Examen HAVO - fhamers.nl

advertisement
Examen HAVO
2009
tijdvak 2
woensdag 24 juni
13.30 - 16.00 uur
economie
tevens oud programma
economie 1,2
Bij dit examen hoort een bijlage.
Dit examen bestaat uit 28 vragen.
Voor dit examen zijn maximaal 57 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen
worden.
Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het
antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt.
Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er
bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan
worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
947-1022-a-HA-2-o
Opgave 1
Werkt de arbeidsmarkt?
Een van de problemen van de Nederlandse arbeidsmarkt is de gebrekkige
aansluiting tussen de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid. Dat blijkt
onder andere uit het tegelijkertijd bestaan van werkloosheid en vacatures. De
onderstaande figuur illustreert deze aansluitingsproblemen. In deze figuur staan
voor de periode 1994-2004 de werkloosheid en het aantal vacatures
weergegeven in procenten van de beroepsbevolking.
3
2000
vacaturepercentage
2001
2,5
1999
2002
2
1998
A
1,5
2003
B
C
2004
1997
1996
1995
1994
1
0,5
0
1p
1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
werkloosheidspercentage
Uit de figuur is af te lezen dat een daling van het werkloosheidspercentage in
een jaar meestal gepaard gaat met een stijging van het vacaturepercentage.
In welk jaar of in welke jaren is ten opzichte van het voorafgaande jaar zowel het
werkloosheidspercentage als het vacaturepercentage gedaald?
Stel dat de overheid maatregelen zou hebben genomen waardoor de
frictiewerkloosheid in 2004 zou zijn teruggedrongen.
2p
2
Noem een maatregel waarmee de frictiewerkloosheid kan worden
teruggedrongen. Licht het antwoord toe.
2p
3
Verschuift het punt van 2004 in de figuur door deze maatregelen volgens pijl A,
pijl B of pijl C? Verklaar het antwoord.
2p
4
De aansluiting tussen de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid kan
worden verbeterd door een toename van de mobiliteit van arbeid.
Leg uit hoe door een vergroting van het verschil tussen de hoogte van
bijstandsuitkeringen en de hoogte van het minimumloon de mobiliteit van arbeid
kan toenemen.
947-1022-a-HA-2-o
2
lees verder ►►►
2p
5
Zowel de overheid als het bedrijfsleven kan maatregelen nemen om de
geografische mobiliteit van arbeid te vergroten.
Noem een maatregel die bedrijven kunnen nemen om de geografische mobiliteit
van arbeid te vergroten. Licht de werking van deze maatregel toe.
Opgave 2
Conjunctureel herstel in fasen
De conjuncturele ontwikkeling in Nederland is sterk afhankelijk van de
internationale conjunctuur. Daarop heeft Nederland nauwelijks invloed en
daarom voert de Nederlandse overheid vrijwel geen conjunctuurbeleid.
Als de Nederlandse economie in een dal zit, moet het herstel dus vooral uit het
buitenland komen. Zo’n conjunctureel herstel verloopt vaak volgens een vast
patroon (zie schema). In fase 1 neemt de export toe, doordat Nederland
profiteert van economische groei bij de handelspartners. In fase 2 stijgen ook de
particuliere investeringen en de particuliere consumptie. Vervolgens nemen in
fase 3 ook de overheidsbestedingen toe.
2p
6
2p
7
2p
8
2p
9
fase 1
fase 2
fase 3
toename export
ook toename investeringen en
consumptie
ook toename
overheidsbestedingen
beperkte stijging
nationaal inkomen
stijging nationaal inkomen gelijk
aan trendmatige groei
sterke stijging nationaal
inkomen
Als de economische groei stagneert, doet de Nederlandse overheid meestal een
oproep de loonkostenstijging te beperken.
Leg uit hoe in fase 1 een beperking van de loonkostenstijging in Nederland de
economische groei in Nederland kan bevorderen.
De toename van de export in fase 1 heeft een multiplierwerking.
