VKTV Au Courant jaarboek 2003-2004

advertisement
Ministerieel, Maatschappelijk, Modern
De ontwikkeling van de 1g e eeuwse pers
Op 27 november jl. werd, mede in samenwerking met de VKTV, in 's-Hertogenbosch een
symposium gehouden over de (geschiedenis en toekomst van de ) krant in het algemeen en de
e
Bossche krant in het bijzonder. VKTV-lid Rene Vos gaf een inleiding over de 1g eeuwse
ontwikkeling en schetste een algemeen en specifiek Bosch' beeld van de pers in die woelige
eeuw. Dat zijn inleiding gericht is op 's-Hertogenbosch mag, gelet op de locatie, niet verbazen,
maar geïnteresseerden zullen daar doorheen lezen ...
geleidelijk tot strijdwapen van politieke,
kerkelijke en maatschappelijke bewegingen.
De derde étappe, na de afschaffing van het
dagbladzegel in 1869, is die van het ontstaan
van een pluriforme massapers die alle lagen
van de bevolking en alle maatschappelijke
groeperingen ruimschoots bedient.
Van 1771 tot eind 1813 was 's-Hertogenbosch,
net als alle Nederlandse steden van toen, een
one paper city. Er verscheen maar één krant,
al is die in die veertig jaar wel 5 keer van titel
veranderd. Eind januari 1814, enkele dagen na
de aftocht van de Franseh, verschenen er
opeens drie kranten: het Staatkundig Dagblad
van den RhynMonden van E. Lion en Zoonen,
de 's Hertogenbossche Courant van de
weduwe C. AVieweg en Zoon en nàg een
's Hertogenbossche Courant, van CL Vieweg.
Die twee laatsten betwistten elkaar heftig ten
aanzien van het recht op voortzetting - of beter
gezegd: heruitgave - van de krant die
Christiaan August Vieweg en Lambert Jan
Bresser in 1771 waren begonnen. Het geschil
werd voorgelegd aan het stadsbestuur en de
knoop werd doorgehakt in het voordeel van
Carel Lodewijk Vieweg. Die had als zoon van
Vieweg senior betere papieren dan de
inmiddels hertrouwde weduwe van zijn oudste
broer. De
's Hertogenbossche Stads-Courant van Carel
Lodewijk Vieweg verscheen van april 1814 tot
januari 1816. Van 1818 tot 1822 verscheen de
krant opnieuw, nu uitgegeven door Palier, later
door Duncan, maar vanaf juli 1822 was 'sHertogenbosch weer een one paper city. Dat
was overal in Nederland de situatie aan het
begin van de eeuw: een kleine 20 one paper
city's met één kleurloze stadscourant, 2 of
hooguit 3 x per week verschijnend, in een
oplage van een paar honderd exemplaren en
een abonnementsprijs die door slechts
weinigen kon worden opgebracht.
1815-1848: de etappe van de ministeriële
pers.
De Grondwet van 1815 kende formeel vrijheid
van drukpers, maar in de praktijk er waren er
nogal wat beperkingen:
het dagbladzegel legde een zware tol
op de economische persvrijheid;
hoewel in de Bataafse tijd formeel
afgeschaft waren de meeste
stadscouranten nog vrij lang
onderworpen aan lokale concessies;
op basis van na 1815 ingevoerd
strafrecht is frequent overgegaan tot
vervolging van oppositionele uitgevers
en redacteuren;
van 1815 tot 1848 hebben de regering
en de Koning zich frequent en intensief
met de pers bemoeid.
Het Koninkrijk der Nederlanden van 1815 was
geen eigen creatie maar product van politieke
deals tussen de grote Europese
mogendheden. Het was van meet af aan een
wankele constructie, omdat het katholieke en
francofiele België niets voelde voor een
toekomst onder de protestantse Oranjevlag.
