan dat ze de grenzen tussen jeugd- en volwassenentheater wil opheffen. Hierin wordt het woord jeugdtheater gebruikt als verzamelnaam voor zowel kinderals jongerenvoorstellingen. Over de inhoud en doelstelling van haar voorstellingen zegt het gezelschap dat het moet gaan over thema’s waar kinderen mee worstelen, zoals vriendschap, familie en onmacht. Theater biedt volgens Artemis een plaats waar kinderen en volwassenen over die thema’s kunnen praten en wat ze gemeenschappelijk hebben kunnen delen. Het woord ‘jongeren’ wordt door Artemis niet gebruikt in de zelfomschrijving van het gezelschap. Alleen de term ‘kinderen’ wordt als verzamelterm voor de totale doelgroep gebruikt. In seizoen 2010-2011 speelde Theater Artemis de volgende voorstellingen in theaters: WAGENSPEl 7+, LAND VAN STILTE 12+, REIS VAN EEN RUS 9+, MOUCHETTE 14+ en FREULE JULIE 13+.7 Theater de Citadel is naar eigen zeggen een gezelschap voor kinderen en jongeren. Ze heeft in seizoen 2010–2011 dan ook voorstellingen gemaakt voor zowel kinderen als jongeren. In de omschrijving van het werk van het gezelschap wordt echter niet meer over jongeren gesproken, maar alleen over kinderen. Zo is de Citadel naar eigen zeggen bijvoorbeeld de uitvinder van het locatietheater voor kinderen. Daarnaast is een uitgangspunt van het gezelschap dat het jeugdtheaterpubliek veel serieuzer genomen moet worden dan volwassen publiek, doordat theater voor hen meer kan zijn dan alleen entertainment. Opvallend is dat de Citadel spreekt over de ‘goedgelovigheid’ van haar doelgroep: “Door hun 7 Artemis. Theater Artemis - 7-4-2011 www.artemis.nl 7 ‘goedgelovigheid’ is het theater meer dan alleen entertainment, het brengt een soort waarheid”. We kunnen hieruit opmaken dat de Citadel zich met name op kinderen richt. Kinderen zijn de absolute denkers, terwijl jongeren juist relatief denken en kritisch zijn. In het volgende hoofdstuk zal ik verder op dit verschil ingaan. Theater de Citadel speelde in theaterseizoen 2010-2011 de volgende voorstellingen in theaters: IEMAND ISSUM, NIEMAND ISSUM REST 8+, EEN GOED MENS UIT CHINA 8+, EEN HOOFD VOL 4+ en DE MOEDER, DE VADER EN DE 12+.8 Theatergroep Max. wil toegankelijke voorstellingen maken, waarbij een educatieve bedding vanzelfsprekend is. Ze geeft echter geen omschrijving van haar doelgroep. Het is wel opvallend hoe de stijl van de voorstellingen door het gezelschap wordt omschreven: “Voorstellingen van Max. hebben de helderheid van een kindertekening gecombineerd met de grilligheid van het kinderlijk denken.” Ook in dit geval wordt er niet gesproken over jongeren. We zouden nog kunnen zeggen dat het denken van een jongere grilliger is dan dat van een kind, maar een tekening zal de jongere niet aanspreken. De doelgroep van Max. is van XXXS (2,5 jaar) tot en met XXXL (14 jaar). In seizoen 2010-2011 speelde Theatergroep Max. de volgende voorstellingen in theaters: HET GEHEVEN VINGERTJE 10+, NACHT 14+, KORTJAKJE 5+, RAKETJE EN GEZOCHT: KONIJN 2,5+ en ALLEEN OP DE WERELD 8+.9 Sonnevanck heeft in het seizoen 2010–2011 zowel één voorstelling voor kinderen als één voorstelling voor jongeren gemaakt. Wanneer ze haar doelgroep omschrijft, geeft het gezelschap echter niet aan tot wie ze zich in het bijzonder richt. Sonnevanck maakt voorstellingen voor iedereen vanaf 4 jaar die een pleidooi zijn om zacht te blijven van binnen - ook al nodigt de wereld uit tot verharding - en in contact te blijven met je emoties. Deze uitspraak kan zowel voor kinderen als voor jongeren gelden, maar ook voor volwassenen. Hierdoor neemt Sonnevanck eigenlijk geen deel aan de verwarring binnen het jeugdtheaterdiscours, maar ze draagt ook niet bij aan de opheldering ervan. In 2010-2011 speelde Sonnevanck de volgende voorstellingen in theaters in Nederland: WOESTIJNWIND 6+ en LUCKY TRACK 12+.10 8 De Citadel. Theater de Citadel. – 7-4-2011 http://www.citadeltheater.nl/theater-de-citadel/ 9 Theatergroep Max. OVER MAX – 7-4-2011 http://www.tgmax.nl/over-max-/theatergroep-max-/36/ 10 Sonnevanck. Jeugdtheater Sonnevanck – 7-4-2011 http://www.sonnevanck.nl/sonnevanck/index.php 8 Ook Stella Den Haag schept geen duidelijkheid over de doelgroepen waar zij theater voor maakt. In het seizoen 2010–2011 heeft zij alleen theater gemaakt voor kinderen, maar Stella zegt per jaar drie nieuwe voorstellingen te willen maken voor kinderen vanaf 6 jaar. Bij de omschrijving van het soort voorstellingen geeft Stella Den Haag aan dat deze zijn bedoeld om ontroering en verwondering bij jeugd teweeg te brengen. Het gezelschap gebruikt de woorden kinderen en jeugd allebei als verzamelterm. Het woord jongeren komt niet in de zelfomschrijving van het gezelschap voor. Stella Den Haag speelde in 2010-2011 de volgende voorstellingen: KRASKRASI 9+, DE JONGE MATTHÄUS 10+, KIND NOCH KRAAI 9+, ZWART OP WIT 9+ en WERNER EET ZIJN SCHOEN OP 6+ (samenwerking met Kopergietery, een Vlaams jeugdtheatergezelschap).11 Het Filiaal maakte in seizoen 2010–2011 alleen voorstellingen voor kinderen. Ze omschrijft zichzelf als een jeugd- en muziektheatergezelschap. De omschrijving van haar voorstellingen betreft alleen kinderen. Het Filiaal maakt voorstellingen die naar eigen zeggen geschikt zijn voor de eerste theaterbeleving van kinderen, door hun universele muziek- en beeldtaal. Doordat het gezelschap zich richt op de eerste theaterbeleving van kinderen kunnen we er vanuit gaan dat ze jonge kinderen bedoelt, van basisschoolleeftijd. In 2010-2011 speelde Het Filiaal de volgende voorstellingen in theaters: MEVR. OPHELIA 6+, TAP ’N TABLA 8+, EINSTEIN, SNELLER DAN LICHT 8+ en HUIS 8+.12 Het Laagland is naar eigen zeggen een jeugd- en jongerentheatergezelschap. Ze wil voorstellingen maken die kinderen serieus nemen en jongeren prikkelen. Het Laagland noemt zowel kinderen als jongeren apart van elkaar als doelgroep van haar voorstellingen. Tegelijkertijd kiest ze voor de termen jeugd en jongeren wanneer het gaat om de beschrijving van het gezelschap. Jeugd kunnen we in dit geval beschouwen als een andere benaming voor kinderen, omdat jongeren apart worden benoemd. In seizoen 2010–2011 maakte Het Laagland echter alleen voorstellingen voor kinderen. Deze voorstellingen waren: HET ONEINDIGE VERHAAL 7+, MEESTER VAN DE ZWARTE MOLEN 8+, OSCAR’S HOOFD 4+.13 Theatergroep Kwatta is een jeugdtheatergezelschap dat zich richt op kinderen van 11 Stella Den Haag. Over Stella – 7-4-2011 http://www.stella.nl/over-stella/ 12 Het Filiaal. Het Filiaal – 7-4-2011 http://www.hetfiliaal.nl/content/het-filiaal 13 Het Laagland. Het Laagland – 7-4-2011 http://www.hetlaagland.nl/contact.php 9 basisschoolleeftijd. In seizoen 2010–2011 maakte ze dan ook alleen voorstellingen voor kinderen. Alleen in de omschrijving van het gezelschap wordt het woord ‘jeugd’ gebruikt, in het woord ‘jeugdtheatergezelschap’. Verder gebruikt Kwatta alleen ‘kinderen’ wanneer er wordt gesproken over de doelgroep. In seizoen 2010-2011 waren de volgende producties van Kwatta te zien in theaters: HOU VAN DIE HOND 8+, MIJN VRIEND WORDT SOMS EEN NEUSHOORN 7+ en KIJK... DAAR DRIJFT EEN PAN! 8+.14 De Toneelmakerij heeft in seizoen 2010–2011 zowel voorstellingen voor kinderen als voor jongeren gespeeld. Ze speelde de meeste voorstellingen voor jongeren van alle gezelschappen in de BIS en het Fonds Podiumkunsten. In de omschrijving van het werk van de Toneelmakerij wordt een onderscheid gemaakt tussen kinderen en jongeren en er wordt geen gebruik gemaakt van de term jeugd. De Toneelmakerij speelt voor kinderen en jongeren en in al haar voorstellingen staat het perspectief van dat jonge publiek centraal. De Toneelmakerij speelde in 2010-2011 een groot aantal voorstellingen in theaters, namelijk: CLYDE EN BONNIE 15+, HUMAN CARGO 15+, NO MANS LAND 12+, FANNY & ALEXANDER 8+, WAAKHONDJE 9+, DE STORM 8+, THAIBOX VERDRIET 15+, ANNE EN ZEF 10+ en KIEZEL 5+.15 1.3 Jeugdtheater binnen het Fonds Podiumkunsten In Kunst voor Leven geeft Ronald Plasterk aan dat voor gezelschappen in het zogenaamde artistiek middensegment geen rijksverantwoordelijkheid nodig is. Daarvoor dienen de fondsen die ingesteld zijn door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze fondsen hebben de expertise om te beslissen over de artistieke ontwikkeling binnen dit middensegment. Het Fonds Podiumkunsten, ook wel Fonds, is het cultuurfonds voor muziek, muziektheater, dans en theater in Nederland. Dit fonds geeft namens de Rijksoverheid ondersteuning aan alle vormen van professionele podiumkunst. 