- Scholieren.com

advertisement
GESCHIEDENIS SAMENVATTING LAATSTE TOETSWEEK ©KAYLEE KOL
Hoofdstuk 7. Bepoederde pruiken, bruisende ideeën.
Orientatie:
Het tijdvak: Pruiken en revoluties, 1700 – 1800 ( 18e eeuw)
Waarom noemen we deze tijd zo?
De rijke mensen in die tijd hadden vaak wit bepoederde enorme pruiken, zoals de franse mode
voorschreef, dit was een teken van rijkdom.
Rode draad:
In de tijd van pruiken en revoluties zorgden ingrijpende gebeurtenissen voor een maatschappelijke
en politieke verandering. Enkele Europese landen kozen ervoor om handel te gaan drijven op
wereldlijke schaal. De handel werd uitgebreid tot Azië, Afrika en Amerika. Ze handelden vooral in
suiker, koffie, tabak en aardewerk. Slavenarbeid was er al heel lang, al zo lang als de mens terug
kon gaan in de tijd. (Zelfs in de bijbel!) Maar tijdens deze eeuw werd slavenhandel een
winstgevende markt.
Aan het einde van deze eeuw kwam er echter een beweging op gang die slavernij afkeurde, het
abolotionisme. Dit hield verband met de ideeën die op gang kwamen tijdens de verlichting.
Optimisme, wetenschappelijk onderzoek in plaats van bijgeloof en traditie, rationalisme, de
mensheid moest een geordende samenleving worden. De verlichte ideeën gingen over veel dingen,
godsdienst, politiek, opvoeding en maatschappelijke verhoudingen.
Deze ideeën waren er niet altijd geweest, het ancien regime, het oude regime, steunde op het
absolutisme, er was 1 koning en die regelde alles. & Ondanks dat de verlichting op aan het komen
was, was het oude regime nog niet geheel verdwenen. Vorsten probeerden aan de macht te blijven
door als koning zijnde ideeën die de verlichting ondersteunde door te voeren. Dit deden ze door
het onderwijs te bevorderen, verlichte denkers aan te trekken en de economie en wetgeving te
hervormen.
Het was echter al te laat om de ontevredenheid bij de burgerij te negeren. In de Britse Koloniën in
Amerika (1776) en in Frankrijk (1789) braken revoluties uit. In Amerika leidde de revolutie tot het
stichten van de verenigde staten met een democratische grondwet, terwijl de franse revolutie
uitliep op de dictatuur van napoleon. Napoleon werd pas in 1815 verslagen, waarna Europese
vorsten in ere werden hersteld.
Kenmerken van dit tijdvak:
Uitbouw van de Europese overheersing, plantage koloniën, en de daarmee opkomende
slavenhandel, opkomst van het abolitionisme.
Rationeel optimisme en verlicht denken werd toegepast op alle terreinen van de samenleving,
godsdienst, politiek, economie, sociale verhoudingen.
Het ancien regime bleef bestaan, maar vorstelijk bestuur voerde verlichte ideeën in.
( verlicht absolutisme )
Revoluties in westerse landen, met als gevolg politieke discussies over grondrechten, grondwetten
en staatsburgerschap.
Begrippen
Abolitionisme:
Streven naar afschaffing van slavernij en slavenhandel
Ancien regime:
Voor de franse revolutie, toen absolute vorsten regeerden.
Democratische revolutie:
door middel van revoluties.
Grondrechten:
burgers.
Grondwet:
Het volk kreeg steeds meer macht in handen ten koste van de vorst,
Rechten die burgers bescherming gaven tegen de overheid of andere
Wet waarin belangrijkste wetten van het bestuur van een staat zijn omschreven.
Plantage kolonie:
Overzeese kolonie, waar op grote schaal landbouw werd uitgevoerd.
Rationalisme:
Toepassen van het verstand. (Ratio = verstand in het Latijn)
Sociale verhoudingen:
Verhoudingen tussen verschillende groepen in de maatschappij.
Staatsburgerschap:
Wanneer iemand burgerrechten in een staat heeft.
Transatlantische slavenhandel:
Verlicht absolutisme:
ideeën
Koop en verkoop van mensen uit Afrika als slaven.
Verlicht despotisme, als vorsten besturen onder invloed van verlichte
Verlichting, verlicht denken:
Mensen moesten hun verstand gaan gebruiken, meer vrijheid
en gelijke rechten zouden bijdragen aan een betere samenleving.
7,1 Europa gaat buitengaats ( Buitengaats is als een schip de haven verlaat en de zee op gaat)
West-Europese landen hadden in de 18e eeuw een enorme economische groei, dit was vooral te
danken aan de overzeese plantage koloniën en de slaven die daarop werkten. Landen kregen
steeds meer verhoudingen met elkaar, dit heet globalisering.
Op welke wijze veroverden west Europese
zeemachten de heerschappij in de
wereldhandel?
