De kick van bellen Stroming van luchtbellen in water (of in het algemeen: gasbellen in een vloeistof) komt veelvuldig voor in de vrije natuur en in industriële processen. Dat maakt bestudering van dit soort stroming van praktisch belang. Voorbeelden hiervan zijn talloos en te vinden in de (petro)chemische industrie, in de waterzuivering en bij biotechnologische processen. Robert F. Mudde [email protected] 4 Robert F. Mudde studeerde natuurkunde aan de Universiteit Leiden en promoveerde daar in de jaren tachtig onder leiding van Rudolf de Bruyn Ouboter en Hugo van Beelen. In 1988 startte hij zijn werk aan de Technische Universiteit Delft, in de groep van Har- rie van den Akker op het gebied van meerfasenstromingen. In 2001 werd hij benoemd tot Antonie van Leeuwenhoekhoogleraar aan de tu Delft op het gebied van de fysische transportverschijnselen, in het bijzonder de meerfasenstromingen. Bij biotechnologische processen is het in veel gevallen nodig om de micro-organismen die het werk doen te voorzien van zuurstof. Dit kan op betrekkelijk goedkope manier door in de waterige omgeving, waarbinnen de microorganismen hun werk doen, lucht te blazen. Teneinde de overdracht van de zuurstof in de lucht naar het water efficiënt te laten verlopen, is het gewenst om het uitwisselend oppervlak tussen water en lucht groot te maken. Dit kan eenvoudig bereikt worden door de lucht in de vorm van belletjes te injecteren, bijvoorbeeld via een poreus steentje, zoals in veel aquaria is te zien. De bellen stijgen uiteraard op als gevolg van de opwaartse kracht door het water. De resulterende stroming is echter vrijwel altijd gecompliceerd. Immers, de opwaartse kracht werkt niet alleen op de individuele bellen, maar grijpt ook aan op dichtheidsvariaties die afkomstig zijn van niet-uniforme verdeling van de bellen in de vloeistof: gebieden met een lokaal ho- Figuur 1 Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde januari 2004 gere aantaldichtheid van de bellen voelen een netto opwaartse kracht. In de regel zullen zulke lokale variaties in de bellendichtheid vanzelf ontstaan. Dit geldt in het bijzonder voor luchtbellen met een diameter van enkele millimeters. Achter elke bel ontwikkelt zich een zog. Bij bellen van deze grootte is dit zog instabiel en schudt het wervels af die de bellen als het ware een tik geven. Het gevolg hiervan is dat de bellen niet over een rechte lijn bewegen, maar een grilliger pad omhoog volgen. Dit is een prima mechanisme om lokale variaties in de bellendichtheid aan te brengen en daarmee te zorgen voor effecten van de zwaartekracht over grotere afstanden. Voorbeelden hiervan zijn tegenwoordig gemakkelijk te zien: de detailhandel verkoopt cilinders gevuld met water, waarin via de bodem luchtbellen ingeblazen worden. Een lamp in de bodem verlicht dit geheel. De stroming is voortdurend anders, het is als de vlammen in een open haard: je blijft kijken. Structuren Ook in de industrie worden dergelijke apparaten gebruikt; ze staan bekend onder de naam bellenkolom. Hoewel de stroming van zowel de lucht als het water aan de Navier-Stokes-vergelijkingen gehoorzaamt, is er veel onbekend over de bellenstroming. De oorzaak hiervan is, zoals zo vaak in de stromingsleer, turbulentie. Reeds in de jaren zestig werd in Nederland onderzoek gedaan naar de vorming van structuren in de bellenkolommen. In een uniforme beluchte bak water organiseert de bellenstroming zich in discrete, symmetrische pluimen. De foto toont een zij-aanzicht. Figuur 2 Belletjes in een met water gevulde U-buis. De bellen kiezen of het linker been of het rechter been. Figuur 1 laat een experiment zien van Beek ([1], toentertijd verbonden aan het Kramers Laboratorium van de