Broeikaseffect De aarde wordt verwarmd door de zon. Een gedeelte van de zonnestraling wordt door de atmosfeer terug de ruimte in gekaatst, een ander deel wordt omgezet in warmte op aarde. Ook deze warmte verdwijnt gedeeltelijk de ruimte in. Natuurlijke broeikasgassen, zoals waterdamp en CO2, zorgen ervoor dat de warmte die de aarde uitstraalt gedeeltelijk wordt teruggekaatst; deze gassen leggen een warme deken om de aarde. Dit noemt men het broeikaseffect. Zonder het natuurlijke broeikaseffect zou de gemiddelde temperatuur op aarde op jaarbasis -18 graden Celsius bedragen, in plaats van de huidige +15 graden. Maar omdat de mens grote hoeveelheden broeikasgassen in de dampkring brengt, wordt het broeikaseffect behoorlijk versterkt. Dit versterkte broeikaseffect kan een wereldwijde klimaatverandering tot gevolg hebben. De Verenigde Naties verwachten dat klimaatverandering gedurende de 21ste eeuw zou kunnen zorgen voor grote overstromingen, extreme weersomstandigheden, droogte en ongeschiktheid van de landbouwgrond. Oorzaken Het broeikaseffect wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van bepaalde stoffen in de dampkring. De belangrijkste hiervan zijn: kooldioxide (CO2): komt vrij bij verbranding van fossiele brandstoffen zoals steenkool, aardolie en (in mindere mate) aardgas. CO2 komt ook vrij bij ontbossing. methaan (CH4): ontstaat vooral in de landbouw en veeteelt. distikstofoxide (N2O, lachgas): komt vrij bij verbranding van fossiele brandstof en gebruik van mest. fluorverbindingen: dit zijn stoffen als HKF's, PFK's en SF6 (deze worden gebruikt als vervangers van cfk's). Verder hebben bepaalde stoffen een indirecte invloed op het versterkte broeikaseffect. Te denken is hierbij aan stoffen als stikstofoxiden, koolmonoxide en vluchtige organische stoffen. De meeste bovengenoemde stoffen zijn een natuurlijk onderdeel van onze atmosfeer. Maar door menselijke factoren is gedurende de afgelopen twee eeuwen de concentratie van kooldioxide in de atmosfeer met ongeveer 30 procent toegenomen. De verbranding van fossiele brandstoffen, als steenkool, aardolie en aardgas, heeft veel CO2 op niet-natuurlijke wijze vrijgemaakt. De mens heeft ook gezorgd voor een grote uitstoot van andere broeikasgassen. Sinds 1750 is de hoeveelheid methaan meer dan verdubbeld, de uitstoot van lachgas nam toe met 15 procent, terwijl de aanwezigheid van CFK's in de atmosfeer slechts door menselijk handelen is te verklaren. Er zijn meer vluchtige organische stoffen de lucht ingekomen, en de hoeveelheid ozon in de onderste tien kilometer van de atmosfeer (de troposfeer) is verdubbeld. Bron: United Nations Environment Programme/GRID-Arendal, www.grida.no Stijgende temperaturen Het is uitermate moeilijk te speculeren over de gevolgen van het menselijk handelen op het broeikaseffect. Een onderzoek uit maart 2001 van het wetenschappelijke klimaatbureau van de Verenigde Naties, berekent dat de temperatuur op aarde aan het eind van de 21e eeuw variërend van 1,4 tot 5,8 graden Celsius zal zijn gestegen. Nieuw onafhankelijk onderzoek bevestigt deze voorspelling. In een rapport uit april 2002 melden wetenschappers van Canadese en Britse onderzoeksbureaus dat de temperatuur in de loop van deze eeuw zal stijgen binnen een bandbreedte van 0,6 tot 7,0 graden Celsius. In Europa: winters verdwijnen, het weer wordt extremer Rond 2080 zullen in Europa geen koude winters meer voorkomen. Dit concludeerde het Europees Milieuagentschap (EEA) in augustus 2004. De gemiddelde temperatuur in Europa was tijdens het decennium 1990-1999 het hoogst sinds de start van de temperatuurmetingen in de 19e eeuw. Wereldwijd bevinden de tien warmste jaren sinds 1850 zich in het tijdvak 1994-2006. In Europa is het aantal weer- en klimaatgerelateerde rampen tussen 1990 en 2000 verdubbeld ten opzichte van de tien jaar daarvoor. De kosten van overstromingen, windstoten, langdurige buien en extreme droogte liepen op tot gemiddeld 10 miljard euro per jaar. Naar verwachting zullen de kosten van natuurrampen in Europa gedurende het