De bom barstte weliswaar pas in 1830, maar
de voortekenen waren er al vanaf 1815.
e
Aan het eind vari de 1g eeuw kende
Nederland een pluriforme massa-pers met een
paar honderd dag- en nieuwsbladen en paar
duizend andere periodieken, samen goed voor
een miljoenenoplage. Dat proces voltrok zich
in drie elkaar deels overlappende etappes. De
eerste etappe, 1815-1848, is die van de
ministeriële pers: méér dan dertig jaar grijpt
Den Haag stevig in het persdomein, zowel proactief als repressief. In de tweede étappe,
1830-1880, transformeert de krant zich
48
Aanvankelijk had de regering weinig last van
de kranten, althans in het Nederlandse deel,
maar vond er ook geen echte steun. Sinds hun
ontstaan begin 178 eeuw waren de kranten
informatiebladen die niet aan politiek deden.
De regering nam het heft toen zelf maar in
handen. Onder regie van de conservatieve
Minister van Justitie Van Maanen, die deze
functie vervulde van 1815 tot 1842, werden tal
van paden bewandeld om kranten in
Nederland en pro-Nederlandse kranten in
België dienstbaar te maken aan de politiek van
Willeml.
's-Hertogenbosch, bij de in 1829 opgerichte
katholieke oppositiekrant De Noord-Brabander.
De Gouverneur des Konings Van den
Bogaerde, gedekt door Den Haag, stelde de
krant van eind 1830 tot 1839 onder censuur.
De details kennen we dankzij de vondst van
150 door de censor bewerkte exemplaren uit
de periode november 1830 - januari 1832 in
het familiearchief Van den Bogaerde op
Kasteel Heeswijk, waarover Hoffman in 1974
heeft gepubliceerd in zijn proefschrift over
Noord~Brabant en de Belgische opstand. Voor
de gecensureerde en ongecensureerde
exemplaren kunt u terecht in de
Universiteitsbibliotheek in Tilburg.
De archieven van Justitie, Binnenlandse
Zaken, de Secretarie van Staat, de
Gouverneurs des Konings en de procureursgeneraal uit die jaren laten een groot aantal
financiële, politieke en justitiële ingrepen zien,
in allerlei schakeringen. Tussen 1815 en 1830
werd aldus vanuit Den Haag actief actie
ondernomen bij zeker vier Nederlandse
kranten, waaronder het Algemeen Handelsblad
en de Bredasche Courant. Aan beide werd
financiële steun verleend in de vorm van
afname van een fors aantal abonnementen. De
acties onder Belgische kranten waren veel
omvangrijker en intensiever. AI met al ging het
om wel een stuk of 20 pro-Nederlandse
kranten - overigens nagenoeg allemaal
Franstalig - vooral in Gent, Antwerpen en
Brussel. Hier was niet alleen sprake van
financiële steun, maar bemoeide Den Haag
zich ook onder meer met de aanstelling van
redacteuren en met de inhoud. Daarnaast
werden tientallen Belgische oppositionele
uitgevers en redacteuren strafrechtelijk
vervolgd, hoewel lang niet altijd met succes.
r:'::';<,:l'~
Willem I gaf zijn verlies niet snel toe - hij
erkende België pas in 1839 - en vanaf 1830
werd het nationale en internationale informatieoffensief vanuit Den Haag nieuw leven
ingeblazen met behulp van diverse door de
regering opgerichte en gefinancierde kranten:
het Franstalige Journal de la Haye (18301849) en De Waakzame (1834-1836), De
Avondbode (1837-1841) en het Nederlandsch
Nieuwsblad (1842-1843). Een succes werd dat
niet, al werd het Journal de la Haye met kunst
en vliegwerk bijna 20 jaar op die manier
overeind gehouden.
Vanaf ongeveer 1840 steekt ook een hele
reeks radicale volksblaadjes de kop op en die
namen bepaald geen blad voor de mond.