16 Het Fonds biedt vierjarige subsidies, tweejarige projectsubsidies, afnamesubsidies en individuele subsidies. Op dit moment maken jeugdtheatergezelschappen alleen gebruik van de 14 Theatergroep Kwatta. Kwatta Jeugdtheater – 7-4-2011 http://www.kwatta.info/#/?p=9 15 De Toneelmakerij. De Toneelmakerij – 7-4-2011 http://www.detoneelmakerij.nl/index.php?cat=3 16 NFPK. Fonds Podiumkunsten. – 2-4-2011 http://www.fondspodiumkunsten.nl/over_het_fonds/ 10 vierjarige subsidies van het Fonds. Opvallend aan het Fonds Podiumkunsten is dat ze geen onderscheid maakt binnen haar subsidies tussen theater voor jeugd en theater voor volwassenen, zoals in de basisinfrastructuur wel gebeurt. Het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten subsidieert in totaal 41 theatergezelschappen voor een periode van vier jaar, waaronder de volgende zes gezelschappen die zich richten op jeugd: Gezelschap Standplaats Toegekend bedrag Toneelschap Beumer & Drost Amsterdam € 389 322 Theatergroep Siberia Rotterdam € 209 927 Theater Terra Amsterdam € 260 309 Speeltheater Holland Edam € 644 661 Theater Gnaffel Zwolle € 210 329 Theatergroep ZEP Amsterdam € 284 022 Toneelschap Beumer & Drost legt de nadruk op kinderen van basisschoolleeftijd en richt zich op hun eerste theaterbezoek, dat laagdrempelig moet zijn. Toneelschap Beumer & Drost heeft in seizoen 2010–2011 dan ook alleen voorstellingen voor kinderen gespeeld. In de omschrijving van het werk van het gezelschap wordt er alleen gesproken over jong publiek of kinderen, nooit over jongeren. Het gezelschap gebruikt de term ‘jeugd’ echter wel om een bepaald soort publiek te omschrijven. “Jeugd heeft niet alleen betrekking op leeftijd. Jeugd heeft ook te maken met een frisse, jeugdige kijk op zaken. Jeugd is ook: jong van idee, nog nooit eerder vertoond.” In 2010-2011 speelde Beumer & Drost de volgende voorstellingen in theaters: LANG ZAL DIE WEZEN 8+ en DE MAN MET DE BAKKEBAARDEN 8+.17 Theatergroep Siberia maakt naar eigen zeggen uitdagend theater voor jeugd en 17 Toneelschap Beumer & Drost. Voor wie is B&D? – 7-4-2011 http://www.beumerendrost.nl/n_html/n_biografie/n_bio_voor_wie.html 11 jongeren. Ze maakt onderscheid tussen een jeugdvoorstelling, jongerenvoorstelling en familievoorstelling. Theatergroep Siberia maakt verder geen onderscheid tussen kinderen en jongeren wanneer er wordt gesproken over de doelgroep van de voorstellingen die ze maakt. Er wordt ook niet verder toegelicht wie er wordt bedoeld met jeugd, maar omdat het los van jongeren genoemd wordt kunnen we er wederom vanuit gaan dat hier kinderen mee worden bedoeld. In seizoen 2010-2011 speelde Theatergroep Siberia zowel voor kinderen als voor jongeren voorstellingen. Dit waren de volgende voorstellingen: SPINAZIE SPINOZA 6+, TWIST 8+ en VLOEK 12+.18 Theater Terra richt zich op jonge kinderen en hun ouders. In het seizoen 2010–2011 maakte het gezelschap twee voorstellingen voor kinderen. Er bestaat bij Terra geen onduidelijkheid over de doelgroep, ze richt zich alleen op kinderen en niet op jongeren. Er wordt bij de omschrijving van het gezelschap of de voorstellingen van het gezelschap ook niet gesproken over jeugd. Theater Terra speelde in 2010-2011 de volgende voorstellingen in theaters: SPUIT ELF 4+ en DE GEBROEDERS LEEUWENHART 7+.19 Speeltheater Holland noemt haar voorstellingen kindertheater of jeugdtheater. In seizoen 2010–2011 maakte het gezelschap alleen voorstellingen voor kinderen. Het gezelschap beantwoordt de vraag “Kindertheater of jeugdtheater?” als volgt: “Speeltheater Holland maakt voornamelijk theater voor kinderen, en staat daarom bekend als jeugdtheater of kindertheater. Maar we gaan er van uit dat elke goede voorstelling ook interessant is voor volwassenen, en soms worden voorstellingen specifiek als familievoorstelling aangeboden.” Door de onderlinge uitwisselbaarheid van de woorden kinderen en jeugd mogen we aannemen dat met jeugdtheater ook kindertheater wordt bedoeld en dat het niet als verzamelterm wordt gebruikt voor kinderen en jongeren. Het gezelschap maakt dan ook geen voorstellingen voor jongeren. Speeltheater Holland speelde in 2010-2011 de volgende voorstellingen in theaters: NILS HOLGERSSON 8+, ADIOS 6+ en STEEN PAPIER SCHAAR 5+. 20 Theater Gnaffel wil voorstellingen maken die aansluiten bij de belevingswereld van kinderen, waar deze doelgroep zich in kan herkennen. In het seizoen 2010–2011 maakte 18 Theatergroep Siberia. Theatergroep Siberia – 7-4-2011 http://theatergroepsiberia.nl/over 19 Theater Terra. Over Theater Terra – De leukste familiemusicals! – 7-4-2011 http://www.theaterterra.nl/over-theater-terra 20 Speeltheater Holland. speeltheater contact – 7-4-2011 http://www.speeltheater.nl/Nhome.html 12 Gnaffel vier voorstellingen, allen voor kinderen. Ze maakt geen voorstellingen voor jongeren en spreekt ook niet over de doelgroep die ze willen benaderen als ‘jeugd’. In 2010-2011 speelde Theater Gnaffel de volgende voorstellingen in theaters: DE KONING EN DE REST 8+, NACHTVERHAAL 4+, HET BOEK VAN ALLE DINGEN 7+ en ROODKAPJE EN ASSEPOESTER 6+.21 Theatergroep ZEP is het enige gezelschap dat zich alleen maar richt op jongeren. In seizoen 2010–2011 maakte ZEP alleen één voorstelling voor jongeren. Het is opvallend dat in de omschrijving van de doelgroep van de voorstellingen eerst volwassenen worden genoemd. “Onze voorstellingen zijn aantrekkelijk en interessant voor volwassenen, maar spreken ook jongeren aan.” Het gezelschap richt zich echter volledig op jongeren, ook op het gebied van educatie. De omschrijving van hun werk bevat nergens het woord jeugd of kinderen. ZEP speelde in 2010-2011 de voorstelling PIMP 14+ in theaters.22 1.4 Nederlands jeugdtheater: De cijfers In het theaterseizoen 2010–2011 zijn er in totaal 55 verschillende jeugdtheatervoorstellingen gespeeld in theaters door de jeugdtheatergezelschappen binnen de BIS en het Fonds. Het is gebruikelijk voor jeugdtheatergezelschappen om aan te geven voor welke leeftijd hun voorstellingen geschikt zijn. Alle jeugdtheatergezelschappen doen dit op hun website en ander promotiemateriaal. Onderstaande tabel is een schematische weergave van in het theater gespeelde jeugdtheatervoorstellingen in het seizoen 2010–2011 per doelgroepleeftijd. 21 Theater Gnaffel. Theater Gnaffel – 7-4-2011 http://www.gnaffel.nl/?pageAlias=gnaffel 22 Theatergroep ZEP. Theatergroep ZEP: over zep – 7-4-2011 http://www.zep.nu/over-zep/ 13 Aantal voorstellingen van jeugdtheatergezelschappen gespeeld in theaters in seizoen 2010 – 2011 per doelgroepleeftijd. 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 BIS Artemis X De Citadel Theatergroep MAX. X X* X Stella Den Haag X Het Filiaal X X Theatergroep Kwatta X X X X X De Toneelmakerij NFPK Toneelschap Beumer & Drost Theatergroep Siberia X XX Sonnevanck Het Laagland X X X X XXX X X X XXX X X X XX X XX X XXX XX X Theater Terra X Speeltheater Holland X X X Theater Gnaffel X X X X X X X Theatergroep ZEP X TOTAAL 1 4 3 6 5 16 5 3 5 1 3 3 * Theatergroep MAX maakte deze voorstelling voor de doelgroep 2,5+ Theatergroep Max. maakt sinds theaterseizoen 2010-2011 ook voorstellingen voor peuters en bedient met haar voorstelling voor 2,5+ de jongste theaterbezoekers. De Toneelmakerij speelde drie voorstellingen voor 15+, dat is de oudste doelgroep binnen het jeugdtheater. In de tabel is een scheiding aangebracht bij de leeftijd 12 jaar. Vanaf 12+ is de tabel blauwgekleurd. Dit is de scheidslijn tussen kinderen en jongeren. In hoofdstuk 2 ga ik verder in op dit onderscheid en waarom dit noodzakelijk is binnen het jeugdtheater. In deze tabel valt op hoe de verdeling is in het aanbod voor deze twee groepen. Van de negen groepen in de BIS besteden er vijf naast kindertheater ook aandacht aan jongerentheater. De overige vier gezelschappen speelden dit seizoen alleen voorstellingen voor kinderen. Binnen het Fonds zijn er twee gezelschappen die voorstellingen voor jongeren hebben gespeeld, van de zes in totaal. Daarvan speelde Theatergroep ZEP als enige gezelschap alleen voor jongeren. Het is opvallend dat de bovengrens van de doelgroepleeftijd binnen het jeugdtheater ligt bij 15+, waardoor 16+ en 17+ geen aparte doelgroepen zijn. Een groot deel van de voorstellingen is bestemd voor de doelgroep 8+. Maar liefst 16 voorstellingen werden in totaal voor deze doelgroep gespeeld, dat is 29% van het 14 totaalaanbod. In de tabel is ook te zien dat 43 van de 55 gespeelde voorstellingen bestemd is voor kinderen. Dat is 78% van het totaalaanbod van het seizoen 2010–2011. Binnen het jeugdtheater is een ongelijke verdeling tussen het aanbod voor kinderen en jongeren. Binnen de basisinfrastructuur besteden gezelschappen meer aandacht aan jongeren dan de gezelschappen die door het Fonds Podiumkunsten gesubsidieerd zijn. Er is maar één gezelschap dat zich exclusief op jongeren richt, namelijk Theatergroep ZEP. De overige gezelschappen hebben een voorkeur voor theater voor kinderen of maken voorstellingen voor zowel kinderen als jongeren. 