p1627 Terneuzen, 16/10/16 Thema: Rachab – geloven in

advertisement
p1627
Terneuzen, 16/10/16
Thema: Rachab – geloven in minderheidspositie
Liturgie
Votum en groet
Psalm 106 : 1,2
De Tien Woorden – gevolgd door Efeziërs 5,1-2
Psalm 106 : 21,22
Gebed
Gezang 12 : 1,2,3 GK
De kinderen gaan naar de kidsclub
Schriftlezing door predikant
 Jozua 2,1-14
 Jakobus 2,14-26
Psalm 73 : 1,2,9,10 (Levensliederen)
Preek over Hebreeën 11,31 Rachab – geloven in minderheidspositie
LB 302 : 1,2,3,4
Dankzegging en voorbede
Collecte
LB 103 : 1 vrouwen, 2 mannen, 3 allen
Zegen
Gemeente van de Heer Jezus Christus,
Het lijkt wel alsof onze samenleving steeds minder rekening houdt met het feit dat er
ook nog christenen zijn. En dan heb ik het niet over naam-christenen of over politieke
en maatschappelijke organisaties die een vervaagde ‘c’ in hun naam hebben staan.
Nee, ik heb het over mensen die christen willen zijn, als christen willen leven, hun
christen-zijn willen uitdragen.
Het is goed om daar op deze zondag (die uitgeroepen is tot Micha-zondag) aandacht
voor te hebben en aandacht aan te besteden: dat je goed bent, goed doet en het ook
goed maakt.
Het lijkt of dat steeds meer van ons als christenen vraagt – juist omdat er steeds
minder rekening met ons wordt gehouden.
Dat merk je in de homo-discussie.
Een meerderheid in de Tweede Kamer dwong de minister om subsidie stop te zetten
die zij verstrekt had aan een organisatie die een Bijbelse opvatting over
homoseksualiteit wilden uitdragen. Daarover valt meer te zeggen, ook omdat
daarover onder christenen verschillend wordt gedacht, maar het is wel een teken aan
de wand dat onze volksvertegenwoordiging een standpunt (of het nou breed of
minder breed gedragen wordt door de christenheid) dat afwijkt van het algemene
gevoel ‘bestraft’ (tussen hoge komma’s) met een stopzetting van subsidie.
Je merkt het ook als het gaat over het standpunt over levensbeëindiging. Ook daar
loop je zomaar de kans dat ons als christenen dingen door de strot geduwd worden
die ingaan tegen wat God vraagt, dingen die mensen die er direct mee te maken
hebben dus in ernstig gewetensnood kunnen laten komen.
2
Daarmee – ook dat ligt onder ons gevoelig – geef ik niet een gemakkelijk antwoord
op de vraag hoe je dan om hebt te gaan met mensen die vinden dat ze hun leven
geleefd hebben, met mensen die ondraaglijk moeten lijden, met een teloorgang van
menselijke waardigheid die diepe sporen trekt in het leven van hen die zich er dicht
bij betrokken weten.
Waar het me om gaat is dat vandaag de dag het christelijke standpunt wordt
getolereerd, zolang het maar niet al te sterk ingaat tegen standpunten die breed
gedragen worden in onze samenleven.
Maar als het dat wèl doet…
Dat gaat verder dan de acceptatie van homo’s en lesbiennes.
Dat heeft op méér betrekking dan op het levenseinde.
Er komt een moment dat je ermee wordt geconfronteerd.
En de vraag is hoe wij daar dan mee omgaan?
Hoe je moet geloven – als je hoort bij een minderheid.
**
Heerlijk om dan een Rachab tegen te komen.
In het goddeloze Jericho uit de tijd van Jozua is zij iemand die hoort bij een
minderheid. Een kleine minderheid zelfs.
Zoals wij christenen steeds duidelijker een minderheid worden.
Vooral voor de jongste generatie geldt dat.
Waar van oudere generaties nog gezegd kan worden dat ze zijn opgegroeid in een
(min of meer) christelijk land, daar kan dat van jongeren niet meer gezegd worden.
Zeker voor die laatsten is het lastig – om wat je gelooft in daden om te zetten.
Daden – als het gaat om mensen die hulp nodig hebben.
Daden – die voortvloeien uit een houding die overtuiging uitstraalt.
Heerlijk om dan in Hebreeën 11 het refrein te horen klinken dat we al eerder
hoorden: door het geloof – en vandaag hebben we het in het bijzonder over het
geloof van Rachab.
Ook de hoer Rachab had een groot geloof – zo zegt de BGT het.
