Complexe getallen Les 1 Vergelijkingen van graad 3 (Deze les sluit aan bij paragraaf 1 van Inleiding Complexe getallen van de Wageningse Methode) De a,b,c-formule De oplossingen van de kwadratische vergelijkingen šš„ 2 + šš„ + š = 0 vind je met de a,b,c-formule: −š ± š2 − 4šš š„1,2 = 2š De discriminant š· = š2 − 4šš bepaalt of de oplossing bestaat en hoeveel oplossingen er zijn: • D > 0 ļ 2 oplossingen • D = 0 ļ 1 oplossing • D < 0 ļ geen oplossingen De a,b,c-formule Voorbeeld met D < 0 š„2 + š„ + 1 = 0 ļ D = 1 ļ 4 = ļ3. De formele oplossingen volgens de a,b,c-formule zijn: −1 ± −3 š„1,2 = 2 De derdegraads vergelijking De algemene gedaante van de derdegraads vergelijking is: šš„ 3 + šš„ 2 + šš„ + š = 0 De derdegraads vergelijking De algemene gedaante van de derdegraads vergelijking is: šš„ 3 + šš„ 2 + šš„ + š = 0 Voorbeeld š„ 3 + 3š„ 2 + 3š„ + 9 = 0 De derdegraads vergelijking De algemene gedaante van de derdegraads vergelijking is: šš„ 3 + šš„ 2 + šš„ + š = 0 Voorbeeld š„ 3 + 3š„ 2 + 3š„ + 9 = 0 Omdat (š„ + 1)3 = š„ 3 + 3š„ 2 + 3š„ + 1 kun je de vergelijking schrijven in de vorm: (š„ + 1)3 +8 = 0 De derdegraads vergelijking De algemene gedaante van de derdegraads vergelijking is: šš„ 3 + šš„ 2 + šš„ + š = 0 Voorbeeld š„ 3 + 3š„ 2 + 3š„ + 9 = 0 Omdat (š„ + 1)3 = š„ 3 + 3š„ 2 + 3š„ + 1 kun je de vergelijking schrijven in de vorm: (š„ + 1)3 +8 = 0 Deze is van de gedaante: š¦ 3 = −8 Dus š¦ = −2 en š„ = −3. De derdegraads vergelijking Maak opgave 3 van bladzijde 2 en 3. De derdegraads vergelijking Derdegraads vergelijkingen van de gedaante š„ 3 + š¢š„ 2 + š£š„ + š¤ = 0 1 kun je door substitutie van š„ = š¦ − 3 š¢ omzetten in de gedaante: š¦ 3 = šš¦ + š De derdegraads vergelijking Voorbeeld š„ 3 − 12š„ 2 − 4š„ + 48 = 0 Stel š„ = š¦ + 4 De vergelijking gaat over in: (š¦ + 4)3 −12(š¦ + 4)2 −4(š¦ + 4) + 48 = 0 š¦ 3 + 12š¦ 2 + 48š¦ + 64 − 12š¦ 2 − 96š¦ − 192 − 4š¦ − 16 + 48 = 0 š¦ 3 − 52š¦ − 96 = 0 š¦ 3 = 52š¦ + 96 De derdegraads vergelijking Derdegraads vergelijkingen van de gedaante š„ 3 = šš„ + š kun je oplossen met de formule van Cardano: 3 š„= 1 1 2 1 3 3 1 1 2 1 3 š+ š − š + š− š − š 2 4 27 2 4 27 Dit is de ‘a,b,c’- formule voor derde graads vergelijkingen. NB: Wiskundigen hebben bewezen dat er niet een dergelijke formule bestaat voor vergelijkingen van de graad hoger dan 3. De derdegraads vergelijking Voorbeeld š„ 3 = 12š„ + 20 kun je oplossen met de formule van Cardano: 3 š„= 3 1 1 1 1 1 1 20 + 400 − 123 + 20 − 400 − 123 2 4 27 2 4 27 š„= 3 10 + 100 − 64 + š„= 3 3 3 10 − 100 − 64 10 + 6 + 10 − 6 3 3 š„ = 16 + 4 De derdegraads vergelijking Maak opgave 5c en 5d van bladzijde 4. Rekenen met wortels uit negatieve getallen (Bombelli) š„ 3 − 1 = 0 kun je ontbinden in: (š„ − 1)(š„ 2 + š„ + 1) = 0. Met de a,b,c-formule vind je als formele oplossingen: −1 + −3 −1 − −3 š„ = 1; š„ = ;š„ = 2 2 Rekenen met wortels uit negatieve getallen (Bombelli) Doe net of −1 bestaat en reken met −1 als getal: Rekenregels: −1 2 = −1 en −š = š ā −1 (a > 0). Rekenen met wortels uit negatieve getallen (Bombelli) Laat zien dat −1+ −3 2 en š„ = −1− −3 2 oplossingen zijn van š„ 3 − 1 = 0. Rekenen met wortels uit negatieve getallen (Bombelli) Uitwerking 3 −1 − −3 1 3 = − 1 + −3 = 2 8 1 2 3 = − 1 + 3 −3 + 3 −3 + −3 = 8 1 = − 1 + 3 −3 − 9 − 3 −3 = 1 8 Rekenen met wortels uit negatieve getallen (Bombelli) Schrijf š = −1 dan is š 2 = −1. De vergelijking š„ 3 − 1 = 0 heeft drie oplossingen: • š„=1 • š„= • š„= −1+ 3āš 2 −1− 3āš 2 1 1 1 1 = − 2 + 2 3š; = − 2 − 2 3š Complexe getallen ā is de verzameling complexe getallen. Dat zijn getallen š§ = š + šš met a en b reële getallen. Complexe getallen ā is de verzameling complexe getallen. Dat zijn getallen š§ = š + šš met a en b reële getallen. ļ Rekenregels: • (š + šš) + š + šš = š + š + š + š š • š + šš ā š + šš = šš + ššš + ššš + ššš 2 = = šš − šš + šš + šš š Complexe getallen • (š + šš) + š + šš = š + š + š + š š • š + šš ā š + šš = šš + ššš + ššš + ššš 2 = = šš − šš + šš + šš š Voorbeelden: • (1 + 2i) + (3 + 4i) = 1 + 3 + 2i + 4i = 4 + 6i • 1 + i ļ 1 − i = 1 − i + i − iļi = 1 + 1 = 2 • 2+i 2 = 2 + i ļ 2 + i = 4 + 2i + 2i + iļi = 3 + 4i Oefenen Maken: De opgaven van paragraaf 1, in ieder geval de opgaven 6, 7 en 9. Huiswerk Inleveren: van paragraaf 1, opgave 11 en 12.