1.5 Verwarring Zoals in dit hoofdstuk zichtbaar wordt wanneer we kijken naar het beleidsplan en de zelfdefiniëring van de jeugdtheatergezelschappen binnen de BIS en het Fonds, leidt het gebruik van de termen ‘jeugd’, ‘kinderen’ en ‘jongeren’ in het jeugdtheaterveld tot verwarring. Het woord ‘jeugd’ wordt soms gebruikt als verzamelterm voor kinderen en jongeren samen, maar soms ook alleen voor kinderen. Soms wordt zelfs niet toegelicht wie er nu eigenlijk wordt bedoeld wanneer er wordt gesproken over jeugd. In het jeugdtheaterbeleid wordt gesproken over jeugd wanneer kinderen worden bedoeld, maar ook wanneer het totale aanbod voor kinderen en jongeren wordt bedoeld. Hier ontstaat al een deel van de verwarring in het jeugdtheaterdiscours. De jeugdtheatergezelschappen varen allen hun eigen koers wanneer het gaat om het gebruik van de termen jeugd, kinderen en jongeren. Sommige gezelschappen hanteren dezelfde indeling als in beleidsplannen, zoals Het Laagland. De gezelschappen die het meest duidelijk zijn in het gebruik van termen binnen het jeugdtheaterdiscours richten zich alleen op kinderen, zoals Theater Terra en Theater Gnaffel. Deze gezelschappen vertroebelen hun zelfomschrijving echter weer door te vermelden dat de voorstellingen die ze maken eigenlijk voor iedereen zijn. Dan zijn er ook nog een aantal gezelschappen die zich niet wagen aan het terminologische mijnenveld dat het jeugdtheaterdiscours is, zoals Sonnevanck. Door geen uitspraken te doen over hun doelgroep houden ze zich buiten de verwarring, maar geven ze ook geen opheldering over de terminologie binnen het jeugdtheaterdiscours. De grootste boosdoener is misschien wel de term ‘jeugdtheater’ zelf. Deze is waarschijnlijk ontstaan als verzamelterm. Ze is echter door ieder gezelschap toegeëigend en toegepast op de doelgroep waar dat gezelschap theater voor wil maken. Hierdoor wordt jeugd soms gebruikt om kinderen aan te duiden, soms voor jongeren en soms voor allebei, net hoe 15 het uitkomt. Het zou overzichtelijker zijn om de term ‘jeugd’ alleen nog als verzamelterm te gebruiken. Verder dient men te spreken over kinderen of jongeren en over kindertheater en jongerentheater. Dit geldt ook voor gezelschappen. Ideaal gezien zou er een onderscheid gemaakt dienen te worden tussen een kindertheatergezelschap en een jongerentheatergezelschap. Alleen wanneer een gezelschap voorstellingen voor zowel kinderen als jongeren maakt, is het een jeugdtheatergezelschap. In het volgende hoofdstuk zal ik verder ingaan op de noodzaak om een onderscheid te maken tussen kinderen en jongeren. 2. Waarom moet er een onderscheid gemaakt worden tussen kinderen en jongeren binnen de groep ‘jeugd’? In dit hoofdstuk ga ik verder in op de noodzaak om binnen de doelgroep jeugd een onderscheid te maken tussen kinderen en jongeren. Vanuit psychologisch perspectief zal ik aantonen waarom het van belang is een onderscheid te maken tussen deze twee groepen. Om dit te doen maak ik gebruik van de ontwikkelingspsychologie. De groep die in het theater wordt aangeduid als ‘jeugd’, beslaat de peuterperiode tot en met de adolescentie, 2 tot en met 18 jaar. De nadruk van mijn onderzoek ligt echter op het uitlichten van jongeren (die de adolescentieleeftijd hebben) binnen deze verzamelgroep. Vanzelfsprekend breidt de ontwikkeling van een kind zijn mogelijkheden steeds verder uit, zowel fysiek als sociaal. Hoe ouder het kind wordt, hoe meer het kan en begrijpt. Het is dus niet ondenkbaar om te pleiten voor een groot aantal aparte doelgroepen binnen deze leeftijdsgroep, bijvoorbeeld per groep, zoals dat op school gebeurt. Een jeugdtheatervoorstelling kan bijvoorbeeld geschikt zijn voor groep 7 en 8. Het gaat mij echter niet om alle mogelijke groepen die gemaakt zouden kunnen worden binnen de groep ‘jeugd’, het gaat mij er om een scheidslijn te trekken tussen de groepen kinderen en jongeren. Dit zou volgens mij moeten gebeuren vanaf 12 jaar. Om dit te onderbouwen zal ik in paragraaf 2.1 een korte uitleg geven van de ontwikkelingspsychologie en hoe ik deze toepas in mijn pleidooi voor de benadering van kinderen en jongeren als aparte doelgroepen. In paragraaf 2.2 ga ik in op de belangrijkste kenmerken van kinderen. Vervolgens omschrijf ik in paragraaf 2.3 jongeren en wat hen onderscheid van kinderen in hun ontwikkeling. Tot slot concludeer ik in paragraaf 2.4 dat deze twee groepen van elkaar gescheiden dienen te worden. 16 2.1 Ontwikkelingspsychologie Ontwikkeling kenmerkt zich door verandering en vooruitgang. Bij ontwikkeling wordt de beginsituatie verlaten om te veranderen of vooruit te gaan. Een ontwikkeling is niet cyclisch, de verandering of vooruitgang die hoort bij het woord ‘ontwikkeling’ is onomkeerbaar. Er moet sprake zijn van een vorm van progressie. De menselijke ontwikkeling bestaat uit verandering en vooruitgang op twee niveaus: van klein naar groot (groei) en van eenvoudig naar complex (differentiatie). Liesbeth van Beemen geeft in Ontwikkelingspsychologie de volgende definitie van ontwikkeling: “Ontwikkeling wordt opgevat als een reeks progressieve veranderingen die tot hogere niveaus van differentiatie en functioneren leiden.”23 Deze periode van groei en differentiatie eindigt met het bereiken van volwassenheid, hoewel de mens altijd blijft leren en psychologisch aan verandering onderhevig is. De ontwikkelingspsychologie richt zich op de kinder- en jeugdjaren.24 Binnen de ontwikkelingspsychologie is de factor tijd een belangrijk element. Het is gebruikelijk om de ontwikkeling van het kind in periodes op te splitsen. De meest voorkomende indeling is de volgende: babyperiode 0 - 12 maanden peuterperiode 1 - 4 jaar kleuterperiode 4 - 6 jaar schoolperiode 6 - 12 jaar adolescentie 12 - 18 jaar De ontwikkeling van kinderen wordt over het algemeen onderverdeeld in drie gebieden. Robert Feldman geeft in Ontwikkelingspsychologie een overzicht van de ontwikkeling van de mens per periode in deze drie gebieden. Hij spreekt van de fysieke ontwikkeling, de cognitieve ontwikkeling en de sociale ontwikkeling of persoonlijkheidsontwikkeling. Wanneer we kijken naar de ontwikkeling van kinderen als theaterdoelgroep zijn vooral de laatste twee gebieden interessant, omdat ze het vermogen tot begrip en waarnemen van het 23 Liesbeth van Beemen, Ontwikkelingspsychologie. (Groningen: Wolters-Noordhoff: 2001): 18. 24 Beemen, 18. 17 kind betreffen. De cognitieve ontwikkeling is de ontwikkeling die betrekking heeft op de manier waarop het gedrag van mensen wordt beïnvloed door groei en verandering in de eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden. De cognitieve ontwikkeling betreft de groei en verandering in de intellectuele vermogens van het kind. Leren, geheugen, probleemoplossing en intelligentie zijn hier een onderdeel van.25 De sociale ontwikkeling is de ontwikkeling die betrekking heeft op de manier waarop de interacties van mensen met elkaar en hun sociale relaties in de loop van hun leven groeien, veranderen en stabiel blijven. De persoonlijkheidsontwikkeling is de ontwikkeling die betrekking heeft op de stabiliteit en verandering in de karaktereigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden. Deze groep betreft ook de emotionele ontwikkeling van het kind.26 2.2 Kinderen In hoofdstuk 1 hebben we in het overzicht van het jeugdtheateraanbod gezien, dat er voor vier- en vijfjarigen, kleuters, ook theater wordt gemaakt. (En zelfs één peutervoorstelling door Theatergroep Max.). Vanaf 4 jaar verlaten kinderen de voltijd zorg van ouders en verzorgers om een deel van hun tijd op school door te brengen. Deze leeftijd vormt het startpunt van theatermakers en dus ook dat van mijn onderzoek. Er is iets voor te zeggen om de groepen kinderen en jongeren in meerdere groepen in te delen, omdat elke leeftijd (of elke groep op school) een ander moment kenmerkt in de ontwikkeling van het kind. Maar het is mij te doen om de grote schakel die zichtbaar is tussen kinderen en jongeren vanaf ongeveer 12 jaar. Het potentieel van kinderen als doelgroep is anders dan dat van jongeren, dat is waar het in dit hoofdstuk om gaat. De kindertijd wordt in de ontwikkelingspsychologie aangeduid als de schooltijd. Het gaat dan om kinderen in de leeftijd van 6 tot 12 jaar. Deze leeftijdsgroep wordt zo genoemd, omdat school en het leren de belangrijkste aspecten van het leven van het kind zijn tijdens deze leeftijd. De ontwikkeling in de schooltijd is geleidelijk, een kind zal de vaardigheden die hij leert tijdens deze periode steeds beter beheersen. Peuters en kleuters vallen buiten deze groep, maar deze zal ik niet apart bespreken. Omdat ik mij niet richt op de diverse groepen 25 Feldman, R. Ontwikkelingspsychologie. (Amsterdam: Pearson Education Benelux: 2009): 6. 