Na de ontdekkingsreizen bouwden Portugal,
Spanje en Nederland een enorme vloot op, dit
voor het veroveren van koloniën. Tussen
Europa Azië en Amerika ontstond een
driehoekshandel. Hierbij gingen producten
van West-Europa naar Afrika, slaven van
Afrika naar Amerika en vanuit Amerika gingen
producten zoals suiker, rum, tabak en katoen
terug naar Europa als handelswaar.
Deze handel werd volledig beheerst door Europese compagnieën. Later namen de Britten en de
Fransen ook een groot deel op zich van de wereldhandel. In midden en noord Amerika veroverden zij
een leidende handelspositie.
Slavenarbeid was erg belangrijk voor de welvarende economie van west europa. Zonder slaven was
er niemand om te werken op de plantages. De slaven hadden het niet goed, veel stierven dan ook
door slechte omstandigheden, ze waren ondervoed, werkten lang, en waren niet bestand tegen
westerse ziekten. Het geld dat met de slavenhandel werd verdient vormde de basis voor de
industriële revolutie in Engeland.
Met slavenhandel kwam ook het abolitionisme. Onder invloed van verlichte ideeën veranderde de
mening over slavernij. Abolitionisten kwamen op voor afschaffing van de slavernij, toch vonden veel
mensen dat dit niet voor de zwarte slaven gold. Ondanks dat ‘all men are created equal’ in de
grondwet van de net ontstane verenigde staten stond, gold dit niet voor de slaven.
Aan het begin van de 19e eeuw besloot het Britse parlement dat slavernij moest worden afgeschaft.
( 1807) De illegale mensenhandel ging echt nog geruime tijd door en in andere landen zou de
afschaffing nog jaren op zich laten wachten.
In het midden van de 18e eeuw raakten de Britten en Fransen verzeild in een oorlog. Het ging om de
koloniën. Beide landen streefden naar heerschappij op zee. Fransen en Britten vochten met elkaar in
Amerika. In 1759 veroverden de Britten de stad quebec. Vanaf dat moment was het gedaan
met de franse heerschappij over grote delen van Noord Amerika. Ook namen ze het tegen
elkaar op in India, Frankrijk moest zich hierdoor terugtrekken. De basis voor het Britse
imperium was hiermee een feit.
7.2 De wereld kan beter!
In het midden van de 18e eeuw werkten geleerden in Parijs aan een encyclopedie, die werd echter
verboden en verbrand. Dit was de start van de verlichting, de verbranding kon de verlichting echter
niet meer tegenhouden. Mensen wilden zelf hun bestuur bepalen, schending van mensenrechten
werd afgekeurd, mensen zochten een wetenschappelijke verklaring voor natuurverschijnselen en
zij zochten praktische oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken.
De wortels voor onze moderne opvattingen liggen vooral in de verlichting. Verlichtingsfilosofen
wezen ons de weg naar de moderne wetenschap.
Hoe ondermijnen verlichtingsdenkbeelden het geloof in de bestaande orde?
Eind 17e eeuw kwam de verlichting op, een intellectuele en culturele beweging die zich over heel
Europa verspreidde. De verlichting wilde een eind maken aan de geestelijke duisternis. De verlichting
betekende een breuk in het westerse denken.
Vanaf de middeleeuwen was de samenleving erg beïnvloed door de kerk. Geloof traditie en gezag
waren de sleutelwoorden van de maatschappij. De macht van de koning werd met godsdienstige
argumenten onderbouwd ( Droit devin, koning is aangesteld door god) Ook kerk en adel hadden
grote invloed. In heel Europa raakte de bestaande orde van de kerk tegenover de burgers in een
strijd verwikkeld met verspreiders van nieuwe denkbeelden.
De verlichte denkbeelden waren gebaseerd op rationalisme, het gebruiken van het verstand.
Rationalisten geloofden dat het menselijk verstand alle problemen zou kunnen oplossen, dit leidde
tot optimisme.
De verlichtingsfilosofen brachten veel nieuwe opvattingen:
Op het gebied van godsdienst wilden zij meer verdraagzaamheid.
De bestaande staatskerken moesten worden afgeschaft.
Er mocht gediscussieerd worden over de bijbel.
Er moest een scheiding komen tussen kerk en staat waarbij kerk geen invloed zou hebben op
bestuur.
Mensen waren een individu, die beoordeeld moest worden naar karakter, niet naar sekse afkomst of
huidskleur.
Voltaire → Vond dat de kerk de mensen dom hield, tweemaal belande hij in de gevangenis voor zijn
opvattingen.
Montesquieu. U – I – E – U → 1748 – De l’esprit des lois, over de geest der wetten, waarin hij zei dat
de koning niet alles in zijn eentje voor het zeggen moest hebben. Hij bedacht hiervoor de trias
politica. → wetgevende macht, rechterlijke macht, uitvoerende macht.
