ANW in het NIEUWS nummer 9, juni/juli/augustus 2002 - St. Bonifatius College, Utrecht http://www.boni.nl/bonionline/vakken/anw/bestanden/download/ Daar komen de ratbotten! NRC, 13 mei 2002 In de toekomst zullen we op afstand bestuurbare ratten kunnen inzetten om landmijnen op te sporen, of te zoeken naar mogelijke overlevenden die na een ramp onder puin bedolven zijn. Het Amerikaanse onderzoeksteam wordt geleid door dr. Sanjiv Talwar. Hij liet ondermeer via een filmpje zien hoe de ratten bestuurd werden. Ze lopen vrij rond, met een rugzakje vol elektronica omgebonden. Daaruit lopen draadjes naar de hersenen. Sommige elektroden zijn geplaatst in het deel van de hersenschors waarin de informatie van de snorharen wordt verwerkt. Daar beslist een rat of hij links- of rechtsaf slaat. Door dit hersengebied 'virtueel' te prikkelen, kreeg de rat de opdracht een bepaalde richting te kiezen. De andere elektroden zijn geplaatst in een verbindingsgebied tussen de hersenstam en het zogenoemde lymbische systeem, het deel van de hersenen waar de emoties 'zetelen'. Met deze elektroden kon de rat beloond worden als hij deed wat hij moest doen. De onderzoekers zeggen met nadruk dat het niet gaat om een directe besturing van de rat of van zijn brein. Het is meer een bijzondere manier van africhten. Dat africhten op zichzelf is niks bijzonders, dat gebeurt zo vaak en niet alleen met ratten. Legio dieren wordt via een beloningssysteem geleerd bepaalde dingen te doen of na te laten. Alleen bestaan normaal gesproken de beloningen uit lekkere hapjes. Wat nieuw is aan dit experiment is dat de beloning bestaat uit een prettige prikkeling in het MFB, zoals het betreffende hersengebied wordt genoemd. Het MFB is befaamd als belangrijke schakel in het belonings- en motivatiesysteem. De geleerden prikkelden via afstandbesturing dus op twee manieren: in het 'snorharengebied' om hen te motiveren een bepaalde richting te kiezen en daarna in het MFB als ze de opdracht juist hadden uitgevoerd. De onderzoekers vertellen in Nature: ,,We konden onze ratten gemakkelijk door pijpen leiden en over laddertjes. Ze klommen zelfs in bomen. We konden ze instrueren te klimmen of te springen, als het tenminste niet te hoog was en ze er in principe fysiek toe in staat waren. Zelfs lukte het om de ratten te leiden naar plekken die ze normaal gesproken mijden, zoals fel verlichte open ruimtes.'' Het experiment kreeg kritiek, maar daarop waren de onderzoekers voorbereid. Zelf zeggen ze: ,,Het is niet mogelijk om proefondervindelijk vast te stellen hoe een rat de prikkeling van de MFB ANW in het NIEUWS, nummer 9 ervaart. Maar we gaan er wel van uit dat hij het prettig vindt. Menselijk patiënten, bijvoorbeeld die lijden aan epilepsie, worden bij hun behandeling soms ook uitgerust met elektroden in hun MFB. Zij rapporteren in ieder geval een prettig gevoel bij prikkeling.'' ANW-vraag: Is dit experiment ethisch aanvaardbaar? Voor welk doel mogen ratten ingezet worden? Leidse jacht op Ebolavaccin uur per leerling, zijn Nederlandse collega de helft. Nederlandse docenten met het hoogste salaris, 'schaal 12', kunnen wel aardig meekomen. Schaal 12 is echter zeldzaam geworden omdat scholen bezuinigen op de loonkosten sinds ze financieel zelfstandig zijn. Terwijl een hele baan voor Nederlandse leraren 26 lesuren telt, is hun Franse collega met 18 uur al een voltijdsleraar. Een Franse leraar geeft per jaar 589 uur les, zijn Nederlandse collega 868 en zijn Duitse collega 685. Ook wat de grootte van scholen en klassen betreft, scoort Nederland slecht: nergens zijn de scholen groter. Een klas telt in Nederland gemiddeld 17,2 leerlingen, in Duitsland 15,2 en in Frankrijk 12,8. Trouw, 17 mei 2002 LEIDEN - Het Leidse biotechnologiebedrijf Crucell gaat op zoek naar een vaccin tegen het dodelijke ebolavirus. Dat doet het bedrijf samen met het Amerikaanse National Institute of Health (NIH) in opdracht van de Amerikaanse overheid. Volgens wetenschappelijk directeur J. Logtenberg van Crucell loopt het onderzoek naar het ebolavirus al enige tijd, ,,maar na 11 september is het in een stroomversnelling gekomen. Het dodelijke virus staat op de lijst met mogelijke bedreigingen door terroristen met biologische wapens. De Amerikaanse overheid heeft daarom druk op de ketel gezet. Zij wil voor alle Amerikanen een vaccin achter de hand hebben.'' Er is al een vaccin ontwikkeld dat werkt bij apen. Crucell gaat nu de werking bij mensen testen. Dat doet het bedrijf op basis van ebolagenen die zijn gecreëerd door het NIH. Volgens Logtenberg duurt het nog zeker vijf jaar voordat een vaccin op de markt komt dat geschikt is voor mensen. Naast bescherming van de Amerikaanse bevolking is het vaccin tevens bedoeld voor reizigers, diplomaten, militair personeel en de bewoners van de ebolagebieden in Afrika. Met name in centraal Afrika -Congo en Gabon- komt het voor. Het virus verspreid zich razendsnel en maakt per keer in een paar dagen honderden slachtoffers. Het is genoemd naar de rivier de Ebola in Congo, waar de ziekte voor het eerst werd waargenomen. Crucell richt zich op het ontwikkelen van medicijnen met behulp van biotechnologie, zoals vaccins tegen kanker, ontstekings- en besmettelijke ziekten. Nederland karig voor leraar Trouw, 23 mei 2002 Voor ieder uur les aan een leerling op de middelbare school trekt Nederland veel minder geld uit dan een groep vergelijkbare landen. In Frankrijk en Duitsland, waar docenten meer verdienen en minder uren voor de klas staan, bestaat geen lerarentekort. Alleen in Nederland en Nieuw-Zeeland verdienen leraren gemiddeld minder dan andere hoger opgeleiden buiten het onderwijs. In Duitsland en Frankrijk kunnen leraren zich rekenen tot de beter verdienende hoger opgeleiden. Op het lijstje 'loon per lesuur per leerling' scoort Nederland het laagst van alle onderzochte landen. Een Duitse leraar verdient 4,3 euro per 1 Finland kiest tegendraads voor meer kernenergie Trouw, 25 mei 2002 Finland heeft gisteren besloten een nieuwe kerncentrale te bouwen. Het is voor het eerst sinds de ramp in Tsjernobil in 1986 dat een West-Europees land besluit meer kernenergie te gaan opwekken. Het Finse parlement besloot met 107 tegen 92 stemmen tot de bouw van de centrale, die 2,5 miljard euro moet kosten en uiterlijk in 2010 klaar zal zijn. Momenteel komt 28 procent van de Finse energie uit twee kerncentrales -in Eurajoki en Loviisa- na de bouw wordt dat 35. De Groenen zijn coalitiepartner maar tevens verklaard tegenstander van kernenergie. Zij beraden zich morgen of ze in het kabinet blijven. ,,Het besluit van het parlement is een zware slag voor een duurzame ontwikkeling'', aldus de Groene Milieuminister Satu Hassi. De voorstanders van kernergie willen met de nieuwe centrale Finland minder afhankelijk maken van Rusland. Dat verschaft het merendeel van de energie in Finland, dat zelf geen olie- en gasvoorraden heeft. Volgens Hassi misbruiken de voorstanders het schrikbeeld van de Koude Oorlog. De gespannen verhouding met de Sovjet-Unie heeft decennialang de Finse binnen- en buitenlandse politiek gedomineerd. De stap van Finland gaat recht in tegen de Europese trend. Zweden besloot al in de jaren tachtig tot stopzetting van zijn kernenergieprogramma, Duitsland en België volgden bijvoorbeeld vorig jaar nog. Ook Nederland stopt met kernenergie, hoewel de procedure over Borssele nog loopt. Nieuwbouw in West-Europa was al helemaal onbespreekbaar, met uitzondering van het voortzetten van bestaande programma's (zoals in Frankrijk). Europees commissaris voor energie en transport Loyola de Palacio toonde zich tevreden met het Finse besluit. ,,Het laat zien dat de nucleaire optie voor EU-leden beschikbaar is, willen wij aan de toenemende vraag naar energie en de afspraken van het Kyoto-verdrag kunnen voldoen.'' Dat verdrag verplicht landen hun uitstoot van broeikasgassen te verminderen door bijvoorbeeld minder olie en gas te verbruiken. Oost-Europese landen zullen hun wenkbrauwen optrekken na het besluit. Litouwen, Slowakije en Bulgarije zijn door de EU gevraagd centrales met een Sovjet-ontwerp te sluiten. Over de Tsjechische centrale in Temelin -bij de grens met Oostenrijk- is al jaren grote ruzie tussen de buurlanden. St. Bonifatius College, Utrecht Een dozijn priklijnen voor de Utrechtse jeugd UN, 25 mei 2002 Een gigantische operatie. Naar verluidt heeft de GG & GD Utrecht nog nooit zoiets groots omhanden gehad als zijn aandeel in de landelijke vaccinatiecampagne tegen meningokokken type C, de bacterie die meningitis ofwel hersenvliesontsteking kan veroorzaken. Binnen in totaal acht dagen tijd, verspreid over twee periodes voor en na de zomervakantie, moeten ruim 46.000 Utrechtse kinderen tot en met 18 jaar worden gevaccineerd. Omgerekend zijn dat er bijna zesduizend per dag. Amsterdam heeft er de Arena voor afgehuurd. Stadion Galgenwaard was voor Utrecht geen optie, al was het maar omdat het dak niet dicht kan. In plaats daarvan is hal 12 van de jaarbeurs gehuurd. Het moest een centraal gelegen plek zijn die groot genoeg is om zoveel mensen op te vangen. In de jaarbeurshal komen straks tien tot twaalf 'priklijnen'. Zo'n priklijn bestaat in elk geval uit iemand die het vaccin uit de ampul aanzuigt, een zogenoemde ophaler, en iemand die daadwerkelijk de naald in de arm van het kind prikt, de pusher. Verder zijn er mensen die de registratiestrook van de oproepkaart scheuren en is er uitgebreide opvang voor kinderen die eventueel flauwvallen. Voor vragen is in de priklijn geen gelegenheid. Daarvoor zal een aparte stand worden ingericht. Het was beter geweest als de vaccinatie gewoon in de wijkbureaus voor jeugdgezondheidszorg had kunnen plaatsvinden, vindt Van den Akker, net als de andere prikken die kinderen in hun leven krijgen. „Maar die kunnen zulke enorme aantallen niet behappen. Daarom moet het op zo'n onpersoonlijke manier, tot onze spijt." Nasa ziet ijsbergen onder bodem Mars Trouw, 27 mei 2002 AMSTERDAM - De bodem van Mars bevat ijs. Het gaat niet om sporen van bevroren water tussen het rode gesteente, maar om grote hoeveelheden ijs. Deskundigen spreken zelfs van ijsbergen, die een halve meter onder de grond zitten. Deskundigen van de Nasa, wel te verstaan. De Amerikaanse ruimtevaartorganisatie zou donderdag bekendmaken dat haar ruimte sonde Mars Odyssey grote concentraties waterstof heeft gemeten. Volgens de Nasa kan dat alleen maar als bevroren water in de bodem van de rode planeet ligt opgeslagen. Het nieuws, dat donderdag ook in Science wordt gepubliceerd, lekte gisteren al uit. Maar dat is geen nieuws: Nasaonderzoek dat de aanwezigheid van ijs of water op Mars lijkt te bewijzen, is de laatste jaren nooit voor de officiële publicatiedatum geheim gebleven. Om een aantal redenen veroorzaakt deze vondst veel ophef. Als er echt zoveel ijs onder het oppervlak zit, wordt een van de raadsels van de rode planeet opgelost. De meeste Nasa-deskundigen zijn het erover eens dat de planeet in zijn beginjaren rijk aan water is geweest. Grote vraag: waar is al dat water gebleven? Daar geeft de Odyssey nu een antwoord op. Dat het water zo voor het grijpen ligt, maakt de vondst extra opwindend. Een bemande missie naar Mars komt nu dichtbij. Binnen twintig jaar wellicht, speculeren deskundigen, en wat hebben die daar anders te zoeken dan sporen van leven? In de geruchtenstroom wordt de link water- leven met graagte gelegd. Maar zo ver is het nog niet. De Odyssey heeft gamma- en neutronenstraling gemeten die Mars afgeeft. Die straling ontstaat doordat kosmische straling reageert met atomen in de bodem. Waterstofatomen, concluderen de onderzoekers, maar dergelijke snelle conclusies zijn in het verleden allemaal onderuitgehaald. De Odyssey die nu een jaar zijn rondjes om Mars draait, heeft apparatuur om water op te sporen. De Nasa wist dus wat ze zocht, en dacht een jaar nodig te hebben. Maar al na een paar weken had ze zoveel 'overweldigend bewijs' binnen dat ze het nieuws niet meer voor zich kon houden. Goed nieuws van Mars Trouw, 28 mei 2002 In 'Mannen op de maan' laat Hergé zijn creatie Kuifje uitglijden op een ondergrondse maan-ijsbaan. Zo zal het de eerste Marsreizigers niet vergaan, maar ze weten nu in elk geval dat de bodem van de Rode Planeet rijkelijk voorzien is van waterijs. Tenminste, daar heeft het alle schijn van. De Nasa gaat het donderdag aankondigen, maar ANW in het NIEUWS, nummer 9 2 eergisteren lekte het nieuws al uit. Het bevroren water reikt hier en daar zelfs tot slechts een halve meter onder het stoffige oppervlak. En dat is ontegenzeggelijk goed nieuws. In de eerste plaats voor wetenschappers die zich hebben afgevraagd waar het water is gebleven dat in vroeger tijden rijkelijk over het Marsoppervlak moet hebben gevloeid. Vele stroomgeulen en opgedroogde rivierbeddingen zijn daar de stille getuigen van. In betrekkelijk korte tijd is de planeet echter kurkdroog geworden. Waarschijnlijk komt het doordat Mars in zijn jonge jaren al vrij snel geen vulkanische activiteit meer kende, waardoor er minder kooldioxide in de dampkring kwam, de temperatuur afnam en het aanwezige water bevroor. Door zijn geringe afmeting -Mars is half zo groot als de aarde- is hij in staat slechts een hele ijle dampkring vast te houden. Het eens zo overvloedige water zal deels als waterdamp zijn ontsnapt, maar zal voor een belangrijk deel in de bodem zijn getrokken om zich daar als ijs vast te zetten. Daar heeft het nu tenminste alle schijn van, gezien het nieuws van deze week. En dat is interessant, want het bevroren Marswater kan onderzoekers een boel leren over de ontstaansgeschiedenis van de planeet. Het is ook erg prettig, als de berichten inderdaad waar blijken te zijn, dat het ijs hier en daar zo dicht onder de oppervlakte zit. Toekomstige robotlanders en menselijke verkenners kunnen er dan beter bij, en zullen dan toch vooral één doel hebben: zien of er tekenen van fossiel leven zijn te vinden. Dat er tegenwoordig nog leven is op Mars, lijkt uitgesloten. Daarvoor is het klimaat echt te bar. Maar de vondst van een vergane levensvorm, al is het een microbe, staat al tijden te boek als een van de grootste wetenschappelijke ontdekkingen die de mensheid kán doen. De zoektocht naar leven vormt ook de belangrijkste rechtvaardiging voor de honderden miljoenen dollars die de Nasa de laatste tijd steekt in het Marsonderzoek. De trefkans wordt vergroot nu er aanwijzingen lijken te komen over de plaatsen waar het waterijs binnen boorbereik ligt. Het was al bekend dat er zich op de beide polen van de planeet ijs bevindt -daar kan het vermengd met bevroren kooldioxide en stof zelfs aan de oppervlakte bestaan- maar