huidige decennium verder stijgen. Een algehele temperatuurstijging zal het weer ook in grotere mate onvoorspelbaar maken. Door hogere temperaturen zullen vaker tropische cyclonen ontstaan. Verder zal de aanvoer van zoet water op regionale schaal aanzienlijk kunnen wijzigen. Deze wijziging kan zowel toenemende droogte als wateroverlast veroorzaken. Dit zal naar verwachting kwalijke gevolgen hebben voor zowel landbouw als visserij. In Europa zal het weer extremere uitschieters kennen. In Zuid-Europa verwachten onderzoekers de komende decennia zeer hete zomers en langdurige droogte, terwijl in Noord-Europa zeer zware regenval, hagel, en snel optredende overstromingen (" flash floods ") vaker zullen voorkomen. Krimpende gletsjers, smeltend noordpoolgebied Een gevolg van deze opwarming is het krimpen van gletsjers. In Europa bereiken acht van de negen gletsjer-gebieden nu hun geringste omvang in 5000 jaar. Ook elders in de wereld krimpen gletsjers snel, onderzoekers hebben dezelfde ontwikkelingen geconstateerd in Alaska, de Himalaya, de zuidpool, Oost-Groenland en Centraal-Azië. Voor de lokale bevolking kunnen de gevolgen ernstig zijn. Door een afname in smeltijs ontstaan watertekorten in Kazachstan, terwijl toeristeninkomsten in Ecuador gevaar lopen als de beroemde ring van vulkanen sneeuwvrij worden. Op de Mount Everest zijn naar schatting veertig ijsmeren gezwollen door smeltend ijs. De huizen van veel mensen zijn bedreigd als de ijsmeren daadwerkelijk overstromen. Studies van het Amerikaanse ruimtebureau NASA wijzen op een versnelde ontdooiing van de ijskap van de noordpool. Hierdoor zouden rond 2080 snelle scheepvaartroutes tussen Rusland, Canada en Japan via de noordpool mogelijk zijn. Wetenschappers van de VN verwachten echter een ongelijke opwarming van het noordpoolgebied. De permanent bevroren bodem (permafrost) van Siberië smelt in hoog tempo. Ook temperaturen in Canada en Alaska zouden daadwerkelijk stijgen, maar de ijskappen op Groenland zijn dusdanig omvangrijk dat het klimaat hier waarschijnlijk geen vat op heeft. Om dezelfde reden zou ook de ijskap op Antarctica voorlopig standhouden. Een stijgende zeespiegel Als de wereldwijde temperatuurstijging daadwerkelijk doorzet, dan is een forse stijging van de zeespiegel te verwachten. De Verenigde Naties gaan uit van minstens 9 tot bijna 90 centimeter over de komende 100 jaar. Dit komt voornamelijk omdat water uitzet bij een hogere temperatuur, waardoor oceanen meer plaats zullen innemen. Ook smeltende poolkappen dragen bij aan de stijging van de zeewaterspiegel. Bovendien hebben smeltende gletsjers volgens schattingen van Amerikaanse wetenschappers de afgelopen 100 jaar voor negen procent bijgedragen aan de wereldwijde stijging van de zeespiegel. Kuststreken kunnen door deze zeespiegelstijging overstromen. Sommige eilandstaten in de Stille Oceaan dreigen zelfs helemaal onder water te verdwijnen. Voor Nederland is deze kwestie ook actueel, omdat grote delen van ons land beneden de zeespiegel liggen. Uiteindelijk zal een temperatuurstijging ingrijpende gevolgen hebben voor bestaande ecosystemen. Zo is het goed voorstelbaar door de stijgende zeespiegel bestaande koraalriffen, mangrovemoerassen en lagunes zullen verdwijnen. Gevolgen voor het dierlijk leven op aarde De komende eeuw zal het voor veel diersoorten moeilijk worden om zich te handhaven. De belangrijkste oorzaak hiervan lijkt de verwachte stijging van de wereldbevolking van 6,4 miljard in 2004 tot 9,3 miljard mensen in 2050. Het Amerikaanse onderzoeksbureau PRB schatte in augustus 2004 dat deze groei voor 99 procent plaats zal vinden in arme landen. Deze grote groei zal een enorme druk leggen op het leefgebied van veel dieren. Maar ook het broeikaseffect zal zorgen voor de ontwrichting van veel ecosystemen. Een internationale groep biologen schetste in januari 2004 een doembeeld, waarin gesteld werd dat 25 procent van het leven op aarde als gevolg van klimaatverandering zal uitsterven. Door de wijzigingen in het klimaat zullen broed- en bloeiseizoenen