Juni 2016

advertisement
Infectieziekten juni 2016
6 juli 2016
In juni ontving de GGD de volgende meldingen:




1 melding van E.Coli
2 meldingen van kinkhoest
1 melding van psittacose
3 meldingen van salmonella
E. Coli: onder normale omstandigheden veroorzaakt deze bacterie geen ziekte bij de mens. Het is de
meest voorkomende verwekker van urineweginfecties. Sommige varianten van de bacterie kunnen ook
maagdarmklachten veroorzaken met in enkele gevallen ernstige bijkomende ziekteverschijnselen.
De belangrijkste verwekker van infecties in de darm is de enterohaemorragische E. Coli (EHEC). Dit
is een shigatoxine producerende bacterievariant (STEC) die een ernstige darminfectie veroorzaakt. De
frequentie van voorkomen is over het algemeen laag, maar als water of voedselproducten besmet
raken kan deze variant aanleiding geven tot flinke outbreaks. Bij mensen met een verminderde
weerstand kan E. coli infecties buiten de darm veroorzaken. Dit geeft nogal eens ernstige
ziektebeelden zoals bijvoorbeeld sepsis, waarbij de bacterie zich in de bloedbaan bevindt.
Kinderen jonger dan 5 jaar en mensen boven de 65 jaar hebben meer kans om ten gevolge van een E.
Coli infectie problemen met de nieren te krijgen. Ze worden dan slap, heel bleek en kunnen niet meer
goed plassen. Dit wordt door artsen Hemolytisch Uremisch Syndroom (HUS) genoemd. HUS komt
maar weinig voor en de meeste mensen worden weer helemaal beter. Iemand die STEC heeft gehad, is
er niet tegen beschermd. Iemand kan opnieuw ziek worden door deze bacterie. De bij de GGD
gemelde patiënt was een jong kind wat vanwege de ernst van de ziekteverschijnselen in een
ziekenhuis moest worden opgenomen. De besmettingsbron is ondanks het afnemen van een
gedetailleerde voedselvragenlijst niet duidelijk geworden.
Kinkhoest: de twee gemelde patiënten waren volledig gevaccineerd, van risicocontacten in de directe
leefomgeving was geen sprake.
Psittacose: psittacose, ook wel papegaaienziekte genoemd, is een vorm van longontsteking die bij
mensen in Nederland af en toe voorkomt. De infectie wordt veroorzaakt door een bacterie (Chlamydia
psittaci) die bij vogels kan voorkomen. Dieren die de bacterie bij zich dragen kunnen deze overdragen
op mensen (zoönose). Besmetting vindt meestal plaats door contact met al dan niet opgedroogde
vogeluitwerpselen. Niet alleen papegaaien, maar ook parkieten, pluimvee, duiven, eenden, kalkoenen,
kanaries en andere vogels kunnen met de bacterie besmet zijn. Ook vogels die geen zichtbare klachten
hebben kunnen de bacterie uitscheiden. De gemelde patiënt bleek vogels als huisdieren te houden. De
NVWA werd geïnformeerd.
Salmonella: er werden drie patiënten met een salmonella infectie gemeld. Het bleken op zichzelf
staande infecties te zijn, in één geval werd de besmetting opgedaan tijdens een verblijf in het
buitenland. De besmettingsbron is in geen van de drie gevallen duidelijk geworden.
Overige meldingen en signalen:
Artikel 26 meldingen: vier basisscholen in de regio maakten melding van meerdere kinderen met
huiduitslag (roodvonk, vijfde ziekte, ringworm, hand-voet-mondziekte). Daarnaast was er een
bassischool waar meerdere kinderen last hadden van darmparasieten. In alle gevallen werd informatie
verstrekt en advies gegeven.
Besmettingsaccidenten: er werden twee besmettingsaccidenten gemeld. In één geval ging het om
een werker in de gezondheidszorg die zich prikte aan een gebruikte naald, in het andere geval om een
kind wat tijdens een verblijf in het buitenland op een strand in een gebruikte naald trapte. Er werd een
risico inschatting gemaakt en waar dat nodig was werd een vervolgtraject in gang gezet.
Antibioticaresistentie: de jaarlijkse rapportage NethMap/MARAN 2016 bevat gegevens over het
antibioticagebruik en -resistentie, zowel bij mensen als bij dieren. In 2015 is in Nederland het gebruik
van antibiotica die via de huisarts zijn verstrekt marginaal toegenomen met ongeveer 1% ten opzichte
van 2014, na een daling in voorgaande jaren. In Nederlandse ziekenhuizen is in 2015 het totale gebruik
van antibiotica licht gestegen met ongeveer 5% ten opzichte van 2013.
Resistentie tegen antibiotica is de afgelopen jaren over het algemeen stabiel gebleven. Het gebruik van
antibiotica bij dieren is, na jaren van forse daling, in 2015 stabiel gebleven. De dalende trend in het
voorkomen van resistente bacteriën bij dieren van de afgelopen jaren zette zich in 2015 wel voort. Het
rapport is samengesteld door Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB), Centrum
Infectieziektebestrijding van het RIVM, Central Veterinary Institute (CVI), onderdeel van Wageningen
UR, de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) en de Stichting
Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa)(bron: RIVM NethMap/MARAN 2016).
Tekenencefalitisvirus: het RIVM-CIb heeft recent tekenencefalitisvirus (TBEV) aangetoond in een
aantal teken (Ixodes ricinus) die afkomstig waren uit de Sallandse Heuvelrug. Er waren eerder
aanwijzingen dat reeën in ditzelfde gebied blootgesteld zijn aan TBEV. Voor zover bekend is er nog bij
geen enkele patiënt een autochtone besmetting in Nederland vastgesteld.
Het RIVM-CIb gaat verder onderzoek doen om vast te stellen of het gaat om een recente introductie of
dat het tekenencefalitisvirus al langer circuleert. Geschat wordt dat er in Nederland elk jaar enkele
tientallen patiënten met import-TBEV zijn. In Europa komt TBEV voor in Noord-, Centraal- en OostEuropa (bron: RIVM).
Pagina 2 van 3
Pagina 3 van 3
Download