Visdief en noordse stern Toen we in 1965 voor het eerst naar Griend gingen, troffen we een klein eiland aan, nauwelijks 16 hectare groot. De winterstormen hadden grote hoeveelheden zand verplaatst en schelpenrijke zandtongen bedekten de begroeiing van de strandwal. Het huisje stond middenin zo’n kale zandwoestijn en we waren wat teleurgesteld. We hadden ons een lieflijker woonomgeving voorgesteld. Hoe anders werd dat toen eind april de noordse sterns en de visdieven op het eiland arriveerden. Terwijl de visdiefjes hun territoria in de kwelder betrokken, vestigden de noordse sterns zich met tientallen op het schelpenstrand bij het huisje. We woonden letterlijk temidden van deze prachtige vogels, die nog sierlijker en breekbaarder leken wanneer het late avondlicht op hun verenkleed reflecteerde. Het leken broze porseleinen beeldjes. Alleen zaten ze zelden stil. Voortdurend vlogen de mannetjes af en aan om de vrouwtjes met een visje het hof te maken. Steevast volgde daarna een rondedans. 96 97 Broedgebied en migratie De broedverspreiding en trekgewoonten van visdieven en noordse sterns verschillen opvallend. Noordse sterns zijn in feite arctische broedvogels die altijd langs de kust broeden. Op Griend bereiken ze het zuidelijkste puntje van hun broedverspreiding. Het zijn echte zeevogels die in belangrijke mate een oceanisch leven leiden. Na de broedtijd vliegen ze over de Atlantische oceaan naar het zuiden tot ze in Antarctische wateren komen. Niet zelden zwaaien ze daar naar het oosten af en bereiken, voortgedreven door de overheersende westenwinden, Australië, of zelfs Nieuw Zeeland. En in het vroege voorjaar keren ze dezelfde weg terug. Drie noordse sterns die in 2011 in Nederland van kleine dataloggers werden voorzien bleken een trekweg te hebben van 24.000 kilometer enkele reis. Alle omzwervingen meegerekend, vlogen ze in het winterhalfjaar in totaal 90.000 kilometer! Wanneer we ons realiseren dat noordse sterns gemakkelijk twintig jaar oud kunnen worden, dan leggen zulke vogels in hun leven een totale afstand af die gelijk is aan driemaal een retourtje naar de maan! Visdieven broeden langs de kust en in het binnenland. Zij hebben een zuidelijker broedverspreiding en mijden de open oceaan. Langs de Atlantische kust trekken zij naar Afrika en overwinteren van Mauritanië tot Kaap de Goede Hoop. Trouw keren ook zij in het voorjaar dezelfde weg terug, maar hun trekweg is meestal ‘niet meer’ dan zo’n 10.000 kilometer, enkele reis. Broedperiode Visdieven en noordse sterns lijken sprekend op elkaar. Zelfs doorgewinterde vogelaars kunnen ze op afstand nauwelijks onderscheiden. Dichterbij bekeken zien we echter dat de snavelkleur verschillend is: bij de visdief is die meestal oranje met een zwarte punt, bij de noordse stern karmijnrood. Zowel visdieven als noordse sterns komen meestal in paren in het broedgebied aan. Een opvallend groot deel van de vogels heeft bovendien elk jaar dezelfde partner en veel paren komen zelfs op ongeveer hetzelfde plekje tot broeden. Partners zijn het grootste deel van de tijd samen. Regelmatig worden baltshandelingen uitgevoerd, die volgens een vast ritueel worden afgewikkeld. In eerste instantie ontmoeten ze elkaar al baltsend in de lucht. Luchtbalts kan vervolgens overgaan in baltshandelingen 98 op de grond. De baltshoudingen die visdieven en noordse sterns aannemen, lijken erg veel op elkaar. Toch zien we nooit dat beide soorten elkaar het hof maken. Dat komt omdat elke ontmoeting begint met de juichroep. Dit is de enige roep waarin beide soorten opvallend verschillen en waarin zowel soort­specifieke als individuele kenmerken aanwezig