26 Feldman, 6. 18 die zouden kunnen worden gemaakt binnen ‘jeugd’, maar op de scheidslijn tussen kinderen en jongeren, schaar ik peuters en kleuters bij de groep die ik vanaf nu ‘kinderen’ zal noemen. De cognitieve ontwikkeling in de schooltijd gaat vooral om de verbetering van begrip, het oplossen van problemen door middel van logische operaties en het geheugen. Kinderen passen logische operaties toe om problemen op te lossen en kunnen zaken vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Daarnaast verbetert hun inzicht in sociale conventies steeds meer en zijn kinderen naarmate ze ouder worden steeds beter in staat hun eigen gedrag te zelfmonitoren. Dit wil zeggen dat ze steeds meer bewust worden van hun gedrag en hier veranderingen in kunnen aanbrengen. De sociale ontwikkeling tijdens de schooltijd kenmerkt zich door een toename van zelfbesef. Naast de bewustwording van gedrag gebruiken kinderen psychische eigenschappen om zichzelf te definiëren “Ik ben aardig” in plaats van bijvoorbeeld bezit “Ik heb een kat”. Er ontstaat steeds meer een besef van wat wel en niet kan en kinderen benaderen sociale problemen met het doel respect van anderen te behouden. Daarnaast worden ze gevoelig voor wat acceptabel gedrag is binnen maatschappelijke conventies. In de schooltijd blijven meisjes en jongens liever uit elkaars buurt en vormen groepen onderling. Meisjes zullen meestal vriendschappen in paren aangaan, terwijl jongens voor in groepen met elkaar omgaan. 2.3 Jongeren De periode van de leeftijdsgroep die ik in mijn scriptie aanduid als ‘jongeren’ staat in de ontwikkelingspsychologie meestal bekend als de ‘adolescentie’. Deze groep is gemiddeld 12 tot 18 jaar oud en maakt drastische veranderingen door ten opzichte van de geleidelijke ontwikkeling die in de schooltijd heeft plaatsgevonden. De cognitieve ontwikkeling in de adolescentie biedt nieuwe mogelijkheden van nadenken en probleem oplossen. In de adolescentie begint een mens met abstract denken. Er wordt formele logica gebruikt om abstract na te denken over problemen. Er hoeven niet langer concrete voorbeelden te worden gebruikt zoals in de schooltijd, zoals bijvoorbeeld taartpunten bij het oefenen van delen bij rekenen. Er kan nu gebruik worden gemaakt van abstracte formules met alleen A en B zonder een concrete invulling van deze gegevens. Jongeren zijn tevens in staat om hypothetisch te denken en hun aandacht te verdelen.27 27 Feldman, R. Ontwikkelingspsychologie. (Amsterdam: Pearson Education Benelux: 2009): 472. 19 Daarnaast maakt absoluut denken plaats voor relatief denken. Er is een herkenning en toepassing van nuances en perspectief. De verbetering van verbale vaardigheden maakt dat de jongere zich hierover ook steeds beter kan uitdrukken. In deze periode ontstaat ook het zelfbewustzijn en introspectie. De jongere is zich hierdoor bewust dat hoe hij zich voelt en gedraagt beïnvloed kan worden door allerlei factoren. Door deze laatste ontwikkeling ontstaat er volgens sommige theoretici ook een gevoel van egocentrisme, jongeren kunnen het gevoel hebben dat er altijd naar hen gekeken wordt en dat de wereld daarom om hen draait. De sociale ontwikkeling in de adolescentie heeft betrekking op het zelfbeeld en het gevoel van eigenwaarde. Het zelfbeeld wordt steeds meer gestructureerd en gedetailleerd. De jongere verwerkt in zijn zelfomschrijving ook de percepties van en de relaties met anderen. De belangrijkste activiteit in de sociale -, emotionele - en persoonlijkheidsontwikkeling is het definiëren van identiteit. Dit gebeurt voornamelijk door vergelijking met leeftijdsgenoten. De relaties met leeftijdsgenoten helpen bij het definiëren van acceptabele rollen. Daarnaast wordt populariteit belangrijk en wordt er een groep gezocht om zich mee te identificeren en bij te horen. Deze groepsdruk kan ook leidend zijn in de vormgeving van de identiteit. Daarnaast gaat seksualiteit een belangrijke rol spelen bij de identiteitsvorming.28 Seksualiteit is tevens een thema dat de gedachten van jongeren bevolkt. Frank Verhulst geeft in De ontwikkeling van het kind aan dat het overgrote deel van adolescenten in fantasie met seks bezig is. Hierbij richt de fantasie van jongens zich meestal op seksueel gedrag, terwijl meisjes zich meer op de (geromantiseerde) context richten.29 Deze gedachtes en gevoelens in combinatie met het eerder omschreven gevoel van egocentrisme kunnen leiden tot (gedachtes over) relaties die de hoogte prioriteit krijgen in het leven van de jongere. 2.4 Waarom kinderen en jongeren dienen te worden beschouwd als aparte groepen Vanuit de omschreven kenmerken wordt zichtbaar waarom we kinderen en jongeren niet kunnen beschouwen als één groep. Er is een fundamenteel verschil in mogelijkheden op het gebied van begrip, waarneming en reflectie. Het belangrijkste verschil tussen kinderen en jongeren is het streven naar autonomie 28 Feldman, 504. 29 Frank Verhulst, De ontwikkeling van het kind. (Assen: Koninklijke van Gorcum, 2008): 139. 20 en het vormen van eigen ideeën en identiteit door jongeren, ten opzichte van het morele besef van kinderen, die graag willen gehoorzamen. Daarnaast ontwikkelen jongeren een kritische houding en een vermogen tot relatief, abstract en hypothetisch te denken. Het denken van kinderen is absoluut en concreet. Vanaf het 12e levensjaar begint de jongere zijn weg van het kind zijn naar de volwassenheid. Het kind streeft er naar zich te vormen naar sociale conventies en is gehoorzaam aan gezag. De jongere gaat op zoek naar zijn eigen, individuele identiteit en zet zich daarbij af tegen de gevestigde orde. In het volgende hoofdstuk ga ik verder in op de specificiteit van jongeren als doelgroep. Daarbij kijk ik naar wat jongeren bezig houdt, wat hun belevingswereld is en wat er opvallend is aan jongeren van nu. 3. Wat is de specificiteit van jongeren als doelgroep? In het vorige hoofdstuk heb ik een overzicht gegeven van de verschillen tussen kinderen en jongeren, met als doel jongeren van kinderen te onderscheiden binnen de doelgroep jeugd. We hebben kunnen zien dat de verschillen in cognitieve ontwikkeling en sociale en persoonlijkheidsontwikkeling heel groot zijn. Waar de ontwikkeling bij kinderen geleidelijk verloopt, vindt er vanaf 12 jaar een grote verandering plaats in de ideeën en belangstellingen van een mens. Dit is ook de leeftijd waarop beslissingen worden genomen omtrent de identiteit, waarvan smaak en belangstelling een onderdeel zijn. In dit hoofdstuk ga ik verder in op de doelgroep jongeren. Dit hoofdstuk is een omschrijving van de specificiteit van jongeren als doelgroep, met speciale aandacht voor jongeren van nu. Daarbij is Jongeren 2009 van marktonderzoeksbureau Qrius een belangrijke bron. Dit is het meest actuele en grootste marktonderzoek naar jongeren in Nederland. Daarnaast geeft De grenzeloze generatie van Frits Spangenberg en Martijn Lampert een beeld van de leefwereld van jongeren van vandaag. Deze twee onderzoeken bieden allebei een ander perspectief op de huidige situatie van jongeren. Door een omschrijving te maken van jongeren als doelgroep, kan mogelijk ook een richting bepaald worden voor de specificiteit van jongerentheater binnen het jeugdtheater. Nu bekijken we de jongeren van dichterbij. In de eerste paragraaf verdiepen we ons in de bezigheden van deze doelgroep. Wat is er specifiek aan de interesses van deze groep ten opzichte van kinderen of volwassenen? Vervolgens kijken we naar de jongeren van nu. In deze paragraaf geef ik een omschrijving van de actuele ontwikkelingen van deze doelgroep en 21 hun belevingswereld, omdat deze veelzeggend zijn over de specificiteit van jongeren als doelgroep vandaag de dag. Tot slot maak ik een omschrijving van de specificiteit van jongeren als theaterdoelgroep. 