Leg deze multiplierwerking uit.
Leg uit hoe in fase 2 het overheidstekort kan afnemen. Betrek in het antwoord
zowel de inkomsten als de uitgaven van de overheid.
Als de conjunctuur zich herstelt, neemt de kans op bestedingsinflatie toe.
Door welke ontwikkeling in fase 2 wordt de kans op overbesteding afgeremd?
Verklaar het antwoord.
947-1022-a-HA-2-o
3
lees verder ►►►
Opgave 3
Kleine verschillen, grote verschillen
In Nederland zijn de inkomensverschillen bij de secundaire inkomens kleiner
dan bij de primaire inkomens. Deze inkomensnivellering wordt veroorzaakt door
overheidsingrijpen.
2p
10
Noem een voorbeeld van overheidsingrijpen waardoor de inkomensverschillen
bij de secundaire inkomens kleiner worden dan bij de primaire inkomens. Licht
de nivellerende werking van dit voorbeeld toe.
In figuur 1 staat de secundaire inkomensverdeling van Nederland weergegeven.
Daarin is de Nederlandse bevolking naar hoogte van het secundaire inkomen
verdeeld in vijf even grote inkomensgroepen, waarbij de eerste inkomensgroep
het laagste inkomen heeft.
figuur 1
aandeel per inkomensgroep in het totale secundaire inkomen
50
%
41,5
40
30
24,8
20
17,2
11,9
10
0
4,6
1e
inkomensgroep
2e
inkomensgroep
3e
inkomensgroep
4e
inkomensgroep
5e
inkomensgroep
Bij de secundaire inkomensverdeling wordt geen rekening gehouden met de
gevolgen van indirecte belastingen. De indirecte belastingen bestaan uit btw en
heffingen op bepaalde goederen zoals de accijns op tabak. De overheid wil het
gebruik van deze goederen afremmen vanwege hun negatieve externe effecten.
2p
11
Leg uit hoe er bij het roken van tabak sprake kan zijn van negatieve externe
effecten.
947-1022-a-HA-2-o
4
lees verder ►►►
De heffingen worden opgesplitst in heffingen gericht op de leefstijl van
consumenten (bijvoorbeeld accijns op alcohol en tabak) en heffingen gericht op
het milieu (bijvoorbeeld accijns op motorbrandstof). In figuur 2 staat het aandeel
per inkomensgroep in enkele indirecte belastingen weergegeven.
figuur 2
aandeel per inkomensgroep in de opbrengst van indirecte belastingen
%
40
36,6
35
33,2
29,4
30
25,8
25
21,3
18,4
20
10
17,5
15,4
15
11,8
8,3
23,7
18,9
21,3
11,8
6,7
5
0
1e
inkomensgroep
2e
inkomensgroep
3e
inkomensgroep
4e
inkomensgroep
5e
inkomensgroep
legenda:
btw
leefstijlheffingen
milieuheffingen
2p
12
De eerste inkomensgroep ontvangt 4,6% van het inkomen en betaalt 8,3% van
de btw. De vijfde inkomensgroep ontvangt 41,5% van het inkomen en betaalt
36,6% van de btw.
Geef een verklaring voor het feit dat de vijfde inkomensgroep relatief weinig btw
betaalt.
De derde en de vijfde inkomensgroep betalen allebei 21,3% van het totale
bedrag aan leefstijlheffingen.
2p
13
Voor de derde inkomensgroep betekent dit dat die 1,7% van het secundaire
inkomen aan leefstijlheffingen betaalt.
Ligt dit percentage voor de vijfde inkomensgroep hoger of lager? Verklaar het
antwoord.
947-1022-a-HA-2-o
5
lees verder ►►►
Opgave 4
Handel met China
De handel tussen China en de Europese Unie (EU) is de afgelopen jaren sterk
gegroeid. De export van de EU naar China is echter veel minder sterk gegroeid
dan de export van China naar de EU. Volgens werkgevers in de EU wordt de
groei van de export van de EU naar China belemmerd door het beleid van de
Chinese overheid. De werkgevers in de EU willen hierover een klacht indienen
bij de Europese Commissie, het dagelijks bestuur van de EU. De werkgevers
vinden dat de Europese Commissie beter voor de belangen van Europese
bedrijven moet opkomen.
