Hoofdstuk 16 Op weg naar duurzame energie 16.1 De zon als energiebron 2 a Vm = 24,5 L / mol 1 m3 ≙ 1000 L mol 1 ? ?= L 24,5 1000 1 • 1000;24 = 40,81 mol 5 1 m3 methaan ≙ 40,81 mol mol 1 40,80 g 16,043 ? ? = Error! = 654,81 g ≙ 0,65481 kg 1 MJ ≙ 103 kJ kJ 32 • 103 ? ?= b c 3 4 kg 0,65481 1 32 • 103 • 1;0 = 4,9 • 104 kJ / kg 65481 Beide brandstoffen zijn gassen en worden vervoerd per pijplijn. Aardgas levert meer energie per m3 dus hoeft er minder gas getransporteerd te worden en is het dus goedkoper. Bij de verbranding van aardgas komt CO2 vrij, dat bijdraagt aan het versterkt broeikaseffect. Om dat te voorkomen moet het CO2 afgevangen worden. a Het voertuig hoeft dus een van de te reageren stoffen niet mee te nemen. Het gewicht is dus minder. Dat betekent betere prestatie en dus brandstofbesparring. b Het Siliciumoxide dat ontstaat is een vaste stof en zet zich dus af in de brandstofcel a CO2 uitstoot Milieu kolen ja zerogeengas Nee, de CO2 wordt afgevangen Ja want kolen Nee door de waterstof Nee Nee verontreiniging veiligheid duurzaamheid 5 bevatten zwavel wat dan vrijkomt als SO2 brandbaar Brandstof is eindig vergassing zijn de verontreinigingen er uit gehaald Brandgevaar, explosiegevaar Brandstof is eindig Brandgevaar, explosiegevaat Hangt af van de productie van het waterstof. b koolstof wordt omgezet in koolstofmonooxide en waterstof. Dus moet er nog een stof bij die de elementen waterstof en zuurstof bevat c CO2 dat ontstaat uit reactie van CO met water. Verder moeten ook verontreinigende stoffen zoals SO2 en NOx verwijderd worden. a 6CO2 (g) + 6H2O (l) → C6H12O6 (s) + 6O2 (g) b C6H12O6 (s) → 2C2H5OH (aq) + 2CO2 (g) ethanol mag ook genoteerd worden als C2H6O c De grond waar je de suikerbieten verbouwd wordt ontrokken aan landbouwgrond. Daardoor kan er minder voedsel geproduceerd worden. d CO2 uitstoot duurzaamheid Stookwaarde Bio-ethanol Minder uitstoot omdat de vrijgekomen CO2 ook vast is gelegd in het suikerriet Ja want suikerriet is hernieuwbaar 22 • 109 J/ m3 Benzine Veel uitstoot Nee want fossiele brandstoffen zijn eindig 33 • 106 J/ m3 omrekenen stookwaarde ρethanol = 0,80 • 103 kg/ m3 ρbenzint = 0,72 • 103 kg / m3 1m3 weegt 0,80 • 103 kg 1m3 weegt 0,72 • 103 kg J kg 9 22 • 10 0,80 • 103 ? 1 ?= J 33 • 109 ? kg 0,72 • 103 1 22 • 109 • 1;0 33 • 109 • 1;0 6 J / kg ? = 6 = 28 • 10 3 80 • 10 72 • 103 = 46 • 10 K / kg dus benzine levert per kg veel meer energie 6 7 a De koolwaterstoffen moeten hernieuwbare stoffen zijn De energie voor het proces moet duurzame energie zijn. b Kleiner want ook al komt er bij het proces evenveel energie vrij, er zal altijd wat energieverlies optreden. a Je hebt geen uitstoot van CO2 Er worden ook geen andere milieuvervuilende stoffen zoals SO 2 en NOx uitgestoten. b doorsnede is πr2 Als je de doorsnede verdubbeld verdubbel je de straat dus wordt de doorsnede 4x zo groot. Dus kan er vierkeer zoveel gas doorheen stromen 16.2 Brandstofcellen a basis CH4 → CO2 hulpdeeltjes CH4 + H2O → CO2 + H+ massabalans CH4 + 2H2O → CO2 + 8H+ ladingbalans CH4 + 2H2O → CO2 + 8H+ + 7e─ basis AsO43─ → AsO32─ hulpdeeltjes AsO43─ + H+ → AsO32─ + H2O massabalans AsO43─ + 2H+ → AsO32─ + H2O ladingbalans AsO43─ + 2H+ + e─ → AsO32─ + H2O of met hulpdeeltjes H2O en OH─ basis AsO43─ → AsO32─ hulpdeeltjes AsO43─ + H2O → AsO32─ + OH─ massabalans AsO43─ + H2O → AsO32─ + 2OH─ ladingbalans AsO43─ + H2O + e─ → AsO32─ + 2OH─ basis NH3 → N2 hulpdeeltjes NH3 → N2 + H+ massabalans 2NH3 → N2 + 6H+ ladingbalans 2NH3 → N2 + 6H+ + 6e─ 9 a Bij de productie van waterstof zijn fossiele brandstoffen gebruikt dus is er wel CO2 uitgestoten b Het afvangen van de CO2 bij de productie. Het is dan nog wel de vraag wat er met de CO2 moet gebeuren. c Een lange levensduur betekend dat