Rousseau → De mensheid was afgedwaald van haar eenvoudige leefwijze. Du contrat social, over het
maatschappelijk verdrag, de algemene volkswil diende de bron van alle macht te worden. Er stond
geen hogere macht boven het volk .( volkssoevereiniteit) Een koning die het hier niet mee eens was
moest worden afgezet.
7.4 Burgers te wapen!
Revoluties kwamen nog steeds voor, het bleek toch iets moeilijker dan verwacht om de perfecte
maatschappij te creëren.
Brachten de revoluties de verlichtingsidealen in praktijk?
de Amerikaanse revolutie: Aan de oostkust van Noord Amerika hadden zich veel Europese
kolonisten gevestigd, vooral Britten, ze deden dit vanwege godsdienst, politiek, een verlangen naar
een beter bestaan of avontuur. De Britten waren ontevreden toen als gevolg van oorlogen de
schatkist leeg raakte en aan de kolonisten allerlei hoge belastingen werden opgelegd. Ze waren het
hier niet mee eens → “No taxation without representation”
In 1775 ontstond een strijd tussen de ontevreden burgers in Amerika en het Britse leger. De
Amerikanen benoemden George Washington tot leider van een rebellenleger, hiermee was de
Amerikaanse Vrijheidsoorlog ( 1775 – 1783) een feit. Op 4 juli 1776 werd de onafhankelijkheids
verklaring ondertekend, deze was opgesteld door Thomas Jefferson. ( 4th of july)
In 1781 gaven de Britten zich over, 2 jaar later in 1783 werd onafhankelijkheid gegarandeerd aan
Noord-Amerikaanse koloniën, alleen Canada bleef brits.
In 1787 kwamen de founding fathers, afgevaardigden van de 13 onafhankelijke staten, bij een om
een constututie ( grondwet) op te stellen. De trias politica van Montesquieu werd ingevoerd.
De president vertegenwoordigde de uitvoerende macht, het congres (senaat + huis van
afgevaardigden) zorgde voor de wetgevende macht. Het hoogste rechterlijke orgaan werd het
hooggerechtshof. De grondwet werd aangevuld met de ‘bill of rights’ waarin elke staatsburger
grondrechten werden gegarandeerd. Nadat de grondwet goedgekeurd was werd in 1789 George
Washington gekozen als eerste president. De eerste democratische revolutie was geslaagd. Voor
europa was dit heel inspirerend.
↑ George Washington
← Bill of rights.
De franse revolutie: In Frankrijk was er ontevredenheid over de standenmaatschappij, de adel en
geestelijkheid hoefde geen belasting te betalen en zij regelden grotendeels het bestuur. De
belastingen werden allemaal bepaald door de 3e stand. Er werd door het bestuur te veel geld
uitgegeven. Koning Lodewijk de 16e ( XVI) zocht een oplossing, hij riep de statengeneraal bijeen. Men
kwam niet tot een oplossing en in 1789 riep de derde stand een Nationale vergadering uit. De
burgers wilden een nieuwe grondwet. Hiermee was de revolutie begonnen. Lodewijk de 16e
omsingelde parijs met zijn troepen maar op 14 juli 1789 bestormde het ontevreden volk de Bastille
(een beruchte gevangenis) Het ancien regime stortte in elkaar. De burgers kwamen nu aan de macht.
Meteen werd de verklaring van de rechten van de mens en de burger opgesteld.
Lodewijk de 16e werd gegijzeld door het volk. In 1791 probeerde hij met zijn vrouw te vluchten.
Uiteindelijk werd hij geëxecuteerd voor landverraad, maar hij niet alleen. Tijdens de revolutie was er
een golf van terreur. In 1799 probeerde Napoleon een einde te maken aan de terreur, hij kroonde
zichzelf in 1806 tot keizer en regeerde Frankrijk met absolute macht, er leek niets veranderd..
De Bataafs-Franse tijd: In 1795 viel een Frans leger de Republiek binnen. Willem V (stadhouder)
vluchtte naar Engeland en de Bataafse Republiek werd uitgeroepen. Er kwamen een grondwet,
parlement, godsdienstvrijheid, opheffing van tollen, eenheid van belastingen en een nationaal
onderwijsstelsel. In 1806 schoof Napoleon zijn broer, lodewijk, naar voren als heerser van Holland.
Omdat Napoleon vond dat zijn broer te slap optrad tegen Engeland voegde hij Holland bij Frankrijk.
Hervormingen van Napoleon:
Nieuwe maten en gewichten, een nieuw wetboek (De code napoleon), de burgerlijke stand,
dienstplicht voor jonge mannen.
De handel viel in deze periode zo goed als stil, er was veel armoede. Niemand durfde tegen
Napoleons heerschappij in te gaan, hier stonden zware straffen op. Pas nadat Napoleon grote
verliezen leed ( 1812, Rusland, 1813, Leipzig) kwamen er protesten tegen hem. De zoon van Willem
V, Willem I, nam het koningschap op zich en hij werd als soeverein vorst gehuldigd. Koning Willem I
Regeerde als verlicht despoot.
