Logo school Schooljaar - Leerkracht: Klas: Naam leerling: Volgnummer: Datum: Punten / 20 Hoofdstuk 15: De driehoeken 1. Hoeveel driehoeken tel je in onderstaande figuur? 4 driehoeken 2. Noteer de juiste symbolen bij onderstaande elementen. Duid de elementen aan in deze driehoek. o zijden = z1, z2 en z3 o basis (groen) = __________ o hoogte (blauw) = ___________ 1 3. Soorten driehoeken! Lees heel aandachtig onderstaande uitspraken en geef de meest passende benaming. Een driehoek met twee gelijke zijden is: een gelijkbenige driehoek. Een driehoek met 3 gelijke zijden is: een gelijkzijdige driehoek. Een driehoek met 1 rechte hoek noemen we: een rechthoekige driehoek. Een driehoek met 1 stompe hoek noemen we: een stomphoekige driehoek. 4. Bereken de grootte van de derde hoek. Meten heeft geen zin. 40° 45° 2 5. Construeer een driehoek KLJ met behulp van passer en geodriehoek. [KL] = 4 cm, [LJ] = 5 cm en [KJ] = 3 cm Geef de juiste benaming voor deze driehoek (naar hoeken – naar zijden). Dit is een rechthoekige driehoek of een ongelijkzijdige driehoek. 6. Teken een gelijkzijdige driehoek BAL met een zijde van 40 mm. Gebruik hiervoor je passer en geodriehoek. Hoe groot zijn de hoeken van een gelijkzijdige driehoek altijd? 60 ° 3 7. Construeer een stomphoekige driehoek VRT met een basis van 0,6 dm en een stompe hoek van 130°. Gebruik je geodriehoek. 8. Even nadenken! Kun je volgende driehoeken tekenen? Ja of nee? Een driehoek die bestaat uit één rechte hoek, één stompe hoek en één scherpe hoek. neen Een driehoek die bestaat uit één rechte hoek en twee scherpe hoeken. ja Een driehoek die gevormd wordt door 2 stompe hoeken en één scherpe hoek. neen 4