die gebieden zijn minder goed bereisbaar. De aankondiging van deze week is goed én minder goed nieuws voor degenen die een bemande reis naar Mars voorstaan. Het is plezierig dat het waterijs kennelijk zo makkelijk te bereiken is, omdat er waterstof inzit dat een belangrijk bestanddeel is van raketbrandstof. Marsvaarders zouden dus niet hun hele tank hoeven vullen voor de terugreis, en dat scheelt geld en gewicht. Het wrange is echter dat een bemande reis naar Mars verder weg lijkt dan ooit. Het internationale ruimtestation ISS slokt zoveel geld op dat er voor een ander bemand megaproject simpelweg geen plaats is. De komende jaren zal wel een aanzienlijke armada van robots afreizen naar Mars, en die zullen het ondankbare voorwerk moeten doen door échte eenduidige aanwijzingen te vinden dat er ooit leven op de planeet is geweest. Pas dán komt er geld vrij voor astronautentickets. Tot die tijd zal de Nasa onderzoeksresultaten als die van deze week fors opkloppen om de belangstelling voor Mars niet te doen bevriezen. ANW-vraag: Waarom is dit nieuws zo belangrijk voor de Nasa? St. Bonifatius College, Utrecht 'De Pim Fortuyn van de biologie' NRC, 27 mei 2002 Vorige week overleed de Amerikaanse evolutiebioloog Stephen Jay Gould. ,,Gould was een beetje de Pim Fortuyn van de biologie'', zegt prof.dr. Ronald Plasterk, directeur van het Hubrechtlaboratorium voor ontwikkelingsbiologie in Utrecht. ,,Hij zocht het debat met ander wetenschappers, daarin was hij heel scherp. Hij wist heel goed de zwakke plekken in andermans theorie te vinden. Maar op het laatst ging Gould zichzelf bijna zien als de nieuwe Darwin. Maar wat heeft hij nu eigenlijk wetenschappelijk bijgedragen? Voor zover het nieuw was, was het niet waar en voor zover het waar was, was het niet nieuw.'' Op een aantal punten heeft Gould de evolutietheorie van Darwin aangevuld. Darwin was degene die het idee van de 'natuurlijke selectie' had geopperd en uitgewerkt. Hij zag dat de mens bij het kweken van planten en het fokken van dieren de exemplaren kiest met eigenschappen die het meest van pas komen. Zo kwam hij op de gedachte dat de natuur dat ook doet, met het doel soorten te ontwikkelen die steeds beter zijn toegerust om te overleven in specifieke omstandigheden. Gould bouwde voort op deze theorie en breidde haar uit met nieuwe ideeën. Een daarvan was zijn theorie van het 'onderbroken evenwicht'. Darwin nam aan dat de evolutie heel geleidelijk verloopt. Gould dacht dat het ook heel goed met sprongen kan gaan. Hij toont dat aan met fossielen van 530 miljoen jaar oud die gevonden waren in een grot in de Canadese Rocky Moutains. Die laten zien dat er in die tijd een bizarre variatie aan levensvormen heeft bestaan die nu al heel lang zijn uitgestorven. Uit vondsten van vroegere en latere perioden zijn deze levensvormen niet terug te vinden. Zelfs niet vormen die erop lijken. Een andere aanwijzing voor zijn theorie zag Gould in het bestaan van zogeheten exaptaties: veranderingen in vorm of functie die niet direct bijdragen tot de overleving van een soort. Volgens professor dr. Edi Gittenberger, directeur van het museum Naturalis in Leiden, is dit de belangrijkste bijdrage van Gould aan de discussie over het evolutieproces. Hij vindt het terecht dat Gould inging tegen de gedachte dat in de evolutie alle veranderingen per definitie nuttige aanpassingen zijn. Hij zegt: ,,Als je naar de veelheid van levensvormen en bijzondere kenmerken van dieren en planten kijkt, dan krijg je toch de indruk dat een flink deel van de geëvolueerde kenmerken neutraal is. Het punt van natuurlijke selectie is dat als een kenmerk negatief werkt, het zich niet zal kunnen handhaven. Op een neutraal kenmerk dat geen hinder geeft is geen selectiedruk. Een bekend voorbeeld van zo'n exaptatie is de vogelveer. Oorspronkelijk evolueerde die als isolatie, maar het bleek ook een glijvlucht mogelijk te maken. Vanuit die glijvlucht ontstond het vermogen om te vliegen.'' Toch zijn er heel wat evolutiebiologen die Goulds theorie heel zwak vonden, vooral omdat die was afgeleid uit vondsten in die ene grot. En omdat Gould er nog veel verdergaande conclusies aan verbond. Bijvoorbeeld zijn stelling dat de mens door puur toeval is ontstaan. Over dit onderwerp zijn ANW in het NIEUWS, nummer 9 evolutiebiologen nog lang niet uitgepraat, maar in ieder geval zijn er ook wetenschappers die met aanwijzingen komen de stelling van Gould tegenspreken. (Zie bijvoorbeeld het weekkrantartikel De mens is geen ongelukje.) Het verwijt van collega's aan Gould is meestal dat hij weigerde deze andere theorieën serieus te nemen. Gittenberger: ,,Gould had er een enorme hekel aan de mens aan de top van de evolutie te plaatsen. Hij hield vol dat de mens in het brede scala van levensvormen slechts een randverschijnsel van de evolutie is. En inderdaad: wij zijn natuurlijk een kwetsbare diersoort; na een atoomoorlog zijn wij van de aardbodem weggevaagd, maar de bacteriën zullen nog vrolijk doorleven. Maar ik zei ook wel eens tegen hem dat hij toch moest toegeven dat ons zenuwstelsel zo goed ontwikkeld is geraakt dat het op aarde onovertroffen kan worden genoemd. Het maakt bewustzijn en zelfreflectie mogelijk. Dat is toch heel bijzonder in de evolutie? Hij moest grinniken en zei: 'Zo kijk ik liever niet'. Dat was Gould ten voeten uit.'' ANW-vraag: Vind je de mens een ongelukje of juist de top van de evolutie? Darwin is toe aan buitenaards leven Volkskrant, 1 juni 2002 Malcolm Fridlund behoort al tot de oudere generatie wetenschappers. Vandaag wordt hij vijftig. Toch hoopt hij de ontdekking van buitenaards leven nog mee te maken. ‘De speurtocht naar aarde-achtige planeten en naar leven heeft de hoogste prioriteit binnen de ESA,’ zegt Fridlund. ‘We hoeven niet langer bang te zijn dat Darwin geschrapt wordt.’ Momenteel zijn er ruim tachtig planeten bij andere sterren bekend. Die zijn allemaal veel groter en zwaarder dan de aarde. Leven komt er waarschijnlijk niet op voor. Bovendien zijn ze geen van alle echt gezien; hun bestaan is indirect aangetoond. Darwin moet kleine planeten zoals de aarde echt in beeld brengen, en onderzoek doen aan de samenstelling van hun dampkring. Daaruit wordt afgeleid of er sprake is van biologische activiteit aan het oppervlak. Buitenaards leven. uitdoven. Het zwakke licht van een planeetje vlak bij die ster wordt dan niet langer overstraald. Begin jaren negentig wist niemand of andere sterren ook planeten hebben. De ontdekking van de eerste exoplaneet, in oktober 1995, werkte dan ook als een alarmbel. Als de planeten bestaan, moeten ze ook in beeld gebracht kunnen worden. Als dat lukt, kun je hun dampkring bestuderen, en erachter komen of er leven op voorkomt. Zowel in de Verenigde Staten als in Europa werd opeens haast gemaakt met de plannen voor een kolossale ruimte-interferometer. Inmiddels is nulling interferometrie niet langer een droom, maar tastbare realiteit. Bij TNO-TPD in Delft zijn succesvolle laboratoriumproeven uitgevoerd om de werking van de techniek te demonstreren. Volgens onderzoeksleider Henk Bokhove is het daarbij gelukt om de twee interfererende lichtbundels voor 99,9 procent uit te doven – een indrukwekkend resultaat als je bedenkt dat het hier niet om monochromatische laserbundels gaat, maar om gewoon wit licht met alle mogelijke golflengten. De volgende stap is de bouw van een echt wetenschappelijk instrument. GENIE wordt een wetenschappelijk testbed voor Darwin, en biedt een jonge generatie sterrenkundigen de mogelijkheid om ervaring op te doen met nulling interferometrie. Daarnaast zal het instrument stofwolken rond andere sterren kunnen waarnemen, en hoogstwaarschijnlijk Jupiter-achtige exoplaneten in beeld brengen. Nog weer drie jaar later, in 2009, wordt SMART 3 gelanceerd, een soort mini-Darwin die vanuit de ruimte alle benodigde technologieën gaat testen. Tegen de tijd dat Darwin in 2014 of 2015 gelanceerd wordt, hopen Fridlund en zijn collega’s over een lijst van honderden kandidaat-objecten te beschikken, dankzij voorbereidend onderzoek met grote telescopen op aarde. ‘Tot op een afstand van honderd lichtjaar moeten we aarde-achtige exoplaneten kunnen zien,’ zegt hij. De waarnemingen worden gedaan op infrarode golflengten, omdat de meeste sterren dan wat zwakker zijn, en planeten juist helderder. Vervolgens moet elke planeet een paar weken worden waargenomen om de samenstelling van de dampkring te bestuderen. Als daar kooldioxide, zuurstof en waterdamp in voorkomen, kan het niet anders of er moet leven zijn. Fridlund: ‘Er is heel uitgebreid onderzoek naar gedaan, maar er is geen enkele a-biotische manier bekend om zo’n onevenwichtige samenstelling te produceren.’ De ontdekking van buitenaards leven, ook als het om micro-organismen gaat in plaats van kleine groene mannetjes, zal een van de belangrijkste resultaten zijn in de geschiedenis van de wetenschap. Minder duidelijk is welke invloed die ontdekking zal hebben op de maatschappij. ‘Volgend voorjaar houden we een grote, multidisciplinaire workshop,’ zegt Fridlund. ‘Daar komen ook de filosofische aspecten aan bod.’ ANW-vraag: Zal buitenaards leven niet altijd ook buiten ons bereik liggen? Bang voor de verbeterde versie Trouw, 31 mei 2002 Het stelsel van Darwin-ruimtetelescopen Hoe je dat aanpakt, werd in 1978 al beschreven door de Amerikaan Ron Bracewell. Combineer het licht van twee telescopen, waarvan je de onderlinge afstand tot op een minieme fractie van een micrometer kent. Zorg dat de lichtgolven van de ster elkaar niet versterken, zoals in een gewone interferometer, maar juist 3 Biotechnologische ingrepen in de menselijke natuur vormen een bedreiging voor de democratie, vindt filosoof Francis Fukuyama. Er moeten strikte wetten tegen worden opgeworpen, vooral in Amerika, waar biotechnologische bedrijven en wetenschappers vrij spel hebben. Zo schrijft de filosoof dat het de komende decennia mogelijk wordt om de menselijke natuur aanzienlijk te veranderen, St. Bonifatius College, Utrecht eerst met behulp van medicijnen en later ook met genetische ingrepen in embryo's. De stuwende kracht hierachter is de ontrafeling van het menselijke DNA. Dat project zou zoveel kennis opleveren dat wetenschappers de hersenen en het menselijke gedrag straks met verbazingwekkende precisie kunnen sturen. Het resultaat noemt Fukuyama 'de nieuwe mens': een verbeterde versie van de hedendaagse sterveling. Deze wordt niet alleen een stuk intelligenter dan wij, maar ook minder agressief, gegarandeerd heteroseksueel en vrij van drankzucht. We zijn al in staat om depressies en hyperactiviteit met medicijnen te beïnvloeden. Andere neurologische eigenschappen zullen op niet al te lange termijn volgen. Om te beginnen verwacht ik dat we al snel onze concentratie kunnen verhogen met medicamenten. Hetzelfde geldt voor onze intelligentie en ons kortetermijngeheugen. Genetische ingrepen in kiemcellen -de vroege cellen van het embryo- zijn volgens veel deskundigen inderdaad een stuk lastiger. Maar dat betekent niet dat ze nooit zullen plaatsvinden. Ik denk dat wetenschappers dit soort ingrepen eerst bij dieren zullen proberen. Als ze zien dat het effect heeft, gaan ze het ook bij menselijke embryo's proberen. Dat zou ik gevaarlijk vinden. Want juist omdat onze genetica zo ingewikkeld is kunnen wetenschappers niet overzien wat ze aanrichten. Er zullen allerlei onverwachte neveneffecten optreden. Ik denk dat wetenschappers hun eigen drijfveren onderschatten. Ze onderschatten bovendien hoe snel de techniek voortschrijdt. In de jaren negentig voorspelden mensen dat we pas na 2010 het volledige DNA van de mens in kaart gebracht zouden hebben. Maar dat karwei was in 2000 al min of meer klaar. Zo ging het ook met klonen. Aan het eind van de jaren tachtig dacht iedereen dat het technisch onhaalbaar was om een volwassen zoogdier te klonen. Toch is het in 1997 gebeurd.' Het gaat allemaal sneller dan we kunnen voorzien. Alleen durven wetenschappers daar niet te veel over te speculeren omdat ze weten dat biotechnologie zo'n controversieel onderwerp is. Ze hebben geleerd om er voorzichtig over te zijn. Toen het voor het eerst mogelijk werd om genetisch materiaal te veranderen, begin jaren zeventig, fantaseerden veel wetenschappers nog hardop over het genetisch manipuleren van de mens. Maar ze merkten dat ze daarmee een enorme weerstand tegen hun eigen vakgebied creëerden. Daarom praten de meesten er niet meer over. Sommigen doen het nog wel, zoals James Watson, een van de ontdekkers van de molecuulstructuur van DNA. Degenen die er nog over praten, zeggen allemaal dat de 'bioengineering' van de mens ophanden is. Overigens hoeven we ons genetisch materiaal niet per se te bewerken om toch onze eigenschappen te veranderen. Hetzelfde doel kun je veel eenvoudiger bereiken door embryo's met bepaalde gewenste eigenschappen te selecteren. Pre-implantatiediagnostiek heet dat. Daar zijn we al een eind mee op streek. Drie maanden geleden heeft zich in de Verenigde Staten nog het geval voorgedaan van een jonge vrouw die leed aan een vroege vorm van Alzheimer. Ze heeft haar eicellen op die ziekte laten onderzoeken. Uiteindelijk is een gezonde eicel bevrucht, waarna de vrouw is bevallen van een gezond kind. Deze ontwikkeling wordt steeds verder doorgevoerd. Op dit moment zijn er nog geen tests beschikbaar om ei- of spermacellen te onderzoeken op hun aanleg voor intelligentie of bepaald gedrag, maar dat lijkt me slechts een kwestie van tijd. ANW-vraag: Wat zou jij als aanstaande ouder kiezen: je eigen kind (met alle mogelijke gebreken) of een ‘verbeterde versie’? ANW in het NIEUWS, nummer 9 Iets duisters treft soms de aarde Volkskrant, 25 mei 2002 Gemiddeld eens per jaar wordt de aarde doorboord door een korrel exotische materie uit de ruimte, denken vier Amerikaanse aardwetenschappers. Als ze gelijk hebben, gooit de seismologie stelselmatig het kind met het badwater weg. Het was vrijdagochtend 22 oktober 1993, een uur of tien. Diep in de aarde rommelde het. Inktpennen van seismo logische stations van Bolivia tot Turkije kwamen in beweging en vlak erna, wegen volgens berekeningen al meteen tonnen. Als ze voldoende snelheid hebben, kunnen ze relatief ongestoord door duizenden kilometer gewone materie dringen, een beetje als een steentje dat in een vijver valt. Herrin nam zich in de jaren negentig voor als eerste het bestaan van strangelets aan te tonen. Het inslaan van een verdwaald stofje vreemde materie ter grootte van een stuifmeelkorrel kon al zichtbaar kon zijn in seismogrammen. Sindsdien zijn de archieven doorgespit. En Herrin heeft, denkt hij, beet. Die ochtend in oktober 