Links; Napoleon Bonaparte
Rechts; Bestorming van de Bastille, Franse revolutie
Hoofdstuk 8 Op stoom!
Tijdvak: Tijd van burgers en stoom machines (1800-1900) 19e eeuw.
Waarom noemen we de tijd zo? De burgers kwamen voor het eerst echt
grotendeels aan de macht en de stoommachine kwam op.
Rode draad
De 19e eeuw is de tijd van Burgers en Stoommachines. Tijdens de Franse Revolutie was het
absolutisme verdreven en werd er meer geluisterd naar het volk. De industrialisatie zette stug
door, door het gebruik van stoommachines verdrievoudigde de productie zich snel. Fabrikanten en
kooplieden verdienden enorm veel geld en verschaften veel mensen werk. De fabrikanten en
kooplieden namen de rol over van de koning op politiek vlak, al dan niet gesteund door de adel en
geestelijkheid. Afkomst speelde geen rol meer in de maatschappij, maar bezit en kennis deden dat
nu wel. Men was het er over eens dat niet alleen de rijken burgers waren, maar ook de
hooggeleerden. Dit zorgde echter voor een nieuwe strijd, hadden de arbeiders die voor hen
werkten niet evenveel recht op inspraak? En de vrouwen?
In deze tijd was er een belangrijke economische verandering: De industriële revolutie. Dankzij
verbeteringen in de landbouw konden minder mensen meer voedsel produceren → groei van de
bevolking. Voor deze groei was er niet genoeg werk in de landbouw en huisnijverheid → mensen
gingen werken in de fabrieken. Rondom deze fabrieken ontstonden steden waar men onder
slechte omstandigheden woonde en werkte.
Engeland en Frankrijk gebruikten grote delen van Afrika en Azië om grondstoffen te halen voor
industrieproducten.
De fabrikanten slaagden er in om hun economische macht door te voeren in de politiek, door
middel van het liberalisme. De socialisten probeerden te streven naar meer rechten voor
arbeiders. Ze wilden algemeen kiesrecht om de arbeidsomstandigheden te kunnen verbeteren
door de politiek. Ook andere achtergestelde groepen streden voor gelijke rechten, en met succes.
Kenmerken:
De industriële revolutie zorgde voor een industriële samenleving.
Een moderne vorm van imperialisme
discussie over sociale kwestie (NIETVOORTOETS)
Opkomst van politiek maatschappelijke stromingen: Liberalisme, nationalisme, socialisme,
confessionalisme, feminisme
Voortschrijdende democratisering
Opkomst van emancipatie bewegingen
Kernbegrippen:
Confessionalisme → Ideologie die vind dat politiek gebaseerd moet zijn op religie.
Democratisering → Streven naar meer inspraak
Emancipatie beweging → Maatschappelijke groep die gelijkberechting wilt
Feminisme → beweging die streeft naar gelijke behandeling voor mannen en vrouwen.
Imperialisme → Proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld willen vergroten.
Industriële revolutie → Omschakeling van handmatige productie naar machinale productie.
Liberalisme → Ideologie die vrijheid voor het individu nastreeft, met name staatkundig en
economisch.
Modern imperialisme → Imperialisme na 1850, waarbij Europeanen gebieden tot kolonies maakten.
Nationalisme → Beweging met een sterke voorkeur voor eigen volk of land.
Politieke stroming → Een groep mensen met dezelfde politieke overtuiging.
Sociale kwestie → benaming voor het opkomen van welgestelde mensen voor arbeiders die leefden
in slechte omstandigheden.
Socialisme → Ideologie die streeft naar meer gelijkheid voor alle burgers.
8.1 De industriële revolutie
Tot aan het einde van de 18e eeuw was in heel de wereld het grootste deel van de bevolking
werkzaam in de landbouw. Veel boeren waren zelfvoorzienend, in de loop van de 18e eeuw waren
er 2 belangrijke ontwikkelingen: Verandering binnen de landbouw, door bevolkingsgroei moesten
nieuwe banen gecreëerd worden. Deze ontwikkelingen begonnen in Engeland. De huisnijverheid
maakte plaats voor het werken in de fabrieken. We spreken hier van de Industriële revolutie.
Op welke wijze droegen veranderingen in productie methoden bij aan het ontstaan van een
industriële en stedelijke samenleving?
Grootgrond bezitters in Engeland kregen grote stukken grond in bezit → doordat de grond niet meer
in bezit was van veel afzonderlijke boeren kon er efficiënter gewerkt worden → opbrengsten stegen
snel → Meer voedsel beschikbaar voor de bevolking → bevolking groeide door goede gezondheid
Doordat de productiviteit in de landbouw steeg waren er minder mensen nodig in de landbouw en
zochten zij werk buiten de landbouw. → in de steden, die ontstaan waren door groei van de
bevolking.
