De Wormenwijzer geeft behandeladviezen voor

advertisement
De Wormenwijzer is ontwikkeld door de Animal Science Group van Wageningen Universiteit
en geeft behandeladviezen voor een verantwoorde aanpak van maagdarmwormen bij schapen.
De behandeladviezen krijgt u op maat door het beantwoorden van een aantal vragen over uw
bedrijfssituatie per samenweidend of aangevoerd koppel dieren. De Wormenwijzer bepaalt
vervolgens de kans op een maagdarmwormbesmetting en formuleert een advies afgestemd op
uw bedrijfshistorie. Het advies is gericht op een minimaal risico op schade door
maagdarmwormen
Dierenartsen kunnen de website raadplegen voor een update van de
maagdarmwormbestrijding bij schapen en het opstellen van adviezen voor hun klanten. De
Wormenwijzer is ontwikkeld door de Animal Sciences Group, de Faculteit voor
Diergeneeskunde en Gezonde Dieren in opdracht van het Productschap voor Vee, Vlees en
Eieren.
Er is altijd een klein aantal wormen in een gevoelige wormpopulatie dat een
ontwormbehandeling overleeft en dat niet door het middel is gedood. Als u alle dieren in het
koppel ontwormt, wordt de volgende generatie wormen meer gedomineerd door wormen die
minder gevoelig voor het middel zijn (de sterkere). Hoe sneller u de voor het wormmiddel
gevoelige wormen op deze wijze wegselecteert, hoe sneller het moment is bereikt waarop de
aanwezige wormenpopulatie op het bedrijf niet meer te bestrijden is met dat wormmiddel.
95-98% in plaats van 100% van het koppel ontwormen geeft qua resistentiegevoeligheid een
sterk verdunningseffect op de volgende generatie wormen op uw bedrijf. De nakomelingen
van de wormen die de behandeling hebben overleefd, stel 0,01%, moeten de voortplantingsen verblijfsconcurrentie in de maag of darmen aangaan met alle nakomelingen van de wormen
(=100%), uitgescheiden door de 2-5% niet ontwormde dieren in het koppel. Dit
verdunningseffect vertraagt de resistentieontwikkeling op uw bedrijf.
Onderdoseren:
Geef voor een goed resultaat van de ontwormbehandeling voldoende middel. Met andere
woorden vermijd onderdoseren. Bij het geven van te weinig middel neemt de effectiviteit van
de behandeling af. Verminderde effectiviteit van een behandeling geeft een trager herstel en
minder groei.
Onderdoseren kan bovendien resistentie veroorzaken. Bij onderdoseren neemt de kans toe dat
de wormen die minder gevoelig voor het middel zijn (de sterkere) de behandeling overleven
en dat het aandeel minder gevoelige wormen in de aanwezige wormenpopulatie op het bedrijf
stijgt.
Onderdoseren is eenvoudig te vermijden door:
a. De dosering af te stemmen op het lichaamsgewicht van de zwaarste dieren in de
koppel. Weeg daarom bijvoorkeur de dieren. Maak anders een zo nauwkeurig
mogelijke schatting. Verdeel bij grote gewichtsvariatie de koppel van tevoren in
kleinere groepen van min of meer gelijk gewicht. Verspilling van middel blijft
zodoende ook tot een minimum beperkt.
b. Royaal te doseren en minstens de hoeveelheid middel per kilogram lichaamsgewicht,
die de fabrikant van het middel voorschrijft aan te houden.
c. Vooraf en eventueel tussentijds te toetsen, of het drenchapparaat of het injectiepistool
daadwerkelijk minimaal de ingestelde hoeveelheid middel lost. Luchtbellen in het
drenchapparaat of het injectiepistool zijn vaak belangrijke oorzaken van het
verstrekken van minder middel (=onderdosering) dan waarop het is ingesteld.
d. Het verloren gegane deel alsnog toe te dienen als het dier bij het ingeven een deel van
de dosering uitspuugt of een deel niet ingespoten raakt.
e. Het laatste dier niet te ontwormen als u net te weinig middel over heeft. Behandel dit
die in geval van noodzaak (advies, ziekte) zodra u de juiste dosering kan verstrekken.
f. Bij voorkeur gebruik te maken van injectie of drench. Precieze dosering van
individuele dieren met wormmiddelen in deze vorm is eenvoudiger en betrouwbaarder
in vergelijking tot bolussen of korrels.