1993 gebeurde waar hij op wachtte. Hoe namelijk de seismogrammen van tientallen meetstations ook met elkaar worden gecombineerd, beide bevingen hebben geen duidelijk gelokaliseerd beginpunt. Bevingen kriebelden hun lijntjes op grafiekpapier. Een beving van pakweg kracht 4 vond via elektronische systemen zijn weg naar de archieven van de US Geological Survey in Washington. Niemand die er echt van opkeek, de aarde gaat wel eens harder tekeer. Niemand behalve, jaren later en met een scherp oog voor het ongewone, seismoloog dr. Eugene Herrin van de Southern Methodist University in Houston, Texas. Miljoenen registraties van bevingen vlooide hij de laatste jaren bij de Survey door op zoek naar buitenissige signalen. Gek genoeg is de aardwetenschapper daarbij niet op zoek naar diepere inzichten in de bouw van onze eigen planeet. Waar hij naar speurt, is de oplossing voor een raadsel van kosmologische dimensies: waar is alle materie waarvan wel de zwaartekracht kan worden waargenomen, maar die verder onzichtbaar lijkt. Verreweg de meeste materie in het heelal, geschat wordt meer dan 90 procent, is namelijk gewoon zoek. In de jaren tachtig stelden theoretici een op het eerste gezicht vergezochte verklaring op voor die zogeheten donkere materie. Die zou niet uit gewone protonen en neutronen bestaan, maar uit deeltjes waarop licht geen vat heeft: strangelets. Alle atoomkernen op aarde bestaan uit protonen en neutronen die op hun beurt zijn samengesteld uit drietallen van zogeheten upen down-quarks. Een proton bestaat volgens fysici uit twee up-quarks en één down-quark. Een neutron daarentegen uit eenmaal up en tweemaal down. Uit proeven met botsingen van kerndeeltjes in versnellers is echter ook bekend dat er in principe nog vier andere soorten quarks bestaan: strange, charm, top en bottom. Volgens die proeven komen deze quarks alleen voor in uiterst instabiele deeltjes, die in minder dan een oogwenk uit elkaar vallen. Maar er bestaat een boekenkast vol theoretische speculaties over het bestaan van stabiele materiedeeltjes waarin ook zulke quarks voorkomen. Drietallen met één strange-quark, zogeheten strangelets, lijken dan het meest realistisch. Tegelijkertijd is die quark wel zoveel zwaarder dan de ups en downs dat strange quark matter een enorme dichtheid moet hebben. Stofjes ervan, misschien ontstaan tijdens de oerknal of zonder helder epicentrum komen wel vaker voor in zijn vakgebied, zegt Herrin. ‘Vaker zelfs dan seismologen lief is. je houdt altijd een hoop ongelokaliseerde rommel over.' 4 St. Bonifatius College, Utrecht Maar in deze twee gevallen was er geen sprake van rommel, te wijten aan meetfouten of storingen. Beide bevingen, zo blijkt uit computer-reconstructies in Houston, ontstaan zonneklaar langs een langgerekte kaarsrechte lijn dwars door de aarde. De eerste, volgens de beste schattingen, tussen een punt op Antarctica bezuiden Vuurland en de bodem van de Indische oceaan onder Bangladesh; de tweede van een punt middenin de Stille Oceaan naar Antarctica onder Nieuw Zeeland. Dat er tussen miljoenen signalen slechts twee heldere gevallen in drie jaar waarnemen voorkomen, is volgens Herrin niet verontrustend. Er slaat, schatte zijn team al in 1995, gemiddeld één brokje donkere materie van een paar ton per jaar in op aarde. ‘Met twee stuks in drie jaar zit je dan zeker in de goede orde van grootte.' Dat gegeven is in elk geval consistent met het idee dat alle donkere materie waarvan de kosmologen het bestaan vermoeden, uit strange quark matter bestaat. ANW-vraag: Hoe belangrijk is deze ontdekking eigenlijk? Zonnestelsel in wording ontdekt Utrechts Nieuwsblad, 25 mei 2002 Europese en Amerikaanse astronomen hebben via twee reuzentelescopen het duidelijkst zichtbare zonnestelsel in wording tot dusverre gevonden. Het bij toeval gevonden stelsel, bestaande uit een enorme materie-ring rondom een piepjonge ster, blijkt te zijn weggedreven uit de stof- en gasnevels waaruit het gevormd werd. Mede daardoor is de ring, waar we vanaf de aarde van opzij tegenaan kijken, duidelijk te zien. materieschijf aan te treffen; in een miljoen jaar tijd kan weliswaar veel gebeuren, maar voor de vorming van een planeet is toch echt meer tijd nodig. Tasmaanse tijger terug van weggeweest? NRC, 3 juni 2002 Een sterk vergrote fote van de Flying Saucer. De niet zichtbare centrale ster verlicht gas en stof dat zich boven en onder het vlak van de materieschijf ophoudt. Daarom lijkt het object uit twee delen te bestaan. (Fote ESO/ANTU-VLT/ISAAC/Grosso e.a.) Zo moet ons eigen zonnestelsel er vóór zijn ontstaan, pakweg zes miljard jaar geleden, hebben uitgezien. De sterrenkundigen stuitten met de Europese New Technology Telescope (NTT), die opgesteld staat op de top van de Chileense berg La Silla, bij toeval op een merkwaardig object in het sterrenbeeld Ophiuchus (Slangendrager). Dat gebied is rijk aan stof en gas, en bijgevolg ook aan piepjonge sterren die daaruit net zijn ontstaan, of bezig zijn te ontstaan. Het 500 lichtjaar van ons verwijderde, uitgestrekte gasen sterrencomplex is de dichtst bij ons gelegen kosmische 'kraamkamer die we kennen, en staat bekend als bet Rho-Ophiuchi-complex. Toen men het object met een nog veel grotere telescoop bekeek, bleek dat het een schotelvormige structuur had, wat onvermijdelijk leidde tot de bijnaam 'Flying Saucer'. Bestudering van het object in het infrarood, bracht aan het licht dat het schotelvormige uiterlijk veroorzaakt wordt, doordat we tegen de zijkant van een grote stof- en gasnevel aankijken, die zich rondom een centrale, jonge ster bevindt. Door het stof kunnen we de ster zelf niet zien, maar zijn aanwezigheid blijkt uit verstrooiing van zijn licht in het bovenste en in het onderste deel van de nevel. Dat geeft de daardoor ogenschijnlijk in tweeën gespleten nevel het uiterlijk van een vliegende schotel. „Deze nevel kunnen we door een gelukkige samenloop van omstandigheden zo goed zien," aldus de Duitse astronoom Nicolas Grosso, leider van de onderzoeksgroep, en verbonden aan het Max-Planck-Institut fur extraterrestrische Physik in Garching. „Enerzijds is het object door een of andere oorzaak vrijwel geheel uit de wolken van het Rho-Ophiuchi-complex weggedreven. Anderzijds wordt de flauwe gloed van de nevel zelf niet overstraald door het licht van die centrale ster." De materieschijf waar we tegenaan kijken heeft een middellijn van ruim 90 miljard kilometer. Dat is acht keer groter dan de doorsnede van ons hele zonnestelsel. De schijf bevat twee keer zoveel materie als de grootste planeet in ons zonnestelsel, Jupiter. Analyse van het door het stof verstrooide licht van de centrale ster, leert dat het een ster is, ongeveer even groot als onze zon, maar met een oppervlaktetemperatuur van 'slechts' 3000 graden Celsius (zon = 6.000 graden Celcius). Hij schijnt dan ook veel minder intens dan de zon. Zowel de materieschijf als de ster zelf zijn naar alle waarschijnlijkheid minder dan een miljoen jaar geleden gevormd. Dat is naar kosmische maatstaven piepjong. „Met deze Flying Saucer heeft moeder natuur ons een uniek studieobject gegeven, waarmee we in staat zijn de condities te bestuderen zoals die bestonden ten tijde van de vorming van ons eigen zonnestelsel," aldus Grosso. Hij en zijn collega's publiceren h un onderzoeksresultaten in het juni-nummer van het tijdschrift As, tronomy & Astrophysics en daarin maakt men tevens melding van het voornemen de Flying Saucer bij langere golflengten te gaan bestuderen om structuur en bewegingen in de materieschijf zichtbaar te maken. Men verwacht overigens geen kant-en-klare planeten in de ANW in het NIEUWS, nummer 9 Wetenschappers van het Australian Museum in Sydney gaan proberen de uitgestorven Tasmaanse tijger weer tot leven te wekken. Dit dier is een ver familielid van de kangaroe en de wombat. Ooit leefden er heel veel van in Australië, Nieuw Guinea en Tasmanië. In 1936 is de laatste Tasmaanse tijger gestorven in een Australische dierentuin. Het Australian Museum is in het bezit van een 136 jaar oude, in alcohol geconserveerde foetus. Een productie van Discovery Channel die op 7 juli wordt uitgezonden, laat zien dat een team van wetenschappers in Sydney erin is geslaagd onbeschadigd DNA van deze foetus te isoleren. Er zijn plannen om te proberen daarmee de Tasmaanse tijger 'terug' te klonen. In de Discovery-documentaire 'Toch niet uitgestorven: het klonen van de Tasmaanse tijger' is het dier al virtueel tot leven gewekt. Met technieken die ook gebruikt zijn in de serie Walking with Dinosaurs laten de animators de Tasmaanse tijger, die in het Nederlands buidelwolf heet, rondlopen in de Tasmaanse wildernis. Hij bespiedt daar een wandelende Mike Archer, directeur van het Australian Museum en leider van het kloon-team, in gesprek met een Tasmaniër die de hoop koestert dat ergens in de bossen nog een overgebleven buidelwolf rondloopt. De filmbeelden zijn knap gemaakt, al doen ze gekunsteld aan. Maar dat geldt eigenlijk voor het hele kloonproject. De buidelwolf kwam de laatste 200 jaar alleen nog voor in Tasmanië, een eiland ten zuiden van Australië. Waarschijnlijk vond hij door klimaatverandering in Australië en NieuwGuinea niet meer voldoende voedsel, of misschien werd hij in die gebieden weggeconcureerd door andere dieren, zoals de dingo. Maar in Tasmanië had hij tot eind negentiende eeuw een prima bestaan. Dat de buidelwolf toch van het aardse toneel is verdwenen, is geheel te wijten aan de mens. In 1880 zette het Tasmaanse parlement een premie van een pond op de scalp van de buidelwolf, omdat herders klaagden dat het dier hun schapen aanviel. Vanaf dat moment is er op alle mogelijke manieren op het dier gejaagd. Neerschieten, vergiftigen, vergassen, in klemmen en strikken vangen, alles was blijkbaar geoorloofd. De populatie nam zo snel af dat je kunt spreken van een doelbewuste uitroeiing. In 1933 werd de laatste gevangen en verkocht aan de Australische Hobart Zoo. Drie jaar later vergat een oppasser hem 's avonds in zijn hok te laten. Het dier is buiten van de kou gestorven. 5 Veel wetenschappers beschouwen het hele project dan ook als een handige publiciteitsstunt. Zij geloven niet dat het ooit mogelijk zal zijn uit dood DNA-materiaal een levend dier te fabriceren. Wel hoor je hier en daar waardering voor het feit dat nu eens op een andere manier aandacht wordt gevraagd voor het probleem van het uitsterven van dieren. En voor het fenomeen 'klonen'. ANW-vraag: Kan klonen een wenselijke vorm van natuurbeheer zijn en is het een antwoord op de bedreiging van plant- en diersoorten? Maar vooral: waar ligt de grens? Bij dieren met een hoog aaibaarheidsgehalte? Bij commercieel interessante toepassingen? Bij de mens? Naar welke stand van de natuur gaan we terug, die van vijfhonderd jaar geleden, van tweeduizend of van 65 miljoen jaar? Want als een buidelwolf kan worden gekloond, waarom dan geen dino, Neanderthaler of Java-mens? Het zeehondenvirus is er weer Volkskrant, 8 juni 2002 Het zeehondenvirus houdt weer huis op het Deense eiland Anholt, in 1988 de bron van de epidemie die ook duizenden Nederlandse zeehonden het leven kostte. Of dat weer gebeurt, is de vraag. Toch zijn experts al beducht voor de sentimenten van de bevolking. Veertien jaar na de vorige epidemie is het weer raak: het zeehondenvirus is op het Deense eiland Anholt uitgebroken. Sinds die uitbraak twee weken geleden zijn er zo'n 290 dieren aan dood gegaan. Niet alleen op Anholt, ook op het noordelijker gelegen eiland Laese - eveneens in het Kattegat - en in Zweden zijn dode dieren aangespoeld. In 1988 verspreidde de ziekte vanuit Anholt zich snel en waren een maand tot zes weken later ook de zeehonden in de Waddenzee aangetast. 60 Procent van de populatie stierf. Komt het virus nu weer deze kant op en hoe fataal is dat? ‘Het is mogelijk dat ook de zeehonden in de Waddenzee weer worden getroffen', zegt viroloog dr. Ab Osterhaus, die aan de Erasmus Universiteit Rotterdam onderzoek doet naar het virus. Hij heeft vastgesteld dat nu hetzelfde virus (Phocine distemper) om zich heen grijpt als destijds. ‘Besmetting hangt sterk of van de mate van contacten tussen de zieke Deense en Zweedse zeehonden en de Nederlandse', zegt dr. ir. Peter Reijnders, bioloog bij Alterra op Texel en vooraanstaand zeehondenonderzoeker. ‘In het voorjaar is de kans op overdracht van het virus groter, omdat de dieren dan een ligplaats zoeken en daardoor eerder met elkaar in contact komen.' Die dieren waren wegens gebrek aan voedsel de Barentszee werd overbevist - naar het zuiden getrokken en kwamen daar in contact met de zeehonden in de Deense wateren. Het Kattegat is een soort trechter waar de dieren wel doorheen moesten en Anholt ligt er middenin, ongeveer even ver van de Deense als de Zweedse kust. Het centrum van de uitbraak is ook nu weer het eiland Anholt en dat is wel mysterieus. Reijnders vermoedt dat het virus op Anholt heeft overleefd; het eiland kan worden gezien als een reservoir ervan. Volgens Reijnders is er geen reden voor paniek. Maar het zou ook onverantwoord zijn het probleem te bagatelliseren. ‘Voor de getroffen St. Bonifatius College, Utrecht dieren is het natuurlijk een ramp - ze sterven meestal aan longontsteking - maar bekeken vanuit het behoud van de soort is er geen reden om zeer dramatisch te doen.' Er zijn nu vijfduizend zeehonden in de Nederlandse Waddenzee. Een gezonde populatie moet minimaal vijfhonderd dieren tellen om de genetische variatie veilig te stellen. Als 1988 zich zou herhalen en 60 procent zou doodgaan, dan blijven er tweeduizend zeehonden over en dat is ver boven de minimumgrens. Vanuit dat oogpunt is er dus geen bedreiging voor het voortbestaan van de soort. In 1988, zo herinnert de Texelse onderzoeker zich, heerste grote ontsteltenis. ‘De zeehonden in de Waddenzee hadden veel klappen opgelopen: eerst werd er jacht op ze gemaakt, toen kregen ze vervuiling door pcb's te verwerken waardoor hun voortplanting stagneerde. Toen de jacht was beeindigd en de pcbverontreiniging was gedaald, floreerde de zeehond weer. Vervolgens kregen we dus het virus.' Daarna heeft Reijnders een wonderbaarlijk herstel van de populatie meegemaakt. ‘Ik vermoed dat het virus vooral heeft huisgehouden onder de verzwakte dieren. Er is een sterke groep uit tevoorschijn gekomen.' Pieterburen en de Waddenvereniging willen zoveel mogelijk dieren opvangen; de anderen preferen minimaal ingrijpen. Hans Revier, directeur van de Waddenvereniging: ‘We moeten aan het gevoel van mensen tegemoet komen die vinden dat de zeehond het symbool is van de Waddenzee. Als de helft van de populatie dreigt uit te sterven, moet je