Ondanks hun kleine oplagen en kortstondig
bestaan werden bladen als De Tolk der
Vrijheid, Asmodée, De Burger, De Ooijevaar
en een stuk of twintig andere als een grote
bedreiging ervaren en er werd hard tegen
opgetreden. Hun redacteuren, onder wie de in
hun tijd beruchte Eillert Meeter, Jan de Vries,
Adriaan van Gorcum, Adrien van Bevervoorde,
de Markies de Thouars en een stuk of tien
collega's zaten vaker in de gevangenis of
ondergedoken in het buitenland dan achter
hun schrijftafel. Ook werd hun pen nogal eens
afgekocht uit geheime fondsen van Justitie of
de kas van Willem 11. De meeste van deze
'volksmenners' en 'raddraaiers', zoals ze nog
in de jaren 1950 door de historicus Rogier
werden aangeduid, waren oprechte
pleitbezorgers van de underdogs, maar ze
bleken niet altijd bestand tegen de verleiding
van afkoopsommen, toelagen en profijtelijke
baantjes. En, laten we eerlijk zijn, er zaten ook
wel een paar uitgekookte profiteurs onder.
Maar het is zeker niet zo dat die radicale
journalisten tot het schuim der natie
8
behoorden, zoals tot ver in de 20 eeuw is
beweerd. Dat oordeel heeft er wel toe geleid
dat het beroep van journalist heel lang met
>,;,;,; ,
8jahl.Îa"C165.()';'><:.
·.;ii :.,',
Start(Ha~rl.~m)ya.n .. " .....•.,:..~~~«'
....•.....
'vyEf~ckelyçk;:;~.ÇOUt~nl~,,~p.:E,:utPP-~;~i ;',< .
" '::',:.\::':/',;i ' ,';;,;
i~Jln1 i'l6~8···.: •.:.• .'..' •. '.". '.
Nê:\~m$wjj,ziging
.'+(':-;,;\,"
<,
,':
,":,
'
hl .....
H<i.erlemseCourEmt .,
1;'<'
16~~Pte~ber1ä64(':'"
"',' .....".....
..A~fl~uidintr~Oprect!terwordttO,egev()egd
<vàllaf1jahUári:Jij47dag~lad )
:
'"" '" ,--'-,' -,
" ________ -
_,:'."
,<.",; ,_
, .: ,: I:;
~
Het mocht uiteindelijk allemaal niet baten: in
1830 barstte de bom en een jaar later was
België eigen baas. Dat maakte echter geen
einde aan de persinterventies. Er werd zelfs
overgegaan tot drastischer middelen. Het
meest pregnante voorbeeld vinden we in
49
verschijnt in Den Bosch het eerste nummer
van De Tijd, die zich, vanaf 1846 vanuit
Amsterdam, in de tweede helft van de eeuw
zou ontwikkelen tot de spreekbuis van het
episcopaat. In de volksmond heette het blad
dan ook 'de pastoorskrant' . In 1851 komt er
nóg een katholieke krant bij, De Nieuwe
Noord-Brabander, waarvan weinig bekend en
weinig bewaard is. In 1867 volgde de
Katholieke Illustratie, geen krant, maar wel
paradepaard van de katholieke pers, en in
, 1869 Het Huisgezin dat lange tijd een
landelijke katholieke krant was. In 1892 volgde
nog het Noorbrabantsch Dagblad en in 1919
stond ook de wieg van de Volkskrant in Den
Bosch.
grote argwaan en weinig waardering is
beschouwd.
Rond 1848 kwam er, vrij abrupt, een einde aan
die radicale bladen. De meeste scribenten
waren overleden, uitgeteld, uitgeweken naar
het buitenland of afgekocht. Anderen hadden
aanvankelijk hoge verwachtingen van het
aantreden van de liberalen en van de
Grondwet van 1848. Enkelen zien we later
weer terug, zoals Jan de Vries die in 1854 het
satirische weekblad Asmodée oprichtte, dat in
1856 werd voortgezet door Adriaan van
Gorcum. Deze hardnekkige en zeer goed
geïnformeerde radicale luis in de pels hield het
tot 1911 vol en stelde tal van koninklijke en
politieke bobo's onbarmhartig aan de kaak. Bij
mijn weten is er nimmer actie tegen
ondernomen. De betrokkenen beseften maar
al te goed dat zulks voor hen alleen maar
contraproductief zou uitpakken.