Er werden veel uitvindingen gedaan in deze tijd, en de ene uitvinding lokte de andere uit. Eerst werd
de schietspoel uitgevonden → wevers konden sneller weven. Hierdoor was er niet genoeg
gesponnen draad om het weven bij te houden → de spinning Jenny werd uitgevonden, een spinner
kon nu 8 draden tegelijk spinnen ipv 1. Deze uitvindingen betekende nog niet het einde van de
huisnijverheid, maar dat veranderde..
Richard arkwright bouwde een door water aangedreven machine, een waterframe, met dat
apparaat kon één spinner net zoveel draden spinnen als 200 mensen met een spinnewiel. Er waren
echter een paar nadelen: Er was stromend water nodig, te groot en te duur voor een kleine
werkplaats, het waterrad leverde te veel energie voor 1 machine.
Om de energie en de uitvinding het best tot zijn recht te laten komen werden er in een groot gebouw
tientallen machines geplaatsts, de fabriek was een feit. De fabrieken konden echter alleen geplaatst
worden op bepaalde plekken, waar genoeg stromend water was.
Er werd gezocht naar een alternatief, deze werd gebracht door James Watt.
Hij verbeterde de al bestaande stoommachine, zodat deze betrouwbaar werd om de machines in de
fabrieken te laten functioneren. Deze stoommachines konden bijna overal geplaatst worden.
Fabrikanten bouwden hun fabrieken midden in steden, maar niet iedereen was hier blij mee. De
machines namen veel werk over van mensen die in de huisnijverheid werkten, hierdoor werden
machines vaak doelwit van vernielingen.
Engeland maakte in de 19e eeuw officieel de overstap van agrarische samenleving naar industriële
samenleving. Vanaf 1850 was Engeland oppermachtig.
8.2 Het modern imperialisme
→ π‘˜π‘œπ‘™π‘œπ‘›π‘–π‘Žπ‘™π‘’ 𝑔𝑒𝑏𝑖𝑒𝑑𝑒𝑛 πΈπ‘›π‘”π‘’π‘™π‘Žπ‘›π‘‘.
Voor de massale productie van de
industriële revolutie moest men op zoek
naar afzetgebieden, ook was er een tekort
aan grondstoffen. In de 2e helft van de 19e
eeuw gingen de West Europese landen
opzoek naar gebieden in Afrika en Azië die konden dienen als afzetgebied & die de behoeften naar
grondstoffen konden vervullen. Deze landen werden koloniën. De kolonien kregen onze cultuur
opgedrongen, dit was het begin van een overheersing van het westen op economisch politiek en
cultureel gebied.
Welke motieven speelden een rol bij het modern imperialisme?
De verwerking van katoen ging steeds sneller en sneller, vooral vanuit de VS werd ruwe katoen
aangevoerd. De uitvinding van de Cotton gin door Eli Whitney in 1793 maakte het mogelijk om
katoen veel sneller te oogsten → katoenplantages schoten als paddestoelen uit de grond → er waren
meer slaven nodig
Naast de vraag naar katoen nam ook de vraag naar grondstoffen toe. Ijzererts en steenkool waren
hier genoeg maar goud en kopererts niet, net als katoen rubber en jute. Engeland veroverde indië (
India, bangladesh, pakistan) Omdat daar een katoenplant groeide waarvan je mooie draden kon
spinnen.
Veel gebieden werden om andere redenen veroverd, in de gebieden die men veroverde woonden
veel mensen die de producten konden overnemen. (Afzetmarkt) Omdat het op grote schaal
gebeurde spreken we van Modern imperialisme.
Het kwam ook voor dat men gebieden
veroverden waar helemaal niks te
vinden was en waar nauwelijks
iemand woonde. Dit deden ze voor
vergroting van macht en aanzien. Hoe
meer koloniën hoe beter. In 1898
sloten Frankrijk en Engeland bij
Fashoda een verdrag om Afrika te
verdelen. Duitsland wilde echter ook
Koloniën en zo ontstonden er
onderlinge spanningen. Het moderne
imperialisme zou een van de redenen
zijn voor het uitbreken van de WO I
8.4 Liberalisme en Socialisme
Fabrikanten en arbeiders hadden niet dezelfde belangen. Fabrikanten → zoveel mogelijk
winst maken → lonen laag. Arbeiders wilden juist meer geld verdienen → Staking werd
gebruikt. Maar fabrikanten konden doormiddel van dreigend ontslag de arbeiders onder
druk zetten. Uit beide groepen ontwikkelde zich een politieke stroming.
De fabrikanten en de burgerij → liberalisme
arbeidersklasse → socialisme
Het liberalisme legt de nadruk op vrijheid en het socialisme op gelijkheid.
