GESTRUCTUREERDE VRAGENLIJST BEWUSTWORDINGSGESPREK KANDIDAAT DB-LEDEN Vragen voor gesprekken van dijkgraaf en secretaris met kandidaat DB-leden Dit formulier wordt van te voren door het kandidaat DB-lid ingevuld. Vraag de kandidaat tijdens het gesprek om de volgende documenten te overleggen: - een geldig Nederlands identiteitsbewijs (geen rijbewijs) een recent CV een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) A. Personalia: Naam: Geboortedatum: Adres: Woonplaats: E-mail: Telefoon: Mobiel: B. Hoofdbetrekking: Functie: Naam bedrijf: Vestigingsplaats: Relatie met waterschap, ja/nee. Zo ja: aard relatie: Politiek verlof: ja/nee. Zo ja, voltijd/deeltijd Paraaf kandidaat: 2 C. Nevenfuncties en activiteiten 1. Bezoldigde functies 2. Onbezoldigde functies 3. Andere nevenactiviteiten Paraaf kandidaat: 3 4.a. Bestaat in de uitoefening van één van de hierboven genoemde functies een relatie met het waterschap of een samenwerkingspartner van het waterschap? 4.b. Zo er een relatie bestaat, bestaat er een risico van (financiële) belangenverstrengeling? 4.c. Als er een risico van (financiële) belangenverstrengeling bestaat, welke acties zouden dan door u ondernomen kunnen worden om het risico te voorkomen? Paraaf kandidaat: 4 Onverenigbare betrekkingen: De volledige lijst van onverenigbare betrekkingen is opgenomen in artikel 31, tweede lid, Waterschapswet (zie bijlage). Verboden handelingen: De verboden handelingen zijn opgenomen in artikel 33 Waterschapswet (zie bijlage). Onverenigbare (neven) functies: - Een DB lid vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn ambt; - Een DB lid meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan het algemeen bestuur; - Een DB lid maakt zijn nevenfuncties (en inkomsten uit nevenfuncties) openbaar (terinzagelegging op Waterschapskantoor). Ingevolge artikel 44a Waterschapswet (zie bijlage). D. Andere activiteiten: 1. Bent u middellijk of onmiddellijk verwikkeld in een procedure tegen het waterschap of een andere aan het waterschap verbonden organisatie? Zo ja, geef dan een duidelijke omschrijving van dat geschil. 2. Bestaat er op enigerlei wijze een (zakelijke) relatie tussen u als kandidaat DB-lid en het waterschap of een aan het waterschap verbonden organisatie? Zo ja, geef dan een omschrijving van deze relatie. Paraaf kandidaat: 5 3. Zijn er anderszins belangen van u als kandidaat DB-lid die een risico op belangenverstrengeling of integriteitsdiscussie met zich brengen? Indien u van mening bent dat dat het geval is, wilt u die dan omschrijven? E. Relaties met derden: 1) Heeft de kandidaat andere persoonlijke of zakelijke contacten die zijn integriteit in twijfel kunnen doen trekken? Denk aan: directe relaties (echtgeno(o)t(e) / partner, kinderen, ouders, broers of zussen) van u in bestuurlijke functies gelieerd aan de beoogde portefeuille(s), zakelijke e/o persoonlijke banden met personen van niet onbesproken (integer) gedrag. Indien dat het geval is, wilt u dan precies aangeven waaruit deze directe relaties bestaan en welke belangen er zijn, welke functies men vervult of er anderszins activiteiten worden verricht die mogelijk een integriteitsrisico kunnen oproepen. 2) Heeft u anderszins relaties die in het licht van de bescherming van de integriteit als mogelijk risicovol moeten worden aangemerkt? Indien dat het geval is, verzoeken wij u deze duidelijk te omschrijven waarbij u aangeeft waarom die relatie(s) als mogelijk risicovol zou(den) moeten worden aangemerkt. Paraaf kandidaat: 6 F. Formele vereisten: 1. Is de kandidaat niet uitgesloten van het Nederlandse kiesrecht (en ouder dan 18)? 2. Heeft u als kandidaat een Verklaring omtrent het Gedrag aangevraagd en is deze verleend? Zo nee, wat is volgens de kandidaat de reden van de (voorlopige) weigering?1 3. Is de kandidaat zich bewust van de betekenis van het afleggen van de eed / verklaring en belofte? Te denken valt aan het aannemen e/o afgeven van gunsten e/o giften. Zie artikel 34 van de Waterschapswet (zie bijlage). 4. Is de kandidaat op de hoogte van de inhoud van de vastgestelde Gedragscode, zoals bedoeld in artikel 33, derde lid van de Waterschapswet (zie bijlagen)? Paraaf kandidaat: 1 Wanneer er geen VOG kan worden afgegeven, ontvangt de aanvrager een brief met een voornemen tot afwijzing. In deze brief staat de reden waarom Justitie weigert een VOG af te geven. De aanvrager kan op dit voornemen tot afwijzing schriftelijk reageren middels een zienswijze. 7 G. Slot: Zijn er anderszins feiten of omstandigheden die voorafgaand aan de beëdiging bij het waterschap in het licht van een integriteitsanalyse bekend zouden moeten zijn? Indien dit het geval is, geef dan een duidelijke omschrijving van deze feiten en omstandigheden. Aldus naar waarheid ingevuld op <datum………….2015> te ……..<Woonplaats> Handtekening kandidaat: 8 Bijlage: relevante artikelen uit de Waterschapswet Artikel 31 1. Voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur is vereist dat met ingezetene is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet krachtens artikel B5, eerste lid, van de Kieswet van het kiesrecht is uitgesloten . Het vereiste van ingezetenschap geldt niet voor de vertegenwoordigers van de categorie belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid onderdeel c ( degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen). 