zijn. De juichroep wordt dan ook gegeven in alle situaties waarin een visdief of noordse stern zich als soort en als individu kenbaar wil maken, dat wil zeggen tijdens ontmoetingen met een (toekomstige) partner, met een rivaliserende buurman in een nabij­gelegen broedterritorium en met de eigen jongen. De reacties op de juichroep van de mannetjes zijn afhankelijk van de status van de vogel waar de roep voor bedoeld is. Een potentiële vrouwelijke partner wordt er door aangetrokken, rivaliserende mannen worden ermee op afstand gehouden en jongen beginnen actief te bedelen om voedsel. In de broedperiode zijn er wat leefwijze betreft geen grote verschillen. Beide soorten arriveren eind april-begin mei, kiezen een partner, broeden op Griend en brengen er hun jongen grooot, om vervolgens in de loop van juni-juli weer te vertrekken. Meestal Noordse Stern Noordse sterns zijn recordhouders wat betreft migratie­afstand. Drie vogels die in de Eemshaven broedden vlogen in één jaar 90.000 kilometer. verschijnen de eerste eieren begin mei. Soms zijn de noordse sterns het eerste, soms de visdieven. Noordse sterns broeden in meer open terrein en leggen één of twee eieren, visdieven verkiezen wat meer vegetatie en maken een legsel met drie eieren. In de loop van mei neemt het aantal legsels snel toe. Na een broedperiode van 22 dagen komen de jongen uit. Hoewel de meeste vogels in juli Griend alweer verlaten hebben, kunnen er tot in augustus kleine vestigingen met eieren zijn. Vaak worden die late legsels geproduceerd door jonge broedvogels die voor het eerst in hun leven aan het broedproces deelnemen. Zij brengen echter zelden jongen groot. Visdief Populatieverloop Op Griend hebben sinds mensenheugenis visdieven en noordse sterns gebroed. De visdieven bereikten een hoogtepunt in 1937 en 1954 toen hun aantal geschat werd op 25.000 paren. De noordse sterns bereikten hun maximum in 1954 met 2000 paren. Net als bij de grote stern hebben de populaties van beide soorten erg te lijden gehad van de vergiftiging aan het begin van de jaren zestig. Daarna zijn hun aantallen langdurig tamelijk stabiel gebleven, waarna die in het begin van de jaren negentig verdubbelden. Die toename werd echter weer gevolgd door een geleidelijke maar sterke daling die tot op heden voortduurt. In 2016 waren beide soorten met respectievelijk 500 en 200 paren op een alarmerend dieptepunt beland. Wat is er met deze sierlijke kleine sternsoorten aan de hand? Gedegen onderzoek is er aan de Griendse visdieven en noordse sterns nooit gedaan. Toch zijn er in de loop der jaren veel gegevens verzameld, vooral over aantallen broedparen en broedsucces. In 2009, het ‘jaar van de visdief’, zijn alle beschikbare gegevens nader bekeken. In de eerste plaats bleek dat kuikens die op Griend geringd werden soms ook in andere kolonies tot broeden kwamen. Er bleek uitwisseling te zijn met andere waddenkolonies, maar niet of nauwelijks met kolonies elders in ons land. De visdieven uit het Waddengebied vormen dus een ‘metapopulatie’, een groep broedvogels die nauwelijks mengt met andere groepen. Vervolgens zijn de gegevens over aantallen en broedsucces gebruikt om een zogenaamd ‘populatie-dynamisch’ model te maken. Zo’n model voorspelt het populatieverloop op basis van 3500 Visdief 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 Noordse Stern 1200 1000 800 600 400 200 0 1964 1974 1984 1994 2004 2014 In de periode 19902000 bereikten de aantallen broedende visdieven en noordse sterns op Griend een hoogtepunt. Vervolgens zijn beide soorten gestaag in aantal achteruitgegaan. gegevens over aanwas (reproductie en immigratie) en afname (sterfte en emigratie) van de aantallen. Wanneer aangenomen wordt dat emigratie en immigratie elkaar in evenwicht houden, blijkt een gemiddelde reproductie van 0,75 jongen per paar ­noodzakelijk te zijn om de broedpopulatie op peil te houden. De visdieven op Griend produceren gemiddeld echter niet meer dan 0,36 jongen per paar. Dat is dus onvoldoende. Wat is het probleem? De oorzaken van de slechte broedresultaten van de visdieven zijn ten dele bekend. In een periode van vijftien jaar (1992-2007) 99 werd in twee opeenvolgende jaren massale predatie door op Griend broedende velduilen geconstateerd. Die roofden vooral ’s nachts. Naast het verlies aan opgegeten jongen zorgde dit vooral voor verstoring waardoor veel visdieven hun legsel verlieten. In vijf verschillende jaren gingen veel legsels verloren door over­ stromingen en in zeven jaren waren er aanwijzingen voor sterfte als gevolg van voedseltekorten. Over de laatstgenoemde oorzaak zijn weinig kwantitatieve gegevens voorhanden. Het menu van de visdief geeft echter te denken. Visdieven dragen hun naam niet voor niets: het zijn echte viseters. Tijdens het onderzoek bleken de visdieven op Griend in ruim de helft van de gevallen krabbetjes, garnalen en platvissen aan hun jongen te voeren. Dat duidt op schaarste, want deze prooien zijn veel minder voedzaam dat de vette haringen en zandspieringen die de andere helft van het menu vormen. Terwijl predatie door velduilen en overstromingen nog gezien kunnen worden als incidenten, lijkt het voedselprobleem een meer structureel karakter te hebben. Onderzoek van het NIOZ heeft aangetoond dat de biomassa aan vissen in de Waddenzee in een periode van 50 jaar sterk achteruit is gegaan. Veel visetende vogels doen het in het Waddengebied dan ook slecht. Zou de visdief hiervan ook een slachtoffer zijn? In hoeverre hetzelfde voor de noordse stern geldt weten we niet. Noordse sterns worden ouder dan visdieven. De jaarlijkse sterfte onder deze soort is dus geringer. Daar staat echter tegenover dat noordse sterns een kleiner legsel hebben en hun mogelijkheden om jongen te produceren dus kleiner zijn. In de periode 2002-2013 bleek het jaarlijkse aantal uitvliegende jongen gemiddeld echter slechts 0,07 te zijn. Zonder twijfel kan een populatie met zo’n geringe reproductie niet in stand blijven. Voor de noordse stern kan het van belang zijn, dat Griend aan de uiterste zuidgrens ligt van het broedareaal. Areaalgrenzen neigen te verschuiven onder invloed van klimatologische omstandigheden. Daarmee samenhangende factoren, zoals het voedselaanbod, verschuiven dan mee. Wellicht schuift de grens van de noordse stern op naar het noorden en is de omgeving van Griend niet langer geschikt voor deze soort. Noordse stern en visdief lijken uiterlijk erg veel op elkaar. De noordse stern (hier afgebeeld) heeft echter een karmijnrode snavel, de visdief een oranjerode met een zwarte punt. 100 101 Toekomstige partners van de visdief ontmoeten elkaar in de lucht en op de grond. Wanneer de paarband gesmeed is kan het wijfje gaan bedelen (links) als inleiding tot een copulatie (rechts). 102 103 Bij visdieven (hier afgebeeld) en noordse sterns zijn er vaak felle conflicten om het broedterritorium. Aanvallen op de grond worden soms in de lucht voortgezet. Niet zelden haken de snavels ineen. 104 105 Het voeden van twee hongerige visdiefjongen vergt veel inspanningen. Zolang er voldoende vette visjes zijn gaat het meestal wel goed. Op Griend is het soms noodzakelijk om minder energierijke prooien aan te voeren, zoals platvisjes, garnalen en wormen. De overlevingskansen van de jongen nemen dan snel af. 106 107