tu Delft). In een bakje, tot een hoogte van enkele centimeters gevuld met water en uniform belucht via de bodem, ontstaan vanzelf ‘bellenpluimen’, gescheiden door min of meer belvrije vloeistof. De bellenpluim heeft een lagere dichtheid dan het water, mede daardoor stijgt het water in de pluim en zal het in het midden van de belvrije structuur neerwaarts stromen. Vlak bij de bodem beweegt het water dus vanuit de belvrije structuren richting de pluimen en als gevolg van de wrijvingskracht bewegen de bellen naar het centrum van de pluimen: de zwaartekrachteffecten en de hydrodynamica versterken hier elkaar en zorgen voor het regelmatige patroon zoals zichtbaar in figuur 1. het apparaatje is dat de belletjes invloed uitoefenen op de stroming in de U-buis. Neem de eerste bel die binnen komt en veronderstel dat deze het rechter been in gaat. Zodra de bel het verticale standbeen van de U-buis inkomt is de totale massa van het water in het linker been groter dan in het rechter. De zwaartekracht zorgt dat deze onbalans rechtgetrokken wordt: er wordt een U-buis-oscillatie aangeslagen. De tweede bel die binnenkomt zal de keuze voor het linker of het rechter been maken afhankelijk van de stroomrichting onder in de U-buis, dat wil zeggen afhankelijk van de fase van de oscillatie. De keuze voor de bel is nu niet langer vrij. Even later komt de bel in een verticaal deel van het gekozen been. Wederom is er dan ineens minder massa in dat been en de zwaartekracht grijpt aan. Anders geformuleerd: de bel geeft bij binnenkomst een ‘schop’ aan de oscillator. Daarmee wordt dit een niet-lineair systeem: het systeem wordt een eenvoudige gedempte harmonische oscillator, die op vaste tijden een deltapiek-schop van een inkomend belletje krijgt. Indien de energiedissipatie in de stroming van het water verwaarloosd wordt, kan voor de ‘kicked oscillator’ een Hamiltoniaan opgesteld worden (zie kader): H = 12 p2 + 12 δ 2 − K|p| δD (τ − nφ) (1) met p de impuls van het systeem, δ de uitevenwichtswaarde van het wateroppervlak, K de sterkte van de ‘kick’ (die direct gerelateerd is aan het volume van een belletje), δD the delta-functie van Dirac, τ de dimensieloze tijd en nφ de discrete, dimensieloze tijd waarop de oscillator een schopje krijgt. De tijd is dimensieloos gemaakt met de eigenfrequentie van de U-buis-oscillatie, TU 0 = L/2g en φ is gedefinieerd als φ = TTUb0 , met 1/Tb de frequentie waarmee bellen geïnjecteerd worden. De oscillator valt in de familie kicked oscillators. Een geladen deeltje, dat beweegt in een constant magnetisch veld en kicks ondervindt van een elektrisch veld in de vorm van golfpakketjes, valt in deze familie. Maar ook de bekende ‘kicked rotor’ is hier onderdeel van. De kicked rotor is in essentie een puntmassa m, die aan een starre staaf met lengte L rond een vaste as draait en op gezette tijden een ‘tik’ krijgt. Het bijzondere U-buis-oscillaties In de jaren negentig introduceerde dezelfde Beek een eenvoudig experiment: onderin een U-buis gevuld met water worden met behulp van een aquariumpompje met een vaste frequentie belletjes ingebracht [2]. Deze belletjes stijgen door het water om- Faseplot hoog: ofwel door het linker been, In [3] is de mathematische beschrijofwel door het rechter been van de U- ving van de ‘kicked oscillator’ te vinden. buis (zie figuur 2). Het aardige van dit experiment is dat ook hier de zwaartekracht en de wrijp p vingskracht samen bepalen wat er gebeurt, maar nu in een eenvoudig te K ∆E<0 modelleren systeem. De U-buis is sym∆ E > 0 K E2 metrisch: elke binnenkomende bel heeft geen enkele voorkeur om een van E1 -K/2 de twee benen in te gaan. Zodra er echK/ 2 ter stroming in de U-buis optreedt, is δ δ ∆E=0 dit anders. Immers, stel dat de stro∆E<0 ming van het linker- naar het rechterbeen is. Dan zal een bel die net onder ∆E>0 in de U-buis binnenkomt een wrijvingskracht voelen, die van links naar rechts werkt en de bel het rechterbeen in laat bewegen. Het bijzondere van Figuur 3 Faseplot en energieverandering. ∆E geeft de energiesprong die bij de kick met sterkte K hoort weer. januari 2004 Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde 5 p A B δ C Figuur 4 Baan van de oscillator in de faseruimte voor een dimensieloze belinjectieperiode van 0,76. 