Een voorbeeldige vrouw – door het geloof.
Verderop in het NT hoor je trouwens nog eens over Rachab.
Dat is bij Jakobus, als hij het heeft over dezelfde Rachab en zegt dat zij uit werken
gerechtvaardigd is (Jak. 2,25; vert. ‘51).
Bijzonder – hoe je de ene keer te horen krijgt dat Rachab door haar geloof niet is
omgekomen (Hebreeën), terwijl de andere keer gezegd wordt dat ze uit werken
gerechtvaardigd en dus gered is.
Kennelijk sluit het één (dat grote geloof) het ander (die werken, wat je dus doet) niet
uit, maar juist in.
Rachab is voor ons vandaag het voorbeeld van iemand die in een samenleving die
Christus niet kent, die van God niet wil weten – zien hoe je christen bent: door je
geloof. En dat je dat dan ook laat zien – in je manier van optreden.
Verbazingwekkend is dat – omdat zowel de brief aan de Hebreeën als Jakobus er
geen onduidelijkheid over laat bestaan dat Rachab een hoer was.
Een hoer – een vrouw voor het gebruik.
En voor de rest een vrouw waarop werd neergekeken.
En misschien had ze het zelf ook wel naar gemaakt, wie zal het zeggen?!
Maar kennelijk zijn Gods maatstaven anders dan die van mensen.
3
Tot op de dag van vandaag is dat kennelijk lastig: dat er bij God ook ruimte is voor
hoeren, voor verslaafden, voor homo’s en lesbiennes, voor vluchtelingen, voor
rechtelozen, voor…
Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen – zo
zegt Jezus (Joh. 8,7).
Met een variant daarop zou je kunnen zeggen: wie nog nooit iets verkeerds heeft
gedaan mag opstaan…
Bij God is je verleden – nee, niet onbelangrijk.
Maar er is méér dan je verleden.
Bij God kun je je verleden achter je laten – ook als er dingen in je leven zijn waar je je
(en misschien nog wel terecht ook) kapot voor schaamt.
Want God hanteert andere maatstaven.
De maatstaf – niet van je situatie of prestatie.
Nee, Hij vraagt geloof: Door haar geloof ontving de hoer Rachab de verkenners
gastvrij in haar huis…
**
Ik heb me trouwens afgevraagd – en misschien u ook wel – hoe het komt dat juist
deze Rachab genoemd wordt.
Die vraag wordt klemmender als je bedenkt dat zij zo ongeveer de laatste is in de rij
van mensen die in Hebreeën genoemd worden.
Abel is genoemd. En Henoch. En Noach. En Abraham. En Mozes.
En er volgen in de laatste verzen (vanaf vers 32) nog wel een paar anderen, maar
die worden toch als het ware op één hoop gedaan: Gideon en Barak, Simson en
Jefta, David en Samuel, en ook nog de profeten…
Maar deze Rachab is de laatste die – zeg maar – een speciale plek krijgt
toegewezen in de rij van geloofsgetuigen.
En je vraagt je af waarom dat is.
Al kan ik geen sluitend antwoord geven op die vraag – wel zijn er een paar dingen
die opvallen.
Het eerste wat opvalt is dat de eerste lezers van de Hebreeënbrief het – net als
Rachab – niet zo gemakkelijk hebben. Daarover lees je vlak vóór het begin van dat
machtige hoofdstuk over de geloofsgetuigen dat ons nu al een week of wat
bezighoudt. Daan gaat het over mensen die in een moeizame worsteling met het
lijden hebben standgehouden (10,32).
Geloven in Christus – dat was voor de Hebreeën kennelijk een worsteling.
Ze zijn geconfronteerd met beproeving en beroving, onrecht en onzekerheid waar het
ging om hun leven – en het kostte de nodige moeite om in die omstandigheden vol te
houden.
En dat alles vanwege hun geloof…
Geen wonder dat – en ik volg weer de BGT – aan het eind van hoofdstuk 10 de
aanmoediging klinkt: Vrienden, wij zijn geen mensen die het geloof opgeven en hun
leven verliezen (10,39).
Geef je geloof niet op!
Dat lijkt misschien heel verleidelijk.
Om toe te geven aan wat je zelf wilt.
Om mee te gaan met wat ‘men’ gewoon vindt.
Maar heb je wel gezien – wat Rachab deed?
Een vrouw in een kwetsbare positie – vooral vanwege haar afkomst.
4
Die vrouw heeft de moed om te geloven.
En ze zet haar geloof om in daden – door de verkenners (vroeger hadden we het
over verspieders) die bij haar voor de deur staan een veilig onderkomen te geven,
door haar eigen mensen af te schepen met een smoes – en dat alles met gevaar
voor eigen leven.