1830-1880: de etappe van de
maatschappelijke pers
Na de woelige jaren 1780, toen Patriotse en
Prinsgezinde periodieken elkaar op leven en
dood te lijf gingen, zien we pas aan het eind
van de jaren 1820 in de pers weer voorzichtige
sporen van stellingname. Eerst in
opinieweekbladen als Nederlancbche
Gedachten, De Bijenkorf, De Noordstar en De
Onpartijdige, maar niet lang daarna ook in de
jongste generatie nieuwsbladen: het Algemeen
Handelsblad (1828), De Noord-Brabander
(1829), de Vlissingsche Courant (1834) en de
NRC (1844). Van de oude garde was de
Arnhemsche Courant (1804) voorlopig de
enige die zich al vroeg bij dat overwegend
liberale perskoor aansloot en bepaald niet op
de achterste rij. Opmerkelijk is dat hèt liberale
bolwerk Leiden met het Leidsch Dagblad pas
in 1860 een liberale krant kreeg en Den Haag
met Het Vaderland pas in 1869.
Die politieke geluiden waren toen nog van
strikt persoonlijke aard. Van echte politieke
partijen, met een partijleider en een politiek
programma zou pas na 1870 sprake zijn, met
uitzondering wellicht van de conservatieven die
daarmee al in de jaren 1860 heel ver waren.
. Waar de protestanten toen ver in de
meerderheid waren is het opmerkelijk dat een
protestantse nieuwsblad pers pas na 1870 echt
van de grond kwam. Voorlopers waren er wel,
zoals de Bredasche Courant (1791), de
s'Gravenhaagse Nieuwsbode en De
Nederlander in de jaren 1850. Maar de eerste
echte protestantse politieke krant was De
Standaard, in 1872 opgericht door Abraham
Kuyper die vele decennia de hoofdredacteur
was. In latere jaren zouden er nog heel wat
lokale kranten bijkomen, maar de protestantschristelijke pers heeft nooit een omvang bereikt
die overeenkwam met het aandeel in de
bevolking.
In de loop van de jaren 1840 zien we dat ook
stadscouranten op de politieke toer gaan. In de
provincie viel daarvan nog weinig te merken,
behalve in Arnhem en Vlissingen, maar met
name de Amsterdamsche, de Rotterdamsche
en de Utrechtsche Courant beginnen zich
politiek te profileren, maar dan als antiliberale
kranten. Daarnaast zien we in toenemende
mate het fenomeen dat ook individuele politici
gebruik gaan maken van kranten om hun
opvattingen te ventileren. In de regel gebeurde
dat in volstrekte anonimiteit, deels in
sympathiserende kranten, voor een deel in
kranten die zij zelf oprichtten. De liberale
voorman Thorbecke publiceerde regelmatig in
het Algemeen Handelsblad en de Arnhemsche
Courant. De protestantse voorman Groen van
Prinsterer bediende zich tussen 1850 en 1855
van De Nederlander, waarvan hij toen ook de
De liberalen liepen wel ver voor de andere
troepen uit: al voor 1850 beschikten zij over
tenminste vijf kranten. De katholieken vormden
een goede tweede. Hoewel er in het
Limburgse vanouds door en voor katholieken
uitgegeven nieuwsbladen verschenen, is het
Den Bosch dat m.i. beschouwd kan worden
als de wieg van de katholieke opiniepers. Met
de ultramontaanse Noord-Brabander uit 1829
hebben we al kennis gemaakt. In 1845
51
redacteur was. In 1853 richtten de liberale
Kamerleden Van der Linden, Van Höevell en
de Fremery De Grondwet op, eind 1855 kwam
de conservatieve politicus Van Hall met De
Constitutioneel en in 1856 beschikte de
radicale liberaal jhr. Salvador in Haarlem ook
over zijn eigen krant, die ook De Grondwet
heette.
jaar hoofdredacteur was geweest, in 1897 dat
Herman Heijermans sr. vijftig jaar als redacteur
aan de krant was verbonden (hij zou in 1907
zijn 60-jarig jubileum nog halen) en in 1906 dat
Louis Henri Beerstecher veertig jaar redacteur
binnenland was geweest. De lezers van de
Kamper Courant vernamen toen ook dat
Beerstecher veertig jaar lang de hoofdartikelen
in hun krant schreef.