2. Een lid van het algemeen bestuur is niet tevens: a) minister; b) staatssecretaris; c) lid van de Raad van State; d) lid van de Algemene Rekenkamer; e) nationale ombudsman; f) substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman; g) commissaris van de Koning; h) lid van provinciale staten; i) gedeputeerde; j) secretaris van de provincie; k) griffier van de provincie; l) burgemeester; m) wethouder; n) ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 51b, eerste lid; o) ambtenaar, door of vanwege het waterschapsbestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt; p) ambtenaar, door of vanwege de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op het waterschap; q) lid van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur van een ander waterschap. 3. Zodra een lid dat vertegenwoordiger is van een van de categorieën van belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdelen b,c en d, niet blijkt te voldoen aan een van de in het eerste lid bedoelde vereisten of een in het tweede lid bedoelde betrekking blijkt te vervullen, houdt deze op lid te zijn. In dat geval is artikel X 4a van de Kieswet van overeenkomstige toepassing. Artikel 33 1. Een lid van het algemeen bestuur mag niet: a. als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van het waterschap of het waterschapsbestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van het waterschap of het waterschapsbestuur; b. als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van het waterschap of het waterschapsbestuur; c. als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met het waterschap aangaan van: 1e: overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d; 9 2e: overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan het waterschap; d. rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende: 1e: het aannemen van werk ten behoeve van het waterschap; 2e: het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van het waterschap 3e: het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan het waterschap; 4e: het verhuren van roerende zaken aan het waterschap; 5e: het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van het waterschap; 6e: het van het waterschap ondershands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen; e 7 : het ondershands huren of pachten van het waterschap. 2. Van het eerste lid, aanhef en onderdeel d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen. 3. Het algemeen bestuur stelt voor zijn leden, voor de leden van het dagelijks bestuur en voor de voorzitter een gedragscode vast. 4. Ten aanzien van een lid dat vertegenwoordiger is van de categorieën van belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdelen b, c en d, dat handelt in strijd met het bepaalde in het eerste lid, zijn de artikelen X 7a, eerste tot en met vijfde lid, en X 9 van de Kieswet van overeenkomstige toepassing. Artikel 34 1. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de leden van het algemeen bestuur in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: “ Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van het algemeen bestuur te worden gekozen of benoemd, rechtstreeks noch middellijk , onder welke naam of welk voorwendsel ook, aan iemand enige gift of gunst heb gedaan of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk van iemand enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik al mijn plichten als lid van het algemeen bestuur naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig (Dat verklaar en beloof ik)”. Artikel 41 1. De leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, worden door het algemeen bestuur benoemd. 2. De benoeming vindt plaats uit de leden van het algemeen bestuur. 3. Gedeputeerde staten kunnen, indien het reglement dat bepaalt, ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid. Geen ontheffing wordt verleend indien het de 10 ombudsman of een lid van de ombudscommissie betreft als bedoeld in artikel 51b, eerste lid. Artikel 44a 1. Een lid van het dagelijks bestuur vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn functie als lid van het dagelijks bestuur van een waterschap. 2. Een lid van het dagelijks bestuur meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan het algemeen bestuur. 3. Een lid van het dagelijks bestuur maakt zijn nevenfuncties openbaar. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging op de secretarie van het waterschap. 4. Een lid van het dagelijks bestuur dat zijn ambt niet in deeltijd vervult, maakt tevens de inkomsten uit nevenfuncties openbaar. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging op de secretarie van het waterschap uiterlijk op 1april na het kalenderjaar waarin de inkomsten zijn genoten. 5. Onder inkomsten wordt verstaan: loon in de zin van artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met de eindheffingsbestanddelen bedoeld in artikel 31 van die wet. 11