wel energie steken in de opvang.' ‘Er is geen reden om massaal naar zieke zeehonden uit te kijken', vindt Reijnders. Het zouden er wel eens duizenden kunnen zijn, veel meer dan in 1988 toen het om een paar honderd dieren ging, omdat de populatie toen veel kleiner was. ‘Moeten we die dieren dan in badkuipen stoppen en in legertenten en voetbalstadions gaan opvangen?' Nederland gaat veel verder met opvang dan Denemarken en Duitsland. De Denen vangen sporadisch zeehonden op; vaak worden zieke exemplaren afgemaakt. Een opgevangen zeehond wordt in Denemarken nooit opnieuw in zee gelaten, omdat de kans groot is dat hij soortgenoten besmet. ANW-vraag: Moeten we de zieke zeehonden redden, of moeten we de natuur haar gang laten gaan? Gewekte trek Maag wekt hongergevoel op met hormoon ghreline NRC, 15 juni 2002 hypothalamus een hongergevoel verwekt. Ze noemden de stof ghreline naar de oudIndoEuropese woordwortel ‘ghre', waarvan ‘groei' afkomstig is. Het was hen een raadsel waarom de afscheiding van groeihormoon werd geregeld vanuit de maag en niet vanuit de hypothalamus, zoals je zou verwachten. Natuurlijk hoopte men eerst dat een te hoge ghreline-uitscheiding eenvoudigweg de oorzaak van overgewicht is. Helaas bleek het niet zo eenvoudig te liggen. Te dikke mensen hebben juist een lage ghrelinespiegel. Wel werd duidelijk dat de ghreline-uitscheiding nauw gekoppeld is aan de maaltijden. Vóór de maaltijd komt er steeds meer ghreline in het bloed, waardoor een almaar knagender gevoel van honger ontstaat, en meteen na het eten daalt het weer. Als je langere tijd niet eet, neemt de maag dus tegenmaatregelen door met ghreline een gevoel van honger te verwekken. Tot dusver weinig nieuws - als je niet eet, krijg je honger -, maar een Amerikaanse groep onderzoekers heeft nu de ghreline-uitscheiding bij drie groepen proefpersonen met elkaar vergeleken. Ze namen veel te dikke mensen met een maagbypass (een directe chirurgische verbinding tussen slokdarm en dunne darm, buiten de maag om), te dikke mensen op een streng dieet en een normale controlegroep. De geopereerde veel te dikke mensen hadden een extreem lage ghrelinespiegel in hun bloed, terwijl die bij de dikke mensen tijdens het dieet juist opliep. Waarom de ghrelinespiegel na een maagbypassoperatie zo laag is, weten de Amerikanen niet. Misschien dat de voortdurende afwezigheid van voedsel in de maag maakt dat de ghrelineproductie geleidelijk uitdooft. Zeker is in ieder geval wel dat de maagbypassoperaties een ongekend succes waren: een gewichtsafname met gemiddeld liefst 36%. Hun body mass index daalde 68 naar 43 (de Body Mass index is het gewicht in kilo's, gedeeld door het kwadraat van de lengte in meters). De dieetvolgers gingen 17% in gewicht terug. Verder hielden de mensen op dieet constant een knagende honger door de hoge ghrelinespiegels, wat hun kans van slagen op de lange termijn klein maakt. Internist-endocrinoloog dr. Aart jan van der Lely heeft een groep gezonde studenten met een normaal postuur vier dagen volledig laten vasten - ze kregen alleen water. Tegelijk werd hun ghreline-uitscheiding gemeten. De studenten vertoonden een sterke toename van ghreline met een duidelijk dag-ennachtritme. Van der Lely: "Ghreline is van belang in tijden van schaarste. Als je een ontbijt overslaat, neemt de maag tegenmaatregelen door ghreline uit te scheiden. Dat verwekt niet alleen een hongergevoel, maar het stimuleert het lichaam tegelijk voedsel effectiever op te slaan. De lever begint daarmee." Het overslaan van een maaltijd om af te vallen werkt dus averechts omdat het voedsel dat daarna binnen komt effectiever wordt benut. Het gevoel van honger rond etenstijd en de meestal vergeefse pogingen tot afvallen van te dikke mensen hangen vermoedelijk allebei samen met ghreline, een pas ontdekt hormoon dat wordt uitgescheiden door de maag. Ghreline komt vrij als je enige tijd niet eet. Via de hypothalamus, het centrale autonome regelcentrum in de hersenen, verwekt het dan het gevoel van honger. Amerikaanse onderzoekers hebben aangetoond dat de hoeveelheid ghreline in het bloed bij patiënten met extreme vetzucht naeen chirurgisch aangebrachte maagbypass naar een heel laag niveau daalt, terwijl het juist sterk oploopt bij mensen die dieet houden. Het hormoon is in 1999 ontdekt door een aantal Japanse artsen, merkwaardig genoeg cardiologen. op zoek naar een stof die de bloedvatwand uitscheidt stuitten zij bij muizen op een hormoon uit de maagwand die de hypofyse aanzet om groeihormoon uit te scheiden - en die naar later bleek tegelijk via de ANW in het NIEUWS, nummer 9 Het volhouden van een vermageringsdieet is een moeilijke strijd, zoals veel mensen tot hun schade hebben moeten ondervinden. Door ghreline uit te scheiden doet de maag er alles aan om de verloren kilo's er zo snel mogelijk weer aan te krijgen. Een ghreline-blokkerend 6 medicijn zou dus het ultieme vermageringsmiddel kunnen vormen. Ghreline zelf zou aan de andere kant overmatig gewichtsverlies door bijvoorbeeld kanker, aids of anorexia nervosa kunnen keren. Een aantal farmaceutische bedrijven doet er dan ook onderzoek naar. Van der Lely verwacht echter geen wonderen. De teleurstellende resultaten van eerdere ‘hongerhormonen', zoals leptine, liggen nog vers in het geheugen: "Leptine maakte muizen broodmager en bij blokkade moddervet. Maar bij de mens deed het verrassend weinig." ANW-vraag: Wat is nu de beste manier om wat af te vallen? Hoe Karin de mensheid gaat redden Volkskrant, juni 2002 De planetoïde Karin blijkt tientallen familieleden te hebben, restanten van een kosmisch verkeersongeluk. Eindelijk hebben astronomen echte gegevens om te berekenen hoe je een aanstormende ruimtekei vernietigt. Wie de wereld wil redden, kan niet om Karin heen. Karin is negentien kilometer groot en draait in iets minder dan vijf jaar om de zon. Karin is een planetoïde, maar wel een heel bijzondere. Nog geen zes miljoen jaar oud is ze – piepjong naar sterrenkundige maatstaven. Haar jeugdige uiterlijk bevat misschien de sleutel tot de redding van de mensheid. Dat zit zo. Sommige planetoïden kruisen de baan van de aarde. Een botsing kan catastrofale gevolgen hebben. Aanstormende projectielen moeten dus uit de weg worden geruimd. Misschien wel door ze te bekogelen met kleinere planetoïden, waarvan de baan makkelijker kan worden beïnvloed. Maar niemand weet wat het gevolg van zo’n botsing is. Wordt het projectiel uit zijn baan geketst, zodat het de aarde mist? Of ontstaat er een grote wolk van kleinere fragmenten en is het middel misschien erger dan de kwaal? Helaas kunnen sterrenkundigen nog geen experimenten uitvoeren met twee echte hemellichamen. Ze gaan het probleem daarom te lijf met gedetailleerde computersimulaties. Dat valt niet mee, en de resultaten zijn niet eenduidig. Was het maar mogelijk om getuige te zijn van een toevallige botsing van twee planetoïden. Of de brokstukken van zo’n recente aanvaring op het spoor te komen. Die laatste wens is nu in vervulling gegaan. Karin – en 38 kleinere planetoïden die naamloos door het leven gaan – zijn de overblijfselen van een kosmisch verkeersongeluk dat 5,8 miljoen jaar geleden plaatsvond. Dat is slechts 1,3 St. Bonifatius College, Utrecht promille van de leeftijd van het zonnestelsel – een kosmische oogwenk. Dat de hemelse Karin ook een tumultueuze geschiedenis kent, werd ontdekt door vier astronomen van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado. Afgelopen donderdag publiceerden ze hun opzienbarende vondst in Nature. Volgens onderzoeksleider David Nesvorný kunnen de resultaten onder andere gebruikt worden om de geldigheid van de computersimulaties te checken. Hoe weet je dat 39 planetoïden dezelfde catastrofale oorsprong hebben? Nesvorný en zijn collega’s leiden dat af uit hun baanbeweging. Op een plattegrondje van de planetoïdengordel vallen de 39 steenklompen absoluut niet op – net als vele duizenden andere trekken ze tussen de banen van Mars en Jupiter hun baantjes om de zon, en ze bevinden zich al lang niet meer bij elkaar in de buurt. Maar in een grafiek waarin de baaneigenschappen (grootte, excentriciteit, helling) tegen elkaar zijn uitgezet, springen ze meteen in het oog. De baaneigenschappen vertonen enorm veel overeenkomst, en door de geleidelijke baanevolutie ‘achteruit’ te extrapoleren, hebben Nesvorný en zijn collega’s ontdekt dat ze 5,8 miljoen jaar geleden zelfs precies gelijk waren. Anders gezegd: de banen van de 39 planetoïden vielen toen samen. Slimheid is in mate erfelijk hoge UN, 17 juni 2002 Intelligente ouders hebben grote kans op het krijgen van slimme kinderen. Een studie naar de erfelijkheid van het intelligentiequotiënt (IQ) heeft uitgewezen dat intelligentie in hoge mate erfelijk is. Biologisch psychologe D. Posthuma promoveert daarop vandaag aan de Universiteit van Amsterdam. Het was al langer bekend dat erfelijkheid een rol speelde bij intelligentie. Eerder werd aangenomen dat vooral omgevingsfactoren en opvoeding een grote rol speelde. In de jaren tachtig werden tweelingen onderzocht die gescheiden waren opgegroeid. Het bleek dat ondanks andere opvoeding en omgeving hun IQ vrijwel gelijk was. Posthuma onderzocht 688 mensen uit 271 families. Zij deden een intelligentietest en van hun hersenen werd een scan gemaakt. Ongeveer 80 tot 90 procent van de verschillen in IQ tussen familieleden is te verklaren door verschillen in erfelijke aanleg. Posthuma constateerde ook dat mensen met een hoog IQ een groter hersenvolume hebben. ANW-vraag: Geldt dit artikel ook voor jou? Geen paniek meer over zure regen NRC, 17 juni 2002 Long time no hear: zure regen. Begin jaren tachtig werd de noodklok geluid. Zure regen bedreigde onze bossen. In Duitsland zou het Zwarte Woud, een naaldbos, binnen enkele decennia afsterven. Ook de Nederlandse loofbossen liepen gevaar. Dat kwam allemaal doordat de bodem verzuurde en bomen daar niet tegen kunnen. Maar de bossen leven zo te zien nog even vrolijk verder. Was de paniek overdreven of valt er gewoon geen zure regen meer? ANW in het NIEUWS, nummer 9 was een hype, er was gewoon niet zoveel aan de hand. Ulrich heeft zelf trouwens erkend dat hij zich vergist heeft met zijn zwaar dramatische voorspellingen. Maar, zeggen allerlei Nederlandse bodemonderzoekers, het is onzin om te zeggen dat het allemaal niet klopte. De bodem verzuurde en dat dit niet goed is, is overduidelijk. Dat het nu allemaal blijkt mee te vallen, komt door twee dingen. Ulrich had een gebied onderzocht dat door plaatselijke omstandigheden extreem veel erger verzuurd was dan normaal. En door de paniek hebben allerlei overheden snel gereageerd met goede maatregelen. Die hebben verdere verzuring sterk ingedamd. De term 'zure regen' deed het goed om de mensen van de dreiging te doordringen. Het was geen opwekkend idee, de wetenschap dat er zure druppels uit de hemel vielen als het regende. Die vielen dan toch ook op jou, met wie weet wat voor akelige gevolgen. Maar de term dekte de lading niet echt. Het ging erom dat de atmosfeer door allerlei oorzaken 'vol zat' met zure stoffen die onder meer met regen (maar ook 'uit zichzelf', of met hagel en sneeuw) neerslaan en daardoor de bodem en het oppervlaktewater verzuren. Het gaat vooral om de volgende stoffen: zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3). Zwaveldioxide komt vrij bij de verbranding van zwavelhoudende brandstoffen, zoals olie, diesel en kolen. Ook de uitstoot van stikstofoxiden heeft te maken verbrandingsprocessen, vooral die in het gemotoriseerde verkeer. Ammoniak tenslotte zit in de mest die door de boeren op het land wordt uitgereden. En door de grote veestapels heeft Nederland een uitzonderlijk groot mestprobleem. Deze zure stoffen beïnvloeden de vitaliteit van natuurgebieden, maar ook van oppervlaktewater en zelfs van gebouwen. Bij oude gebouwen, zoals kathedralen, is het effect soms goed te zien aan de afbrokkelende gebeeldhouwde versierselen. In natuurgebieden veroorzaakt verzuring een verstoring van het evenwicht van de voedingsstoffen. Er ontstaat een tekort aan calcium, fosfor, magnesium en kalium. Ook de stikstofbalans wordt verstoord. Vooral in bosecosystemen raakt de bodem op den duur verzadigd van stikstof en dat is de grote oorzaak van de verzuring. Bodemverzuring maakt natuurgebieden kwetsbaarder. Vorst, droogte of ziekten grijpen dieper in. In een verzuurd bos gaan de bomen sneller dood. De verandering in het bodemmilieu kan leiden tot het helemaal afsterven van soorten en het opkomen van nieuwe. Heidevelden vergrassen bijvoorbeeld. Meren veranderen in 'dood water'. Bovendien, zegt bijvoorbeeld Ronald Albers van het Rijksinstituut voor Volkesgezondheid en Milieu (RIVM): ,,Met de bomen gaat het goed, maar met het bos nog niet.'' De ondergroei van veel Nederlands bos is volgens hem erg soortenarm geworden doordat er soorten die van stikstof houden binnengedrongen zijn. Met de biodiversiteit in de ondergroei is het helemaal niet best gesteld. Er wordt nu voorzichtig geëxperimenteerd met maatregelen om dat aan te pakken. Zaklamp zonder batterijen NRC, 17 juni 2002 De grote zwakte van de zaklamp is de batterij, want die is altijd op. Bovendien kosten batterijen veel geld en vervuilen ze de omgeving. Ook oplaadbaren zijn vaak leeg wanneer ze echt nodig zijn. Drie nieuwe, vlak voor de vakantie uitgebrachte batterijloze lampen: de aloude knijpkat, de nieuwerwetse slingerlamp en de curieuze schudzaklamp. Praktische natuurkunde. De knijpkat werkt als een fietsdynamo. Een ronddraaiende magneet zet de elektronen in een draadspoel in beweging: elektriciteit. De elektriciteit vloeit direct naar een gloeilampje: licht. Een knijpkat is leuk en leerzaam, maar heeft in de praktijk nogal wat nadelen. Het knijpen is bovendien moordend voor spieren en pezen in pols en onderarm. De knijpkat kost ongeveer zeven euro. Gelukkig is er nu ook de slinger- of opwindlamp sherpa. De slingerlamp was er al een tijdje, als nevenproduct van de succesvolle, door Trevor Baylis ontworpen opwindradio. De radio van Baylis werkt als een opgewonden dynamo: een met de hand aangedreven slinger trekt in korte tijd een veer strak, die zich langzaam weer ontspant. De dynamo draait rond en genereert met vertraging elektriciteit. De eerste berichten over de dreiging van zure regen veroorzaakten paniek, ook in Nederland. De Duitse bodemkundige Bernhard Ulrich had enkele bossen in zijn land onderzocht en voorspelde zelfs een 'ecologisch Hiroshima'. Uit Scandinavië meldden onderzoekers dat in sommige meren het leven al helemaal verdwenen was. Bosbouwkundige Frits Mohren: ,,Ulrich had een aannemelijk verhaal. We realiseerden