Veel mensen leefden in slechte omstandigheden door de industriële revolutie → geleerden
vonden dat hun situatie moest worden verbeterd → Adam Smith schreef een boek (1776) → '
Inquiery into The Nature and Causes of the Wealth of Nations' waarin de economie wordt
voorspeld en bekritiseerd. Het werk had grote invloed op het ontstaan van het liberalisme,
waarin het vrije ondernemende individu centraal staat. De liberalen vonden dat ze staat zich
niet moest bemoeien met de economie. Ook verwierpen liberalen het absolutisme, iedereen
was gelijk voor de wet. Gezag moest worden uitgeoefend door burgers.
1848 → REVOLUTIEJAAR
op het congres van WENEN in 1815 werden door overwinnaars van Napoleon afspraken gemaakt →
de staat moest weer almachtig worden → revolutie pogingen werden onderdrukt. → in 1848 werd
het in europa onrustig → opstand tegen machthebbers → burgers arbeiders liberalen en
nationalisten hadden tegenstrijdige belangen → uiteindelijk wonnen liberalen → hun eisen werden
vastgelegd in een grondwet.
1848 → Het communistisch manifest (boek van Karl Marx en Friedrich Engels) → gaf richting voor
een nieuwe stroming → socialisme.
Karl marx sprak over historisch materialisme, een bezittende klassen, bourgeoisie E O I S I E – en een
niet bezittende klasse, proletariaat. → tegenstrijdige belangen. → de verschillen zouden zou groot
worden dat arbeiders ( proletariaat) in opstand zouden komen → π‘Ÿπ‘’π‘£π‘œπ‘™π‘’π‘‘π‘–π‘’ → klassenstrijd zou dan
een feit zijn.
Voor Karl Marx was het een feit, de proletariërs zouden winnen. → hierna zou een overgangsfase zijn
waarbij proletatiers moesten leren omgaan met nieuwe vrijheid → na verloop van tijd zou iedereen
meedoen. → communistische samenleving → alle productiemiddelen zouden gemeenschappelijk
bezit zijn en er zou een klassenloze samenleving ontstaan. → iedereen zou zich inzetten voor het
welzijn van de maatschappij. → Iedereen zou beloond worden naar behoefte.
De werkelijkheid was anders, marx voorspelde dat arbeiders het steeds slechter zouden krijgen
terwijl hun leef en werk omstandigheden zouden verbeteren. Binnen het socialisme onstonden
meerdere stromingen. Sommigen, zoals communisten, geloofden in Marx, anderen streefden naar
een klassenloze samenleving maar niet door middel van revolutie maar evolutie, via de politiek. Zij
wilden dus algemeen kiesrecht → sociaal democraten. Deze groep was in het einde van de 19e eeuw
groter dan de communisten.
Hoofdstuk 10 Vrijheidsdromen en mijnenvelden
Tijd van televisie en computer, 1950-2000
Rode draad:
Televisie en computer speelt in deze tijd een grote rol.
Na 1950 domineerden de Europese grootmachten het wereldtoneel niet langer. De VS en de SU
bleken de sterkste landen van de wereld en hielden elkaar in een nucleaire houdgreep. In Europa
heeft de koude oorlog nooit tot gewapende conflicten geleid maar in Korea en Vietnam vonden
bloederige oorlogen plaats. Na de WO II moesten Frankrijk en Engeland instemmen met de
dekolonisatie van hun koloniën . Dit liep niet zonder problemen, er was sprake van conflicten
tussen westerse en niet westerse groeperingen in de ex- koloniën. De voormalige grootmachten
besloten om samen te werken op economisch en politiek gebied → Europese unie.
In de jaren ’60 brak in veel westerse landen een lossere leefstijl door, die werd gedomineerd door
na oorlogse generaties. De nadruk kwam te liggen op inspraak, individuele expressie en het zoeken
naar persoonlijk geluk. De nieuwe media hadden hier een grote rol in. Tegelijkertijd arriveerden
veel migranten uit voormalige koloniën en elders, op zoek naar werk en een beter leven.
Dit tijdperk heeft echter meer kenmerken dan de televisie en de computer. Heel kenmerkend was
bijvoorbeeld de verdeling van de wereld in het communisme en kapitalisme. Een uitvloeisel
daarvan was de permanente wapenwedloop. Het plotseling neerhalen van het Ijzeren gordijn en
de val van het communisme werden haast door niemand voorspeld. Ook het proces van
dekolonisatie kenmerkte dit tijdperk. In praktijk bleef het westen veel economische macht hebben
in voormalige koloniën.
De politieke en economische integratie van Europa is ook een kenmerk van dit tijdvak. Er vonden
ingrijpende sociaal culturele veranderingen plaats waardoor mensen vrijer gingen leven en meer
consumeerden. Veel landen ontwikkelden zich tot een pluriforme en multiculturele samenleving
waarin problemen ontstonden rond integratie en eigen identiteit.