Veilig land:
Qua risico op een maagdarmwormbesmetting zijn voor een wormbestrijdingsadvies op maat 2
soorten grasland te onderscheiden:
a. Veilig;
i.
de eerste beweiding van maximaal 3 weken op alle weiden in het vroege
voorjaar (begin maart - begin mei).
ii.
grasland waar in de afgelopen 3 maanden of langer geen schapen, lammeren of
geiten zijn geweid.
iii. grasland dat 1 november veilig is, blijft de hele winter veilig. Door de
weersomstandigheden in deze periode ontwikkelen de wormeieren zich niet tot
larven waardoor de besmettingsdruk op het grasland niet kan toenemen en het
grasland veilig blijft.
b. Gevaarlijk;
i.
grasland waar in de afgelopen 3 maanden schapen, lammeren of geiten
(lammeren) zijn geweid.
ii.
veilig grasland dat voor half juni en na half september langer dan 3 weken is
beweid en daartussen langer dan 2 weken. Verweiden binnen deze periodes is
veilig.
iii. grasland dat 1 november gevaarlijk is, blijft de hele winter gevaarlijk voor in
de zomer en het najaar geboren lammeren.
Deze risico-indeling van grasland geldt voor alle wormsoorten behalve Nematodirus.
Nematodirus heeft een ander ontwikkelingspatroon. De WormenWijzer houdt daar rekening
mee en het gebruik van de WormenWijzer in combinatie met deze risico-indeling
minimaliseert de kans op de nadelige gevolgen van alle wormsoorten. Dus ook de kans op
nematodirose.
Let op! Vermijd wisselbeweiding met runderen in hun eerste weideseizoen. Sommige
gevaarlijke wormsoorten voor lammeren kunnen ook bij runderen voorkomen.
Wisselbeweiding met runderen die al meer dan één weideseizoen buiten lopen is geen
probleem.
Tijdig verweiden:
Het risico van opname van larven uit eieren, die de koppel zelf op het perceel heeft gebracht,
neemt toe naarmate de beweidingsperiode op een perceel langer is. Verweid daarom alle
koppels zoveel mogelijk op tijd naar veilig land. De snelheid waarmee wormeieren zich
ontwikkelen tot besmettelijke larven is afhankelijk van de temperatuur en de vochtigheid. De
beweidingsperioden op veilig land waarbinnen koppels veilig zijn te verweiden zijn daarom
seizoensgebonden. Onder normale weersomstandigheden en bij normale waterpeilen zijn dit:
periode
Verweiden binnen
Half maart – half juni (voorjaar)
Half juni – half september (zomer)
Half september – 1 november
1 november – half maart (winter)
3 weken
2 weken
3 weken
onbeperkt
Langere beweidingsperioden maken veilig land gevaarlijk. Zoveel mogelijk op tijd verweiden
naar veilig land draagt sterk bij aan:
a. Het beperken van de besmetting van lammeren met maagdarmwormen. Telkens (of
zoveel mogelijk) op tijd verweiden naar veilig land verhinderen in grote mate de
opname van larven uit eieren die de koppel zelf op het perceel heeft gebracht.
b. Een besparing op ontwormmiddelen en arbeid door een lagere ontwormfrequentie.
Veilig verweiden resulteert in een lagere wormlast bij de lammeren en ontwormen van
lammeren met een geringe wormlast is niet zinvol. Door telkens of zoveel mogelijk op
tijd te verweiden naar veilig land zijn de behandelingsintervallen eenvoudig te
verruimen.
c. Een afname van de kans op resistentieontwikkeling op het bedrijf door een lagere
ontwormfrequentie.
Onder warme en natte omstandigheden (regen of hoog waterpeil) kunnen in het voorjaar en de
zomer al eerder als binnen 3 respectievelijk 2 weken grote aantallen larven op veilig grasland
komen. Vang dit op door eerder te verweiden. 10 dagen is de minimale tijd die de
gevaarlijkste wormsoorten nodig hebben om zich onder Nederlandse omstandigheden van ei
tot larf te kunnen ontwikkelen. Beweidingsperioden op veilig land van korter dan 10 dagen
leveren daarom geen extra bijdrage aan het beperken van besmetting met maagdarmwormen.