verschuiven. Planten en dieren hebben echter weinig mogelijkheden om te migreren, omdat de mens steeds meer beslag legt op de beschikbare ruimte. Het dierlijk leven op de noordpool Een ecosysteem dat bijzonder bedreigd lijkt, is de noordpool. Rendieren, kariboes en elanden zijn met uitsterven bedreigd, omdat het weer in de 'permafrost'-gebieden van Scandinavië, Siberië en Alaska wijzigt waardoor de dieren moeilijker bij voedsel komen. Naar verwachting zal het leefgebied van de rendieren, kariboes en elanden met 60 procent krimpen. Daar komt bij dat het leven in het noordpoolgebied in toenemende mate bedreigd wordt door de wereldwijde lozing van chemicaliën. Kankerverwekkende PCB's en andere giftige afvalstoffen leggen door water- en luchtstromen grote afstanden af en vinden hun eindbestemming in het Hoge Noorden. De gifstoffen zetten zich vast in de speklaag van walvissen en zeehonden, die een hoofdbestanddeel vormen van de dagelijkse voedselvoorziening van ijsberen. Het broeikaseffect in Nederland De gevolgen van het versterkte broeikaseffect zijn veelzijdig. Vast staat dat de komende decennia klimaatverandering een grote invloed zal hebben op de Nederlandse ruimtelijke ordening, landbouw en natuur. Stijgende zeespiegel, bredere rivieren In januari 2004 maakte het ministerie van Verkeer en Waterstaat maatregelen bekend voor de kustverdediging. Een snelle aanpak van zwakke schakels in de kustverdediging is noodzakelijk. Als gevolg van het broeikaseffect wordt deze eeuw een zeespiegelstijging tussen 20 en 85 centimeter verwacht. Ook neemt de winderigheid vanuit het westen met tien procent toe. Nieuwe kennis over golfhoogte en golfperioden heeft bovendien duidelijk gemaakt dat de Nederlandse kust aan grotere krachten zal worden blootgesteld dan tot nu toe altijd werd aangenomen. De overheid heeft inmiddels een plan opgesteld om zich te weren tegen deze gevaren. Rivieren zullen door het veranderende klimaat meer ruimte nodig hebben. De overheid heeft daarom onderzoek gedaan naar de instelling van mogelijke noodoverloopgebieden in de Ooijpolder en de Rijnstrangen (Gelderland) en de Beersche Overlaat (Noord-Brabant). Als de Maas of de Rijn dreigen te overstromen, zou overtollig water in deze gebieden kunnen worden afgevoerd. Een onafhankelijke commissie werkt dit uit in samenspraak met bewoners en bedrijven van het gebied. Een natter klimaat Nederlandse riolen hebben steeds meer moeite met het natter wordende klimaat. Regenwater wordt voor het grootste deel afgevoerd via de riolering. Als het echter te hard regent, kunnen riolen de hoeveelheid niet meer verwerken en wordt een deel van de rioolinhoud overgestort naar sloten. Dit is vooral vervelend in landbouwgebieden, omdat het vee veelal uit diezelfde sloten drinkt. Door het lozen van ongezuiverd rioleringswater bestaat er gevaar dat de dieren ziektes en infecties oplopen. Overstroming van het IJsselmeer? Door de toegenomen neerslag zullen de rivieren steeds meer water naar Nederland aanvoeren. Met name de IJsseldelta, het noordwestelijke gebied van Kampen en Zwolle kunnen bedreigd worden door een hoge waterstand. Om overstroming te voorkomen zal er twee keer zoveel water naar de Waddenzee worden geloosd. Extra spuigaten in de Afsluitdijk zijn noodzakelijk. In de Afsluitdijk worden hiertoe extra spuikokers gebouwd. Zo kan de huidige spuicapaciteit worden verdubbeld van 5,5 miljoen liter water per seconde tot maximaal 11 miljoen liter. Het project start waarschijnlijk in 2008 en gaat honderden miljoenen euro's kosten. Exotische plaagdieren en algen Door klimaatverandering neemt het aantal exotische insectenplagen toe. In Nederland zijn vele nieuwe soorten in opkomst. Het bekendste voorbeeld daarvan is de eikenprocessierups, die begin jaren '90 in Brabant opdook. Inmiddels is de rups ook boven de grote rivieren een plaag aan het worden. Ook andere exotische soorten zijn in opkomst, zoals de paardenkastanjemineermot en de zwarte dennencicade. Door de opwarming van het klimaat kunnen de insecten goed overwinteren. Er