Stel je de volgende situatie voor:
Jij werkt voor een Europese werkgeversorganisatie. Je wilt duidelijk maken dat
het beleid van de Chinese overheid nadelige gevolgen heeft voor Europese
bedrijven. Je hebt daarvoor de volgende informatie verzameld.
− De koers van de Chinese munt, de yuan, wordt door de Chinese overheid
laag gehouden.
− China heeft al jaren een groot overschot op de betalingsbalans.
− Vakbonden in China hebben een veel minder sterke onderhandelingspositie
dan vakbonden in Europa.
− Buitenlandse investeerders ondervinden in China veel tegenwerking.
− In China is de arbeidsinkomensquote laag en zijn de belastingen op
inkomens hoog. Slechts ongeveer de helft van het nationaal inkomen komt
als netto-inkomen in handen van de burgers.
− De milieueisen die de Chinese overheid aan bedrijven stelt, zijn veel minder
streng dan in Europa.
Jij schrijft namens de werkgeversorganisatie een brief naar een landelijk
dagblad. Daarin dring je erop aan dat de Europese Commissie eist dat het
economische beleid van China wordt aangepast.
De brief begint als volgt:
“Europese bedrijven zien in dat de concurrentie met China moet worden
aangegaan. Maar dan moet er wel sprake zijn van eerlijke concurrentie. Tot nu
toe wordt het Chinese bedrijfsleven te veel bevoordeeld door het beleid van de
Chinese overheid. Het is van het grootste belang dat de Europese Commissie er
op aandringt dat China de koers van de yuan vrij laat zweven.”
6p
14
Schrijf het vervolg van de brief.
In de brief moeten de volgende aspecten aan de orde komen.
a De manier waarop de betalingsbalanssituatie bij het vrijlaten van de
wisselkoers van de yuan leidt tot een koersstijging van de yuan.
b De manier waarop de koersstijging van de yuan de concurrentiepositie van
de Europese bedrijven op de Chinese markt verbetert.
947-1022-a-HA-2-o
6
lees verder ►►►
Daarnaast moet in de brief naar eigen keuze één van de onderstaande aspecten
aan de orde komen. Kies daarbij het aspect dat het best in de brief past.
1 Een maatregel van de Chinese overheid waarmee, via de particuliere
consumptie, de import van goederen uit Europa kan worden gestimuleerd.
2 Het belang dat Europese bedrijven hebben bij vrije kapitaalexport van
Europese bedrijven naar China.
3 De wijze waarop de positie van vakbonden in China tot een kostenvoordeel
van bedrijven in China kan leiden.
Aanwijzingen:
− De onderdelen van de brief moeten logisch op elkaar aansluiten.
− Gebruik voor het vervolg van de brief 120 woorden; een afwijking van
20 woorden is toegestaan.
947-1022-a-HA-2-o
7
lees verder ►►►
Opgave 5
Armoedeval werpt drempels op
Voor personen met een bijstandsuitkering is het niet altijd aantrekkelijk betaald
werk te gaan verrichten, omdat dat nauwelijks financieel voordeel oplevert. Als
iemand met een bijstandsuitkering betaald werk gaat verrichten, stijgt meestal
het netto-inkomen. Maar daar staat tegenover dat allerlei voordelen verdwijnen.
Te denken valt aan inkomensafhankelijke regelingen zoals de huursubsidie, de
kwijtschelding van gemeentelijke heffingen en de vermindering van bijdragen in
de kosten voor onderwijs, kinderopvang en ontspanning. Uiteindelijk gaat deze
persoon er veel minder op vooruit dan de stijging van het netto-inkomen: dit
wordt de armoedeval genoemd. De armoedeval werpt drempels op en
belemmert daardoor de werking van de arbeidsmarkt.