In de winter ontwikkelen de wormeieren zich niet tot larven. Veilig land kan daarom vanaf
november tot half maart onbeperkt worden beweid.
Wormmiddelen:
De beschikbare wormmiddelen zijn afhankelijk van de soort werkzame stof in 3 groepen op te
splitsen. Elke groep bestaat uit middelen met sterk vergelijkbare werkzame stoffen. Niet elke
groep van middelen is echter op elk moment even geschikt of effectief tegen elke wormsoort.
Maak daarom voor elke ontwormbehandeling met de WormenWijzer een goede afweging
over de noodzaak en over het te gebruiken middel. Het door de WormenWijzer geadviseerde
middel is gebaseerd op de wormsoort, de kans op besmetting met die wormsoort(en) op dat
moment in het jaar, de mate van resistentie tegen het wormmiddel in Nederland en het doel
van de behandeling (quarantaine, ziekte of preventie).
Wormmiddelen in groep 1 zijn vanwege omvangrijke resistentie in Nederland niet geschikt
voor de bestrijding van Haemonchus contortus en Teladorsagia circumcincta. Middelen in
groep 1 zijn wel het meest effectief tegen Nematodirus-soorten. Als naast Nematodirus battus
gelijktijdig andere gevaarlijke wormsoorten voorkomen, voldoen wormmiddelen uit groep 2
of 3 ook. Recent zijn in Nederland een aantal gevallen van resistentie aangetroffen tegen
middelen uit groep 3. In Nederland is nog geen resistentie vastgesteld tegen middelen in groep
2.
In de tabel staan per groep de wormmiddelen die in Nederland zijn toegelaten. Het gebruik
van middelen is niet toegestaan bij schapen die melk produceren voor de humane consumptie
als geen wachttijd voor melk staat vermeld. Maak bij voorkeur gebruik van injectie of drench.
Precieze dosering van individuele dieren met wormmiddelen in deze vorm is in vergelijking
tot bolussen of korrels eenvoudiger en betrouwbaarder. Wormmiddelen zijn ongeschikt voor
het behandelen van lammeren met coccidiose.
Groep
Handelsnaam
Werkzame stof
Vorm
Wachttijd
Vlees
Melk
1. Benzimidazolen
Valbazen 1,9%
albendazol
drench
12 dgn
Bovex
oxfendazol
drench
21 dgn
Panacur 2,5%
fenbendazol
drench
28 dgn
Valbazen Boli
albendazol
bolus
12 dgn
Veteol
albendazol
bolus
12 dgn
Panacur Boli
febendazol
bolus
21 dgn
7 dgn
Rintal Boli
febantel
bolus
28 dgn
5 dgn
Rintal Wormkorrels
febantel
korrels
14 dgn
4 dgn
Endex 8,75%
levamisol
drench
42 dgn
Levacide
levamisol
drench
8 dgn
Levacide
levamisol
injectie
18 dgn
Levacol
levamisol
injectie
18 dgn
Levamisol
levamisol
bolus
10 dgn
Oramec
ivermectine
drench
14 dgn
Noromectin
ivermectine
drench
14 dgn
Cydectin 0,1 %
moxidectine*
drench
14 dgn
Ivomec
ivermectine
injectie
63 dgn
Panomec
ivermectine
injectie
63 dgn
Dectomax
doramectine
injectie
70 dgn
Ges-o-mec
ivermectine
injectie
42 dgn
Prontax
doramectine
injectie
70 dgn
Qualimec
ivermectine
injectie
42 dgn
2. Imidazothiazolen
3 dgn
3. Macrocyclische Lactonen
5 dgn
*) Een moxidectine houdend middel heeft een nawerking van enkele weken (circa 4 weken)
tegen Haemonchus contortus en Teladorsagia circumcincta. Bij gebruik van een middel met
deze werkzame stof geldt voor het gebruik van de WormenWijzer:

Daar waar gevraagd wordt naar de datum van de laatste behandeling, je de datum
waarop het middel is uitgewerkt kunt nemen in plaats van de feitelijke
behandelingsdatum. Dit kan eenvoudigweg door de laatste daadwerkelijke
behandeldatum te verlengen met de nawerkingsperiode.