Daarnaast speelden allerlei conflicten in de wereld die door media toch wel heel dichtbij kwamen,
zoals het midden oosten en terreuraanslagen.
Kenmerken:
- Verdeling van de wereld in 2 ideologische blokken ( Communisme, kapitalisme )
- Dekolonisatie die een einde maken aan de westerse heerschappij
- Eenwording van Europa
- Toenemende westere welvaart die aanleiding gaf tot sociaal culturele veranderingsprocessen
- De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen
Kernbegrippen:
Atoomoorlog → gewapende strijd met inzet van nucleaire wapens
Blokvorming → bondgenootschap
Dekolonisatie → Proces waarbij moederlanden afstand moeten doen van kolonien
Hegemonie → heerschappij van de ene staat over de andere
Multiculturele samenleving → Maatschappij waarin mensen met diverse achtergronden wonen.
Overheersing → machtiger zijn dan iets of iemand anders
Pluriforme samenleving → maatschappij is opgebouwd uit verschillende groepen
Sociaal culturele verandering → Wijzigingen in de manier waarop een samenleving is opgebouwd en
hoe de mensen met elkaar omgaan.
Wapen wedloop → Strijd tussen staten om zoveel mogelijk geavanceerde machtsmiddelen te
bezitten
10.1 Gespleten wereld
Op 12 maart 1947 hield president Truman een toespraak voor het Congres ( Truman doctrine) → de
vs zou volkeren steunen die zich moesten verzetten tegen onderwerping. → tegen het
communisme
Bijna een halve eeuw lang leefden mensen in Oost en West met de angst voor een atoomoorlog.
De spanning tussen de VS en de SU leidde ertoe dat men zich met enorm veel wapens bewapende.
In europa kwam het niet tot treffen maar wel elders in de wereld. De mensheid bleef een grote
ramp bespaard.
Waarom vormde de tegenstelling tussen oost en west een bedreiging van de wereld vrede?
op initiatief van Roosevelt kwam er een opvolger van de volkenbond → verenigde naties → bijna alle
landen sloten zich aan → ze beloofden geschillen via overleg op te lossen
Er waren na WO II twee ideologische systemen onstaan, het kapitalistische westen en het
communistische oosten. De basis voor het communisme werd gelegd in 1848 toen het
communistisch manifest uit werd gebracht. Het oosten was totalitait, dictatuur, eenpartijstaat,
terwijl het westen stond voor vrijheid, democratie en veel partijen.
Duitsland en Berlijn werden in een oost en een west verdeeld.
Stalin zorgde ervoor dat staten hun politiek afstemden op Moskou. →
kwetsbare grenzen van SU werden beter beschermd & wereldrevolutie kon ontstaan.
Om het ontstane machtsevenwicht te laten voortbestaan kwam er een wapenwedloop tussen de VS
en de SU. Na de ontwikkeling van de waterstofbom ontstond er echter terughoudendheid.
In 1947 kwam de VS met het marschallplan. Hiermee leende men geld aan landen om de economie
weer op te bouwen →
Europa zou minder kwetsbaar worden voor communisme & Europa kon afzetmarkt worden voor VS.
De SU weigerde echter de hulp en verbood de staten er gebruik van te maken.
De VS, Canada en een aantal westerse landen richten in 1949 de NAVO op, een militair
bondgenootschap van wederzijdse bijstand. Toen in 1955 Duitsland lid werd van de Navo richtte
moskou het Warchaupact op.
Door de toenemende ideologische instellingen werd Duitsland in 2 staten verdeeld, de door het
westen gesteunde Bondsrepubliek Duitsland ( BRD) en door de SU gesteunde Duitse democratische
republiek ( DDR) Ook Berlijn werd in 2 stukken verdeeld. Miljoenen mensen probeerden naar het
westen te vluchten → 1961, Berlijnse muur.
Elders in de wereld ontstonden gewapende conflicten tussen kapitalisme en communisme →
China en Korea. Na de dood van Staling in 1953 streden de leiders van de SU naar vreedzame do
existentie → 2 tegengestelde maatschappijen moesten vreedzaam naast elkaar kunnen leven → dit
kwam onder druk te staan door de Cuba crisis.
Cubacrisis: In 58 had Fidel castro (communistisch) na een guerrila de leiding op cuba. → De vs
probeerde hem te verdwijven, dit mislukte. → SU liet rakketten plaatsen op Cuba, gericht naar de
vs → Vs omsingelde Cuba met marine schepen → er brak bijna een oorlog uit maar op het laatste
moment verlieten de cubaanse schepen het gebied van de VS.
10.2 Aftocht der westerse machten
Was er in Azie en Afrika echte onafhankelijkheid na de aftocht van de westerse landen?