1 1 0 1 1 2 1 3 2 5 1 4 1 5 Figuur 5 6 2 3 2 7 3 8 3 5 3 7 4 7 3 4 5 8 5 7 4 5 Fareyboom. aan de U-buis is dat de kicks een vaste grootte hebben, met variabel teken. In de faseruimte wordt dit zeer overzichtelijk, zie figuur 3. De kick die de oscillator krijgt van een belletje geeft enkel een sprong ter grootte K in de uitevenwichtspositie van de oscillator en niet in de impuls (zie kader). Verder hangt de richting van de kick enkel af van het teken van de snelheid van de oscillator. Dit is een direct gevolg van de wrijvingskracht van het water, die de belletjes naar links of rechts stuurt. De oscillator kan door een kick meer of minder energie krijgen. In het rechter deel van figuur 3 is dit weergegeven. Periodieke baan In de faseruimte zijn gesloten banen mogelijk, die de oscillator tussen een beperkt aantal energieniveaus laten springen. Dit worden relatief eenvoudige banen, die een periodiek karakter hebben. Voor de bellen betekent dit, dat ze een simpele reeks vormen in de keuze linker- of rechterbeen. Een voorbeeld is gegeven in figuur 4. Hier is het dimensieloze tijdsinterval tussen twee opeenvolgende belinjecties gelijk aan 0, 76, dat wil zeggen Tb /TU 0 = 0, 76. Dit betekent dat een belletje binnenkomt na 0, 76 omloop in de faseruimte. Echter, de kicks kunnen de periode van de oscillator bijstellen. Dit is te zien in figuur 4. Laten we de baan volgen. Op punt a komt een bel binnen. De snelheid is dan juist zo dat de bel naar het linker been gestuurd wordt. De energie van de oscillator neemt af en de fase wordt een eindje terug gezet. Na 0, 76 omwenteling komt er weer een bel binnen (punt b). De snelheid van het water is wederom zo, dat de bel naar het linker been gaat. Maar nu neemt de energie toe en wel met precies dezelfde hoeveelheid als waarmee eerst de energie afnam. De oscil- De Hamiltoniaan van een harmonische oscillator (met impuls p en De toegevoegde term vertegenwoordigt het effect van de kicks uitwijkings δ ) is eenvoudig te bepalen: met sterkte K : enkel op discrete tijdstippen krijgt de oscillator een 2 schopje. De bewegingsvergelijkingen luiden nu: P H = T + V = 2m + 12 kδ 2 p = δ̇ en δ̇ = p − Ksgn(p) δD (τ − nφ) De bewegingsvergelijkingen volgen uit Hieruit volgt, dat de oscillator op vaste tijden een tik krijgt met ∂H ∂H ∂δ = −ṗ en ∂δ = −δ̇ grootte K en richting die afhangt van het teken van p: sgn(p) = 1 Dit levert uiteraard de eenvoudige slingerbeweging op. als p > 0 en −1 als p < 0. Uit integreren van de tweede beweBovenstaande kan vereenvoudigd worden door een eenhedenstel- gingsvergelijking van τ = (nφ)− tot τ = (nφ)+ (dat wil zeggen sel te kiezen zodat geldt k = 1 en m = 1 (hiermee wordt tevens juist vóór een kick tot juist erna) volgt dat zo’n kick een stap in de de interpretatie van de snelheid en de impuls eenvoudig uitwissel- plaats δ geeft ter grootte ±K , terwijl de impuls, p, van de oscillabaar). De bewegingsvergelijking is uiteraard: tor onveranderd blijft. Dit is ook in figuur 3 weergegeven. De positie waar de kick plaatsvindt, bepaalt of de energie van de oscillator ṗ + δ = 0 ↔ δ̈ + δ = 0 en p = δ̇ afneemt (de oscillator komt op een meer naar binnen gelegen