Dat je de WormenWijzer pas 4 weken na afloop van de nawerkingsperiode opnieuw
hoeft te raadplegen voor een behandeladvies op maat.
Een moxidectine houdend middel is meestal ook nog effectief tegen ivermectine-resistente
populaties van Haemonchus contortus en Teladorsagia circumcincta.
Quarantainebehandelingen:
Om de insleep van nieuwe wormsoorten of resistente wormstammen op uw bedrijfspercelen
te voorkomen zijn met aanvoer van dieren van een ander bedrijf 2 acties noodzakelijk.


Ontworm alle aangevoerde dieren meteen bij aankomst met een middel uit groep 2 en
met een middel uit groep 3. Voer beide behandelingen bij voorkeur direct na elkaar uit
en vermijd onderdoseren.
Breng de aangevoerde dieren pas 48 uur na de quarantainebehandeling op de
bedrijfspercelen zodat ze geen wormeieren op het land brengen. Houd ze gedurende
deze 48 uur op stal of op een betonplaat. Zorg ook dat de daar geproduceerde mest en
de mest uit de veewagen (voorlopig) niet op de bedrijfspercelen komt. Onder invloed
van broei, vorst en droogte gaan wormeieren dood. Vermijd ook de versleep van deze
mest via schoeisel.
Combineer deze quarantainebehandelingen met de overige benodigde quarantainehandelingen
(schurft, rotkreupel, e.a.). Vermijd ook de insleep van nieuwe wormsoorten of resistente
wormstammen via schoeisel van bedrijfsbezoekers! Overweeg de effectiviteit van de
quarantainebehandelingen te controleren met een mestonderzoek tussen 10 en 14 dagen na het
ontwormen.
Onder aanvoer van dieren van een andere bedrijf vallen aangekochte ooien, lammeren en
dekrammen. Ook gezamenlijk gebruikte rammen, ter dekking gebrachte ooien van anderen en
terugkeer van dieren die gezamenlijk met schapen, lammeren, geiten en kalveren van anderen
zijn geweid.
Let op! In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, heeft ontwormen van dekrammen en
ooien in het dekseizoen geen invloed op de vruchtbaarheid! Vermijd dus ook insleep via
(uitgewisselde) dekrammen en ter dekking gebrachte (en terugkerende) ooien door ze ook
tijdens het dekseizoen de juiste quarantainebehandelingen te geven.
Mestonderzoek:
Een hulpmiddel om te bepalen of ontwormen van de lammeren daadwerkelijk nodig is, is
mestonderzoek. Mestonderzoek wijst uit of ze besmet zijn, met welke wormsoorten en hoe
groot de wormlast is. De uitslag van het mestonderzoek helpt de juiste keuze te maken tussen
wel, niet of later ontwormen en helpt zodoende onnodig behandelen voorkomen. Onnodig
behandelen kost geld en kan resistentieontwikkeling op uw bedrijf versnellen. Laat daarom bij
twijfel over de noodzaak van behandelen de mest onderzoeken.
Zinvolle momenten voor mestonderzoek zijn:
* De momenten waarop de WormenWijzer adviseert de mest te laten onderzoeken.
* 4 weken na inscharen op gevaarlijk land.
* 1 juli om te beoordelen of er een noodzaak bestaat om de lammeren te ontwormen. De
parasitologen van Nederland stellen op grond van hun ervaring dat er voor 1 juli geen
gevaarlijke maagdarmwormbesmettingen kunnen optreden op Nematodirose na. Belangrijke
voorwaarde daarbij is dat men de behandeladviezen van de Wormenwijzer opvolgt en de
ooien in het voorjaar na het aflammen ontwormt. Als dat niet gebeurd kunnen naast
Nematodirose al eerder andere gevaarlijke maagdarmwormbesmettingen optreden!
