Praktische adviezen bij bestraling Tandheelkundige informatie voor patiënten die bestraald worden op het hoofd/halsgebied Bij radiotherapie wordt de tumor en het gebied erom heen bestraald. Bestraling van de mond kan soms gevolgen hebben voor de toestand van het gebit, speekselklieren of kaakbot. Daarom komt de patiënt al vóór de bestraling begint onder behandeling bij de tandarts. De tandarts geeft uitleg over de behandelingen en de te verwachten bijwerkingen. Vóór de bestraling De tandarts en de mondhygiënist onderzoeken met behulp van röntgenfoto's het gebit nauwkeurig op gaatjes en ontstekingen. Zij brengen het gebit in een zo goed mogelijke conditie om de gevolgen of bijwerkingen van de bestraling tot een minimum te beperken. Indien een patiënt een geheel of gedeeltelijk kunstgebit draagt, wordt dit op zijn kwaliteit onderzocht en zonodig verbeterd. De mondhygiënist leert de patiënt tijdens deze periode de conditie van het gebit door middel van een goede mondhygiëne in stand te houden. Tijdens de bestraling Tijdens de bestraling worden de eerste klachten meestal veroorzaakt door een droge mond. Het is raadzaam niet te hard voedsel te eten, daar dit de tere uitgedroogde slijmvliezen kan beschadigen. Het eten gaat beter in combinatie met veel drinken. Het is mogelijk dat de patiënt 's nachts wakker wordt met een droge en pijnlijke mond. Het is daarom raadzaam voor de nacht een glaasje water bij het bed te zetten en lippen of tong in te vetten. De droge mond heeft tot gevolg dat de tanden eerder worden aangetast door tandbederf (of cariës). Een goede mondhygiëne en regelmatige behandeling met fluoride kan dit voorkomen. De mondhygiënist controleert de mondhygiëne regelmatig, geeft aanwijzingen en verbetert deze als dat nodig is. Voor de fluoride behandeling ontvangt de patiënt meestal een set op maat gemaakte lepels met speciale fluoride gel die thuis gebruikt kan worden. De lepels moeten elke avond na het poetsen van de tanden en voor het slapen gaan gevuld worden met fluoride-gel en vervolgens 5 minuten op de tanden en kiezen gehouden worden. Na de bestraling De beschadiging van de speekselklieren is vaak blijvend. Een goede therapie hiertegen bestaat eigenlijk niet. Meestal worden kleine slokjes water gebruikt, maar in plaats hiervan kan ook kunstspeeksel worden genomen. Dit blijft langer in de mond en heeft betere smerende eigenschappen. Ook dit kunstspeeksel zal echter na ongeveer 30 minuten uit de mond verdwenen zijn. Kunstspeeksel werkt optimaal wanneer het zeer regelmatig in kleine hoeveelheden in de mond wordt gebracht (net als bij echt speeksel het geval is). Dit kan gebeuren door spoelen of met behulp van een verstuiver. De meeste patiënten geven de voorkeur aan de laatste methode en sprayen gedurende de dag (2 à 3 keer per uur) hun mondholte. In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij mensen die een beroep hebben waarbij veel gesproken moet worden, is het zinvol om in de bovenprothese een reservoir te maken waar het kunstspeeksel naar behoefte kan worden uitgezogen. Naast kunstspeeksel is het ook mogelijk de mondholte te behandelen met een speciale gel. Deze gel en het kunstspeeksel zijn via de ziekenhuistandarts te verkrijgen. In het algemeen nemen de klachten over een droge mond enige maanden na de bestraling af. Dit wordt voor een deel veroorzaakt door gewenning en voor een deel door herstel van de speekselklieren. De meeste patiënten hebben na verloop van tijd hun leefwijze aangepast, drinken wat meer thee of koffie en zorgen met spreken altijd water bij de hand te hebben. Doordat er minder speeksel wordt geproduceerd blijven er wat makkelijker voedselresten in de mond achter. De kans op aantasting van de tanden en kiezen door tandbederf neemt hierdoor toe. Het is dan ook belangrijk dat de patiënt ook na de bestralingen extra aandacht blijft geven aan een goede mondhygiëne. Zolang de patiënt eigen tanden en kiezen heeft, moet hij éénmaal per week de tanden blijven behandelen met fluoridegel. Mondhygiëne: Praktische adviezen voor mondverzorging bij bestraling in het hoofd/halsgebied Bestraling in het hoofd-halsgebied kan gevolgen hebben voor het gebit, speekselklieren en het kaakbot. Daarom wordt de patiënt vóór de bestraling begint, verwezen