cirDe beweging is aanschouwelijk te maken in een faseruimte, in dit kel terecht) of dat de energie toeneemt (de nieuwe baan heeft een geval uiteraard het {δ, p}-vlak. De harmonsiche oscillator beschrijft grotere straal). Door de kicks springt de oscillator van baan naar in de faseruimte een cirkel (zie figuur 3, bij elke cirkelbaan hoort baan in de faseruimte. In figuur 3 is met ∆E het teken van de enereen energie E ). giesprong weergegeven. Omdat een kick enkel effect heeft op de Voor de ongedempte, kicked harmonische oscillator is ook een positie van de oscillator, is er geen energieverandering (∆E = 0) Hamiltoniaan op te stellen (weer in het stelsel waarin als de kick plaats vindt op positie δ = K/2(p > 0) en m = 1, k = 1): δ = −K/2(p < 0). Dat betekent dat de oscillator op dezelfde baan blijft. H = 12 p2 + 12 δ 2 − K|p| δD (τ − nφ) Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde januari 2004 1 1 1519/1913 3/4 Ω Ω 2/3 11/18 0,5 0 Figuur 6 1/14 1/7 1/5 1/6 1/9 2264/6476 1/4 355/5154 1/12 0,5 φ 1 0,5 0 φ 1 Locking als functie van de belperiode. lator komt weer op de originele ‘buitenbaan’ terecht. Tevens wordt de fase een beetje terug gezet. Na 0, 76 omwenteling komt er een derde bel binnen (punt c). De snelheid is nu zo, dat de bel naar het rechter been gaat. De energiesprong is nu precies zo, dat de oscillator op de buitenbaan blijft en enkel de fase teruggezet wordt. Vervolgens wordt de baan gevolgd tot exact op positie a de vierde bel binnenkomt en de cyclus zich herhaalt. Het totale effect van de drie fasesprongen bij a, b en c is nu zo dat de oscillator een langere periode krijgt, TU locked , zodat de verhouding van de Tb /TU locked = 2/3. De oscillator koppelt zich in de toestand 2/3 wat overeenkomt met de bellenreeks llr–llr enzovoort (een bel naar het linker been noteren we met l, naar het rechter been met r). Andere toestanden zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld lr–lr wat overeenkomt met Tb /TU locked = 1/2 , of llrr–llrr wat betekent Tb /TU locked = 3/4 . Fareyboom De breuken die de l–r-combinatie weergeven zijn niet vrij te kiezen door de systeemparameters in te stellen op de juiste waarde. De toegestane combinaties volgen een simpele rekenregel, die aanleiding geeft tot de zogenaamde Fareyboom. Dit is een boom die ontstaat door te beginnen met de twee breuken 0/1 en 1/1. Vervolgens volgen nieuwe elementen via p1 q1 0,5 1/2 1/8 1/10 4/5 ⊕ p2 q2 = p1 +p2 q1 +q2 (2) In figuur 5 is de Fareyboom weergegeven. In het bovenstaande is demping van de beweging buiten beschouwing gelaten. Voor het water-lucht-systeem is die relatief groot en zullen de banen in de faseruimte naar de oorsprong spiraliseren. De bellen leveren de benodigde energie om de beweging gaande te houden. De demping heeft wel tot gevolg dat het water-luchtsysteem geen toestanden kent diep in de Fareyboom: de hoogste die we tegengekomen zijn, zijn llrlr (= 2/5) en llrrr (= 1/5). Bij een specifieke l–r-reeks kan eenvoudig de bijbehorende breuk in de Fareyboom gevonden worden. Neem de reeks llrllrrllr (en daarna repeterend). Splits deze reeks tussen elke tweede wisseling van letter: llr–llrr–llr. Dat levert de elementaire toestanden van de reeks. Een elementaire toestand van lengte n (het aantal l’s en r’s) met slechts één wisseling is gekoppeld aan 1/n. Dus llr is 1/3 en llrr is 1/4. De reeks hierboven is dan volgens de optelregel: 1/3 ⊕ 1/4 ⊕ 1/3 = 3/10. Elke periodieke baan, die we hebben gevonden, is opgebouwd uit dit soort elementaire toestanden waarbij de waarde van n klein bleef. Computersimulatie De kicked oscillator is met een eenvoudig computermodel te analyseren. Tussen twee bellen is de beweging gedempt harmonisch. Zoals we gezien