3.1 Wat houdt jongeren bezig? Het jongeren marketingrapport van Letty Ranshuysen Gezocht jonge theaterbezoekers: Een onderzoek naar succesvolle jongerenmarketing in de podiumkunsten verdeelt jongeren in drie groepen op basis van attitude. Jongeren worden ingedeeld in de groepen geïnteresseerden, latent geïnteresseerden en niet-geïnteresseerden.30 Voor mijn beschrijving van de specificiteit van jongeren ga ik juist uit van de belangstellingen van jongeren. Door van te voren groepen al in te delen op basis van attitude wordt dit bemoeilijkt. Het marketingonderzoek van Franks Devos, Jong & Grijpbaar, Handboek voor culturele jongerenmarketing, dat jongeren indeelt vanuit interessegebieden, leent zich daarom beter voor mijn beschrijving. In Jong & Grijpbaar wordt gekeken naar de belangstellingen van jongeren als uitgangspunt voor marketing van culturele instellingen.31 Jong & Grijpbaar geeft daardoor een interessant beeld van de benadering van jongeren. Devos deelt jongeren op in vier smaakgroepen, hij ontleent deze verdeling aan het onderzoek van Elchardus en Glorieux: De symbolische samenleving. De vier groepen die Devos omschrijft zijn de alternatieve jongeren, de op amusement gerichte jongeren, de machojongeren en de cultureel correcte jongeren. Deze groepen hebben ieder hun eigen belangstellingen. Deze worden voor een groot deel beïnvloed door de ouders. Hoewel de belangstelling van jongeren definitief gevormd wordt in de periode van 12 tot 18 jaar, is de basis voor deze belangstelling vaak al gelegd door de smaakvoorkeuren van de ouders. De eerste smaakgroep die Devos definieert bestaat uit alternatieve jongeren. Deze jongeren hebben een belangstelling voor alternatieve muziek en kijken naar cultfilms. Ze zijn op zoek naar authenticiteit en begeven zich in subculturen die zich willen onttrekken aan commerciële druk. Jongeren met een op amusement gerichte smaak staan juist wel open voor commerciële muziek en andere vormen van cultuur. “Ze verkiezen een leuk avondje plezier, 30 Letty Ranshuysen, Gezocht jonge theaterbezoekers: Onderzoek naar succesvolle jongerenmarketing in de podiumkunsten. (Rotterdam: 2004): 16. 31 Franky Devos, Jong & Grijpbaar: Handboek voor culturele jongerenmarketing. (Amsterdam: International Theatre & Film Books: 2005): 15. 22 waarbij je liever niet wordt geconfronteerd met intellectuele bedenkingen of allerhande beslommeringen.”32 De derde groep bestaat uit machojongeren. Deze jongeren zijn gericht op sensatie en geweld. Sport en realitytelevisie zijn populair bij deze groep. Ze zijn vooral gericht op leeftijdsgenoten en ze kiezen voor culturele uitingen die minder aanslaan bij hun ouders. De vierde en laatste groep bestaat uit cultureel correcte jongeren. Deze jongeren lezen graag op kritische, intellectuele en onafhankelijke tijdschriften en kijken naar de publieke omroep. Jongeren met een cultureel correcte smaak reflecteren de smaakvoorkeuren van hun ouders.33 De smaak van jongeren wordt met name beïnvloed door vrienden en ouders. Naarmate jongeren ouder worden, worden ze steeds onafhankelijker van deze twee invloeden. Het is over het algemeen zo dat de smaak van de ouders de smaak van het kind bepaalt. Dit gaat dan niet direct over welke culturele uiting de voorkeur van het kind heeft, maar wel tot welke groep de jongere behoort. Ouders met een voorkeur voor actie hebben over het algemeen ook kinderen met een machosmaak.34 Al deze groepen zijn volgens Devos mogelijke bezoekers van culturele activiteiten, waaronder theater. Een voorstelling moet echter gericht zijn op een smaakgroep binnen de doelgroep jongeren in plaats van op de totale groep. Daarnaast stelt Devos dat de impact van ouders driemaal sterker is dan die van het onderwijs als het gaat om het stimuleren van cultuurparticipatie bij jongeren.35 De verplichting van culturele activiteiten via de school heeft vaak een averechts effect. Dit is een opvallende constatering, omdat beleidsmakers zich vaak juist wel richten op cultuureducatie op scholen. Marktonderzoeksbureau Qrius heeft met Jongeren 2009 het grootste marktonderzoek gedaan naar jongeren in Nederland. In Jongeren 2009 wordt met name gekeken naar de belangstellingen en de bezigheden van jongeren, maar ook naar hun ideeën over geld, de maatschappij en de toekomst. Jongeren geven in dit onderzoek aan dat ze het leuk vinden dat ze langzamerhand meer vrijheid krijgen ten opzichte van hun kindertijd en dat hun ouders, over het algemeen, 32 Devos, 16. 33 Devos, 16. 34 Devos, 23. 35 Devos, 24. 23 meer vertrouwen hebben in hen. School neemt een centrale plaats in hun leven in. Net als voor kinderen is school de grootste tijdsbesteding van jongeren. Voor jongeren is het echter ook een belangrijke plek voor sociaal verkeer. Daarnaast wordt er op school toegewerkt naar een diploma, die mogelijk de toegangspoorten tot een baan of een vervolgopleiding opent. Jongeren ervaren voor het eerst stress, omdat het van belang wordt om te presteren op een bepaald niveau en omdat het risico ontstaat om te blijven zitten. Daarnaast komt uit dit onderzoek naar voren dat de invulling van de vrije tijd van jongeren ook anders is dan die van kinderen. Jongeren krijgen voor het eerst een bijbaan, ze gaan uit en gaan hun eigen kleren kopen.36 De vrijheid van jongeren neemt steeds verder toe en daarover zeggen zij dat ze het fijn vinden dat ze nog niet al te veel verplichtingen hebben terwijl ze wel veel dingen zelfstandig kunnen doen. Onderstaand overzicht geeft een beeld van de vrijetijdsbesteding van kinderen en jongeren. Activiteiten in de vrije tijd, minimaal 1 keer per maand.37 Steekproef 4788 kinderen, waarvan 2435 jongens en 2353 meisjes. 6-9 10-11 12-14 15-19 popconcert - 0% 1% 5% festival of evenement - 1% 1% 5% feest/party 0% 2% 6% 16% schouwburg, theater 2% 1% 2% 7% museum 5% 2% 2% 3% pretpark 4% 2% 3% 3% dierentuin 7% 3% 3% 1% In dit schema wordt zichtbaar dat jongeren in de leeftijd van 15-19 het meest naar theater gaan van de genoemde groepen. 7% van de jongeren in deze leeftijd bezoekt minimaal 1 keer per maand het theater. Ze doen dit vaker dan het deelnemen aan andere culturele activiteiten zoals het bezoeken van een museum (3%) of het bezoeken van een popconcert (5%). Jongeren in de leeftijd van 12-14 bezoeken het theater aanzienlijk minder. Slechts 2% gaat minimaal 1 36 Suzan Polet en Paul Sikkema, Jongeren 2009. (Amsterdam: Qrius: 2009): 17. 37 Polet, 18. 24 keer per maand in zijn vrije tijd naar theater. Dit is evenveel als de groep 6-9 jaar. Andere culturele activiteiten scoren bij deze groep ook niet hoog. Museumbezoek ook 2% en slechts 1% gaat naar een popconcert. 3.2 Wat is kenmerkend voor jongeren van nu? “Wat nieuw is, is dat de huidige generatie jongeren er impliciet vanuit lijkt te gaan dat er altijd een vangnet zal zijn als het echt mis gaat; in de vorm van hun ouders of de overheid.”38 Zo definieert Qrius de mentaliteit van jongeren van nu. Deze houding is logisch te verklaren aan de hand van het gedrag van ouders in het verleden, maar de recessietijd plaatst deze houding in een ander perspectief. Qrius veroordeelt jongeren niet om deze houding, maar plaatst hen in een positief licht. “Toch kunnen we, als we de uitkomsten van Jongeren 2009 op een rij zetten, niet anders concluderen dat kinderen en jongeren betrekkelijk nuchter reageren op alle echte of vermeende tegenslagen die op ze afkomen. Je zou kunnen zeggen: misschien dringen de recente ontwikkelingen nog niet helemaal tot ze door. Maar wij denken dat veel jongeren de ontwikkelingen als een gegeven beschouwen en proberen om er het beste van te maken.”39 En “Uit het onderzoek komt het beeld naar voren dat jongeren nog steeds volop plannen en ambities hebben en een positieve kracht vormen.”40 Tegenover de visie uit Jongeren 2009 staat De grenzeloze generatie van Frits Spangenberg en Martijn Lampert. Zij hebben aan de hand van een onderzoek naar jongeren juist vastgesteld dat er reden is om ons zorgen te maken over de jongeren van vandaag de dag. Ze zijn ongeremd, vandaar ‘grenzeloos’ en maken zich nergens zorgen over. Ze zijn sterk op zichzelf gericht, gericht op uiterlijk, status en sensatie. Dit probleem is volgens Spangenberg en Lampert veroorzaakt door de generatie die de huidige generatie jongeren heeft opgevoed. Dit waren kinderen van de jaren zeventig, die gestreden hebben voor vrijheid en waarvoor een taboe rust op opvoeden met gezag. Deze idealen resulteren bij de huidige generatie jongeren in een gebrek aan zelfbeheersing en het nemen van verantwoordelijkheid. “Individualisme en hedonisme winnen terrein, de groep met 38 Polet, 22. 39 Polet, 58. 40 Polet, 58. 