naar de ziekenhuistandarts en de mondhygiënist. De tandarts onderzoekt het gebit nauwkeurig op gaatjes en ontstekingen. In overleg met de eigen tandarts zullen eventuele noodzakelijke behandelingen worden uitgevoerd vóór aanvang van de bestraling. Als de speekselklieren in het bestralingsveld liggen kan dit resulteren in een tijdelijk of blijvend verminderde speekselproductie. Dit heeft tot gevolg dat de tanden gevoeliger worden voor gaatjes (cariës), omdat de beschermende werking van het speeksel wegvalt. Een goede mondhygiëne, gezonde voeding en regelmatige fluoridebehandeling kan dit voorkomen. De mondhygiënist zal het gebit reinigen en een fluoride applicatie aanbrengen. Tevens worden er afdrukken gemaakt voor het vervaardigen van individuele fluoridelepels. De mondhygiënist zal de patiënt een optimale mondhygiëne aanleren en de nodige adviezen verstrekken. Gedurende de bestraling komt de patiënt tenminste 1 x per week bij de mondhygiënist. Ook na de bestraling blijft de patiënt gedurende ongeveer 1 jaar, om de 3 maanden onder controle bij de mondhygiënist om bestralingscariës zoveel mogelijk te beperken. Bij een droge mond De speekselklieren stimuleren door het eten van zure snoepjes of kauwgom. Indien de patiënt nog eigen tanden en kiezen bezit moeten de snoepjes of kauwgom suikervrij zijn Veel drinken bij het eten en praten De lucht in de omgeving vochtig houden door bijvoorbeeld bakjes met water aan de verwarming te hangen of een (elektrische) luchtbevochtiger in de kamer te zetten In overleg met de tandarts, mondhygiënist of de huisarts kan de patiënt kunstspeeksel gebruiken Bij een beslagen tong Het wit-achtig beslag op de tong is hetzelfde als plak op de tanden en kiezen. Plak bestaat voornamelijk uit bacteriën. Door de tong met een zachte tandenborstel te poetsen haalt de patiënt dit beslag weg. Bij ontsteking van het slijmvlies Door de grotere hoeveelheid bacteriën in de mond kunnen de slijmvliezen ontstoken raken. Spoelen met kamille extract (‘Kamillosan’, verkrijgbaar bij drogist en apotheek ) kamille thee of lauw water met zout (1 theelepel zout in 1 liter water) kan wat verlichting geven van de klachten. Andere maatregelen kan de patiënt in overleg met tandarts of mondhygiënist nemen. Het schoonhouden van de mond Een half uur na elke maaltijd de mond grondig reinigen door goed te poetsen met een niet irriterende tandpasta naar keuze (3 x daags). Ook dient de patiënt 1 keer per dag de ruimte tussen de tanden voorzichtig schoon te maken met behulp van floss, tandenstokers of ragertjes. Eventueel spoelen met kamille extract of een zoutoplossing Het kunstgebit niet schoonmaken met bijtende middelen (zoals bijvoorbeeld ‘steradent’) maar dagelijks met een prothese- of tandenborstel met groene zeep. Lippen en mondhoeken schoonmaken en dun invetten met vaseline of olie Gebruik van fluoride (alleen bij eigen tanden en kiezen) Na de bestraling de tanden en kiezen één maal per week met fluoride blijven behandelen Het is van belang dat de fluoride op schone en droge tanden en kiezen wordt aangebracht Na de fluoridebehandeling gedurende 30 min. niet spoelen, eten of drinken Bezoek aan de tandarts na de bestralingen Breng na de bestralingen minstens twee maal per jaar een bezoek aan de tandarts Het is géén probleem als de patiënt na de bestralingen één van de volgende behandelingen moet ondergaan: een wortelkanaalbehandeling, het vullen van tanden of kiezen of het maken van een röntgenfoto. Alleen het trekken van tanden of kiezen moet in overleg met de tandarts uit het ziekenhuis gebeuren. N.B. De bestralingen verminderen ook de herstelcapaciteit van het kaakbot. Het is daarom ten zeerste af te raden na de laatste bestraling een kaak-operatie te ondergaan of tanden of kiezen te laten trekken. De operatiewond zou zich slecht of heel langzaam herstellen. Na afloop van de ziekenhuisbehandeling Wanneer de behandeling is beëindigd, betekent het voor de meeste patiënten niet dat zij weer als vanzelf het oude leven van vóór de behandeling kunnen voortzetten. Er kunnen nogal wat dingen zijn veranderd; een blijvend droge mond, het voedsel smaakt niet meer hetzelfde als voorheen, vermoeidheid en een gebrek aan zelfvertrouwen. Het kan helpen met lotgenoten hierover te praten.