- Scholieren.com

advertisement
Jongeren
Aangeboren eigenschappen
 erfelijk bepaald dus heb je vanaf je geboorte
Aangeleerde eigenschappen
 zijn normen en waarden en gewoontes
Socialisatie
 Het overnemen van kenmerken van groep of samenleving waarbij
je hoort
Iets leren of overnemen kun je op de volgende manieren:
 Belonen en straffen
 Imitatie
 Informatie
Sancties
Doel
positieve sancties
negatieve sancties
 manieren om je laten merken dat je iets goed of slechts hebt
gedaan
 je gedrag beïnvloeden
 complimentjes of loonsverhoging
 strafwerk of bekeuring
Elk land heeft anderen waarden en normen
Sociale controle
 anderen in je omgeving letten op je en zorgen ervoor dat je je aan
de regels van de groep houdt
nature aanhangers
 vinden dat aangeboren gedrag het meest bepaalt hoe je bent
Nurture aanhangers
belangrijkste eigenschappen leer je aan of leer je af
Veel mensen en instanties hebben invloed op jouw normen en waarden en gedrag:
 Gezin
 School
 Vrienden
 Sportclub
 Werk
 Geloof
 Massamedia (radio/tv/internet)
 Overheid (wetten/voorlichting)
Internalisatie
 sommige aangeleerde gewoonten, opvattingen, normen en
waarden zijn automatisch deel geworden van je gedrag
(zoals aan de rechterkant rijden)
Identificatie
 iemands gedrag overnemen (je wilt op iemand lijken)
Identiteit
 wie jij bent
o Ervaring
o Aangeboren karaktereigenschappen
Cultuur
groep mensen die de zelfde waarden, normen en gewoonten heeft
Dominante cultuur
cultuur van een hele grote groep mensen in een land
Subcultuur
cultuur van een kleine groep mensen in een land
 Limburgers vieren bv uitgebreid carnaval, Amsterdammers niet
Je hoort altijd bij verschillende subculturen
 zie je op school, kleding en kapsel is per groep verschillend
 verkopers spreken klanten aan met u, bankdirecteuren hebben geen
Tongpiercing enz.
Je hebt in Nederland ook verschillende culturen die te maken hebben met:
 Sport
 Muziek
 Godsdienst
 Woonplek
 Land van herkomst
Jongerencultuur
Bedrijfscultuur
Dominante cultuur en subculturen bestaan naast elkaar, je behoort tot bepaalde subculturen maar ook tot de
dominante cultuur
Soms botsen subculturen met de dominantie cultuur. Wij geven elkaar een hand bij het groeten, als een moslim een
Nederlandse vrouw geen hand wil geven, mag dat volgens onze wet, maar het hoort eigenlijk niet.
Eerste jongeren culturen
Jaren 60 meer jongerenculturen
 ontstonden ruim 50 jaar geleden
 de ”nozems”
* hippies
* metalheads
* punkers
* hiphoppers
* skinheads
* skaters
* gabbers
* gamers
* enz.
welvaart was voor jaren 60 niet zo goed, kinderen hadden lange schooldagen, gingen ook op zaterdag naar school en
als je ouders arm waren, ging je op je 14e al werken en gaf je je loon af, jongeren hadden dus bijna geen vrije tijd.
Welvaart
Betere welvaart komt door
hoe goed het gaat ( in een land )
betere economie
Je hebt dan:
o hogere lonen
o meer kansen om door te leren
o bijbaantjes, geld mochten jongeren zelf houden
Muziek speelt belangrijke rol bij jongerencultuur
Logisch dat er steeds nieuwe jongerenculturen ontstaan:
1. meer geld en vrije tijd
2. ze willen zich afzetten (zelfstandig zijn, bepalen welke kleren ze dragen)
3. ze willen bij een groep horen
4. elke groep wil beetje anders zijn
generatieconflict
 kinderen en hun ouders hebben ruzie over uitgaan, kleding, wat wel en
niet mag,
de normen en waarden van ouders botsen met die van hun kinderen.
Zie bladzijde 32 en 33 voor invloed van popmuziek
Puberteit
 de tijd tussen kindertijd en volwassenheid
ze gaan op zoek naar de grenzen van hun gedrag
Verschillen van normen en waarden kunnen te maken hebben met:
1. de groep waar je bij hoort
2. de plaats waar je woont
3. de tijd waarin je leeft
abnormaal
verschillen zijn zo groot dat je de normen van iemand niet meer begrijpt (vernielen van
bussen en treinen door voetbalhooligans)
Asociaal gedrag
gedrag waarbij iemand geen rekening houdt met anderen
Tolerantie
het accepteren van mensen met andere normen en waarden dan jij hebt
Respect
rekening houden met
heeft te maken met fatsoensnormen
Er zijn grenzen aan tolerantie, als je last hebt van asociaal gedrag mag je daar iets van zeggen en als iemand steelt,
hoef je dat niet te accepteren
Beeldvorming
als je iemand voor de 1e keer ontmoet, vorm je je een beeld van iets of
iemand
Zo’n beeld van iemand heeft te maken met je eigen normen en waarden
Vooroordeel
oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten of de persoon goed
kent
Stereotype
een beeld dat je van een hele groep mensen hebt
(blonde meisjes zijn dom, dikke mensen zijn gezellig)
Rolgedrag
gedrag dat anderen van jou verwachten in een bepaalde situatie
(in winkel alstublieft en dank u wel tegen klanten zeggen)
Je rol bestaat uit je gedrag maar ook uit:
 kleding
 gezichtsuitdrukking
 lichaamshouding
 taalgebruik
Je hebt verschillende rollen:
 kind van je ouders
 leerling
 klant in een winkel
 vriend
 enz
Het hebben van meerdere rollen is zelfbescherming, we passen ons daarmee aan aan de omgeving.
Roldoorbrekend gedrag
 anders gedrag dan je van iemand verwacht
Soorten bindingen:
 gevoelsbindingen
(vriendschap, steun en liefde)
 economische bindingen (levensonderhoud, wat je eet/drinkt is door anderen gemaakt, vaak moet je voor die
dingen betalen, je bent afhankelijk van je baas, hij betaalt je loon, maar ook van
mensen die producten maken en verkopen die jij gebruikt. En je ouders zorgen
jaren lang voor je levensonderhoud)
 kennisbindingen
(kennis krijg je via je ouders, vrienden leraren en lesboeken)
 politieke bindingen
(we hebben overheid nodig om ons te beschermen, om voor goede wegen,
onderwijs, gezondheidszorg enz. te zorgen. We moeten wel iets van onze vrijheid
inleveren. We betalen belasting en moeten een boete betalen als we bv. te hard
rijden)
Bindingen lopen vaak door elkaar:
Je krijgt zakgeld
gevoelsbinding (met ouders van wie je het krijgt)
economische binding (je krijgt geld)
kennis binding (je leert met geld omgaan)
Door bindingen begrijpen we dat we onderdeel zijn van de samenleving en afhankelijk van anderen zijn.
Sociale cohesie
mensen hebben het gevoel dat ze bij elkaar horen
Echte samenleving
hier het wij gevoel is belangrijk, we houden rekening met normen en waarden en
belangen van anderen
Samenleving verandert steeds. Wat jouw ouders hebben geleerd is niet op dezelfde manier doorgegeven aan jou.
Hoe de samenleving over 20 jaar eruit ziet weet niemand.
Download