Met mestonderzoek is vast te stellen of het gebruikte middel (voldoende) heeft gewerkt tegen
de maagdarmwormen. Of anders gezegd: of de maagdarmwormen resistent zijn tegen het
gebruikte middel. Vanwege wijdverspreide resistentie tegen middelen uit groep 1 is
mestonderzoek naar de werking van deze middelen niet zinvol.
Mestmonsters verzamelen en versturen
De betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de uitslag van het mestonderzoek is afhankelijk van
de zorgvuldigheid van het verzamelen en versturen van de mestmonsters. De werkwijze voor
het verzamelen en versturen van mestmonsters is:
* Verzamel ongeveer gelijke hoeveelheden mest van 15 lammeren per samenweidend
koppel. Neem vanwege een verschil in weerstand daarvoor ongeveer evenveel oude als jonge
lammeren. Een hoeveelheid mest van 4 keutels of een daarmee vergelijkbare hoeveelheid per
dier is voldoende. Doe de mest van deze 15 dieren bij elkaar in een plastic zakje (bijvoorbeeld
diepvrieszakje), strijk de lucht eruit en knoop dit mestmonster dicht. Essentieel is dat het
monster luchtdicht wordt verpakt.
* Verzamel uitsluitend mest die u ziet vallen. Vermijd daarbij vervuiling met gronddeeltjes
omdat de eieren van grondwormen lijken op die van maagdarmwormen. Maak tot slot geen
onderscheid tussen harde keutels en dunne mest. Beide kunnen het gevolg zijn van een
maagdarmwormbesmetting en dat is wat u wilt weten.
* Maak per samenweidend koppel aparte monsters vanwege mogelijke verschillen in
weerstand, beweiding- en behandelingshistorie en daardoor mogelijke verschillen in
besmettingsniveau.
* Verzamel bij twijfel aan de werking van het middel mest tussen 10 en 14 dagen na de
laatste behandeling bij de betreffende ooien en/of lammeren.
* Monsters gekoeld bewaren maar niet laten bevriezen en niet in de zon laten liggen. Onder
invloed van hogere temperaturen komen de larven eerder uit het ei en geeft de uitkomst van
een eitelling niet meer het juiste beeld van het daadwerkelijke besmettingsniveau.
* Stuur het monster (of de monsters) in een daarvoor geschikte en toegestane verpakking
(dierenarts) naar een laboratorium. Beperk daarbij de tijd tussen monstername en verzending
zoveel mogelijk en vermijd opwarming.
Uitslag mestmonster
Op de uitslag staan de aantallen wormeieren per gram mest (EPG) die per groep van
wormsoorten in de mest zijn aangetroffen. De onderstaande tabel geeft aan bij welke aantallen
u, uw lammeren moet ontwormen. Eitellingen van boven de 1000 eieren per gram mest
worden meestal veroorzaakt door Haemonchus contortus.
Groep wormsoorten Ontwormen bij EPG van:
Trichostrongyliden (Haemonchus c. en Teladorsagia c.)
Nematodirus-soorten Meer dan 100
Meer dan 500
Let op! De uitslag is een momentopname en de wormlast kan binnen een week veranderen
van gering in gevaarlijk. Bij goed gebruik van de WormenWijzer en opvolging van de
adviezen is het risico op schade door maagdarmwormen gering.
Voor de uitslag van een mestonderzoek naar de werking van het middel geldt dat bij
bemonstering tussen 10 en 14 dagen geen eieren in de mest mogen zitten. Als wel eieren in de
mest zijn aangetroffen, betekent dat maagdarmwormen de behandeling hebben overleefd en
dat mogelijk niet goed is behandeld of dat sprake is van resistentie. Gebruik de volgende keer
een middel uit een andere groep waartegen maagdarmwormen in Nederland nog geen of
weinig resistentie hebben ontwikkeld. Sluit voor u overstapt uit dat:
* Per ongeluk geen mest van onbehandelde dieren is onderzocht.
* Het inderdaad om mest gaat die tussen 10 en 14 na behandeling is bemonsterd.
* Geen sprake kan zijn geweest van onderdoseren.
Behandel met een middel waartegen nog geen resistentie bestaat als na behandeling nog grote
aantallen wormeieren in de mest worden aangetroffen (zie tabel boven).
