RIJST EN VOEDSELVEILIGHEID OP HAITI “Sinds 1981

advertisement
RIJST EN VOEDSELVEILIGHEID OP HAITI
“Sinds 1981 hebben de Verenigde Staten het beleid gehad dat wij als rijke voedselproducerende
landen dat voedsel zouden moeten verkopen aan arme landen. We zouden ze ontlasten van de
moeite van het zelf produceren van voedsel, waardoor ze direct in het industriële tijdperk zouden
kunnen overspringen. Het heeft niet gewerkt. Het was misschien goed voor sommige van mijn boeren
in Arkansas, maar het heeft niet gewerkt. Het was een vergissing en ik maakte er deel van uit. Ik wijs
niemand met de vinger aan. Ik heb het gedaan. Dagelijks moet ik leven de gevolgen van het verlies
van de mogelijkheid om rijst te produceren op Haïti om de bevolking te voeden.”
Bill Clinton, maart 2010
De landbouwsector is op Haïti, net als in veel ontwikkelingslanden, van groot belang voor de
economie van het land. Het is een bron van inkomsten voor de boeren en voor de overheid. Ook
verschaft zij veel werkgelegenheid. Voedselveiligheid en duurzame ontwikkeling zijn nauw
verbonden met de landbouwsector. Deze bevindt zich op Haïti in een crisis. Er is sprake van een
dalende omvang van de export van landbouwproducten en de sector voorziet niet meer in de
voedselbehoefte van de eigen bevolking. De leefomstandigheden op het platteland verslechteren
jaar in jaar uit met migratie naar de stad, achteruitgang van de natuurlijke leefomgeving , afname van
de voedselveiligheid en onveiligheid als gevolg.
Nationale gerechten
Rijst behoort tot het basisvoedsel van de Haïtianen. Diri soz pwa (rijst met bonensaus) en diri pwa
kole (rijst met rode bonen) zijn nationale gerechten. De consumptie van rijst is sterk toegenomen
sinds de jaren zestig van de vorige eeuw. Ongeveer een vijfde van de bevolking is voor haar
levensonderhoud afhankelijk van de verbouw van rijst. Voor zo’n 90.000 gezinnen is het de
belangrijkste bron van inkomen (2001). Het belangrijkste verbouwgebied van rijst is de vallei van de
rivier de Artibonite. Zij zorgt voor 60 tot 80% van de totale productie op Haïti. Er zijn twee belangrijke
productieseizoenen: februari – juli en augustus-december.
De rijstsector
De sector bestaat uit de rijstboeren veldarbeiders, plaatselijke handelaars, verwerkers die de
ongepelde rijst (diri paddy) verwerken tot witte rijst, handelaars die tussenpersoon zijn tussen de
landbouwgebieden en de stad (madam Sara) en de straat- en marktverkopers in de steden. 85% van
de rijstboeren verbouwen op kleine schaal. De gemiddelde grootte van een stuk landbouwgrond
voor rijst is 1 hectare per rijstboer. De rijstboeren zijn doorgaans arm; ze hebben geen geld om te
investeren in hun bedrijfje en hebben geen toegang tot krediet. Vaak werken alle gezinsleden mee
met eenvoudige handwerktuigen (hak, machete, schep). De kwaliteit van het gebruikte zaad is niet
al te hoog en de kosten voor bemesting hoog. De boeren beschikken over weinig kennis. De
rijstsector heeft te maken met grote beperkingen op drie terrein:
1) Slecht waterbeheer.
2)Slechte beschikbaarheid van mest, weinig kennis op landbouwgebied, afwezigheid van
mechanisatie en te hoge kosten voor en beperkte beschikbaarheid van menskracht.
3) Zwakte van overkoepelende structuur (landbouworganisaties), waardoor er niet gezamenlijk kan
worden opgetreden.
Liberalisering van de rijstmarkt
Tijdens de Duvalier-periode (1957 – 1986) was de rijstmarkt op Haïti beschermd. François Duvalier –
en in mindere mate zijn zoon Jean Claude – beschermden de nationale rijstproductie. Er vond weinig
import van rijst plaats en er was nauwelijks tot geen smokkel van rijst. Na 1986 opent Haïti haar
grenzen voor de internationale markten. Mede onder druk van de internationale gemeenschap.
Verlaging van de importtarieven was een vereiste om een lening van $ 24,6 miljoen van het
Internationale Monetaire Fonds te krijgen. Provinciehavens die voorheen gesloten waren voor
import worden geopend, invoertarieven dalen (van 30% naar 10%) en er wordt een wet aangenomen
die eerder genomen maatregelen ter bescherming van de nationale productie opheft. Na de
staatsgreep van 1991 – 1994 zet deze liberaliseringpolitiek stevig door. De importtarieven dalen
verder (voor rijst: 3%), onder andere als onderdeel van de voorwaarden gesteld aan de terugkeer van
president Aristide uit ballingschap. Wat zijn de gevolgen van deze liberalisering van de handel op de
rijstsector geweest?