Piet uit Gaasterzijl is een alleenstaande ouder met twee kinderen. Piet ontvangt
een bijstandsuitkering. Piet overweegt betaald werk te gaan verrichten en heeft
de onderstaande informatie verzameld (alle bedragen in euro’s per maand).
netto-inkomen
huursubsidie
gemeentelijke heffingen
eigen bijdrage aan onderwijs,
kinderopvang, ontspanning
met bijstandsuitkering
1.005
42
0
12
met betaald werk
1.208
0
22
120
De regering wil het voor personen met een uitkering aantrekkelijker maken om
betaald werk te gaan verrichten, onder andere door de armoedeval te
verkleinen. Daarom overweegt de regering de volgende maatregelen te nemen:
− een aanpassing van inkomensafhankelijke regelingen zoals de huursubsidie;
− een verhoging van de arbeidskorting (= een korting op het te betalen bedrag
aan inkomstenbelasting voor personen met betaald werk).
Een oppositiepartij is het niet eens met de voorgestelde verhoging van de
arbeidskorting. Een woordvoerder van de oppositiepartij zegt: “Een verhoging
van de arbeidskorting is onnodig duur doordat deze maatregel niet uitsluitend
ten goede komt aan de doelgroep.”
Het netto-inkomen van Piet stijgt met € 203 als hij betaald werk gaat verrichten.
Bereken hoeveel euro Piet daarvan uiteindelijk overhoudt.
2p
15
2p
16
Werpt de armoedeval drempels op aan de aanbodkant of aan de vraagkant van
de arbeidsmarkt? Verklaar het antwoord.
2p
17
Moet de regering de inkomensafhankelijke regelingen meer of minder
inkomensafhankelijk maken als de armoedeval moet worden verkleind? Verklaar
het antwoord.
2p
18
Wie profiteren volgens de woordvoerder van de oppositiepartij ten onrechte van
een verhoging van de arbeidskorting?
947-1022-a-HA-2-o
8
lees verder ►►►
Opgave 6
De horeca in Nederland
In economische publicaties wordt veel gebruikgemaakt van tabellen en
grafieken. In het informatieboekje staan vier statistieken, waarin gegevens over
de bedrijfstak horeca (hotels, restaurants en cafés) in Nederland worden
vergeleken met gegevens over de totale Nederlandse economie. Naar
aanleiding van deze statistieken worden in deze opgave vijf vragen gesteld.
2p
19
2p
20
2p
21
2p
2p
22
23
Op 1 januari 2003 bedroeg het aantal vacatures in de horeca 7.000.
Bereken het aantal vacatures in de horeca op 31 december 2003.
Uit de statistieken kan onder andere de ontwikkeling van het reële gemiddelde
cao-loon in de horeca worden afgeleid.
Bereken hoeveel procent het reële gemiddelde cao-loon in de horeca in 2001
hoger was dan in 2000.
Noem een statistiek waaruit blijkt dat in 2002 in de horeca, in vergelijking met de
totale Nederlandse economie, naar verhouding meer in deeltijd werd gewerkt.
Verklaar het antwoord.
Karien leest uit de statistieken af dat in 2003 ten opzichte van 2002 de
arbeidsmarkt voor de horeca is verruimd.
Noem een statistiek waaruit deze verruiming van de arbeidsmarkt kan worden
afgeleid. Licht het antwoord toe.
Stel dat in 2002 het gemiddelde cao-maandloon van een horecawerknemer
€ 1.600 bedroeg.
Bereken het gemiddelde cao-maandloon van een horecawerknemer in 2003.
Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina.