25 een breder verantwoordelijkheidsgevoel slinkt. Leuk is de norm geworden.”41 Daarnaast zijn jongeren van nu weinig gericht op hun eigen welzijn en kunnen gevaarlijk gedrag vertonen door het gebrek aan grenzen die gesteld worden door hun ouders. Het roekeloze gedrag dat jongeren eigen is, zoals al eerder naar voren is gekomen in hoofdstuk 2, wordt volgens Spangenberg en Lampert versterkt door het gebrek aan gezag van de ouders. Waar Qrius de negativiteit omtrent jongeren een positieve draai probeert te geven, constateren Spangenberg en Lampert een probleem bij de huidige generatie jongeren. Ook in dit geval lijken jongeren op een bepaalde manier ongrijpbaar te zijn door de ontwikkelingsfase waar zij in zitten. De grilligheid van deze groep laat zich zien door deze tegenovergestelde meningen van onderzoekers. 3.3 De specificiteit van jongeren als theaterdoelgroep Er valt iets voor te zeggen de benadering van Devos te volgen wanneer het gaat om een omschrijving van de specificiteit van jongeren. De groep jongeren kan worden benaderd door een verdere onderverdeling te maken in de vorm van smaakgroepen. De alternatieve, cultureel correcte, macho- en op amusement gerichte jongeren zouden allen van eigen theateraanbod kunnen worden voorzien dat voldoet aan hun smaakvoorkeuren. Dit zou betekenen dat bijvoorbeeld de machojongeren een voorstelling krijgen aangeboden waarin veel spektakel en special effects aanwezig zijn. Door deze verdeling te maken wordt de doelgroep ‘jongeren’ overzichtelijk, maar een dergelijke verdeling doet tegelijkertijd geen recht aan de specificiteit van de doelgroep. Het doet af aan het feit dat jongeren ook gemeenschappelijke kenmerken hebben. Daarnaast is het zo specifiek bedienen van doelgroepen een beperking voor de theatermaker en maakt ook dat een jongere uit één van de smaakgroepen nooit kennismaakt met iets nieuws en onverwachts uit het aanbod van een andere smaakgroep. We kunnen er ook voor kiezen om gebruik te maken van een omschrijving in termen van psychologische ontwikkeling, zoals we gezien hebben in hoofdstuk 2. Dit biedt interessante invalshoeken, zoals het streven naar en de zoektocht naar een eigen identiteit, waar de jongere zich mee bezig houdt. Dit is een gemeenschappelijk thema dat voor alle jongeren mogelijk interessant is in een theatervoorstelling. Wanneer we deze aspecten 41 Frits Spangenberg en Martijn Lampert. De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders. (Amsterdam: Nieuw Amsterdam: 2010): 59. 26 samenvoegen komen we in de richting van de specificiteit van jongeren als doelgroep. Bovenal is het van belang om juist de grilligheid van jongeren te benadrukken als hoofdeigenschap van deze groep. Het is jongeren eigen om niet in een hokje geplaatst te willen worden, doordat ze streven naar eigenheid en individualiteit. Tegelijkertijd zijn jongeren op zoek naar een eigen identiteit en naar wat hun rol en plaats is in de maatschappij. Dit doen ze met name door zich juist wel bij een groep aan te sluiten waar ze zich mee kunnen vereenzelvigen. Jongeren worden aan de ene kant beschouwd als een groep die problemen veroorzaakt en risico’s met zich meebrengt, zoals in het geval van Spangenberg en Lampert. Daar tegenover staat dat het ook een groep is waar de wereld voor open ligt, die zorgeloos haar toekomst tegemoet ziet en die denkt in mogelijkheden. Jongeren zijn zich ervan bewust dat er nog een heel leven voor hen ligt waar ze allerlei keuzes over moeten maken. Waar bij kinderen een duidelijke omschrijving gemaakt kan worden van hun belangstellingen en bezigheden is dit bij jongeren haast ondoenlijk. De ontwikkeling van kinderen verloopt geleidelijk, maar jongeren zijn onvoorspelbaar. Dit maakt hen interessant, maar ook lastig te plaatsen. Zeker wanneer we kijken naar jongeren als theaterdoelgroep. Wat voor theater moet er dan voor hen gemaakt worden? Het lijkt er op dat maar weinig gezelschappen deze uitdaging aan durven. Wat een jongere op de ene dag interessant vindt, kan hij de volgende dag terzijde schuiven. Hierin kunnen de smaakgroepen zoals Devos ze hanteert wel een hulpmiddel zijn voor theatermakers om deze doelgroep te benaderen. Misschien zou theater voor deze doelgroep even grillig moeten zijn als de doelgroep zelf. Het aanbod is dan onverwacht en onvoorspelbaar, maar met een heftige impact. Hierbij kan worden ingespeeld op de belangstelling van smaakgroepen. Er moet tevens rekening worden gehouden met de kritische houding van jongeren en hun vermogen om reflectief en hypothetisch te denken. Wat dat betreft kunnen de voorstellingen meer gaan lijken op het complexe aanbod dat er voor volwassenen bestaat. Daarnaast is het van belang dat er ook rekening wordt gehouden met de heftigheid van gevoelens van jongeren, zoals bijvoorbeeld die van egocentrisme en seksualiteit zoals omschreven in hoofdstuk 2. In een interview naar aanleiding van jeugdtheaterfestival Tweetakt gaf Floor Huygen, artistiek leider van Artemis, aan wat volgens haar voor jongeren belangrijk is: “De liefde. Rebellie. Passie. We maakten twee jaar geleden Woeste Hoogten van 27 Emily Brönte voor jongeren van 14 jaar en ouder. Die uitzinnige passie, het niet kunnen kiezen tussen natuur en cultuur [...] dat maakte, merkte ik, wel indruk.”42 Een voorstelling die interessant is voor een jongere is meerduidig, in tegenstelling tot een voorstelling voor een kind. Een kind zou afhaken bij een te snelle wisseling van situatie of onderwerp, maar een jongere kan steeds sneller schakelen en daardoor kan de voorstelling voor de jongere veel meer een gemonteerd karakter hebben. Voorstellingen voor jongeren kunnen ook veel meer aan de eigen interpretatie overlaten dan voorstellingen voor kinderen. Het is van belang dat jongeren zich serieus genomen voelen als volwassenen in wording, die zich nog middenin de zoektocht bevinden naar wie ze eigenlijk zijn of willen zijn. 4. Hoe verhoudt de specificiteit van jongeren zich tot de voorstellingen die jeugdtheatergezelschappen maken? In het eerste hoofdstuk van deze scriptie heb ik het jeugdtheateraanbod van het theaterseizoen 2010-2011 in kaart gebracht. Zoals reeds besproken dient er binnen het aanbod voor jeugd een onderscheid gemaakt te worden tussen kinderen en jongeren. In dit hoofdstuk zal ik de specificiteit van jongeren – zoals besproken in het vorige hoofdstuk – in verband brengen met de voorstellingen die bestemd zijn voor de leeftijdscategorie waar jongeren toe behoren. Om dit te doen kijk ik naar de omschrijvingen die de jeugdtheatergezelschappen gemaakt hebben van deze voorstellingen. De manier waarop de gezelschappen zelf hun voorstellingen omschrijven, vormt een aanknopingspunt om nader te bestuderen hoe zij hun doelgroep beschouwen. Publiciteitsteksten worden geschreven met het doel de lezer er toe aan te sporen de voorstelling te bezoeken. Deze teksten richten zich tot de doelgroep. In het geval van jeugdtheater kunnen we ons ook nog indenken dat de teksten zich richten op ouders of leraren van de doelgroep, die hun kinderen of leerlingen kunnen aansporen de betreffende voorstelling te bezoeken. We kunnen er daarom vanuit gaan dat de omschrijving van de voorstelling een treffende weergave is van wat het gezelschap denkt dat de jongere wil lezen en zien. In het bespreken van de omschrijvingen van de jongerenvoorstellingen, maak ik een onderscheid tussen de thematiek van de voorstelling en de structuur van de voorstelling. Via deze invalshoeken zal ik bekijken of de voorstellingen bedoeld zijn voor kinderen of 42 Karolien Knols, “Het mag schuren.” De Volkskrant 16 maart 2011: V12. 28 jongeren, aan de hand van het onderscheid dat ik heb gemaakt in hoofdstuk 2 en de specificiteit van jongeren zoals besproken in hoofdstuk 3. 