hebben geeft elke bel een stap in de faseruimte. Door nu een groot aantal belletjes te injecteren, kan gezocht worden naar de uiteindelijk optredende baan en geinspecteerd worden of deze periodiek is en welke bellenreeks daar bij hoort. De periode die de oscillator in ‘gelockte’ toestand aanneemt is een functie van de kick-grootte K , de dempingsparameter µ en de dimensieloze belperiode φ (dat wil zeggen de tijd tussen twee opeenvolgende belinjecties, dimensieloos gemaakt met de periode van de ongestoorde U-buis-oscillatie). Voor relatief hoge demping is het aantal toegestane toestanden betrekkelijk gering. De resultaten kunnen goed weergegeven worden in een grafiek waarin de dimensieloze gelockte tijd Ω ≡ Tb /TU locked wordt uitgezet tegen de dimensieloze belperiode φ. In figuur 6 zijn twee voorbeelden gegeven: een voor relatief hoge demping en een voor relatief lage. De lijn Ω = φ representeert de situatie dat de gelockte oscillator dezelfde periode heeft als de vrije oscillator: TU locked = TU 0 . Duidelijk is, dat geringe demping de oscillator toestaat om veel dichter bij de natuurlijke frequentie te blijven, maar dat dit enkel gaat via banen met een hoge complexiteit. Bijvoorbeeld de baan met Ω = 2264/6476 is periodiek, met vrijwel TU locked gelijk aan TU 0 , maar pas repeterend na 6476 belinjecties. We zitten hier diep in de Fareyboom. Merk ook op dat eenvoudige banen en complexe banen heel dicht bij elkaar kunnen liggen: zie de punten met Ω = 1519/1913 en 4/5 die bij vrijwel dezelfde waarde van φ (0,82 en 0,822 respectievelijk) optreden. De eerste is complex met een repeteerlengte van 1913 bellen, de tweede is simpel met het bellenpatroon lllrr. Voor nog geringere demping wordt het scala aan patronen nog groter, waarbij voor sommige waarden van φ na 108 belinjecties nog geen regelmatig patroon is aange- januari 2004 Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde 7 Figuur 7 Afhankelijkheid van eindtoestand met betrekking tot beginvoorwaarden (φ = 0,76, K = 0,001, µ = 4,17 10-3). troffen. Of dit betekent dat dat er dan ook niet is, is nog niet met zekerheid te zeggen, mede omdat afronding door de computer nu in het geding komt. Prachtige patronen Tot nu toe werden de simulaties opgestart vanuit dezelfde toestand: de Ubuis is in evenwicht als de eerste bel geïnjecteerd wordt. Door andere beginvoorwaarden te kiezen (zowel voor de uitevenwichtstand als voor de snelheid) kan de invloed van de begincondities op de uiteindelijke banen bestudeerd worden. Een voorbeeld is gegeven in figuur 7, voor φ = 0, 76, K = 0, 001, µ = 4, 17 10−3 . De begincondities, waarin de U-buis-oscillatie zich bevond bij injectie van de eer- ste bel (dat wil zeggen begin-uitevenwichtspositie δ0 en beginimpuls p0 ), zijn systematisch gevarieerd van –0,2 < δ0 < 0,2 en –0,2 < p0 < 0,2. De gevonden toestanden zijn: 1/2, 2/3, 3/4, 5/7, 7/10 en 13/18, waarbij 3/4 (dat wil zeggen llrr) domineert. De kicked U-buis-oscillator maakt duidelijk dat hele eenvoudige systemen, met huis-tuin-en-keuken-spulletjes, een geweldig rijke dynamica kunnen vertonen. Koppeling van twee tijdschalen levert organisatie in simpele en minder simpele toestanden op. De kick 8 Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde januari 2004 van bellen is voor wie er oog voor heeft nog immer groot. Referenties 1 W.J. Beek, ‘Oscillations and vortices in a batch of liquid sustained by a gas flow’, Symp. Ser. on Two-Phase Flow, Univ. of Exeter (1965). 2 R.W. van den Berg, ‘Interplaying time scales in two-phase flows’, Ph.D. thesis, tu Delft (1996). 3 R.F. Mudde en S.G. Jansz, ‘Influence of damping on the delta-kicked harmonic oscillator with Heaviside kick’, Physica d 179 (2003), 1–17.