947-1022-a-HA-2-o
9
lees verder ►►►
Opgave 7
De strijd tegen arbeidsongeschiktheid
Volgens de regering is het aantal arbeidsongeschikten in Nederland te groot. In
2006 is de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) vervangen
door de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Door de WIA is het
voor werknemers moeilijker geworden een arbeidsongeschiktheidsuitkering te
krijgen. Bovendien worden werkgevers gestimuleerd er voor te zorgen dat
werknemers niet arbeidsongeschikt worden. De onderstaande tabel geeft
informatie over het aantal WAO’ers in de periode 1999-2003.
instroom in de WAO
totaal
uitstroom uit de WAO
in % * )
totaal
aantal WAO’ers
per 31 december
totaal
in % * )
mannen
1999
43.600
1,0
45.440
438.100
2000
44.600
1,0
46.190
436.510
2001
45.830
1,1
46.840
435.500
2002
40.110
0,9
44.460
431.150
2003
32.760
0,8
44.550
419.360
vrouwen
1999
50.420
1,8
32.240
306.940
2000
53.360
1,8
33.100
327.200
2001
55.450
1,9
34.520
348.130
2002
48.930
1,6
35.530
361.530
2003
34.720
1,1
36.990
359.260
* ) van de mannelijke, respectievelijk de vrouwelijke beroepsbevolking
10,4
10,2
10,1
9,9
9,6
10,8
11,2
11,6
11,8
11,3
24
Een, in verhouding tot het aantal werkenden, groot aantal arbeidsongeschikten
heeft via de wig een negatieve invloed op de internationale concurrentiepositie
van Nederland.
Geef een verklaring voor die negatieve invloed.
1p
25
Enkele oorzaken van uitstroom uit de WAO zijn:
− een arbeidsongeschikte wordt na herkeuring arbeidsgeschikt verklaard;
− een arbeidsongeschikte vindt (aangepast) werk waardoor de WAO-uitkering
overbodig wordt.
Noem een andere oorzaak van uitstroom uit de WAO.
2p
26
Bereken het aantal WAO-uitkeringen aan vrouwen per 31 december 1998.
1p
27
In welk jaar of in welke jaren stijgt de instroom van het aantal mannen in de
WAO zowel absoluut als relatief?
2p
28
Is de vrouwelijke beroepsbevolking in 2000 groter of kleiner dan in 1999?
Verklaar het antwoord op basis van de instroomgegevens zonder berekening.
2p
947-1022-a-HA-2-o
947-1022-a-HA-2-o*
10
lees verdereinde
►►►
„
Bijlage HAVO
2009
tijdvak 2
economie
tevens oud programma
Informatieboekje
947-1022-a-HA-2-b
economie 1,2
Informatieboekje bij opgave 6
statistiek 1
ontstane en vervulde vacatures
in de horeca
ontstane vacatures
59.000
67.000
54.000
42.000
vervulde vacatures
60.000
67.000
55.000
44.000
in Nederland
ontstane vacatures
2000
945.000
2001
870.000
2002
668.000
2003
597.000
vervulde vacatures
924.000
911.000
708.000
620.000
2000
2001
2002
2003
statistiek 2
prijspeil
120
indexcijfers
115,5
115
112,8
110
105,8
105
100
100
109,9
107,6
104,2
100
95
0
2000
2001
2002
2003
legenda:
consumentenprijsindex (CPI)
prijsindex horeca
947-1022-a-HA-2-b
2
lees verder ►►►
statistiek 3
lonen: gemiddelde cao-lonen (nominaal)
eenheid
2000
horeca
indexcijfer
100
Nederland
indexcijfer
100
2001
106,5
107,1
2002
104,8
110,5
2003
110,6
114,7
lonen: gemiddelde incidentele loonontwikkeling (nominaal)
eenheid
2000
2001
2002
horeca
mutatie*
0,1
0,1
−4,4
Nederland
mutatie*
0,9
0,9
−0,7
* in procenten van het gemiddelde loon ten opzichte van het voorafgaande jaar
2003
1,9
0,9
statistiek 4
werkgelegenheid horeca
258,5
2003
149,3
legenda:
personen
arbeidsjaren
268,8
2002
150,0
265,1
2001
157,6
254,4
2000
139,1
0,0
50,0
100,0
150,0
200,0
250,0
300,0
x 1.000
werkgelegenheid Nederland
6.979
2003
5.498
legenda:
personen
arbeidsjaren
7.056
2002
5.594
7.000
2001
5.610
6.871
2000
5.519
0
1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 8.000
x 1.000
947-1022-a-HA-2-b
947-1022-a-HA-2-b*
3
lees verdereinde
►►►
„
Correctievoorschrift HAVO
2009
tijdvak 2
economie
economie 1,2
tevens oud programma
Het correctievoorschrift bestaat uit:
1 Regels voor de beoordeling
2 Algemene regels
3 Vakspecifieke regels
4 Beoordelingsmodel
5 Inzenden scores
1 Regels voor de beoordeling
Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en
42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op
grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen
vastgesteld (CEVO-02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern
nr 18 van 31 juli 2002).
Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het
Eindexamenbesluit van belang:
1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de
beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de
examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de
directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het
toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO.
2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van
de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het
bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen.
3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de
beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn
gegeven door de CEVO.
947-1022-a-HA-2-c
1
lees verder ►►►
4
5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de
verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd
gezag van de gecommitteerde.
De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal
scorepunten voor het centraal examen vast.
Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming
komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de
gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd
gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt
hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde
onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde
gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels
Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing:
1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten,
het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het
totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat.
2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de
gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het
beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het
maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die
geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd.
3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels:
3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen
aantal scorepunten toegekend;
3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te
behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het
beoordelingsmodel;
3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt
en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist
of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden
toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel;
3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord
gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld;
3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig
antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden
beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal;
3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of
berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij
in het beoordelingsmodel anders is aangegeven;
3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen,
gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende
formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
947-1022-a-HA-2-c
2
lees verder ►►►
4
5
6
7
8
9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes
staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen.
3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis,
zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat
vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten
toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke
onjuistheid gemoeid zijn.
Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de
juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het
in het beoordelingsmodel vermelde aantal punten toegekend. Voor elk ander
antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord
gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend.
Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend,
tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het
beoordelingsmodel anders is vermeld.
Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw
worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.
Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het
beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het
werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de
fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig
af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de
definitieve normering van het examen rekening gehouden.
Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven
antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven.
Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen.
Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score
wordt meegedeeld aan de directeur.
De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels
voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de
behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht.
3 Vakspecifieke regels
Voor dit examen kunnen maximaal 57 scorepunten worden behaald.
Voor dit examen is de volgende vakspecifieke regel vastgesteld:
Voor rekenfouten worden geen punten afgetrokken. Wanneer echter de kandidaat bij
een berekening kennelijk verzuimd heeft door schatting controle op het antwoord uit te
oefenen, wordt voor deze fouten één punt afgetrokken tot een maximum van drie punten
voor het hele examen.
947-1022-a-HA-2-c
3
lees verder ►►►
4 Beoordelingsmodel
Vraag
Antwoord
Scores
Opmerking
Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven
antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke.
Opgave 1
1
maximumscore 1
2001
2
maximumscore 2
• Voorbeelden van een juist antwoord zijn:
− meer faciliteiten voor stages
− de mogelijkheden van internet gebruiken om vraag en aanbod bij
elkaar te brengen
− meer voorlichting geven over de arbeidsmarkt aan schoolverlaters
• Uit de toelichting moet blijken dat door de genoemde maatregel de
zoektijd naar een baan afneemt
3
maximumscore 2
pijl C
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
Een verklaring waaruit blijkt dat als werkzoekenden sneller een baan
vinden, zowel het werkloosheidspercentage als het vacaturepercentage
omlaag gaat.
4
maximumscore 2
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
Een antwoord waaruit blijkt dat een verlaging van bijstandsuitkeringen /
een verhoging van het minimumloon ertoe kan leiden dat mensen met een
uitkering eerder betaald werk accepteren.