Van die drie laatstgenoemde kranten, die
overigens maar kort bestaan hebben, was de
joodse journalist Isaac Jacob Lion de
redacteur. Lion was een van de zeer weinigen
die zich niet hulde in de anonimiteit waarin de
journalistiek tot ver in de tweede helft van de
e
1g werd uitgeoefend. Deze kameleon, die in
tien jaar tijd wel vijf keer van politieke kleur en
broodheer wisselde, timmerde druk aan de
weg over zijn activiteiten in de journalistiek en
alles wat hij zelf niet meldde kon de lezer
vinden in het radicale weekblad Asmodée. In
de jaren 1860 maakte hij met zijn scherpe pen
weliswaar grote furore als hoofdredacteur van
het conservatieve Dagblad van Zuid-Holland
en "s-Gravenhage maar door overig Nederland
werd hij vooral verguisd. Hij heeft echter ook
grote verdiensten voor de journalistiek op zijn
naam staan. In 1859 wist hij te bereiken dat er
eindelijk een perstribune in de Tweede Kamer
werd ingericht en hij heeft de stoot gegeven tot
de professionalisering van de parlementaire en
politieke journalistiek.
In vergelijking met de periode na de
afschaffing van het dagbladzegel waren
omvang en betekenis van de pers voor 1869
bescheiden, maar het is ook weer niet zo dat
het dagbladzegel elke ontwikkeling in de weg
stond. Ter illustratie enkele cijfers.
Het totale aantal abonnees op dag en
weekbladen bedroeg in 1850 slechts 23.850
op een bevolking van een kleine 3 miljoen
maar was in 1866 verviervoudigd tot 89.189. In
die periode steeg het aantal dag- en
weekbladen van 92 tot 159 (+ 73%.) De cijfers
voor Noord-Brabant waren: in 1850 6 dag- en
weekbladen met een totale oplage van 1581
en in 1866 14 met een oplage van 4060. U
kunt zelf berekenen wat de oplage van de
Bossche kranten toen was: 200 tot 300 ex. De
verschillen in oplage waren overigens groot. In
1851 was het Algemeen Handelsblad met
5400 abonnees de grootste krant, gevolgd
door de Oprechte Haarlemse Courant met
3200. De Nieuw RoUerdamsche Courant had
er toen 1800 en de (oude) Rotterdamsche
Courant 1200, de Arnhemsche Courant 500 en
De Tijd haalde nog niet de 100.
Dat nagenoeg alle journalisten zich toen in
anonimiteit hulden was geen kwestie van
bescheidenheid, maar van welbegrepen
eigenbelang. Het vak stond, mede dank zij het
doen en laten van de radicale journalisten in
de jaren 1840 - of liever gezegd het publieke
oordeel daarover - in ieder geval niet in hoog
aanzien, maar de belangrijkste reden was wel
dat die anonimiteit de journalist de kans bood
gevrijwaard te blijven van strafrechtelijke
vervolging die voor 1850 nogal eens aan de
orde was. Daar draaide dan de uitgever of de
drukker voor op, maar die kwam daar per
saldo meestal wel onder uit. Sommige kranten
hielden zelfs een zogenaamde "zitredacteur'
achter de hand die tegen een vergoeding
vrijwillig de bak in ging.
De keerzijde van die praktijk was dat de
abonnees niet wisten wie de hoofdredacteur
en de redacteuren waren van de kant die ze
dagelijks in de bus kregen. In de kleine
wereldjes van de journalistiek en de
plaatselijke inner circles was dat uiteraard wel
bekend, maar de lezer kreeg daar in het beste
geval pas weet van als betrokkene was
overleden. Zo vernamen de lezers van de NRC
pas in 1885 dat mr. H.H. Tels zowat veertig
Vóór 1869 was er ook al duidelijk progressie in
de verschijningfrequentie. In 1830 verscheen
nog geen enkel krant dagelijks, rond 1840
waren er al 5 dagbladen en in 1861 zeker 15.