In de kwarteeuw die volgde op de WO II werden vrijwel alle Aziatische en Afrikaanse kolonien
onafhankelijk → dekolonisatie → afname van westerse hegemonie
De oorzaken van de dekolonisatie liggen in de tijd van het moderne imperialisme (1870 – 1914)
- De overzeese bezittingen konden alleen worden bestuurd door goed opgeleide
bestuursambtenaren, zo kwamen zij in contact met de westerse ideen over vrijheid, gelijkheid,
nationalisme en democratie. Zij wilden ook graag leven volgens de westerse standaarden en het
inheemse nationalisme groeide.
- De aziatische nationalisten werden gemotiveerd door de nederlagen van de britten fransen en
Nederlanders in japen 1940 – 1942.
- Na WO II Kwamen de VS en de SU aan de macht, ondanks hun tegenstellingen waren ze het er
over eens dat het kolonialisme verwerpelijk was.
In nederlands indie kreeg het inheems nationalisme grote aanhang. In 1927 werd de PNI opgericht
onder Soekarno. Nederland vond echter dat indonesie nog niet klaar was voor zelfbestuur en sloot
hun leiders op in kampen. Toen nederlands indie door de japanners werd verover werden de blanke
westerlingen opgesloten in kampen en Soekarno werd vrijgelaten.
Japan capituleerde op 15 augustus 1945, soakarno en Hatta riepen de onafhankelijk uit van
Indonesie maar Nederland was het er weer niet meer eens. We zonden militairen naar de kolonie,
java en Sumatra kwamen onder controle maar de guerilla acties van Soekarno gingen gewoon door.
De vs steunde Soekarno en zetten de Nederlandse regering onder druk met als dreiging de
marshallhulp stop te zetten. → indonesie werd onafhankelijk → ‘50’s : veel immigranten naar
Nederland omdat ze weggestuurd waren door Soekarno na het uitroepen van de molukken.
Achtereenvolgens werden Egypte (1922), Libië (1956), Tunesië (1956) en Marokko (1956)
onafhankelijk. Algerije's onafhankelijkheid werd door Frankrijk nog tegengehouden omdat er een
miljoen Franse kolonisten woonden. Er ontstond een Algerijnse oorlog die in 1962 uiteindelijk toch
leidde tot de onafhankelijkheid. Na Algerije werden de Franse kolonies Senegal en Ivoorkust ook
onafhankelijk.
Groot-Brittannië verleende zelfbestuur aan Ghana, Nigeria en diverse andere kolonies in Afrika.
Het kolonialisme was voorbij, maar de onafhankelijkheid bleek vaak maar schijn.
ο‚·
ο‚·
ο‚·
Het Westen behield economische invloed.
De voormalige kolonies kregen te maken met grote problemen: overbevolking, een gebrekkige
infrastructuur, lage grondstofprijzen en onbekwaam bestuur.
De erfenis van de koloniale grenzen die vaak dwars door verschillende stamgebieden liepen die
toch in hetzelfde staatsgebied waren opgenomen. Hierdoor ontstonden etnische haat en
stammenoorlogen ten koste van het leven aan honderdduizenden.
Het middenoosten was sinds de opening van het suezkanaal en olievondsten van groot strategisch
belang voor het westen. → al voor WOI Wilden ze hun invloed vergroten → Britten en fransen
spraken af in het sykes – Picot de gebieden te verdelen.
Tijdens WO1 Beloofde Engelse minister Balfour aan de zionisten een eigen staat in Palestina →
Balfour declaration.
De oorspronkelijke Palestijnse bewoners zagen de joden als indringers en er ontstond een
burgeroorlog. → engeland beperkte joodse immigratie in 1939 → veel joden trokken door de
Holocaust (WOII) naar Palestina → Burgeroorlog → Britten droegen Palestina over aan VS → 1947
stelden ze een verdelingsplan op. → David ben Goerion riep de joodse staat uit. → Oorlogen worden
nog steeds uitgevochten.
De val van het communisme → In 1985 wilde de nieuwe leider van de SU, Gorbatsjov, de
economische stagnatie doorbreken. → er moest herstructurering komen van de economie → meer
efficiëntie en eigen initiatief → hij beloofde openheid van zaken te geven → media mochten vrij
kritiek geven → censuur verdween geheel → autonomie werd geeist.
Ook de satellietstaten in Oost europa zagen hun kans om vrijheid te verkrijgen → Gorbatsjov liet
weten dat het leger niet zou helpen als het uit de hand zou lopen → polen was het eerste land met
vrije verkiezingen in 1989 → roep om vrijheid was niet meer te stoppen → op 9 november 1989 werd
de Berlijnse muur afgebroken. → Einde van een oost en een west.
Na de val van het communisme streefden de oost europese landen naar aansluiting bij de EU en de
NAVO. Nu zijn ze officieel toegelaten.
Jongens, klein applausje is wel op zijn plek. 15.15 begonnen, 20.53 klaar.
Download