zijn bovendien geen natuurlijke vijanden, zodat de soorten zich snel uitbreiden. Ook het waterleven ondervindt de gevolgen van klimaatverandering. De komende eeuw zal de hoeveelheid schadelijke algen voor de Nederlandse kust ongekend sterk groeien als gevolg van de opwarming van het klimaat. Er zijn acht 'plaagalgen' onderzocht, die ongezond zijn voor mens en dier. Vier soorten kunnen door de klimaatverandering een groeispurt doormaken. Een toename van de algen betekent meer vissterfte, omdat de algen gifstoffen afscheiden die zich vastzetten op kieuwen. Enkele voorzichtige maatregelen... Regeringen van veel landen, waaronder Nederland, erkennen het principe dat de mens verantwoordelijk is voor klimaatverandering. Om de uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer te verminderen zijn daarom internationale afspraken gemaakt. In het Japanse Kyoto kwamen vrijwel alle regeringen ter wereld in 1997 afspraken overeen, waarin mogelijke methodes tot uitstootbeperking werden beschreven. Een belangrijk onderdeel van de te nemen maatregelen was de invoering van een systeem van handel in broeikasgasemissierechten. In Kyoto werd berekend hoeveel broeikasgassen door diverse landen werd uitgestoten in 1990. De lijst werd aangevoerd door Amerika (36,1 procent), gevolgd door de landen in de Europese Unie (24,2 procent), Rusland (17,4 procent), Japan (8,5 procent), kandidaat EUlidstaten (7,4 procent), Canada (3,3 procent) en Australië (2,1 procent). In deze cijfers is het aandeel van Derdewereldlanden echter niet meegerekend. Grote vervuilers als China en India blijven hierdoor (voorlopig) buiten de cijfers. Niet alle landen bekrachtigden het zogenaamde Protocol van Kyoto. Vrijwel alle Europese landen, Japan en Canada ratificeerden het protocol in 2001 en 2002, maar de Amerikaanse president Bush trok in april 2001 aan de noodrem. Volgens de Amerikaanse regering bevat het Protocol fundamentele fouten. Zo twijfelde Bush aan de rol van het menselijk handelen in het veroorzaken van het broeikaseffect. Ook Rusland traineerde lang, maar nu Rusland het Protocol in november 2004 heeft bekrachtigd, is 'Kyoto' sinds 16 februari 2005 rechtsgeldig. Meer over het Kyoto-Protocol en de daaropvolgende klimaatconferenties Meer over emissiehandel In Nederland zijn - in nauwe samenspraak met Europese partners - aanvullende maatregelen genomen, zoals een verhoging van de energiebelasting, energiebesparing in landbouw en industrie, het schoner maken van autobrandstof, en een terugdringing van de automobiliteit. Hiervoor zijn onder meer verschillende subsidieprogramma's ontwikkeld. Uitstoot blijft fors stijgen tot 2030 De hierboven beschreven maatregelen lijken een zeer beperkte dempende werking te zullen hebben op de uitstoot van broeikasgassen. Tot 2030 zal de wereldwijde vraag naar energie namelijk stijgen met 60 procent ten opzichte van 2002. Dit blijkt uit een analyse van het gezaghebbende Internationale Energie Agentschap (IEA), dat deze conclusies in oktober 2004 presenteerde in het "World Energy Outlook 2004". Tweederde van de verwachte groei in energieconsumptie komt voor rekening van opkomende economieën als China en India. Deze twee landen hebben in het Kyoto-Protocol een vrijwaring gekregen van inspanningen die leiden tot beperking van de CO2-uitstoot. Bij ongewijzigd beleid bedraagt de wereldwijde stijging in uitstoot van broeikasgassen 60 procent (één op één met de toenemende energiebehoefte). Het meest 'klimaatvriendelijke' scenario gaat uit van een stijging van ongeveer 45 procent. Het Kyoto-Protocol streeft juist naar een daling van de uitstoot van broeikasgassen ten opzichte van 1990. Dit streven lijkt gezien de vooruitzichten van het IEA een gevecht tegen de bierkaai. Het IEA verwacht dat als regeringen in Europa, Amerika en Japan fors inzetten op een verduurzaming van de energieproductie, de uitstoot van broeikasgassen in die landen vanaf 2020 zal dalen. Dit is echter bij lange na niet genoeg om de uitstoot door opkomende economieën te compenseren. Bron: www.milieuloket.nl