Met de kwantiteit viel het - naar
omstandigheden gerekend - nog wel mee,
maar met de kwaliteit van de journalistiek was
het overwegend matig gesteld. Ik heb het dan
niet over de hoofdartikelen en de analytische
beschouwingen. Die werden verzorgd door de
52
kranten, met de Leeuwarder Courant met 60%
als absolute topper. Voor de drie Bossche
kranten bedroegen die percentages 25 tot
30%.
Over de afschaffing van het dagbladzegel is 20
jaar gesteggeld tussen Kamer en Regering.
Uiteindelijk ging de regering overstag nadat de
Kamer ter compensatie had ingestemd met
een verhoging van de alcoholaccijns, die per
jaar 7.5 ton zou opleveren.
hoofdredacteur of door externe medewerkers
die op losse of soms vaste basis bijdragen
leverden. Maar het feitelijke redactiewerk werd
verricht door slechts een handjevol
bureauredacteuren, ook bij de grote kranten.
Rond 1850 telde de bureau redactie van het
Algemeen Handelsblad en de NRC, toen al
dagelijks verschijnend, 3 of 4 man. De Tijd had
er 2 en het Provinciaal Dagblad hier in Den
Bosch waarschijnlijk maar 1. Die redacteuren
kwamen zelden buitenshuis en vulden hun
lange werkdagen met het knippen van
artikelen uit andere kranten, het vertalen van
artikelen uit buitenlandse kranten, het
bewerken van de berichten van
correspondenten en de verslagen van de
Tweede Kamer en de gemeenteraad en met
correctiewerk. En soms moesten ze zich ook
nog met de advertenties bezighouden. Een
hoofdredacteur was er alleen bij de grote
kranten, maar niet fulltime en zelden op de
krant aanwezig. De oudste redacteur was zo'n
beetje chef de bureau en zorgde er voor dat er
een krant van de persen kwam.
De reacties van de pers op de afschaffing
waren massaal en gevarieerd. Ze kunnen in
drie groepen worden samengenomen.
111
Bestaande bladen gingen, veelal met
onmiddellijke ingang, over op
vergroting van het formaat, uitbreiding
van het aantal pagina's, een hogere
verschijningsfrequentie, verlaging van
de abonnementsprijs, of combinaties
daarvan. In ieder geval kreeg de
abonnee meer papier voor zijn geld.
111
Naast enkele nieuwe kwaliteitskranten
- bv Het Nieuws van den Dag - en
een groot aantal, meestal lokale of
regionale kranten die in de regel wel
een de een of andere politieke of
maatschappelijke richting
vertegenwoordigden zien we na 1869
tot in de kleinste hoeken en gaten van
het land honderden kranten en
krantjes verschijnen, die zelden boven
het niveau kwamen van wat we
tegenwoordig de huis-aan-huis bladen
noemen: gratis of zeer goedkoop,
gevuld met lokaal nieuws en vooral
advertenties.
111
Door veel bestaande kranten en ook
een aantal nieuwe werd echter ook
stevig geïnvesteerd in kwaliteit: meer
redacteuren, meer en sneller nieuws
(de telegraaf had rond die tijd ook zijn
entree gemaakt), degelijke lokale en
binnenlandse verslaggeving en een
verbreding van het assortiment met
een feuilleton, cultureel nieuws,
sportverslagen verstrooiende artikelen,
human interest en dergelijke.
Dat het aantal journalisten in het midden van
de 1ge eeuw zeer klein was weten we ook uit
de beroepentellingen op basis van de
tienjaarlijkse Volkstellingen. In 1849 telde men
67 journalisten in hoofdberoep, in 185984.
Zonder fixatie op de exactheid van die
getallen, denk ik dat ze in orde van grootte
zeker sporen met de feitelijke situatie.
De derde etappe: na de afschaffing van het
Dagbladzegel in 1869.