Algemeen advies voor maagdarmwormbesmetting bij ooien:
In de regel ondervinden ooien geen hinder van een maagdarmwormbesmetting omdat ze als
lam weerstand hebben opgebouwd. Na het aflammeren kunnen ooien in het voorjaar wel
enorme aantallen eieren uitscheiden vanwege de tijdelijk lagere weerstand in die periode.
voor ooien tijdens aflamseizoen
Ontworm 95-98% van alle ooien die met hun lammeren tot spenen weidegang krijgen met een
middel uit groep 2 of 3 na het aflammeren éénmalig, minimaal 2 dagen voor inscharen.
Ontworm ooien die buiten aflammeren en blijven binnen 2 weken na aflammeren. Vermijd
onderdoseren. Breng elk koppel ooien met lammeren na het ontwormen zoveel mogelijk op
veilig land.
Ontworm guste, verwerpende, mislamde en niet zogende ooien niet. Kies voor de 2-5 %
afgelamde ooien die u niet ontwormt:
* gezonde oudere ooien in een goede conditie en
* bij voorkeur ooien met een éénling.
Zorg dat in elk samenweidende groep 2-5% niet ontwormde ooien lopen. Ontworm als het
koppel kleiner is dan 20 ooien 1 ooi niet op stal maar pas een week na inscharen.
Gebruik, indien u om arbeidstechnische redenen toch voor het aflammeren ontwormt,
uitsluitend een middel uit groep 3. Andere middelen doden voor het aflammeren niet alle
wormsoorten.
Noteer per afzonderlijk weidend koppel ooien de datum van de behandeling, het gebruikte
middel en de dosering. Raadpleeg de WormenWijzer het volgende aflamseizoen opnieuw
voor een advies op maat.
Het is niet nodig om ooien die met hun lammeren tot spenen op stal blijven te ontwormen. De
ooien kunnen hun lammeren op stal niet besmetten. Ontwormen bij inscharen na spenen is
ook niet nodig omdat het aantal wormeieren in de mest na het spenen snel afneemt.
Voor ooien buiten aflamseizoen:
Ontworm ooien buiten het aflamseizoen niet. Eén ontwormbehandeling na het aflammeren is
voldoende. Daarna bouwt het schaap zelf weerstand op tegen maagdarmwormen waardoor ze
meer maagdarmwormlarven opnemen dan zich wormen ontwikkelen. Dit draagt bij aan het
laag houden van de besmettingsdruk op het perceel.
Algemeen advies voor maagdarmwormbesmetting bij lammeren:
Lammeren besmetten zich al grazende met de larven van maagdarmwormen. Besmetting met
larven van maagdarmwormen is nodig om weerstand op te kunnen bouwen. Te hoge opnames
van larven van gevaarlijke soorten verstoren de groei en kunnen vooral lammeren ziek maken.
Koppelsgewijze groeidalingen van meer dan 50 gram groei per dag binnen 4 weken, slechte
groeiers en afvallende lammeren duiden op ernstige besmettingen. In de regel geldt dat het
behalen van het eindgewicht een maand langer duurt als een ernstige besmetting te lang
onopgemerkt blijft en de lammeren een week te laat worden behandeld.
Voor lammeren met weidegang:
Ontworm de lammeren uitsluitend als volgens de WormenWijzer een reële kans bestaat op
een maagdarmwormbesmetting of een maagdarmwormbesmetting is vastgesteld bij
mestonderzoek.
Ontworm per koppel maximaal 95-98% van alle lammeren met een middel uit groep 2 of 3.
Vermijd onderdoseren. Ontworm de lammeren zoveel mogelijk gelijktijdig met het
verweiden. Verweid de lammeren zoveel mogelijk naar veilig land en tijdig.
Kies voor de 2-5 % lammeren die u niet ontwormt:



gezonde lammeren met de royaalste conditie,
bij voorkeur de oudste lammeren en
lammeren die worden geslacht binnen de wachttermijn van het te gebruiken middel.
Zorg dat in elk samenweidend koppel minimaal 2-5% niet ontwormde lammeren lopen.