ons dat de Nederlandse bossen vooral op kwetsbare, arme zandgronden staan. Toen we in Nederland gingen kijken, vonden we ook zwaar aangetaste naaldbomen.'' Maar twintig jaar later blijkt dat in Scandinavische meren het leven zich snel herstelt en dat de Nederlandse bossen gezonder zijn dan ooit. Nu zeggen onderzoekers soms: het 7 De Freeplay Plus, met radio (linksboven), de sherpa van Coleman (rechtsboven), de Solar Zaklamp (linksonder) en de Schudzaklamp Nightstar (rechtsonder). St. Bonifatius College, Utrecht De Freeplay-radio speelt met een minuutje aanslingeren urenlang door. De Freeplaylamp werkt korter, want licht kost meer energie. En hij is nogal log en zwaargebouwd. Maar Freeplay heeft nu een nieuwe lamp op de markt gebracht: de sherpa. De sherpa (59 euro) is veel kleiner dan zijn voorganger en heeft een mooie, stevige behuizing. Hij past in je zak. De lamp ligt lekker in de hand en is na een half minuutje slingeren klaar om tien tot zestien maal zo lang licht te geven. De slinger fingeert ook als pootje. De lamp kan worden neergezet om bij te lezen. Hij is wel vrij zwaar: ruim 300 gram. Maar de ware overlever zal pas echt lol beleven aan de schudzaklamp: de Nightstar, voorheen Shakelight (59 euro). Het is een curieus ding, een jaar of drie geleden uitgebracht door Applied Innovative Technologies uit de VS. De Nightstar is een langwerpige hardplastic buis met daarin - alweer - een draadspoel en een magneet. De Nightstar moet zachtjes een halve minuut horizontaal worden geschud. De magneet beweegt zich daarbij heen en weer door de draadspoel en wekt elektriciteit op die vervolgens wordt bewaard in een condensator, de voorloper van de batterij. Gekozen is voor de condensator vanwege de duurzaamheid - het leven van batterij of accu is eindig - en omdat een condensator in tegenstelling tot de batterij ook werkt onder extreme temperaturen. De beperkte opslagcapaciteit van een condensator wordt gecompenseerd door het lage energieverbruik van het bijna onverslijtbare LED-lampje (light emitting diode) waarvan de Nightstar is voorzien. In de praktijk zal de Nightstar teleurstellen als je hem uitprobeert bij daglicht. Maar in het donker geeft de Nightstar een strakke bundel koudwit licht, ruim voldoende voor het zoeken van de weg, voorwerpen in de tent of het beschijnen van ongenode gasten. Gezin drinkt jaar 'onzuiver' water Trouw, 3 juli 2002 UTRECHT - Een gezin in de Vinex-wijk Leidsche Rijn heeft een jaar lang huishoudwater gedronken in plaats van zuiver drinkwater. In drie andere huizen die nog niet opgeleverd zijn, stroomde eveneens huishoudwater uit de kraan. Dit blijkt uit een bijna afgerond onderzoek van het waterleidingbedrijf Hydron. Aanleiding tot het onderzoek waren fouten met het zogeheten dubbele waterleidingnet die honderden bewoners deden opschrikken. In december liepen eerst tientallen mensen maag- en darmproblemen op omdat het drinkwaternet -als gevolg van een verkeerde aansluiting- met de e-coliebacterie besmet was. Enkele weken later bleek dat een gezin zestien maanden lang huishoudwater had gedronken omdat dit, door een andere fout, uit hun 'gewone' kraan kwam. Naar nu blijkt, is ook een tweede gezin dit overkomen. In Leidsche Rijn lopen twee waterleidingen: de één met schoon en helder drinkwater, de ander met het minder gezuiverde huishoudwater, bedoeld voor de wc, wasmachine en buitenkraan. Naar aanleiding van de ziektegevallen verordonneerde de inspectie van Vrom dit experiment tijdelijk te stoppen. De afgelopen maanden stroomde louter zuiver drinkwater door de wijk. Om nieuwe fouten te voorkomen, stuurde Hydron zestien controleurs op pad om de leidingen van alle 4500 woningen te controleren. Dit onderzoek begon in mei en is ANW in het NIEUWS, nummer 9 nu bijna klaar. ,,Behalve die vier verkeerde aansluitingen, verwachten wij niet dat er nog meer fouten bijkomen'', vertelt woordvoerder J. Gerritsen. ,,Het gezin dat een jaar huishoudwater heeft gedronken, is er niet ziek van geworden. Het is heel vervelend. Maar de bewoners van Leidsche Rijn blijven gelukkig in het dubbele watersysteem geloven.'' Volgens Gerritsen blijkt uit een peiling dat 70 procent van de bewoners nog steeds positief is over dit experiment, dat bedoeld is om het milieu te ontlasten. Vijfentwintig procent twijfelt, vijf procent wil er liever vanaf. ,,We doen er alles aan om de twijfelaars en de mensen die negatief zijn, weer voor het huishoudwater te winnen. Wij willen er in principe mee door gaan.'' ANW-vraag: Zou jij thuis huishoudwater willen hebben? Hiv: de grootste epidemie ooit Trouw, 4 juli 2002 De ,,grootste epidemie in de geschiedenis van de mensheid'', noemde Peter Piot, topman van het VN-bureau voor aidsbestrijding UNaids de aidsepidemie dinsdag: twintig miljoen doden en als er niks gebeurt, komen er in twintig jaar 68 miljoen bij. De grootste ooit, klopt dat? Antwoord: ja. Er valt wel het een en ander op zo'n uitspraak af te dingen, maar dan nog kun je Piot niet betichten van vreselijke overdrijving. Twee andere epidemiën dingen zeker mee naar zijn kwalificatie: die van de pest in de Middeleeuwen en die van de Spaanse Griep begin vorige eeuw. De Spaanse Griep dook in 1918 op en hield behoorlijk huis. Deze voorloper van de tegenwoordige griep eiste 25 miljoen doden. Wereldwijd; epidemiologen spreken daarom van een pandemie, een wereldwijde epidemie. De pest bestaat al sinds het begin van de jaartelling en flakkerde door de eeuwen heen op. De huidige pandemie begon rond 1860 en is tegenwoordig beperkt tot Azië, Afrika en LatijnsAmerika. In Europa wordt deze ziekte vooral met de Middeleeuwen geassocieerd. In de veertiende eeuw eiste een epidemie van wat toen de 'zwarte dood' werd genoemd het leven van een kwart van alle Europeanen: tussen de 20 en 25 miljoen mensen. Natuurlijk moet je deze cijfers afzetten tegen de omvang van de bevolking. In de veertiende eeuw leefden er in Europa tussen de 80 en 100 miljoen mensen, in heel de wereld in 1918 ruim 1,8 miljard. Op dit moment is de wereldbevolking de 6 miljard gepasseerd. HIV-remmer raakt vat op aids kwijt medicijnen. Die situatie is vergelijkbaar met de toenemende resistentie tegen bepaalde antibiotica. De resistentie in San Francisco is vermoedelijk veel hoger dan uit de cijfers blijkt door het grotere aantal wisselende contacten van dragers. Ook het niet-consequent slikken van HIVremmers werkt resistentie in de hand. Aids-expert prof. dr. Roel Coutinho, directeur van de Amsterdamse GG&GD, vindt de toenemende immuniteit verontrustend omdat het de behandeling van HIV-geïnfecteerden bemoeilijkt, en daarmee het indammen van de epidemie. Het slikken van HIV-remmers is, naast preventieve voorlichtingscampagnes, de enige manier om de HIV-epidemie in te dammen. Er is namelijk voorlopig geen uitzicht op een aids-vaccin. In Nederland is, net als in de meeste Europese landen, nog maar een paar procent van de nieuw-besmette patiënten resistent tegen de gebruikelijke HIVremmers. Coutinho: ‘Het is zaak op basis van genetisch onderzoek aan HIV-stammen die resistentie te bepalen. Dat is voor de behandelstrategie van de patiënt belangrijk. Die informatie is bovendien te gebruiken om besmettingspatronen in kaart te brengen.' Zonder maatregelen sterven de komende twintig jaar nog eens zeventig miljoen mensen aan aids, met name in zuidelijk Afrika. In sommige landen in zuidelijk Afrika is 30 tot 40 procent van de volwassenen met HIV besmet. Aids-epidemie begint nog maar net Volkskrant, 6 juli 2002 Het aantal hiv-geïnfecteerden is de laatste jaren schrikbarend gestegen, vooral in zuidelijk Afrika. Meer voorlichting en een betere verspreiding van hiv-remmers moeten de epidemie een halt toeroepen. Resistentie tegen de HIV-remmers ontstaat doordat het grillige aids-virus zich voortdurend aanpast. Bij overdracht blijken nieuwgeïnfecteerden vervolgens immuun voor de De cijfers zijn bizar en catastrofaal. Het aantal hiv-geïnfecteerden en het aantal aids-doden in veel ontwikkelingslanden neemt steeds sneller toe. De in kleuring van de landkaarten wordt almaar roder. Het hiv-virus grijpt epidemisch om zich heen in de wereld. In sommige landen in zuidelijk Afrika, in Botswana en Zuid-Afrika bijvoorbeeld, is 15 tot 39 procent van de volwassenen besmet. Veertig miljoen mensen in de wereld zijn inmiddels geïnfecteerd met hiv. Driekwart daarvan woont in zuidelijk Afrika. In 2001 overleden er wereldwijd drie miljoen mensen aan aids, blijkt uit cijfers die Unaids, de organisatie van de Verenigde Naties die aidsbestrijding coördineert, deze week bekend heeft gemaakt. Wanneer er geen extreme maatregelen worden genomen, zullen de komende twintig jaar nog eens zeventig miljoen mensen aan aids overlijden, aldus Unaids dat waarschuwt dat de 8 St. Bonifatius College, Utrecht Volkskrant, 6 juli 2002 Steeds meer patiënten met HIV, het virus dat aids veroorzaakt, zijn resistent tegen de meest gebruikte HIV-remmers. Uit onderzoek blijkt dat in San Francisco meer dan een kwart van de nieuwe HIV-patiënten resistent is tegen de meest gebruikte cocktail. In Nederland gaat het om een paar procent, maar dat aantal zal toenemen. aids-epidemie begonnen. feitelijk nog maar net is In zuidelijk Afrika grijpt bet virus voornamelijk om zich been door seksuele overdracht. In ZuidAfrika, bijvoorbeeld in de noordelijke mijnbouwstreken, waar veel mannen uit de grote steden tijdelijk heen trekken om te werken, vormt een kleine groep besmette prostituees een belangrijke besmettingsbron voor bet hele land. ‘Het grote sterven is begonnen', beaamt prof. dr. Joep Lange, hoogleraar inwendige geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam (UVA) en als viroloog werkzaam in bet AMC. Lange besteedt inmiddels de meeste werktijd aan aidsbestrijding in met name ontwikkelingslanden. Vorige week was hij nog in Rwanda. Om er voorlichting te geven en om er organisatorische structuren op te zetten om hiv-remmers bij de mensen te krijgen. En dan niet alleen in de grote steden, maar ook op bet platteland. Want van voorkomen - met condooms en voorlichting - en van een (levenslange) behandeling met hiv-remmers zullen we bet de komende tien tot twintig jaar moeten hebben om de epidemie een halt toe te roepen. De ontwikkeling van een aids-vaccin gaat per slot van rekening nog zeker tien jaar duren, aldus Lange. ‘Met alleen programma's gericht op preventie kom je niet meer weg.' Hiv-remmers, op den duur ook preventief werkzaam omdat ze verdere verspreiding tegengaan, onderdrukken het virus nagenoeg volledig. Ze voorkomen dat mensen ziek worden en uiteindelijk overlijden aan aids. Vóór de introductie van die remmende middelen, in 1996, stierf iemand met een hiv-besmetting gemiddeld binnen tien jaar. Met een behandeling met hivremmers win je tientallen jaren, je kunt er in principe net zo oud mee worden als met hoge bloeddruk, mist je je pillen netjes slikt. ANW-vraag: Is er wel een oplossing voor het Aids-probleem? Utrechts meisje Nonja Drost (12) herstelt in Wilhelmina Kinderziekenhuis Ouders: ‘Meningitis is strijd op leven en dood’ UN, 6 juli 2002 Roel en Lilian Drost uit Utrecht beleefden een nachtmerrie. Hun dochter Nonja (12) liep tijdens een vakantie met haar familie in het Franse Val Thorens meningitis op. In kritieke toestand werd ze opgenomen in het academisch ziekenhuis van Dijon, waar ze bijna acht weken lag. Afgelopen maandag, de dag waarop honderden kinderen in Utrecht werden ingeënt tegen meningitis, ging Nonja naar het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht. „Het is een kloteziekte. Je merkt het pas als het te laat is." ANW in het NIEUWS, nummer 9 Het moeilijkste moment? Roel Drost en Lilian Paulus kijken elkaar aan. Zwijgen. Ze zitten in de tuin van het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Binnen ligt dochter Nonja, vechtend tegen de ziekte die haar in Frankrijk bijna velde: meningitis. Hoe leg je iemand uit dat de afgelopen periode een aaneenrijging van moeilijkste momenten is geweest? Het begrip ‘overtreffende trap' kreeg voor het Utrechtse echtpaar in Frankrijk, waar Nonja tijdens een wintersportvakantie besmet raakte met de bacterie meningitis C, een nieuwe dimensie. Steeds weer dachten ze dat het ergste achter de rug was, maar even vaak bleek hun dochter nieuwe complicaties te kunnen oplopen. Hartstilstand. Klaplong. Longontsteking. Koortsaanvallen. Beademingsproblemen. Hallucinaties door de morfine, die als pijnstiller diende. Open wonden. Wegvallende bloeddruk. Lilian: „Als je meningitis hebt, bloed je eigenlijk dood van binnen. Ik dácht niet alleen dat Nonja doodging, ik zág het ook. In het ziekenhuis werd echt een strijd gevoerd op leven en dood." Als één beeld de bijna surrealistische nachtmerrie samenvat, is het dit: Roel en Lilian staan op een galerij, vanwaar ze in de kamer van Nonja kunnen kijken. Het is zondagnacht. Hun dochter ligt in haar blootje in het ijs, haar lichaamstemperatuur is bijna 42 graden. De bloeddruk is gekelderd, Nonja is in shock. Om haar heen fladderen vijftien hulpverleners, die allemaal hun best doen een leven te redden. Lilian: „Dit is niet echt, dachten Roel en ik. We keken naar een film. Je leeft, je bent er, maar eigenlijk ook niet. Het was niet te behappen." Nonja kwam erdoorheen, zoals ze er steeds weer doorheen kwam. Wekenlang werd ze op de intensive care slapend gehouden en lag ze 32 dagen aan de beademing en de dialyse doordat haar nieren niet meer functioneerden. Toen het haar weer lukte op eigen kracht te ademen, was de eerste reactie van het ziekenhuispersoneel: champagne! Maar bijna onmiddellijk realiseerden Roel en Lilian wat de stap vooruit inhield. „Nonja kon zich niet bewegen en lag alleen maar te schokken in bed, want ze kreeg minder medicijnen en had daardoor last van afkickverschijnselen. Ook kon ze niet gewoon eten doordat haar maag- en darmstelsel stillagen. Om haar heen hoorde ze een taal waar ze niks van begreep, ze wist niet wat er was gebeurd. Nonja lag continu te huilen, zonder tranen, zonder een geluid te maken. eerst weer naar het ziekenhuis moest. Ze is bang dat er weer iets foutgaat." Het dagboek op internet is te vinden op www.nonja-drost.cjb.net ANW-vraag: Je kunt zelf kiezen of je je laat inenten tegen meningitis. Heeft zo’n verhaal invloed op jouw keuze? Mens overvraagt de capaciteit van de aarde met 20 procent NRC, 7 juli 2002 Met de huidige inzet van fossiele brandstof en het bestaande beroep op bossen en visgronden gebruikt de mensheid in feite meer aardoppervlak clan er beschikbaar is. Het verbruik gaat de bestaande capaciteit van de aarde met ongeveer 20 procent te boven. Een jaar of vijfentwintig geleden