Beeldhouwkunst in de oudheid

advertisement
Beeldhouwkunst in de
oudheid
Waar ?
 Op tempels (friezen, metopen, frontons)
Waar?
 Losstaande beelden
Materiaal?
 Marmer uit Ionië of Athene
 Kalksteen
 Brons
Hoe?
 Tekening
 Kleimodel en
raster
 Grote lijnen hakken
 Polijsten (met water en zand)
 Verven (blauw, rood, groen, zwart, goud)
Idolen ()
 3000-2000 v.Chr.
 Eerste Griekse beeldjes
 30 cm of groter (ook een paar
levensgrote)
 Gemaakt op Cycladen, geïmporteerd
naar vasteland
KLEUR!
 Slangen godin
 Kreta
 1600 v. Chr.
Archaïsche periode
 700-500 v.Chr.
 Kouroi (kuri) en korai
(krai)
 Frontale beelden
 Archaïsche glimlach
 Ontwikkelende anatomie
 Hoe recenter, hoe meer beweging
Klassieke tijd
 500-320 v.Chr.
 Glimlach verdwijnt, schoonheidsideaal
(gezichten weinig uitdrukking)
 Natuurlijke plooival kleding
 Betere anatomie
 Meer beweging (S-lijn, contrapost,
verbindingsstukken)
Hellenistische periode
 320- 30 v.Chr.
 Plooien over plooien
 ‘geknakte’ figuren (niet alleen meer
staand of zittend)
 Ruimtelijke beelden, niet alleen frontaal
 Emoties op gezicht
Welke periode?
Idolen, of beelden uit de archaïsche,
klassieke, hellenistische periode?
EINDE……
Download