Ontworm als het koppel kleiner is dan 20 lammeren 1 lam een week na de andere.
Noteer per afzonderlijk weidend koppel lammeren de datum van de behandeling, het
gebruikte middel en de dosering. Raadpleeg de WormenWijzer vanaf half juni bij elke
verweiding en elke 4 weken na het behandelen opnieuw voor een advies op maat. Onder
bepaalde omstandigheden kan vanaf half juni en elke 4 weken na behandeling de wormlast
weer een gevaar vormen voor de lammeren.
Laat binnen 10 tot 14 dagen na behandeling mestonderzoek uitvoeren als u twijfelt u aan de
effectiviteit van de laatste ontwormbehandeling in dit koppel.
voor lammeren die op stal zijn gehouden vanaf geboorte:
Het ontwormen van deze lammeren is zinloos. Op stal kunnen de lammeren geen
maagdarmwormbesmetting van betekenis oplopen omdat wormen, op de niet schadelijke
wormsoort Strongyloides papillosus na, uw lammeren op stal niet kunnen besmetten. Wel
kunnen de lammeren andere stalinfecties of parasitaire aandoeningen oplopen die diarree
kunnen veroorzaken. De bekendste zijn E-coli-infecties en coccidiose. Voor lammeren die
geen weidegang hebben gehad, dragen wormmiddelen niet bij aan de genezing of preventie
van coccidiose.
Raadpleeg de WormenWijzer 4 weken na inscharen opnieuw voor een advies op maat als u
dit koppel nog gaat weiden. Onder bepaalde omstandigheden kan na 4 weken weidegang de
wormlast een gevaar voor de lammeren vormen.
Resistentie en resistentieontwikkeling
Er is altijd een klein aantal wormen in een gevoelige wormpopulatie dat resistent is en niet
door het middel wordt gedood. Hoe sneller op uw bedrijf de voor het wormmiddel gevoelige
wormen in opeenvolgende behandelingen worden wegselecteerd, hoe sneller de
resistentieontwikkeling verloopt en hoe eerder het moment wordt bereikt waarop de
aanwezige wormenpopulatie op het bedrijf niet meer te bestrijden is met dat wormmiddel.
Omdat de wormlast niet meer met een middel uit die groep kan worden weggenomen, moet
men uitwijken naar een middel uit een andere groep. Dit kan zolang uw wormpopulatie
daartegen nog geen resistentie heeft ontwikkeld. Er bestaan echter al multiresistente
wormpopulaties, populaties die resistent zijn tegen meerdere groepen van middelen.
Om zolang mogelijk van de bestaande middelen gebruik te kunnen blijven maken is het
vermijden van onderdosering van groot belang. Het zoveel mogelijk beperken van het aantal
behandelingen door waar mogelijk gebruik te maken van veilig land en tijdig te verweiden,
draagt ook sterk bij aan het vertragen van de resistentieontwikkeling. De Wormenwijzer helpt
u bij het verminderen van het aantal behandelingen.
Tips:
>>>De effectiviteit van de behandeling is hoger na vasten. Pas dit echter uitsluitend toe bij
lammeren en nooit toe bij drachtige of lacterende ooien vanwege groot risico op
voedingsstoornissen en melkproductie verlies.
>>>Maak bij beperkte beschikking over veilig land, tactisch gebruik van de veilige percelen.
Het inscharen op veilig land laten samenvallen met het ontwormen levert u afhankelijk van
seizoen 2 tot 3 weken uitstel van behandeling op.
>>>Vermijd op rundveebedrijven wisselbeweiding tussen lammeren en kalveren én schapen
en kalveren.
>>>De gevaarlijkste wormsoort Haemonchus contortus, geeft harde, ingedroogde mestkeutels
in plaats van diarree.
>>>Een goede voeding stimuleert de weerstandsopbouw, minimaliseert de verspreiding van
wormeieren en bevordert het herstel na een maagdarmwormbesmetting. Ooien die rond het
aflammeren extra eiwit krijgen, scheiden minder wormeieren uit. Ook lammeren die extra
eiwit (lammerkorrel/ gras/klaver) krijgen, hebben minder last van maagdarmwormen.
Download