was de vraag nog ruwweg in evenwicht met hetgeen de aarde kon bieden en verwerken. Dat is de essentie van een artikel dat in de eerstvolgende uitgave van de Amerikaanse Proceedings of the National Academy of Sciences (www.pnas.org)verschijnt. Eerste auteur Mathis Wackernagel was ook een van de auteurs van 'Our ecological footprint' dat in 1996 uit kwam (bij New Society Publishers). Het nieuwe artikel voegt niet heel veel toe aan hetgeen hij en William E. Rees daarin naar voren brachten. Maar publicatie van de studie in de PNAS betekent erkenning van de benadering en lijkt tegelijk een stellingname tegen het werk van de Deense statisticus Bjorn Lomborg. Lomborg betoogt in zijn veelbesproken boek 'The skeptical environmentalist' dat er geen sprake is van uitputting van natuurlijke hulpbronnen of bedreiging van natuur en milieu. Bij de methode van de 'ecologische voetafdruk' wordt de hoeveelheid voedsel, energie, hout, papier, katoen en delfstof die een mens per jaar verbruikt omgerekend naar de hoeveelheid aardoppervlak die nodig is om dat te produceren of te verwerken. Het voor de lokale omstandigheden berekende ruimtebeslag wordt met behulp van een classificatiesysteem van de FAO omgerekend naar aantallen 'global hectares'. Dat zijn standaardhectares met een gemiddelde primaire productie (potentiële gewasopbrengst). Visvangst is verwerkt als de hoeveelheid land die dezelfde hoeveelheid eiwit zou kunnen produceren. De ouders, allebei verpleegkundige, kregen na Nonja's opname een kamer in het maison des parents bij het ziekenhuis, maar ze trokken al snel bij hun dochter in op de intensive care. De een sliep op een stoel, de ander op een vrijgekomen bed naast Nonja. Roel: „De verpleegkundigen waren fantastisch, ze leefden enorm mee. In het begin droeg ik steeds een Tshirtje en dacht het personeel van de telefooncentrale: hij heeft zeker niks anders. Toen kreeg ik voor m'n verjaardag een poloshirt cadeau." Toen Nonja's koorts in Frankrijk eindelijk ging dalen, kon voorzichtig aan de terugreis naar Utrecht worden gedacht. Ook hierbij ondervonden ze hoeveel medeleven er was: intensive care-arts Michiel Barnas uit het ziekenhuis in Amsterdam, waar Roel werkt, regelde via een particuliere ambulancedienst kosteloos vervoer naar het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Daar arriveerde Nonja afgelopen maandag. „Ze vindt het fijn weer in Nederland te zijn, maar vond het moeilijk dat ze Er blijkt per aardbewoner maar 1,8 standaard hectare beschikbaar omdat het merendeel van het aardoppervlakte koud, heet, droog, rotsachtig of steil is voor biologische productie 9 St. Bonifatius College, Utrecht (zie www.rprogress.org).De meeste aandacht is er tot dusver geweest voor de ecologische voetafdruk (per inwoner) van afzonderlijke Staten. Daarop zijn handel en verkeer van grote invloed, wat de berekeningen gecompliceerd maakt. Voor de aarde als geheel ligt het eenvoudiger. Wackernagel c.s hebben zes verschillende soorten aardgebruik onderscheiden: akkerbouw, veeteelt, bosbouw, visserij, stadsaanleg met wegenbouw en de inzet van fossiele brandstoffen. Zij vonden een 'overvraag' van 20 procent. Het beeld van overvraging van de aarde ontstaat vooral door de inzet van fossiele brandstoffen die in de berekeningen zijn opgenomen als de hoeveelheid land die nodig zou zijn om het stijgen van de atmosferische CO2-concentratie te voorkomen. (Kernenergie is vreemd genoeg verwerkt als de hoeveelheid steenkool, olie en gas die evenveel energie zou leveren.) Maar ook bosgebruik en visserij die op een niet duurzaam niveau staan kunnen tijdelijk tot een groot ruimtebeslag leiden. Een bosgebied waaraan twee keer zoveel hout wordt onttrokken als er kan bijgroeien wordt voor het dubbele oppervlak meegeteld. cesstappen zijn dezelfde, indertijd was bet echter ambachtelijk werk, gebaseerd op veel ervaring. De productie is nu veel proces- en bedrijfsmatiger uitgevoerd.' Er is voor de productie een tachtigtal eenjarige kalveren gebruikt, geselecteerd uit bse-vrije gebieden in Nederland. Die kalveren zijn eerst op een speciale boerderij twee a drie weken in quarantaine gezet en medisch in de gaten gehouden. Vervolgens is een superglad geschoren huid tussen de voor- en achterpoten grondig gedesinfecteerd en daarna met koepokkenvirus geYnfecteerd, door mannen in doktersjassen met maskers op, in een operatiekameromgeving. Op de besmette huid ontstaan na enkele dagen vochtblaasjes, die deels uitdrogen tot korstjes. Na vier dagen wordt er geoogst van het gedode kalf, zegt Plantinga. Dat komt er op neer dat de zachte korstjes met een speciale lepel van de huid worden geschraapt. Begin juni is het laatste productiekalf, na oogsten, naar de destructor afgevoerd. Eenmaal in die flesjes, volgt er nog een stap. In een vriesinstallatie worden water en andere Tegen pokken beschermd Volkskrant, 13 juli 2002 Nog twee maanden en dan ligt er voor elke Nederlander een pokkenvaccin klaar, voor het geval terroristen een biologische aanslag plegen. Vers geoogst uit koeien en gevriesdroogd opgeslagen op een geheime plek. Het gaat om ongeveer twintig miljoen doses, zegt drs. Paul Tol, projectleider van bet pokkenproject bij bet Rijksinstituut voor Volkgezondheid en Milieu (RIVM) in Bilthoven, producent van diverse vaccins. De pokkenvaccins zijn besteld direct na de terroristische gebeurtenissen eind vorig jaar in de Verenigde Staten. De schrik voor een aanval met een biologische wapen zat er toen flink in. Het gebruik van een pokkenvirus ligt dan bet meest voor de hand. Het pokkenvirus is uiterst besmettelijk. Na een besmetting van honderd mensen zullen binnen twee a drie maanden miljoenen mensen besmet zijn. Eenderde daarvan zal overlijden. Vaccinatie is de enige manier om een uitbraak van pokken in te dammen, en om te voorkomen dat er duizenden tot honderdduizenden doden vallen. Het RIVM heeft voor de productie van nieuw vaccin gebruik gemaakt van een simpel en voor het jaar 2002 enigszins primitief aandoend proces. Een menselijke variant van bet koepokkenvirus vormt de basis daarvan. De antigenen van menselijke pokken en koepokken zijn nagenoeg identiek. Komen die na een infectie in de bloedbaan terecht dan probeert bet immuunsysteem die ontregelende antigenen te neutraliseren. Inenting met koepokkenvirus, waar de mens niet ziek van wordt, activeert bet immuunsysteem, dat vervolgens een eventuele aanval van het menselijke pokkenvirus eenvoudig zal kunnen pareren. Vaccinatie met levend koepokkenvirus, wat in Nederland in 1976 voor het laatst is gebeurd, biedt zo voor tientallen jaren immuniteit. Koeien worden gebruikt om koepokkenvirus te vermenigvuldigen voor vaccinproductie. Er is in Nederland in 1977 voor het laatst pokkenvaccin gemaakt. ‘Die techniek van toen is nu weer gebruikt', zegt dierenarts en microbioloog dr. Andre Plantinga van bet RIVM, indertijd betrokken bij pokkenvirusonderzoek. ‘De pro- ANW in het NIEUWS, nummer 9 oplosmiddelen ‘uitgedampt', bet vaccin blijft in de vorm van een bruinachtig poeder onderin de flesjes achter. In poedervorm blijft het levende koepokkenvirus nog tientallen jaren bruikbaar. Is het vaccin nodig, dan gaat er vloeistof bij om bet vaccin met een speciale, tweepuntige naald, in de huid te kunnen injecteren. ANW-vraag: Zijn we nu voldoende beschermd tegen een aanval met het pokkenvirus? En tegen een aanval met een ander virus of bacterie? Virus op recept HET POLIOVIRUS IS NOG NIET UITGEROEID OF DE MENS MAAKT HET NRC, 28 juli 2002 Polio kan binnen een paar jaar de wereld uit zijn, maar het plan om baby's niet meer tegen het virus te vaccineren gaat niet door. Iedere chemisch geschoolde gek of bioterrorist kan het virus nu vrij eenvoudig zelf maken. Niemand had ooit uit losse chemische moleculen een virus gemaakt. Eckard Wimmer, professor aan de State University of New York, en zijn medewerkers Jeronimo Cello en Aniko Paul is dat nu wel gelukt. Het poliovirus dat zij synthetiseerden maakt (in elk geval) muizen ziek en vermenigvuldigt zichzelf vlot, als het eenmaal in een gastheercel is binnengedrongen. Er zijn veel mensen op de wereld die genoeg kennis hebben om ook zo'n virus te maken. Zeker nu Wimmer en de redactie van Science het 10 recept hebben gepubliceerd (Science online, 11 juli). Wimmer beschrijft wat hij maakte als een chemische verbinding met de structuurformule C332652H492388O131196P2340* Dit is een lange keten RNA met de erfelijke informatie van het poliovirus. Veel meer hoefden de onderzoekers niet te doen. Gekoppeld aan een promotor, een RNA-molecuul dat een enzym tot activiteit aanzet, vermenigvuldigde de virusRNA-strengen zich toen Cello ze in geschikt celvocht brachten. En het virusRNA begon zelf de productie van de vier verschillende eiwitjes waaruit het capside, de virusmantel bestaat. Zo ontstonden de virussen die zichzelf in levende cellen vervolgens goed wisten te vermenigvuldigen. Hebben Cello, Paul en Wimmer nu leven geschapen? Dat is maar hoe je het bekijkt. Een virus wordt over het algemeen als dood beschouwd als het buiten zijn gastheercel is, en als levend zodra het binnen een cel is. Daar neemt het een deel van de moleculaire celmachinerie over die voor DNA-verdubbeling en eiwitsynthese zorgt. "Onverantwoordelijk" zo oordeelde Craig Venter over dit initiatief om te laten zien hoe je een ziekmakend virus uit eenvoudige bouwstenen maakt. Craig Venter is de man die de commerciele versie van de volgorde van het humane genoom bepaalde. Maar het Amerikaanse ministerie van defensie betaalde het virus-onderzoek. Het Pentagon had er 300.000 dollar voor over om de klus in drie jaar tijd te laten klaren. Wimmer ziet het als een demonstratieproject. Publicatie maakt volgens hem weinig uit. Iedereen kan nit openbare databanken de genetische code van het virus halen. Iedereen kan ook lange stukken DNA met een gewenste genetische code bij commerciele firma's bestellen. En eenbeetje moleculairbioloog weet ook wel welke enzymen er nodig zijn om losse, elkaar gedeeltelijk overlappende stukken DNA aan elkaar te zetten en er een RNA-kopie van te maken. Het poliovirus behoort tot de eenvoudigste virussen die er bestaan. Het duurt, schatten virologen, nog een paar jaar voordat iemand een veel ingewikkelder virus uit loste moleculen kan opbouwen. Dan is ook het pokkenvirus in bet lab opnieuw te maken. Of het ebolavirus. Muizen werden na een week ziek als ze met het Wimmers poliovirus werden ingespoten: ze raken verlamd en gingen dood. Overigens is het synthetische virus lang niet zo ziekmakend als het echte poliovirus. Er zijn duizend- tot tienduizend keer zoveel virusdeeltjes nodig om de muizen doodziek te maken. Waarschijnlijk is het virus minder dodelijk door de 19 mutaties die de onderzoekersaanbrachten. Dit demonstratieproject heeft verstrekkende gevolgen. Nadat er in 1954 en 1955 twee verschillende vaccins op de markt waren gekomen, die snel met veel succes worden toegepast, besloot de Wereldgezondheidsorganisatie in 1988 om polio wereldwijd uit te roeien. Na pokken is het de tweede virusziekte die wordt uitgebannen door grootschalige vaccinatiecampagnes. Het is al bijna gelukt. Het oorspronkelijke doel (polio in St. Bonifatius College, Utrecht 2000 de wereld uit) is is niet gehaald. Begin dit jaar waren er nog tien landen waar ieder jaar opnieuw mensen polio krijgen. Uitroeien betekent ook dat het virus verdwijnt. De mens is de enige gastheer waarin het virus langere tijd aanwezig is en vanwaaruit het besmettelijk is voor anderen. Als het virus nergens meer aanwezig is, dan is het ook niet meer nodig om alle kinderen er tegen te vaccineren, was de redenering. Stoppen met vaccineren betekent dat het aantal onbeschermde kinderen ieder jaar groeit. Mocht het virus weer gaan circuleren, ontsnapt nit de voorraden van een onderzoekers, een vaccinfabriek, of een terroristenlab, dan maakt een wereldwijde epidemie zeker veel slachtoffers. De WHO was al bezig met de plannen om de officiële virusvoorraden te gaan beperken, net als bij het pokkenvirus dat nu officieel alleen in Rusland en de VS in twee overheidslaboratoria wordt bewaard. Maar de WHO keek jarenlang het liefst alleen naar officieee instanties. Met het idee dat er in schurkenlanden, of in schurkenlabs ook onofficiele virusvoorraden bestaan kon de ambtelijk-formele organisatie maar moeilijk leven. Het plan om te stoppen met poliovaccinatie lijkt definitief doorkruist met Wimmers door het Pentagon betaalde demonstratieproject, zoals ook wordt benadrukt in commentaren in Science en het British Medical Journal. Niemand kan er nu meet omheen dat mensen die er voor door hebben geleerd het virus nit eenvoudige chemische bouwstenen zelf kunnen maken. SUIKERKLONTJE Maar de vaccinatiestaakplannen hadden al eerder averij opgelopen. Van de twee poliovaccins is er een gebaseerd op levend, verzwakt virus. Dit Sabinvaccin wordt uit een flesje in de mond gedruppeld, of op een suikerklontje aangebracht en dan opgezogen. Dit vaccinvirus kan zich een tijdje in het slijmvlies van keel en darm vestigen. Bij mensen met een zwak afweersysteem is het zelfs na twee jaar nog in de poep aantoonbaar. Bij een op de ongeveer een miljoen gevaccineerde kinderen muteert het virus terug naar een ziekmakende vorm. In Noord- en ZuidAmerika, waar het Sabinvaccin wordt gebruikt, is polio officieel uitgeroeid, maar soms krijgt er nog een kind ‘slappe verlamming' door het vaccin. In Nederland en niet veel andere landen krijgen kinderen een prik met het Salkvaccin. Dat bevat dode, gefragmenteerde virusdeeltjes die nooit meer levend virus vormen. Logistiek en virologisch heeft het levende Sabinvaccin zijn voordelen en dat wordt daarom veel meer gebruikt dan het Salkvaccin. Maar nu de uitroeiing bijna een feit is worden vooral de nadelen van bet levende vaccin duidelijk. De aanhangers van Sabinvaccin hebben altijd volgehouden dat het vaccin in een patientje wel kon terugmuteren naar een ziekmakend virus, maar dat dat virus nooit meer anderen zou kunnen besmetten. Toch is dat gebeurd. Cannabis / Hersenen maken eigen 'vergeetmiddel' Trouw, 1 augustus 2002 AMSTERDAM - De hersenen maken zelf een vorm van cannabis aan dat dient als 'vergeetmiddel'. Het blijkt bij muizen akelige herinneringen te wissen, melden Amerikaanse biochemici vandaag in Nature. Als het bij mensen hetzelfde werkt, kan het mogelijk dienst doen als medicijn tegen trauma's of fobieën. Die laatste suggestie vergt enig geduld, want het vergeetmechanisme werkt ingewikkeld. Dat bleek bij muizen, bij wie een Pav lov-reactie werd opgewekt: na het horen van een toon, ANW in het NIEUWS, nummer 9 kregen zij een stroomstoot op hun poot, zodat