4.1 Voorstellingen In seizoen 2010–2011 zijn er twaalf voorstellingen gemaakt voor jongeren, door zeven jeugdtheatergezelschappen. Vijf van deze voorstellingen werden gemaakt voor de doelgroep 12+, één voor 13+, twee voor 14+ en drie voor 15+. Gezelschap Voorstelling Leeftijd Artemis Land van Stilte 12+ Freule Julie 13+ Mouchette 14+ Theate de Citadel De moeder, de vader en de rest 12+ Theatergroep Max. Nacht 14+ Sonnevanck Lucky Track 12+ De Toneelmakerij No Mans Land 12+ Clyde en Bonnie 15+ Human Cargo 15+ Thaibox Verdriet 15+ Theatergroep Siberia Vloek 12+ Theatergroep ZEP Pimp 14+ 4.2 Thematiek Wat de thematiek betreft is het opvallend dat vier van de voorstellingen voor jongeren gaan over liefde en aantrekkingskracht. Dit is een thema dat jongeren aan zal spreken, omdat zij ook voor het eerst geconfronteerd worden met dergelijke gevoelens. Het soort liefde die omschreven wordt doet ook denken aan de meeslepende gevoelens die jongeren kunnen 29 hebben. Het heeft een fatalistische ondertoon, de gevoelens voor de ander zijn onontkoombaar en allesomvattend. FREULE JULIE en MOUCHETTE van Artemis zijn hier beide voorbeelden van. Ook CLYDE EN BONNIE van de Toneelmakerij en PIMP van ZEP gaan over personages die geen controle hebben over hun aantrekkingskracht tot elkaar. “Freule Julie is alleen thuis, haar verloving is net verbroken. Hongerig naar vrijheid kan ze de deinende massa niet weerstaan. Al dansend stort ze zich in de armen van knecht Jean. Vanaf dan zet de zon haar neerwaartse beweging in.”43 En: “Ze zijn jong. Ze zijn verliefd. En ze beroven banken. [...] Samen kunnen ze de hele wereld aan. Maar wie schiet, kan een kogel terug verwachten.”44 De voorstellingen DE MOEDER, DE VADER EN DE REST van de Citadel en NO MANS LAND van de Toneelmakerij bevatten juist thematiek die kinderen meer zal aanspreken. “De moeder die meer aandacht heeft voor haar eigen leven en tekortkomingen en de schooljuf, die niet bestand is tegen een wellicht rare jongen, vormen de spil in zijn opvoeding.”45 Zoals we in hoofdstuk 2 hebben kunnen zien hechten kinderen waarde aan sociale conventies en worden steeds vaardiger zich tot deze conventies te verhouden naarmate ze ouder worden. Het is van belang voor kinderen om te gehoorzamen en het juiste te doen. Zowel in het voorbeeld van de Citadel als dat van de Toneelmakerij gedraagt één van de ouders zich niet volgens de sociale conventies die horen bij het gezin. Daarnaast doet het kind zijn best om zijn positie te bepalen binnen deze situatie. Jongeren zetten zich juist af tegen deze sociale conventies. Daarnaast ontwikkelen zij het vermogen om relatief te denken. Het afwijkende gedrag van een ouder vormt daardoor niet noodzakelijk een verstoring van het leven van de jongere, zoals dit wel het geval is bij Maantje: “Maantje heeft er genoeg van. Genoeg van haar vader met zijn nieuwe vriendin. Van haar moeder die alleen maar op bed ligt. En naar school wil ze niet meer.”46 Naast sociale conventies binnen het gezin, komen ook fantasie en verbeelding voor in de omschrijvingen van de jongerenvoorstellingen. Dit zijn ook thema’s die kinderen meer 43 Artemis. 1011 Freule Julie – 1-7-2011 http://www.artemis.nl/default.asp?path=bq44jevi&debug=1011_JULIE 44 De Toneelmakerij. Clyde en Bonnie – 1-7-2011 http://www.toneelmakerij.nl/index.php?cat=1&subcat=17&show=67 45 Theater de Citadel. De moeder, de vader en de rest – 1-7-2011 http://www.citadeltheater.nl/de-moeder-de-vader-en-de-rest/ 46 De Toneelmakerij. No Mans Land – 1-7-2011 http://www.detoneelmakerij.nl/index.php?cat=1&subcat=17&show=62 30 zullen aanspreken dan jongeren.“[...] dan worden de grenzen van werkelijkheid en fantasie, van het virtuele en het alledaagse voor Maantje steeds onduidelijker.”47 En:“[...] toveren kleurige en fantasievolle kostuums een ongedachte werkelijkheid tevoorschijn.”48 Ook LAND VAN STILTE van Artemis, waarvan de publiciteitstekst vrij abstract is, doet een beroep op de verbeelding. “In mij schuilt een kamertje. Een geheim privékamertje, verscholen voor de blikken van de buitenwereld. [...] Het is mijn schatkamer waar ik vrij kan zijn, schaamteloos kan lachen en praten met mezelf.” 49 4.3 Structuur Zoals ik al eerder heb besproken in het voorgaande hoofdstuk is een meerduidige voorstelling die veel aan de eigen interpretatie overlaat interessant voor jongeren. Het is dan ook opvallend dat de beschrijvingen van de voorstellingen lang niet altijd een meerduidig karakter hebben. Vijf van de voorstellingen worden gepresenteerd als een verhaal. Er wordt een dramatisch verloop gesuggereerd, met een oorzaak-gevolg structuur. Dit zijn FREULE JULIE en MOUCHETTE van Artemis, DE MOEDER, DE VADER EN DE REST van Theater de Citadel, NO MANS LAND van de Toneelmakerij en PIMP van ZEP. Een goed voorbeeld van de suggestie van een verhaal zien we bij NO MANS LAND: “Plotseling verschijnt op haar beeldscherm een mysterieuze jongen uit Japan, Kisho. Hij helpt Maantje met het wissen van haar harde schijf. En terwijl haar ouders steeds harder op haar kamerdeur bonzen, gaat zij met Kisho op reis, op zoek naar een nieuw leven.” 50 Een dergelijk verhalend karakter met een duidelijke oorzaak en gevolg structuur past meer bij kinderen. Bij hen past het absolute denken, dat geen ruimte overlaat voor nuance of relativering. Jongeren kunnen daarentegen meerdere perspectieven tegelijk naast elkaar beschouwen. Daardoor is het eenduidige verhaal voor hen minder interessant. Het is opvallend dat ook ZEP, het enige gezelschap dat exclusief voor jongeren theater maakt, gekozen heeft voor deze vorm:“Het comfortabele wereldje van Buizerd wordt flink 47 De Toneelmakerij. No Mans Land – 1-7-2011 http://www.detoneelmakerij.nl/index.php?cat=1&subcat=17&show=62 48 Theater de Citadel. De moeder, de vader en de rest – 1-7-2011 http://www.citadeltheater.nl/de-moeder-de-vader-en-de-rest/ 49 Artemis. Land van stilte – 1-7-2011 http://www.artemis.nl/default.asp?path=cfuzuoa5&debug=0910_LAND 50 De Toneelmakerij. No Mans Land – 1-7-2011 http://www.detoneelmakerij.nl/index.php?cat=1&subcat=17&show=62 31 opgeschud als blijkt dat de charismatische bendeleider (Crimi) Nelis het snode plan smeedt om zijn dochter Polly te trouwen. Wanneer The Pimp respectloos over Buizerd heen walst zijn de messen geslepen.” 51 Ook CLYDE EN BONNIE van de Toneelmakerij heeft een dramatische structuur, maar minder expliciet dan eerder genoemde voorstellingen. De structuur zien we vooral terug in de uitspraak: “Ze hebben geen geld. Dat gaat nu veranderen.”52 In deze uitspraak wordt een motorisch moment gesuggereerd, waarbij de ontwikkeling van de voorstelling begint. Vier van de jongerenvoorstellingen hebben juist een meer postdramatische opzet. Dit is een structuur die door zijn meerduidigheid meer geschikt is voor jongeren. Deze voorstellingen zijn in plaats van verhalen meer situatieschetsen, collages van scènes, montagevoorstellingen. Deze voorstellingen zijn NACHT van Theatergroep Max. LUCKY TRACK van Sonnevanck en HUMAN CARGO en THAIBOX VERDRIET van de Toneelmakerij. “Een collage van hilarische scènes vol gein en ongein, opzwepende muziek, absurde grappen en openhartige bekentenissen doorspekt met uitsloverij, machogedrag en leedvermaak.”53 LUCKY TRACK is een verzameling van scènes en heeft geen oorzaak-gevolg structuur. THAIBOX VERDRIET biedt zelfs meerdere personages die allemaal op hun eigen manier, met hun eigen verhaal naast elkaar worden gepresenteerd:“In deze ring vecht een zoon met zijn vader, een broer met een zus, een norse bokser met zijn verleden. Ze vechten voor liefde, ze vechten voor geborgenheid, ze vechten om de demonen van het leven te bezweren.” 54 VLOEK van Theatergroep Siberia lijkt een combinatie van de twee in zich te hebben. Deze voorstellingen heeft volgens de omschrijving zowel een logisch verhaal in zich, als een montagestructuur. Dit komt doordat het onderliggende verhaal waarop de voorstelling gebaseerd is een bekende tragedie is, Elektra van Sophokles, maar in flashbacks wordt gespeeld als een whodunit detective. “Een verhaal vol haat, liefde, eer en wraak. Hoe heeft dit ooit kunnen gebeuren? In Vloek kijken we terug op het verhaal van Elektra. In een 51 Theatergroep Zep. Pimp 1-7-2011 http://www.zep.nu/producties/pimp/ 52 De Toneelmakerij. Clyde en Bonnie – 1-7-2011 http://www.detoneelmakerij.nl/index.php?cat=1&subcat=17&show=67 53 Jeugdtheater Sonnevanck. Lucky Track 1-7-2011 http://www.sonnevanck.nl/luckytrack/index.php 54 De Toneelmakerij. Thaibox Verdriet 1-7-2011 http://www.detoneelmakerij.nl/index.php?cat=1&subcat=17&show=72 32 reconstructie komen alle familieleden aan het woord. Flashbacks, getuigenverklaringen, alles wordt gebruikt om de onderste steen boven te krijgen.”55 Er moet rekening worden gehouden met de kritische houding van jongeren en hun vermogen om reflectief en hypothetisch te denken. Wat dat betreft kunnen de voorstellingen meer gaan lijken op het complexe aanbod dat er voor volwassenen bestaat. Een voorstelling die interessant is voor een jongere is meerduidig, in tegenstelling tot die voor een kind. Voorstellingen voor jongeren kunnen ook veel meer aan de eigen interpretatie overlaten dan voorstellingen voor kinderen. Het is van belang dat jongeren zich serieus genomen voelen als volwassenen in wording, die zich nog middenin de zoektocht bevinden naar wie ze eigenlijk zijn of willen zijn. 55 Theatergroep Siberia. Vloek 1-7-2011 http://theatergroepsiberia.nl/vloek 33 Conclusie Het gebruik van de termen ‘jeugd’ en ‘jeugdtheater’ is onduidelijk en dit leidt tot verwarring binnen het