Dat is één aanwijzing – waarom Rachab wel eens genoemd zou kunnen worden: ze
verkeert in een situatie die haar in gevaar brengt: als ze gepakt was, als ontdekt was
wie er onderdak bij haar had gekregen…
Maar toch kiest ze voor God!
En de tweede aanwijzing is dat ze een andere keus maakt dan haar stadgenoten in
Jericho, haar eigen mensen dus.
Ook de eerste lezers van de Hebreeënbrief moeten zo’n soort keus maken – een
keus tegen hun eigen volksgenoten in.
Die Hebreeën waren Joden die vermoedelijk in Jeruzalem woonden.
Maar anders dan de meeste Joden in Jeruzalem geloofden zij wèl in Christus.
Het is die keus die pijn doet.
Pijn – niet alleen vanwege het lijden zelf dat er is om hun keus, maar ook vanwege
het feit dat de keus voor Christus hen vervreemdt van hun volksgenoten.
Het is een keus waarvoor ze worden nagewezen, waarop ze worden aangevalen.
Het is en keus die hun het leven kan kosten.
Was het niet iemand als Paulus die vrijbrieven kreeg om achter de christenen in
Damascus aan te gaan?? (Hand. 9,1-2)
Het vraagt nogal wat van je – om in omstandigheden waarin je steeds duidelijker een
minderheid vormt niet slap te zijn, geen dubieuze compromissen te sluiten, geen
water bij de wijn te doen – maar juist vasthoudend te zijn als het gaat om je geloof:
Wij echter behoren niet tot degenen die terugdeinzen en ten onder gaan, maar tot
hen die door hun geloof behouden blijven (10,39).
Als je gelooft, wilt blíjven geloven – dan krijg je het niet gemakkelijk.
Kijk nog maar eens naar Rachab.
Zo ongeveer als enige in een stad vol ongeloof en ongehoorzaamheid gelóóft ze,
heeft ze leren geloven.
In die zin komt haar situatie overeen met die van ons als christenen in een
samenleving waarin we een minderheid vormen – een minderheide in onze stad, in
ons land, in de wereld waarin we leven.
Wéét dat Rachab het ook was, misschien nog wel meer dan wij.
En let erop hoe ze kiest ervoor het belang van God en zijn volk boven dat van haar
eigen volk te stellen.
Wéét dat de eerste lezers van de Hebreeënbrief het waren: mensen in Jeruzalem die
het volgen van Christus belangrijker vonden dan het volgen van de gewoontes en
overtuigingen van de meerderheid.
Wéét – zij wisten het! – dat je ongelovige stadgenoten, hoe aardig ze ook zijn,
hoezeer ze ook je sympathie hebben, er naast zitten als ze geen rekening houden
met wie Christus is in het leven van elke dag.
Daar hoef je geen kanjer voor te zijn.
Dat was Rachab ook niet. Integendeel.
Zij was een vrouw met een duister verleden.
5
En tegelijk: een vrouw die een ereplaats heeft verworven in Hebreeën 11.
En niet alleen daar: haar naam wordt ook met ere genoemd in de geboortelijst van
niemand minder dan Jezus Christus.
Rachab – vóórmoeder van Jezus (Mat. 1,5).
Wat leer je van deze vrouw, van deze Rachab?
Dat het aankomt op geloof.
Dat het er op aan komt christen te zijn, als christen te leven, je christen-zijn uit te
dragen.
Dat geloof – geloof dat van je vraag tegen de stroom in te gaan – brengt je grote
winst.
**
Vraag is dan nog wel waar je dat geloof vandaan haalt.
Hoe kwam Rachab, die heidense vrouw, aan dat geloof?
Weer gaat de schrijver van de Hebreeënbrief er van uit dat je de geschiedenis kent.
De geschiedenis – van de intocht in het beloofde land.
De geschiedenis – die begon met verkenners die de situatie opnamen.
De geschiedenis – die er op uitloopt dat de stad Jericho in elkaar stort, nadat het volk
er zeven dagen lang rondom is getrokken – met geen andere geluid dan dat van een
ramshoorn, de sjofar, het geluid van Gods aanwezigheid.
Hoe wist zij – deze heidense vrouw – van Gods recht op het land waar zij woonde?
Ze vertelt het zelf – tegen de verkenners.
Over de doortocht van het volk Israël door de Rietzee.
Over de koningen Sichon en Og (kennen wij die nog?) die verslagen waren door het
volk van God, door de God van dat volk.