5
maximumscore 2
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om (hogere) vergoedingen van
reiskosten / verhuiskosten, waardoor het accepteren van een baan op
grotere afstand van de huidige woonplaats minder bezwaarlijk wordt.
947-1022-a-HA-2-c
4
1
1
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 2
6
maximumscore 2
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
Een antwoord waaruit blijkt dat een beperking van de loonkostenstijging
(per product, bij doorberekening) kan leiden tot een verbetering van de
internationale concurrentiepositie, waardoor de export groeit.
7
maximumscore 2
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
Een antwoord waaruit blijkt dat een toename van de export tot extra
productie en inkomen leidt, wat weer leidt tot extra bestedingen door
consumenten en bedrijven, waardoor productie en inkomen verder stijgen.
8
maximumscore 2
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
• Een antwoord waaruit blijkt dat de belastingontvangsten toenemen
doordat de inkomens toenemen
• Een antwoord waaruit blijkt dat de uitgaven van de overheid afnemen
doordat de werkloosheid afneemt
9
1
1
maximumscore 2
de toename van de investeringen.
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
Een verklaring waaruit blijkt dat investeringen leiden tot een toename van
de productiecapaciteit waardoor toenemende bestedingen minder snel de
productiecapaciteit overtreffen.
947-1022-a-HA-2-c
5
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 3
10
maximumscore 2
Voorbeelden van een juist antwoord zijn:
− het heffen van inkomstenbelasting met progressieve tarieven
Een voorbeeld van een juiste toelichting is:
Een toelichting waaruit blijkt dat personen met een hoger inkomen
relatief meer belasting betalen.
− het uitkeren van inkomensoverdrachten aan vooral lagere
inkomensgroepen
Een voorbeeld van een juiste toelichting is:
Een toelichting waaruit blijkt dat personen met geen of een laag
(primair) inkomen een uitkering krijgen, waardoor zij een hoger
(secundair) inkomen ontvangen.
11
maximumscore 2
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
Een antwoord waaruit blijkt dat roken een nadelig gevolg voor de welvaart
van niet-rokers kan hebben en dat dit effect (als de overheid geen accijns
heft) niet in de prijs van tabak is opgenomen.
12
maximumscore 2
Voorbeelden van een juiste verklaring zijn:
− Een verklaring waaruit blijkt dat hogere inkomens een relatief groot
deel van hun inkomen sparen.
− Een verklaring waaruit blijkt dat hogere inkomens een relatief groot
deel van hun inkomen besteden in het buitenland.
13
maximumscore 2
lager
Uit de verklaring moet blijken dat het aandeel van de vijfde inkomensgroep
in het secundaire inkomen hoger is dan dat van de derde inkomensgroep,
zodat het belastingbedrag een kleiner aandeel uitmaakt.
947-1022-a-HA-2-c
6
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 4
14
maximumscore 6
Te beoordelen aspect:
a De manier waarop het vrijlaten van de wisselkoers leidt tot een stijging
van de wisselkoers van de yuan is correct uitgewerkt.
Te denken valt aan:
Door het overschot op de betalingsbalans van China is de vraag naar
de yuan (op de valutamarkt) groter dan het aanbod.
b Het gevolg van de koersstijging voor de concurrentiepositie van de
Europese bedrijven op de Chinese markt is correct uitgewerkt.
Te denken valt aan:
Doordat Chinezen minder yuans hoeven te betalen voor een euro,
zullen de prijzen van Europese producten in yuans dalen.
Het gekozen aspect is correct uitgewerkt.
Te denken valt aan:
1 De Chinese overheid kan de belastingen verlagen, waardoor het
besteedbare inkomen van de burgers stijgt en de bestedingen zullen
stijgen, hetgeen tot een toename van de import zal leiden.
2 Het wordt voor Europese bedrijven gemakkelijker de productie naar
China te verplaatsen en daarmee de loonkosten te drukken / de
Chinese markt te bereiken.
3 De zwakkere onderhandelingspositie van werknemers in China kan tot
een beperking van de stijging van de loonkosten (per product) leiden.