na enige tijd het klinken van de toon voldoende was om de beestjes te doen verstijven. De vraag was hoe zo'n geconditioneerde reactie weer uitdooft als de muizen na de toon geen schokje meer kregen. Wat gebeurde er chemisch in hun hersenen bij het langzaam vergeten van dit trauma? Om hun angst kwijt te raken, moest vooral in de amandelkern van hun brein een en ander rechtgezet worden. Dit diep verscholen hersengebied staat erom bekend: sommige mensen die ernstig letsel aan de amandelkern hebben, kennen geen angsten meer. Waar de angst ontstaat moet ze ook weer worden gedempt. Bij de muis bleek dat te gebeuren door een cannabisachtige stof met hetzelfde werkzame bestanddeel als marihuana en hasj. De biochemici kennen inmiddels de aangrijpingspunten -receptoren- van deze stoffen in de amandelkern en die kunnen ze met chemische middelen buiten werking stellen. Bij een deel van de muizen werden de cannabisreceptoren geblokkeerd, bij controlemuizen niet: beide groepen muizen maakten in hun poging om de elektrische schok te vergeten hun eigen cannabis aan, maar alleen de controlemuizen bleken de stroomstoot na enige tijd vergeten te zijn. De behandelde muizen bleven angstig. Een commentator in Nature denkt nu dat het lichaamseigen cannabis angststoornissen kan tegengaan. Hij suggereert dat sommige patiënten dat zelf hebben ontdekt. Er zijn aanwijzingen dat nogal wat mensen met psychiatrische aandoeningen zich in het begin van hun ziekte tot cannabis wenden. Wellicht, zo vermoedt men nu, een vorm van zelfmedicatie: zij grijpen naar cannabis om hun extreme angsten een beetje te verdrijven. Roetdeken zorgt voor droogte en wolkbreuk Trouw, 13 augustus 2002 AMSTERDAM - Boven een groot deel van Zuidoost-Azië en de Indische oceaan hangt een 'bruine deken' van roet en vuile deeltjes die dramatische gevolgen voor het klimaat kan hebben of zelfs al heeft. De luchtvervuiling is mogelijk verantwoordelijk voor extreme droogten in sommige Aziatische gebieden en zware overstromingen elders. Een groep milieudeskundigen van de Verenigde Naties waarschuwt dat de invloed van de drie kilometer dikke wolk niet beperkt blijft tot Azië: in theorie kan zo'n enorme deken in een week tijd de halve wereld rondreizen. De vuile nevel van sulfaten, nitraten, organische stoffen en asdeeltjes was eerder opgemerkt maar gegevens van grondstations, satellieten, ballonnen, en schepen leren nu dat de roetwolk enorm is aangegroeid. De Aziatische bruine deken, zoals wetenschappers hem noemen, wordt onder meer veroorzaakt door de industriële uitstoot boven mega steden als Calcutta, Bombay, Delhi, Karachi en Dhaka, door het verbranden van bossen en landbouwafval. De deskundigen van Unep, het milieuprogramma van de VN, becijferen dat de vuile damp nu al 15 procent van het zonlicht tegenhoudt, wat ten koste gaat van landbouwoogsten. Daarnaast verdampt er minder water boven de oceanen. Tegelijkertijd houdt de deken de warmte vast, waardoor de onderste lagen van de atmosfeer opwarmen. Een en ander leidt tot hevige regenval in het oosten van Azië en erge droogte meer naar het noordwesten. En tot extreme schommelingen in de temperatuur. Door de vervuiling zouden nu al honderdduizenden mensen vroegtijdig overlijden als gevolg van aandoeningen aan de luchtwegen. 11 De onderzoekers erkennen dat ze de verstorende invloed op het klimaat amper begrijpen. Daarvoor moeten ze op z'n minst nog tien jaar observeren. Ze vergelijken de bruine deken met de smog boven Londen in de vorige eeuw, maar dan veel uitgebreider, dikker en hardnekkiger. De oplossingen liggen voor de hand -stop de verbranding van bossen, gebruik minder vervuilende brandstoffen en schakel over op schonere technologieën. ,,Gemakkelijker gezegd dan gedaan'', beseffen ze zelf. NIEUWE KLEURENFILM werkt met zuur, niet meer met zilver NRC, 10 augustus 2002 Moleculen die kleurloos zijn bij een neutrale pH, maar die aankleuren als de pH daalt. Daarvan uitgaand hebben onderzoekers van Polaroid een nieuw type kleurnegatieffilm gemaakt, waarin geen zilver meer wordt ge-bruikt, en die niet in vloeistofbaden hoeft te worden ontwikkeld (Science online, 9 aug). Het doel van de Polaroid-onderzoekerswas niet alleen om een fotografisch proces zonder zilver te maken, maar ook om een droog proces te creëren. Het beeld moet ontstaan en bewaard blijven zonder de achtereenvolgende vloeistofbaden waar een traditionele kleurenfilm doorheen moet. In dat ontwikkel-en fixeerproces verdwijnt tegenwoordig trouwens alle zilver uit de film in de vloeistoffen. Op een kleurnegatief dat de klant mee naar huis neemt zitten alleen nog kleurstoffen. Het zilver wordt uit de ontwikkelvloeistoffen teruggewonnen. De foto's hebben een goed oplossend vermogen (80 tot 100 lijnen per millimeter kunnen worden onderscheiden), maar een te lange belichtingstijd voor normale fotografie. Wil je oud worden? POSITIEVE OPVATTING VAN VEROUDERING BIEDT FLINKE LEVENSWINST NRC, 10 augustus 2002 Ouderen met een positieve opvatting over het verouderingsproces hebben een veel betere levensverwachting dan minder positieve ouderen. Dit blijkt uiteen onderzoek waarbij van 660 geënquéteerde 50-plussers na 23 jaar werd gekeken wie er nog in leven was. De mensen die indertijd te kennen hadden gegeven positieve verwachtingen te hebben van het ouder worden bleken gemiddeld 7,6 jaar langer te hebben geleefd dan mensen meteen minder positieve verwachting. Ook na correctie voorfunctionele gezondheid, sekse, ouderdom, sociaaleconomische status en eenzaamheid bleef de levenswinst bij een positief ouderdomsopvatting bijna net zo hoog. Bekend is dat ernstig zieken hun overleving kunnen rekken tot na belangrijkefamiliefeesten en dergelijke. Een andere aanwijzing voor het belang van de levenswil is dat na de dood van een huwelijkspartner de overlevende binnen een St. Bonifatius College, Utrecht half jaar vaker dan gemiddeld sterft. Maar dat het effectvan een positieve opvatting van ouderdom ruim zeven extra levensjaren opleverde verrastte de onderzoekers zeer. Allerlei andere bekende overlevingsfactoren leiden namelijk tot heel wat minder extra jaren. Lage bloeddruk of cholesterolgehalte bieden gemiddeld zo'n 4 jaar extra. Niet-roken, lichaamsbeweging en laag lichaamsgewicht geven zo'n 1 tot 3 jaar extra geven. De onderzoekers laten zich dan ook bitter uit over de onverschilligheid die in de maatschappij bestaat over negatieve stereotypen van ouderdom. Want zij menen dat die negatieve beelden de levenswil van ouderen aantasten en hen zo tot een onnodig vroege dood brengen. Ouderen meteen positieve inslag (waar die dan ook vandaan mag komen) zijn relatief immuun voor die negatieve stereotype, aldus de verklaring van de onderzoekers. Zij laten zich niet uit over de mogelijkheid van een direct fysiologisch effect van de optimistische kijk op ouder worden. ANW-vraag: Vind je de uitkomst van dit onderzoek erg voorspelbaar of juist zeer onverwacht? DE LICHTSNELHEID WAS LANG GELEDEN GROTER NRC, 10 augustus 2002 De snelheid van het licht, de grootst mogelijke snelheid in het universum, is niet constant: miljarden jaren geleden bewoog het licht sneller dan nu. Dat concluderen natuurkundigen op basis van waarnemingen aan quasars die vorig jaar werden gepubliceerd. Hoewel zij zelf hun argumenten nog 'suggestief' noemen, komen ze tot de conclusie dat de lichtsnelheid niet constant is, een mogelijkheid die overigens ook de moderne snaartheorieën, die de zwaartekracht verenigen met de andere krachten in de natuur, openlaten. John Webb en zijn collega's onderzochten de smalle donkere lijnen in het spectrum van quasars. Die ontstaan doordat het licht van die quasars wordt geabsorbeerd door gaswolken die liggen tussen de aarde en de quasar. Door het verschil te bepalen tussen steeds twee van die lijnen van metaalatomen als magnesium of ijzer kan de waarde worden bepaald die de fijnstructuurconstante a had op het moment dat de absorptie in de gaswolk plaatsvond. Uit de metingen volgt dat a zo'n zeven miljard jaar geleden ongeveer een honderdduizendste deel kleiner was. Dat betekent automatisch dat ook tenminste één van de constanten die samen de fijnstructuurconstante vormen in de tijd varieert: óf de elektronlading óf de lichtsnelheid. Davies ontdekte dat als de elektronlading miljarden jaren geleden groter was dan nu er fundamentele natuurkundige principes waaronder de Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica worden geschonden. Daarom ligt het volgens hem voor de hand aan te nemen dat de elektronlading écht constant is en dat het licht vroeger sneller bewoog, ook al houdt dat in dat Einsteins relativiteitstheorie kritisch tegen het licht moet worden gehouden. ANW-vraag: Hoe zeker is nu dat de lichtsnelheid vroeger groters was? ANW in het NIEUWS, nummer 9 Australische wildernis krijgt schoorsteen van kilometer hoog Volkskrant, 23 augustus 2002 Het hoogste bouwwerk ter wereld moet het worden, de zonne-energiecentrale die in 2005 in Australië zal verrijzen. De schoorsteen van het complex zal een lengte van duizend meter krijgen. De televisietoren in het Canadese Toronto gaat met zijn 550 meter nu nog door voor het hoogste gebouw. De Australische regering gaf onlangs haar zegen aan de bouw van de centrale in een alleen door schapen en koeien bewoond deel van de zuidelijke staat Victoria, zeventig kilometer ten westen van de stad Mildura. Het complex is ontworpen naar een idee van de Duitse ingenieur Jorg Schlaich uit Stuttgart, en wordt gebouwd door het Australische bedrijf EnviroMission. Het zal naar schatting vijfhonderd miljoen euro gaan kosten. De ‘zonnetoren' komt te staan op een cirkel van glasplaten met een diameter van vijf à zes kilometer. De lucht onder de panelen wordt door de zon (de gemiddelde temperatuur in het gebied is 35 graden) verhit en stroomt richting de schoorsteen, waar zij door het temperatuurverschil met een snelheid tot 55 kilometer per uur naar boven wordt gedreven. Met turbines, 32 in totaal, wordt de wind omgezet in elektriciteit. ‘Hoe hoger de toren, hoe beter het functioneert', zei Jorg Schlaich tegen de Duitse internetkrant Netzeitung. Zijn ontwerp is eerder al beproefd in Spanje, waar in 1986 een energiecentrale met een toren van tweehonderd meter werd gebouwd. Het complex bleek te klein om rendabel te zijn en werd drie jaar later gesloten. De centrale voor schone energie in Australië zal een vermogen hebben van 200 megawatt en tweehonderdduizend huishoudens energie kunnen leveren. Het zal daarmee de grootste zonneenergiecentrale ter wereld zijn. EnviroMission denkt dat de kosten van de centrale in vijftien jaar tijd terugverdiend kunnen worden. Articulatiegen alleen bij mens Parool, 17 augustus 2002 Vorig jaar werd het eerste gen ontdekt dat verband houdt met spraak. Leden van families waarin het gen, FOXP2, beschadigd was, bleken te kampen met spraakstoornissen. Geleerden denken dat het gen betrokken is bij de fijne motoriek van mond en gezicht en zo het duidelijk en snel spreken bevordert - een articulatiegen, zeg maar. In een online publicatie van Nature nemen Svante Pääbo, directeur van het Max Planck instituut voor evolutionaire antroplogie in Leipzig, en zijn collega's het gen nader onder de loep. Ook apen bezitten het FOXP2-gen, ontdekten zij. In een studie vergeleken zij de opmaak van het gen bij chimpansees, gorilla's, orang oetans, resusapen en mensen. In de loop van de evolutie is het gen bij apen en bij mensen nauwelijks gewijzigd, zo bleek. Toch zijn in de menselijke variant twee kleine wijzigingen opgetreden die bij apen niet bestaan. Juist die veranderingen, speculeren Paabo en collega's, houden wellicht verband met het vermogen tot articuleren. Volgens het onderzoek zou het veranderde gen zich hooguit 200.000 jaar geleden onder mens achtigen zijn gaan verspreiden. Dat zou min of meer samenvallen met de opkomst van de moderne mens (Homo sapiens)- zo'n 150.000 jaar geleden. Wellicht, zo speculeren Pääbo en collega's verder, heeft dus juist dit gen - ofwel het vermogen tot articulatie - een evolutionair voordeel opgeleverd en zo tot de opkomst van de moderne mens geleid. ANW-vraag: Betekent dit bericht dat door een toevallige mutatie van een gen de mens ontstaan is? Overdracht Creutzfeldt via bloed zou kunnen Trouw, 20 augustus 2002 Onderzoek roept de vraag op of de ziekte Creutzfeldt-Jakob kan worden overgedragen via bloedtransfusie. Schapen blijken langs deze weg wel besmet. Dat maakt Sanquin, verantwoordelijk voor de bloedvoorziening in Nederland, vandaag bekend. ANW-vraag: Waarom zou dit bouwwerk wél rendabel kunnen zijn? 12 Bij een Schots experiment is recent een tweede schaap overleden aan BSE, na een transfusie met besmet bloed. Proefdieren kregen met BSE besmet hersenmateriaal van runderen te eten. Het bloed van deze schapen werd vervolgens toegediend aan 24 andere schapen. Naast de twee overleden dieren, zijn bij twee andere schapen symptomen van BSE ontdekt. Het onderzoek roept volgens de stichting de vraag op of de menselijke variant Creutzfeldt-Jakob eveneens via bloedtransfusie wordt overgedragen. ,,Nog nooit heeft iemand Creutzfeldt-Jakob gekregen via bloedtransfusie'', zegt M. de Bruijn, woordvoerster van Sanquin. ,,Wetenschappelijk is niet aangetoond dat besmetting via bloedtransfusie bij mensen kan.'' Toch liet de Amerikaanse Food and Drug Administration weten Europese overschotten van rode bloedcellen niet langer te willen, juist vanwege mogelijke besmetting met CreutzfeldtJakob. Die maatregel gaat 31 oktober in. ,,Een overdreven reactie, omdat er nog niets bekend is'', vindt De Bruijn. Maar ook Sanquin heeft voorzorgsmaatregelen getroffen om het St. Bonifatius College, Utrecht risico op eventuele besmetting te verkleinen. ,,Al het donorbloed wordt tegenwoordig ontdaan van witte bloedcellen'', zegt De Bruijn. De ziekteverwekkende prionen van CreutzfeldtJakob hechten zich namelijk juist aan deze witte cellen. Deze werkwijze kost jaarlijks 18 miljoen euro, een bedrag dat pas vorig jaar, na druk uit de Kamer, door toenmalig minister Borst van volksgezondheid werd vrijgemaakt. Bovendien wordt het bloed van mensen die tussen 1980 en 1996 meer dan zes maanden in Groot-Brittannië of andere BSE-risicogebieden hebben verbleven geweigerd. ANW-vraag: Is de overdracht van Creutsfeldt via bloed nu aangetoond of waarschijnlijk? De apocalyps die niet doorging HP/DE TIJD, 23 augustus 2002 Welke Nederlander heeft er niet ooit door het prachtige Praag geslenterd? Logisch dus dat er een siddering door de Nederlandse huiskamers ging toen de televisie toonde hoe de middeleeuwse stad verzwolgen werd door de anders zo gedisciplineerde