Over de angst die dat had veroorzaakt bij de inwoners van Jericho en van de rest
van Kanaän. Doodsbang zijn ze.
Maar kennelijk is zij, Rachab de hoer, de enige die er de conclusie aan verbindt die
je leest in Jozua 2: Ik weet, dat de HEER dit land aan jullie heeft gegeven (vs. 9).
Geloven – dat betekent weten wie de God is die met zijn volk onderweg is.
Geloven – dat is weten dat het God is die geschiedenis schrijft met zijn volk.
Geloven – dat houdt in: de weg kennen die God met zijn volk gaat.
Dan is het een voorrecht dat je daar van jongs af vertrouwd mee bent.
Maar ook als je geloofsweg anders is – en die van Rachab zal dat ongetwijfeld
geweest zijn! – ook dan is het goed om God te kennen.
God die het waard is om geloofd te worden.
Ook al lacht de meute je er misschien om uit.
Ook al brengt het je in verlegenheid, of misschien wel erger: in de problemen.
Ook al zorgt dat ervoor dat je in een minderheidspositie terecht komt.
Ook al…
Boven alles wat je aan ‘ook al’ kunt verzinnen ging bij Rachab uit dat ze de
verkenners gastvrij – zoals het er staat in Hebreeën 11 – ontving.
Gastvrij – dat is een prachtig gegeven wat je ook verderop tegenkomt in de
Hebreeënbrief, als er staat dat de lezers de gastvrijheid in ere moeten houden, want
– zo staat er – zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen (13,2).
Maar wat Rachab doet – dat is meer dan het bieden van gastvrijheid.
Ze heeft de verkenners met vrede opgenomen – zo stond er vroeger.
En vrede is méér dan gastvrijheid.
Vrede – dat heeft te maken met wat God vóór heeft.
6
Vrede – God is met zijn volk onderweg naar het land van belofte.
Ook al zie je er niets van.
In Jericho zagen ze het niet.
Ze zagen het niet vóór de val van de stad.
Het enige wat ze konden – dat was de poorten hermetisch afsluiten.
Zoals mensen vandaag hun hart weten af te sluiten voor God. Hoe dwaas!
Je zag het misschien ook niet ná de val van Jericho.
Een stad in puin – met een goddelijk verbod de stad ooit te herbouwen (Joz. 6,27).
Een puinhoop werd Jericho – en moest Jericho ook blijven.
Een puinhoop – zoals je vandaag ziet dat mensen er een puinhoop van maken.
En misschien nog wel méér: hoe het leven van mensen zonder God een puinhoop
wordt – als je daar tenminste oog voor hebt…
Een puinhoop – maar midden in de puinhoop, aan de rand van de stad, stond het
huis met het scharlaken koord, het huis dat symbool werd van redding voor wie
gelooft in Christus.
Geloven – door te weten wie God is: de God die zijn volk het land van belofte
binnenbrengt.
Geloven – door het geloof te leven, zoals Rachab dat deed.
Ze diende de vrede – door in te gaan tegen allen die zich afsloten voor God.
Boven de puinhopen van vernietiging van ongehoorzame, ongelovige bewoners van
Jericho uit torent het huis uit van de vrouw die (samen met haar familie) gered wordt
van de ondergang.
Dat is geloven: weten wie God is.
Christen zijn.
Dat is: als christen leven – in de vrede van Christus.
Alleen met Hem heeft het leven zin.
Alleen door Hem wordt het leven anders.
En dat niet alleen in woorden – maar ook metterdaad.
**
Het kan lastig lijken – te horen bij een minderheid.
Sterker: het kan je in problemen brengen – te horen bij de minderheid die zich tooit
met de naam christen, en dat niet alleen in naam wil zijn maar ook in praktijk wil laten
zien – zelfs als je daardoor tegen de stroom in moet.
Het brengt je – misschien ook jou – wel heel dicht in de buurt van Rachab.
Rachab – de vrouw van vrede.
De vrouw die door haar vredelievendheid (haar liefde voor de vrede) de grootmoeder
van Jezus mocht worden.
Hij is onze vrede – zo zegt de Schrift over deze Jezus (Ef. 2,14).
Wie de vrede liefheeft brengt vrede voort.
Lééft uit die vrede. En gééft uit die vrede.
En dat alles dankzij Hem door wie er vrede is – voor mensen die leven in een wereld
die zich steeds verder van God lijkt te vervreemden.
Vrede voor hen voor wie er – ook al vormen ze honderd keer een minderheid – hoop
en uitzicht en leven is.
Door het geloof!
Amen.
Download