Indien de onderdelen van de brief niet logisch op elkaar aansluiten en/of
het gebruikte aantal woorden te veel afwijkt van de eis
−1
Opmerking
Noteer voor elk aspect 0, 1 of 2 punten:
0 → (vrijwel) geheel fout
1 → bij twijfel
2 → (vrijwel) geheel goed
947-1022-a-HA-2-c
7
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 5
15
maximumscore 2
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
€ 203 − € 22 − € 120 − € 42 + € 12 = € 31
16
maximumscore 2
de aanbodkant van de arbeidsmarkt
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
Een verklaring waaruit blijkt dat het wegvallen van voordelen ertoe leidt dat
mensen minder snel bereid zijn hun arbeid beschikbaar te stellen.
17
maximumscore 2
minder inkomensafhankelijk
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
Een verklaring waaruit blijkt dat als het voordeel van inkomensafhankelijke
maatregelen bij een laag inkomen minder groot is, het wegvallen van dit
voordeel bij een stijging van het netto-inkomen minder sterke gevolgen
heeft.
18
maximumscore 2
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om mensen met een hoger
arbeidsinkomen dan dat van de doelgroep.
947-1022-a-HA-2-c
8
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 6
19
maximumscore 2
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
7.000 + 42.000 − 44.000 = 5.000
20
maximumscore 2
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
106,5
× 100 = 102,2 → 2,2%
104,2
Opmerkingen
− Voor de berekening 6,5% − 4,2% = 2,3% 1 punt toekennen.
− Voor een juiste berekeningswijze met de prijsindex van de horeca
1 punt toekennen.
21
maximumscore 2
uit statistiek 4
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
Een verklaring waaruit blijkt dat in de horeca de verhouding tussen de
werkgelegenheid in personen en de werkgelegenheid in arbeidsjaren
groter is dan in Nederland.
Opmerking
Een antwoord met behulp van een berekening ook goed rekenen.
22
maximumscore 2
Voorbeelden van een juist antwoord zijn:
− statistiek 4
Een voorbeeld van een juiste toelichting is:
Een toelichting waaruit blijkt dat de werkgelegenheid in 2003 is
gedaald zodat er (bij een gelijkblijvend arbeidsaanbod) per vacature
meer personeel beschikbaar is.
− statistiek 1
Een voorbeeld van een juiste toelichting is:
Een toelichting waaruit blijkt dat het aantal openstaande vacatures in
2003 is gedaald, waaruit blijkt dat horecawerkgevers gemakkelijker aan
personeel kunnen komen.
23
maximumscore 2
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
110,6
× € 1.600 = € 1.688,55
104,8
947-1022-a-HA-2-c
9
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 7
24
maximumscore 2
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
Een antwoord waaruit blijkt dat de sociale premies kunnen stijgen en dat
door een stijging van de loonkosten (bij doorberekening in de verkoopprijs)
Nederlandse producten ten opzichte van buitenlandse duurder kunnen
worden.
25
maximumscore 1
Voorbeelden van een juist antwoord zijn:
− Een antwoord waaruit blijkt dat een WAO-uitkering wordt beëindigd in
verband met het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
− Een antwoord waaruit blijkt dat een WAO-uitkering wordt beëindigd in
verband met het overlijden van de persoon die recht had op een
WAO-uitkering.
26
maximumscore 2
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
306.940 + 32.240 − 50.420 = 288.760
27
maximumscore 1
in 2001
28
maximumscore 2
groter
Uit de verklaring moet blijken dat een grotere instroom in personen
gepaard gaat met een gelijkblijvende instroom in procenten van de
vrouwelijke beroepsbevolking.
5 Inzenden scores
Verwerk de scores van alle kandidaten per school in het programma WOLF.
Zend de gegevens uiterlijk op 26 juni naar Cito.
947-1022-a-HA-2-c
947-1022-a-HA-2-c*
10
lees verdereinde
►►►
„
Download