Moldau. Ook het met veel inspanning opgelapte centrum van Dresden ging pardoes kopjeonder. Hoe kan een rijk en technisch zeer ontwikkeld gebied als Europa machteloos staan tegenover de nukken van de weergoden? Voor veel commentatoren, onder anderen die van het NOS-Journaal, stond het antwoord vast: het komt door de opwarming van de aarde, veroorzaakt door de toegenomen uitstoot van het broeikasgas CO2. Hierdoor is het klimaat structureel van de leg geraakt, met bijbelse wolkbreuken als gevolg. De hoogste tijd voor ingrijpende maatregelen - amen! Voor de milieulobby kon de Midden-Europese ramp niet beter getimed worden. Op 26 augustus begint in Johannesburg de zogenaamde ‘Worldsummit' over het milieu. Deze conferentie, waaraan niet minder dan 65.000 mensen deelnemen (zo'n 150 zeer vervuilende jumbojets vol), moet worden beschouwd als de opvolger van de roemruchte milieutop in Rio de Janeiro, tien jaar geleden. In Johannesburg zal na een eindeloze reeks praatsessies naar voren moeten komen wat er eigenlijk van de mooie voornemens van ‘Rio’ terecht is gekomen. Niet veel, wat het Wereld Natuur Fonds (World Wildlife Fund, WWF) betreft. In de publicitaire termiek voorafgaand aan ‘Johannesburg' publiceerde het WWF alvast het Living Planet Report 2002. Voornaamste conclusie: als we zo doorgaan, heeft de mensheid in 2050 twee planeten aarde nodig om zichzelf te handhaven. Gelukkig is er één troost: al het pessimisme is grotendeels onterecht. Dat is althans de mening van de Deense milieudeskundige Bjërn Lomborg. In zijn boek The Skeptical Environmentalist toont de 37-jarige statisticus aan dat, puur op basis van de cijfers, de meeste doemscenario's nergens op gebaseerd zijn. Saillant detail: Lomborg gebruikt dezelfde cijfers als het WWF, namelijk die van de Verenigde Naties. "Er dreigt geen tekort aan energie en natuurlijke hulpbronnen. Er zal steeds meer voedsel beschikbaar komen per hoofd van de wereldbevolking. Steeds minder mensen verhongeren. In 1900 duurde ons leven gemiddeld 30 jaar, vandaag de dag 67. Volgens de VN hebben we in de laatste vijftig jaar de armoede sterker teruggedrongen dan in de vijf ANW in het NIEUWS, nummer 9 eeuwen daarvoor - en dat in vrijwel ieder land." Aldus Lomborg. Zoveel optimisme is bijna ongeloofwaardig. Maar de kracht van de Deense milieuscepticus is dat hij de cijfers voor zich laat spreken. Zomaar een voorbeeld: in 1970 leed 35 procent van de bevolking in de ontwikkelingslanden honger. In 1996 was dat 18 procent. In absolute cijfers weet de planeet in vergelijking met dertig jaar geleden twee miljard méér monden te voeden. De VN voorspellen overigens dat in 2010 nog ‘maar' 12 procent van de bevolking in de derde wereld honger heeft. En dat terwijl de bevolking van deze landen nog steeds flink groeit. Betekent dit dat toch niet alle ontwikkelingshulp in de diepe zakken van de derdewerelddictators verdwijnt? Welnee. De afname van de honger in de wereld is eenvoudigweg te danken aan de gemiddelde graanopbrengst per hectare. Die is sinds 1970 bijna verdubbeld, zo toont Lomborg aan met cijfers van de VNvoedselorganisatie FAO. Wie de moeite neemt het Living Planet Report te lézen, stuit tot zijn of haar verbazing op een ‘scenario' (VN-jargon voor een mogelijke ontwikkeling) waarin de druk op de natuurlijke hulpbronnen vanaf 2005 afvlakt en vanaf 2025 zelfs afneemt en de CO2-uit-stoot vanaf 2035 eveneens afneemt. In alle scenario's groeit de welvaart per hoofd van de wereldbevolking in ieder geval tot 2030 duchtig door. Staat gewoon in het rapport. Het percentage van de wereldburgers die ondervoed zijn, daalde van 26 procent in 1970 tot 14 procent in 1996. Verder daalde het percentage arme sloebers van 23 procent in 1990 tot 20 procent in 1998. Is de boodschap dat het steeds slechter gaat met de planeet dan niets anders dan een complot van de milieuorganisaties? Zover wil Lomborg niet gaan, al wijst hij er graag op dat milieuorganisaties ook maar gewoon lobbygroepen zijn die even wantrouwend moeten worden bejegend als - bijvoorbeeld industrielobby's. Dat de noodkreet van het WWF dat we binnenkort twee planeten nodig hebben, slaande waanzin is, krijgt Lomborg niet over zijn lippen. Wel laat hij via e-mail gedecideerd weten bezig te zijn met ‘some sort of assessment of the WWF report' die binnen een maand klaar moet zijn. Die voorzichtigheid is begrijpelijk. Serieuze kritiek is er ook. Met zijn bewering dat het met het uitsterven van diersoorten wel meevalt ("We verliezen de komende eeuw waarschijnlijk maar 0,7 procent van de soorten'), haalde Lomborg zich de woede op de hals van E.O. Wilson, wereldberoemd bioloog en uitvinder van het begrip ‘biodiversiteit'. Wilson meent wetenschappelijk aangetoond te hebben dat wanneer een biotoop met negentig procent inkrimpt, het aantal soorten wordt gehalveerd. Maar Lomborg houdt vol dat onderzoek in het Amazonegebied deze cijfers logenstraft. Er is maar één kwestie - maar wel een heel belangrijke - waarover de doemdenkers en de sceptici het eens zijn: de aarde wordt inderdaad warmer door toedoen van de mens. Maar over de gevolgen daarvan liggen ze, hoe kan het ook anders, in de clinch. "Al zijn de schattingen van de omvang en de toekomstige ontwikkeling onrealistisch pessimistisch, opwarming van de aarde vindt zeker plaats," aldus Lomborg in zijn boek. "Maar de standaardkuur, een onmiddellijke en ingrijpende vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen, is een stuk erger dan de kwaal." uitgevoerd - en dat wordt het uiteraard niet Bangladesh zes jaar later onder water komt te staan. Veel goedkoper en effectiever is het om er een stevige zeedijk omheen te leggen. Of het geld te gebruiken voor armoedebestrijding, wat aantoonbaar leidt tot het afvlakken van de bevolkingsgroei, wat op den duur leidt tot minder CO2 in de lucht. Zo beschouwd is het Kyoto-verdrag niet meer dan een monsterlijke uitvergroting van het besluit een treintunnel onder het 'groene hart' gewoon een weiland vol boerderijen en autowegen - aan te leggen: de allerduurste manier om het milieu niet te verbeteren. Met hetzelfde geld zou namelijk een compleet nieuw natuurgebied kunnen worden aangelegd. Maar zijn de overstromingen in Praag en Dresden nu wel of niet te wijten aan het broeikaseffect? Wie kennisneemt van het monnikenwerk van de historicus jan Buisman, over de geschiedenis van het Europese klimaat, kan deze vraag onmogelijk nog bevestigend beantwoorden. Voor de slachtoffers in Tsjechië en Duitsland zal het een schrale troost zijn, maar de Elbe en de Moldau overstroomden, om maar eens een paar jaartallen te noemen, in 1432, 1445 en 1464. Vroeger hadden we ook kolereweer. Bjórn Lomborg: ‘Opwarming van de aarde vindt zeker plaats, maar de standaardkuur, vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen, is een stuk erger dan de kwaal.' Wereld smacht naar milieumaatregelen UN, 24 augustus 2002 Overstromingen in Europa, China, India en Nepal. Droogte in Zuidelijk Afrika, Vietnam, Australië en de Verenigde Staten. Tien jaar na de Milieutop in Rio de Janeiro en een reeks VN-conferenties die ten doel hadden de wereld van de ondergang te redden, is het aantal rampen dat mede veroorzaakt wordt door de opwarming van de aarde alleen maar toegenomen. We moeten de aarde gebruiken zonder hem uit te putten en zorgen dat iedereen er zijn voor deel mee kan doen. Op de VN-top voor Milieu en Ontwikkeling in 1992 in Rio de Janeiro werd het concept van `duurzame ontwikkeling' vastgelegd. We zijn nu tien jaar verder. Er is veel gepraat en iedereen weet eigenlijk wel wat er moet gebeuren, nu wordt het zaak woorden in daden om te zetten. Daarom komt de wereld vanaf maandag in Johannesburg bij elkaar op de VN-top over Duurzame Ontwikkeling. Het stapje voor stapje terugbrengen van de uitstoot van broeikasgassen, zoals is afgesproken in Kyoto, kost wereldwijd honderden miljarden per jaar. Niettemin is het effect twijfelachtig. Lomborg heeft uitgerekend dat als het Kyoto-verdrag naar de letter wordt In de jaren zeventig werden er 1110 'natuur'rampen geteld waarvan 740 miljoen mensen het slachtoffer werden, met een economische schade van 134 miljard euro. In de afgelopen tien jaar ging het om 2742 rampen, twee miljard slachtoffers en een schade van 645 miljard euro. In Bangladesh gaat iedere euro die er in het land wordt geïnvesteerd op aan de kosten van voorspelbare rampen. 13 St. Bonifatius College, Utrecht de lucht, is een ton C02 waar hij ook vandaan komt. C02 wordt niet alleen de lucht ingeblazen door Amerikaanse auto's en fabrieken maar ook door Afrikaanse en Indiase boeren die bos branden om landbouwgrond te creëren en hout kappen om hun eten op te koken. Maar waar halen die Afrikanen en Indiërs het geld vandaan om alternatieven aan te boren? In Johannesburg staan vijf thema's centraal: water, biodiversiteit, gezondheidszorg, landbouw en energie. Allemaal zaken die niet los gezien kunnen worden van de bescherming van het milieu. Bovendien moet in 2015 het aantal mensen dat onder de armoedegrens leeft (nu 1,2 miljard) gehalveerd zijn. Of het in Johannesburg tot concrete afspraken zal komen en - belangrijker - of die afspraken zullen worden nageleefd, is de vraag. Want er tekent zich nu al een tweedeling af. Voor de arme landen is bestrijding van de armoede prioriteit nummer 1, de rijke landen focussen vooral op het milieu-niet in het minst omdat het water hen bijna letterlijk tot de lippen staat. Bovendien kan er mondiaal heel wat bedisseld worden, maar als de Verenigde Staten niet mee doen gaat veel van het effect verloren. Maar de vraag is of in Johannesburg zelfs dat begin wordt gemaakt. Want opnieuw zijn de vooruitzichten niet rooskleurig. In Rio beloofden de rijke landen dat zij 0,7 procent van het Bruto Nationaal Product aan ontwikkelingssamenwerking zouden gaan besteden. Tien jaar later hebben pas vijf landen dit gedaan. De ontwikkelingslanden zijn dus niet ten onrechte nogal sceptisch over het effect van afspraken met de rijke landen. bij de miltvuuraanslagen nauwelijks slachtoffers, omdat duizenden mensen in de gevarenzone preventief antibiotica kregen. Maar het is vrij eenvoudig om gevaarlijker varianten van de Bacillus anthracis te kweken, die wel resistent zijn tegen antibiotica en dus veel meer slachtoffers zouden kunnen maken. Wetenschappers van de Rockefeller universiteit in New York brengen een virus in stelling, de gamma-bacteriofaag, de natuurlijke vijand van de miltvuurbacterie. Niet het hele virus, maar alleen het meest dodelijke onderdeel daarvan, het enzym PlyG: een soort zwaard waarmee de bacterie wordt opengereten. Probleem is wel dat PlyG na besmetting razensnel aan een miltvuurslachtoffer moet worden toegediend, liefst voordat de bacterie en zijn gif zich in het lichaam kunnen verspreiden. Het zwaard prikt de miltvuurbacterie lek, waardoor het stofje ATP, de accu van de cel, vrijkomt. Door dat vervolgens bij weer een ander stofje te houden, luciferase, ook aanwezig in vuurvliegjes, ontstaat er licht. En dat licht is meetbaar, zelfs met kleine handzame apparaatjes. `\Een mooie, maar omslachtige trukendoos, vindt daarentegen dr. Ben van Baar van het Prins Maurits Laboratorium van TNO in Delft, waar ook onderzoek wordt gedaan naar biologische oorlogvoering. Zeker omdat de spore - een inactieve, gepantserde versie van de bacterie - eerst nog chemisch moet worden gestimuleerd om te ontkiemen, zoals dat heet. Pas daarna kan de PlyG zijn werk doen. `De volledige behandeling kost op zijn minst een kwartier', schat Van Baar. Dat is minder bruikbaar in acute alarmsituaties, zoals op het slagveld, zegt Van Baar. `Tegen de tijd dat je erachter bent dat er miltvuur is, heeft het geen zin meer om een gasmasker op te zetten.' Zelf is hij bezig met een detector die binnen een paar seconden zijn werk doet. Het apparaat is ontwikkeld aan de TU Delft, en kreeg vorig jaar na de aanslagen zelfs CNN al op bezoek. Inmiddels is het wereldwijd gepatenteerd. Het ding zuigt stoffen uit de lucht aan, die vervolgens met een laserstraal worden beschoten. Daardoor vallen ze in geïoniseerde brokstukken uit elkaar. Een massaspectrometer meet de gewichten van die brokstukken. Omdat elk stofje een eigen vingerafdruk van ingrediëntmassa's heeft, kan op die manier ook miltvuur worden herkend. Een van de belangrijkste voorbeelden daarvan is het Kyoto Protocol over het terugdringen van de broeikasgassen. Daarin verplichten de industrielanden zich wereldwijd de uitstoot van ondermeer C02 in 2012 met vijf procent te hebben teruggedrongen. De Verenigde Staten alleen zijn goed voor 36,1 procent van de wereldwijde uitstoot, maar een van de eerste beleidsdaden van president Bush was het opzeggen van het Kyoto Verdrag. Hij vindt het ook niet nodig naar Johannesburg te komen. Of de afspraken die in Johannesburg worden gemaakt, zullen worden nageleefd is maar zeer de vraag. Een zwaard dat miltvuur splijt Volkskrant, 24 augustus 2002 Behalve de snelheid is ook de veelzijdigheid een groot voordeel van de Nederlandse detector. `Hij is ook geschikt voor andere bacteriën', zegt ir. Arjan van Wuyckhuyse, die bij uitvinder dr. ir. Jan Marijnissen op de massaspectrometer promoveert. Ook pokken en pest worden zichtbaar. In theorie, tenminste, want de vinding is nog niet op dergelijke dodelijke virussen en bacteriën uitgeprobeerd. `Daar zijn in Nederland geen laboratoria voor', zegt Van Wuyckhuyse. Dus moest hij het doen met relatief onschuldige bacteriën voor gewasbescherming, en verschillende varianten van de E. coli, die zich normaal gesproken in de darmen bevindt. De hausse aan nieuw antrax-onderzoek, na de aanslagen van een jaar geleden, begint resultaat af te werpen. Amerikanen brengen een virus in stelling, om de bacterie op te sporen en verdelgen. Delft doet het met lasers. Onlangs gaf de Amerikaanse regering in een rapport toe dat opwarming van de aarde emstige schade aan het Amerikaanse milieu toebrengt. Het terugdringen van de broeikasgassen ging de Amerikanen echter te ver: het rapport pleitte voor aanpassing aan de omstandigheden. Hoe dat in zijn werk moet gaan, is echter de vraag, want een ton C02 in ANW in het NIEUWS, nummer 9 Na de poederbriefpaniek vorig najaar is er wereldwijd een hausse ontstaan in onderzoek naar miltvuur. Overal zijn onderzoeksgroepen, ook aangetrokken door ruime budgetten, op jacht naar betere methoden om miltvuur te voorkomen en te genezen. Dat lijkt hoognodig, want vorig najaar ging het in de Verenigde Staten maar net goed. Er vielen 14 Hulpteam bij Capitol Hill na de vondst van poederbrieven, 6 november 2001. Achtergrond: de miitvuurbacterie St. Bonifatius College, Utrecht