Sinds 1815 respectievelijk 1848 was er formeel
vrijheid van drukpers, maar tot 1 juli 1869
legde het dagbladzegel een zware tol op de
kwantitatieve en kwalitatieve ontwikkeLing van
de pers. In feite was er sprake van drie
heffingen: een op de advertenties, een op
binnenlands drukwerk en een op buitenlands
drukwerk, beide op basis van de hoeveelheid
papier.. Dankzij de gedetailleerde
administratie beschikken we over een schat
aan gegeven over de inkomsten uit en de
kosten van die belastingen. Aan het
proefschrift van Hemels ontleen ik de volgende
cijfers. Tussen 1846 en 1868 stegen de totale
jaarlijkse inkomsten uit die heffingen van ca f
190.000 naar 560.000, voor die tijd weliswaar
enorme bedragen, maar minder dan 1% van
de rijksbegroting.
De afdrachten per krant liepen sterk uiteen,
afhankelijk van de hoeveelheid papier en het
aantal advertenties. Uitgedrukt in aandeel van
de abonnementsprijs zien we percentages die
variëren van minder dan 10 bij kleine
weekbladen tot 40 a 50% bij de meeste grotere
In 's-Hertogenbosch zien we het volgende. In
1869 verschenen er - heel uitzonderlijk voor
zo'n kleine stad - al drie kranten: de
Provinciale Noordbrabantsche en
s'Hertogenbossche Courant, de NoordBrabanter en De Nieuwe Noord-Brabanter.
Maar er was kennelijk plaats voor een vierde,
Het Huisgezin, dat dankzij de zeer lage
abonnementsprijs in combinatie met de
Katholieke Illustratie in 1871 al 15.000
abonnees had. De Noord-Brabanter verlaagde
54
&
41
r
Tot slot
de abonnementsprijs en ging over op
dagelijkse verschijning. De Provinciale Courant
deed het wat rustiger aan en schakelde pas in
1871 over van 2 op 3 x per week. De Nieuwe
Noord-Brabanter kon het niet bolwerken en
verdween in 1872 van het Bossche perstoneel.
Waar Den Bosch het tot 1829 nog afkon met 1
krant, was er rond 1890 plaats voor vier
dagbladen plus een aantal nieuws- en
advertentiebladen.
Ik heb u in drie etappes in grote trekken een
beeld geschetst van de ontwikkeling van de
8
krant in de 19 eeuw. Veel details moesten
achterwege blijven, met uitzonderingen van
enkele uitstapjes naar de situatie in 'sHertogenbosch, waar deze voordracht werd
gehouden. De belangrijkste bevinding lijkt me
dat de krant in de loop van die eeuw, goed
beschouwd nauwelijks in meer dan een halve,
tussen 1830 en 1880, zowel kwantitatief als
kwalitatief grote sprongen voorwaarts heeft
gemaakt. De afschaffing van het dagbladzegel
heeft daaraan een belangrijke bijdrage
geleverd, maar ook de ontwikkeling van de
druktechniek, de invoering van de telegraaf en
de professionalisering van de journalistiek.
Ik ben mijn verhaal begonnen met 'sHertogenbosch als one paper city, aan het
8
begin van de 19 eeuw. Anno 2003 is deze
stad vele jaren wederom een one paper city en
dat is inmiddels in de meeste Nederlandse
steden weer het geval. Het gaat de laatste
jaren niet goed met de Nederlandse
dagbladpers. Zijn we in 2003, na 200 jaar weer
terug bij af? Het antwoord op die vraag kan in
deze bijdrage niet aan de orde komen.
De afschaffing van het dagbladzegel heeft
duidelijk bijgedragen aan een forse
kwaliteitsslag van de Nederlandse pers, maar
ook aan het ontstaan van wat Max Blokzijl die je als NSB-er eigenlijk met goed fatsoen
niet zou mogen citeren, maar ik doe het toch in 1943 niet ten onrechte 'een ware papieren
zondvloed' heeft genoemd.
(Rene Vos)
55
Download