Hoofdstuk 1

advertisement
1.8. economische orde
- Pareto-efficientie ve volkshuishouding: het is nt mogelijk door reallocaties v prodfactoren
en/of goederen de totale welvaart vd volkshuishouding te verbeteren
 de volkshuishouging bevindt zich dan op een punt van haar
productiemogelijkhedencurve
- productiemogelijkhedencurve: de versch combinaties vd goederen , die max kunne w gerealiseerd bij een Pareto-efficiente inzet vd prodfactoren
-in moderne samenleving houdt overheid rekening met
 cfr efficientievragen
 confronteren van verdeling van G en D over de leden vd samenleing met
politieke en sociale opvattingen aangaande de distributieve rechtvaardigh
 ts deze beide mtsch objectieven kan er dus spanning bestaan
 in realiteit moet ene dikwijls tegen andere afgewogen w (trade-off)
 te sterk nastreven van effientie: soms leiden tot pol-mtsch ongewenste
welvaartsverschillen
 te sterk nastreven van rechtvaarfigheid: samen leiden tot verzwakken van
werken en ondernemen in de samenleving en zodoende tot een suboptimaal
welvaartsniveau leiden
1.8.1. karakteristieken van de economische orde
1.8.1.1. Allocatiemechanisme
- dmv gedecentraliseerd systeem gebaseerd op
 vraag en aanbod en prijsvorming (markteconomie)
 centrale overheidsinstantie (centrale geleide of planeconomie)
1.8.1.1.1. markteconomie
- allocatie v prodfactoren en producten steunt op prijsmechanisme
- steunt op private eigendom v goederen en productiefactoren
mn G w slechts verkocht en prodfact ter besch gesteld voor zover eigenaars ervan
vergoeding ontvangen (meestal in geld)
- marktmechanisme is gedecentraliseerde allocatiesysteem
 steunt op info en preferenties v vragers en aanbieders op de ≠ markten
 gaat uit vanuit het belongingsprincipe (aanbod w gemotiveerd door de hoogte
van de belaade prijs) dit principe speelt zowel op de markten van de
producten als op de markten van de prodfactoren
- koopkrachtverdeling resulteert uit werking van markteconomie
- werking is gesteunt op afbakening en het afdwingbaar maken van private eigendommen
 tav gemeensch eigendommen (bv oceanen) zijn geen private transacties
mogelijk
 indiv econ huishoudingen gedragen zich tav gemeensch eigendommen vaak als
free riders mn zij streven een max pers nut op KT na en wentelen de kosten
van hunactiviteit af op anderen. Ze zijn niet bereid inspanningen te leveren
om gemeesch goed voldoende te onderhouden, omdat die inspanningen ook aan
andere leden vd samenl ten goede komen en zij vermoeden dat anderen geen
gelijkaardige inspanningen zullen leveren
1.8.1.1.2. gemengde economie
- combinatie van marktallocatie en overheidsingrijpen
- overheid komt ts door zelf rechtstreeks G en D buiten de markt gratis of vrijwel gratis te
verschaffen( (collect voorzieningen) en die G en D via gedwongen bijdragen (heffingen) te
fincancieren
- overheid kan ook via neg (bv verbodbepalingen) en pos (bv subsidies) prikkels het private
gedrag van marktprtijen beinvloeden
1.8.1.1.3. centraal geleidee economie
- een centrale overheidsinstelling bepaalt het verloop van het econ leven
- indicatieve planning: bevat vnl prognose van de toekomstige econ activiteit waaruit ev alg
richtlijnen voor de private sector w afgeleid (overheid in meer marktgerichte volkshuishoudingen deed dit na WOII)
- imperatieve planning: strak planningsysteem waarin overheid dwingende richtlijnen aan
bedrijven oplegt
1.8.1.2. eigendom van de productiefactoren
- kapitalisme: eigenkom van productiegoederen is in private handen
- collectivisme: eigendom van productiefactoren is collectief (vnl van staat)
- communsime: ideale mtsch waarin alle G (dus ook consumptie) in gemeesch bezit zijn en
verdeeld w volgens de beheoften
In marxistische leer vormt dit de iedale eindfase van de omvorming van de
Kapitalistische msch
- socialisme: tussenfase in marxistische leer
1.8.1.3. centrale drijfveer in de economie
- socialisme: meer aandacht voor het streven naar een rechtvaardige inkomens- en
vermogensverdeling in vgl met (vnl in westerse staten)
 de efficientie
 de creatie van een uitgebreid net van coll voorzieningen
 de uitbouw ve stelstel v sociale zekerheid
 een meer uitgesproken voorkeur voor regelgeving in de mtsch
- liberalisme: gebaseert op private belang maar probeert meestal op e gedecentraliseerde
manier en door creatie van eigendomsrechten en merkten ervoor te zorgen
dat het nastreven van private belangen door de ene burger niet ten koste gaan
van de private belangen van de andere
1.8.2. transitieproblematiek
- transitie omvat 5 luiken:
a) macro-econ stabilisatie: van planeconomie -> markteconomie
gevolg: hyperinflatie, sterke daling van BNP
b) privatisering van de economie: elk land heeft zijn eigen accent hierin
c) liberalisering van de economie: zo ondernemingschap mogelijk, maar ook wel
confrontatie v binnel econ met buitenl concurrentie
d) jurische luik: aangepast aan vrije markteconomie
e) institutionele luik: oprichten van nieuwe marktgerichte instituties
1.9. Ontwikkeling van economische theorieen
- positieve economische theorie: beschrijft en verklaart hoe en waarom bepaalde econ
handelingen plaatsvinden
- normatiev economie: geeft aan hoe econ beslissingen moeten gebeuren, rekening houdende
met bepaalde waarderingsoordelen
- deductieve econ theorieen: vertrekken vanuit algemeen beginsel (bv de ratinaliteit vd betr
econ huishoudingen) en leidt daar door gebruik vd logica bijz
oordelen uit af. Ontstaan dusuit vooropgestelde hypothese
- inductieve econ theorieen: onstaat vanuit feiten zelf, vgl v feiten en daarna bep verbanden
uit trekken mede door gebruik te maken van statistische techn
- economishe wetten: - veel voorkomende verbanden ts econ var of
- veel voorkomende gedragingen van econ huishoudingen
- w obv econ studie geformuleerd
- positivistische methodologie: - onderzoeksmethoden van pos wetenschappen
- pos test om doelgerichtheid van mens te testen
- voorkeur aan kwantitatieve uitspraken
- alle econ theorieen moeten in (wisk) modellen geconstrueerd en statistisch gefalsifieerd w
- methodologisch individualisme: - voorkeur aan kwalitatieve uitspraken
- economie in 1ste plaast onderdeel van soc wetenschap
- mens is doelgericht
- Oostenrijkse school is hier een bv van
- endogene variabelen: w verklaart binnen de theorie zelf
- exogene variabeleb: beinvloeden de endogene, staan zelf buiten de theorievorming
- voorraadsgrootheden: bv kapitaalvoorraad van een bep moment
- stoomgrootheden: hebben maar zin binnen een bep tijdsdimensie (bv investeringen in ’90)
- statistische relatie: houdt geen rekening met invloeden die door versch perioden heen
zijn waar te nemen
- dynamische relatie; houdt wel rekeing met cfr
- zie fig pg 45 (positivistische visie vd ontw vd econ theorie)
Download