jeugdtheaterveld. Ten eerste is het onduidelijk over wie er gesproken wordt wanneer men het heeft over jeugd. Soms is het een verzamelterm voor zowel kinderen als jongeren, soms worden alleen kinderen bedoeld en soms is het zelfs een term die gebruikt wordt om een bepaalde mentaliteit aan te duiden, die volwassenen ook zouden kunnen hebben. Door de verzamelterm jeugd te gebruiken worden jongeren vaak vergeten als doelgroep. Dit wekt de indruk dat sommige jeugdtheatergezelschappen theater willen maken voor kinderen, of voor iedereen, maar niet noodzakelijkerwijs voor jongeren. Het aanbod voor jongeren is zeer beperkt en staat in geen verhouding tot het aanbod voor kinderen. Dat van het totale jeugdtheateraanbod maar één gezelschap zich alleen richt op jongeren als doelgroep is veelzeggend. Door het gebruik van de aanduiding jeugdtheater voor het totale aanbod voor kinderen en jongeren, blijft de positie van jongeren binnen dit veld onzichtbaar. Jongeren dienen binnen het jeugdtheateraanbod benaderd te worden als zelfstandige doelgroep. Kinderen en jongeren dienen als doelgroep van elkaar te worden gescheiden. Vanuit de ontwikkelingspsychologie hebben we gezien dat dit van groot belang is, omdat deze groepen fundamenteel van elkaar verschillen. Jongeren hebben een andere kijk op de wereld en zijn gericht op andere zaken. Waar kinderen willen gehoorzamen, willen jongeren zich afzetten tegen de gevestigde orde. Waar kinderen proberen te conformeren aan sociale conventies, proberen jongeren voor zichzelf te bepalen welke rol ze hebben in de maatschappij. Waar kinderen een absolute manier van denken hebben, kunnen jongeren abstract denken en filosoferen over alle mogelijkheden die voor hen liggen. Jeugdtheater kan een verzamelnaam zijn voor het volledige veld, maar wanneer het over voorstellingen en gezelschappen gaat dient er een onderscheid te worden gemaakt. Een begin is om te spreken over een kindervoorstelling of een jongerenvoorstelling en een kindertheatergezelschap of een jongerentheatergezelschap. Slechts wanneer er voor beide doelgroepen gespeeld wordt mag het woord ‘jeugd’ worden gebruikt. Vervolgens kan er worden gesproken over hoe jongerentheater moet worden gemaakt en door wie en hoe dit genre meer naar de voorgrond kan worden gebracht. In deze scriptie heb ik het jeugdtheater vanuit een sterk afgebakend kader besproken. Een belangrijk aspect van jeugdtheater dat hierdoor niet aan bod is gekomen, is educatie. Bijna alle gezelschappen die ik besproken heb in deze scriptie maken naast 34 voorstellingen voor theaters ook schoolvoorstellingen en voeren speciale educatieve projecten uit. Voor vervolgonderzoek zou het mogelijk interessant zijn om het totale jeugdtheaterveld in kaart te brengen, zeker met het oog op de toekomst en de speciale paragraaf die huidig staatssecretaris Zijlstra aan cultuureducatie heeft gewijd in het nieuwe cultuurbeleid. Nu is vastgesteld dat jongeren een onderbelichte groep zijn binnen het jeugdtheater en dat jongerentheater een onderbelicht genre is, is het ook interessant om te kijken wat daar de oorzaak van is. Mijn vermoeden is dat dit te maken heeft met de reputatie van deze groep en de grilligheid zoals ik die in hoofdstuk 3 omschreven heb. Hoe dan ook is er nu te weinig kennis over het maken van theater voor jongeren. Het is van belang om te kijken hoe deze doelgroep het beste kan worden benaderd. Wat spreekt hen aan en wat niet? Wat heeft deze doelgroep nodig binnen het theateraanbod? Voorstellingen voor kinderen spreken tot de verbeelding, bieden kinderen de mogelijkheid om op te gaan in een fantasiewereld en bespreken vaak thema’s die in het leven van kinderen spelen. Voor het jongerentheater is het van belang een soortgelijk kader te creëren dat gericht is op jongeren, waar voorwaarden voor worden geformuleerd. 35 Nawoord Met ingang van 2013 zal het huidige jeugdtheaterbestel, zoals ik dat omschreven heb in het eerste hoofdstuk van deze scriptie drastisch veranderen. De huidige staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is voornemens drastisch te bezuinigen op de kunsten. In zijn brief Meer dan kwaliteit: Een nieuwe visie op cultuurbeleid staan deze bezuinigingen omschreven. In deze visie is een hoofdstuk gewijd aan cultuureducatie. Dit is vooral gericht op het onderwijs en niet zozeer op het werk van gezelschappen. Als het om gezelschappen gaat moet het onderwijs meer opdrachtgever en afnemer worden van dit aanbod.56 Daarnaast is het opvallend dat het hoofdstuk cultuureducatie zich met name richt op het primair onderwijs. De ondervertegenwoordiging van jongeren blijft hierdoor gehandhaafd. Hoewel cultuureducatie - en dus ook de jeugd - een belangrijk onderdeel lijkt te zijn in de plannen van Zijlstra, verdwijnen de jeugdtheatergezelschappen uit de BIS. Het heeft de voorkeur van het nieuwe beleid dat de acht grote gezelschappen die over blijven binnen de BIS ook het maken van jeugdtheater op zich zullen nemen.57 Met het verdwijnen van het jeugdtheaterbestel zoals daar in de afgelopen decennia aan gebouwd is, zal een belangrijk en exclusief deel van het theaterlandschap van Nederland verloren gaan. Daarnaast wordt er in de huidige plannen geen nieuw theaterpubliek opgevoed. Immers; pas in de adolescentie ontwikkelen jonge mensen eigen ideeën en een eigen smaak. Wanneer cultuur van belang wordt geacht voor het welbevinden van de mens, ook als volwassene, zal men zich juist moeten richten op de adolescentie in plaats van de schooltijd. Een kind zal over het algemeen doen wat hem opgedragen wordt, een jongere zal er voor kiezen om nogmaals naar een voorstelling te gaan wanneer zijn belangstelling hiervoor is gewekt. Als we theaterbezoekers willen opvoeden voor de toekomst, moeten we juist onze aandacht richten op de jongeren. Hier zouden zowel beleids- als theatermakers zich veel meer bewust van moeten zijn en nogmaals over na moeten denken. Dit begint met een nieuwe manier van spreken over jeugdtheater, zoals ik in deze scriptie heb voorgesteld. 56 Halbe Zijlstra, Meer dan kwaliteit: Een nieuwe visie op cultuurbeleid.(Den Haag: 2011): 18. 57 Zijlstra, 18. 36 Bibliografie - Artemis - 7-4-2011 www.artemis.nl - Beemen, L. van. Ontwikkelingspsychologie. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2001. - De Toneelmakerij – 7-4-2011 http://www.detoneelmakerij.nl/ - Devos, F. Jong & Grijpbaar: Handboek voor culturele jongerenmarketing. Amsterdam: International Theatre & Film Books, 2005. - Feldman, R. Ontwikkelingspsychologie. Amsterdam: Pearson Education Benelux, 2009. - Fonds Podiumkunsten – 2-4-2011 http://www.fondspodiumkunsten.nl/ - Het Filiaal – 7-4-2011 http://www.hetfiliaal.nl/ - Het Laagland – 7-4-2011 http://www.hetlaagland.nl/ - Knols, K. “Het mag schuren.” De Volkskrant 16 maart 2011: V12. - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Subsidieplan 2009-2012 toekenningen na motie Hamer. Den Haag: 12-11-2008. - Plasterk, R. Kunst van Leven: Hoofdlijnen Cultuurbeleid. Den Haag: Koninklijke De Swart, 2007. 37 - Polet, S. en P. Sikkema. Jongeren 2009. Amsterdam: Qrius, 2009. - Ranshuysen, L. Gezocht jonge theaterbezoekers: Onderzoek naar succesvolle jongerenmarketing in de podiumkunsten. Rotterdam, 2004. - Sonnevanck – 7-4-2011 http://www.sonnevanck.nl/ - Spangenberg, F. en Martijn Lampert. De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders. Amsterdam: Nieuw Amsterdam, 2010. - Speeltheater Holland – 7-4-2011 http://www.speeltheater.nl/ - Stella Den Haag – 7-4-2011 http://www.stella.nl/ - Theater de Citadel – 7-4-2011 http://www.citadeltheater.nl/ - Theater Gnaffel – 7-4-2011 http://www.gnaffel.nl/ - Theatergroep Kwatta - 7-4-2011 http://www.kwatta.info/ - Theatergroep Max. – 7-4-2011 http://www.tgmax.nl/over-max-/ - Theatergroep Siberia – 7-4-2011 http://www.theatergroepsiberia.nl/ 38 - Theatergroep ZEP - 7-4-2011 http://www.zep.nu/ - Toneelschap Beumer & Drost – 7-4-2011 http://www.beumerendrost.nl/ - Verhulst, F.C. De ontwikkeling van het kind. Assen: Koninklijke van Gorcum, 2008. - Zijlstra, H. Meer dan kwaliteit: Een nieuwe visie op cultuurbeleid. Den Haag, 2011. Afbeeldingen De afbeeldingen op de voorpagina zijn posters en afbeeldingen ter promotie van de voorstellingen die ik heb besproken in hoofdstuk 4. Ze zijn afkomstig van bovengenoemde websites van de betreffende jeugdtheatergezelschappen. Van links naar rechts van boven naar beneden: LAND VAN STILTE, DE MOEDER, DE VADER EN DE REST, NACHT, CLYDE EN BONNIE, FREULE JULIE, VLOEK, LUCKY TRACK, MOUCHETTE, HUMAN CARGO, NO MANS LAND, PIMP en THAIBOX VERDRIET. 39