Gevolgen liberalisering
Het grootste gevolg is een enorme toename van rijstimport op de Haïtiaanse markt: van 200 ton in
de periode 1961 – 1966 naar 1.323.900 ton tussen 1997 en 2002. De lokale rijstproductie is vanaf
1990 afgenomen vanwege de concurrentie met ingevoerde rijst (en het embargo en voedselhulp).
Qua prijs kan de lokale rijst niet concurreren tegen de in grote hoeveelheden beschikbare
geïmporteerde rijst (diri Miami). Hoewel de stedelijke bevolking hiervan profiteert, heeft dit geleid
tot verarming van de plattelandsbevolking. De eigen rijstverbouwers hebben hun prijzen moeten
aanpassen aan die van de buitenlandse (Amerikaanse) rijst. Inkomensverlies, stopzetten van
productie en migratie naar de stad waren het gevolg. Het verminderen van de importtarieven – en
ook van de exporttarieven – heeft ook geleid tot verminderde opbrengsten voor de
overheidschatkist.
Embargo
Tijdens de staatsgreepperiode 1991 – 1994, toen de regering van president Aristide in ballingschap in
de Verenigde Staten was , en het land geregeerd werd door het leger en een de facto regering, werd
er een handelsembargo tegen Haïti ingesteld. Dit embargo heeft veel schade toegebracht aan de
lokale productie van rijst. Er kwam een rem op de verbouw van rijst vanwege de prijsstijgingen voor
en schaarste aan meststoffen en brandstof . Ook kon er minder rijst verwerkt worden vanwege de
brandstofschaarste. Daarnaast stegen de kosten voor vervoer naar de steden.
Verenigde Staten
Haïti is een van vijf belangrijkste importeurs van Amerikaanse rijst. Als het gaat om de totale
hoeveelheid staat Haïti in de top vijf. Wanneer gekeken wordt naar hoeveel kilo rijst er wordt
geïmporteerd per hoofd van de bevolking dan blijkt dat Haïti in 2002 op de eerste plaats stond met
30,8 kilo Amerikaanse importrijst per persoon. De rijst vanuit de Verenigde Staten komt binnen via
twee hoofdkanalen: voedselhulp en dumping.
Voedselhulp
De Verenigde Staten zijn ook de grootste donor van voedselhulp (ed malere) aan Haïti. Deze
voedselhulp wordt ingezet voor : a) directe noodhulp die gedistribueerd wordt via het Wereld
Voedsel programma, en de niet gouvernementele organisaties zoals CARE, CRS en ADRA; b)
projecthulp via een systeem van voedsel-voor-werk of c) directe hulp aan de regering die het voedsel
op de markt kan verkopen. De opbrengsten daarvan worden gebruikt ter financiering van projecten
waarbij veel arbeidskrachten worden ingeschakeld. Hoewel de voedselhulp nuttig en noodzakelijk
kan zijn, zitten er ook nadelige en schadelijke kanten aan. Zo concurreert de voedselhulp met lokaal
geproduceerd voedsel. Ook verandert de voedselhulp het eetgedrag van de bevolking, vaak ten
nadele van de eigen producten. De gratis verspreiding van noodhulpvoedsel zorgt ook illegale
verkoop van dit voedsel en plaatst de ontvanger in een sterke afhankelijkheid positie . In zekere zin
creëert voedselhulp nieuwe marktruimte voor geïmporteerd voedsel uit de Verenigde Staten.
Dumpen van rijst
Vanuit de Verenigde Staten wordt ook rijst op de Haïtiaanse markt gedumpt. Het gaat hier om rijst
waarvoor de producenten in Amerika subsidies hebben ontvangen van de regering. De rijst wordt
verkocht tegen een prijs die de kosten van de productie niet dekt. De lokale rijstverbouwers kunnen
niet concurreren tegen deze prijzen. Voor veel rijstboeren blijven er maar weinig alternatieven over:
overschakelen op andere gewassen of vertrekken naar de grote stad.
Voedselrellen
De gevaren van afhankelijkheid van voedselimport uit het buitenland werden eind 2007, begin 2008
erg duidelijk. Op dat moment verdubbelde de prijs van (geïmporteerde) rijst op Haïti. Dit had te
maken met de vervanging van de productie van voedselgewassen door de productie van
biobrandstof en met een toename van de vraag uit opkomende economieën. De enorme stijging in
de kosten van levensonderhoud ( basislevensmiddelen en brandstof) leidde op Haïti tot felle
voedselrellen, waarbij enkele doden vielen en veel vernielingen werden aangericht. Eerste minister
Jacques Eduard Alexis moest in april 2008 als gevolg hiervan aftreden. Later stemde president Preval
in met een subsidie van 15% op een zak rijst. De voedselrellen vormden ook een bedreiging voor de
politieke stabiliteit van het land.
Download