de katalysatoren langer meegaan en dus minder geproduceerd hoeven te worden. d Een COOH groep kan in waterig milieu een H+ afstaan. Een naburige COOH COO H+ - - ? COO COOH COO─ groep kan die H+ weer opnemen. Op deze wijze kan een H+ ion worden doorgegeven. ` 10 e Het gebruikt van waterstof is zeer schoon en duurzaam. Het hangt dus af van hoe het waterstof wordt geproduceerd of waterstof duurzaam is. Dus moet de waterstof of uit biomassa komen of als het gemaakt wordt door electrolyse van water dan moet dat gebeuren met duurzame energie. f basis hulpdeeltjes massabalans ladingbalans g Op het land waar het suikerriet voor de bio-ethanol wordt geteeld kan geen voedsel geteeld worden. a In tekst staat dat hydrazine met zuurstof reageert tot stikstof en water C2H6O → CO2 C2H6O + H2O → CO2 + H+ C2H6O + 3H2O → 2CO2 + 12H+ C2H6O + 3H2O → CO2 + 12H+ + 12e─ de totaal reactie is dan N2H4 + O2 → N2 + 2H2O halfvergelijking van zuurstof in waterig milieu O2 + 2H2O +4e─ → 4OH─ (tabel 49) dus de andere halfvergelijking is dan N2H4 + 4OH─ → N2 + 4H2O + 4e─ b e M - - + oplossing van N2 H4 OH N2 H2 O platina vrije electroden - O2 H2 O membraam dat OH- ionen doorlaat c Geen platina electroden Hydrazine is gemakkelijk te tanken omdat het een vloeistof is d Hydrazine is giftig e Nee want bij een waterstofbrandstofcel moet H+ doorgegeven worden terwijl het bij de hydrazine cel om OH─ gaat 11 12 f De andere halfvergelijking is in beide gevallen dezelfde dus moet hydrazine een sterkere reductor zijn dan waterstof. De standaarelektrodepotentiaal is de lager (negatief) dus is het potentieelverschil groter g Voorbeelden van juist antwoorden zijn : Welke batterij is het goedkoopst? Welke batterij is het veiligst? Welke batterij is het eenvoudigs te plaatsen en te bedienen? a Calciumhydride is een zout want het is een verbinding van een metaal (Ca) met een niet metaal (H) b Ca (s) + H2(g) → CaH2 (s) c absorberen en oplossen is beide geen goed benaming want het wordt via een chemische reactie omgezet in een andere stof. d De reactie moet omkeerbaar zijn om het waterstof vrij te maken. Het calciumhydride moet wel bewaard kunnen worden, maar de ontleding moet onder redelijke omstandigheden mogelijk zijn. a Onder het vergiftigen van de katalysator verstaan we dat het oppervlak bedekt wordt zodat het zijn functie niet meer goed kan uitoefenen. b negatieve elektrode H2 (l) + 2OH─ (aq) → 2H2O (l) +2e─ positieve elektrode O2 (l) + 2H2O(l) + 4e─ → 4OH─ (aq) c OH─ ionen gaan van de positieve elektrode (daar ontstaan ze nl) naar de negatieve elektrode (daar reageren ze weer weg) d e M - - + H2 O2 OH - H2 O 13 a basis hulpdeeltje massabalans ladingbalans H2S(aq) H2S(aq) H2S(aq) H2S(aq) → → → → S(s) S(s) + H+ (aq) S(s) + 2H+ (aq) S(s) + 2H+(aq) + 2e─ b 1 jaar = 365 • 24 • 60 • 60 = 31536000 s 1,0 mA dus 1,0 mC per seconde dus hij moet 31536 C leveren constante van Faraday F = 9,64853365 • 104 C / mol mol 1 ? C 9,6485 • 104 31536 31536 • 1;9 ? = 6453365 • 104 = 0,327 mol e─ H2S : e─ = 1 : 2 dus 0,5 • 0,327 =0,163 mol H2S mol g 1 34,081 0,163 ? ? = Error! = 5,6 g H2S c basis hulpdeeltjes massabalans ladingbalans (CH2O)n (CH2O)n (CH2O)n (CH2O)n → CO2 + H2O → CO2 + H+ + nH2O → nCO2 + 4n H+ + nH2O → nCO2 + 4n H+ + 4ne─ 16.3 Opslag van elektrische energie 14 a In een loodaccu reageert het zwavelzuur met het loodoxide onder vorming van loodsulfaat en water. De concentratie zwavelzuur zal dus steeds kleiner worden en dus de accu leger. Omdat de dichtheid afhankelijk is van de concentratie zwavelzuur kun je de dichtheid gebruiken om te bepalen hoe vol de accu nog is. b Bij een te hoge spanning kan de reactie t snel gaan en kan de loodelektrode die bedekt is met loodsulfaat op sommige plekken bloot komen te liggen zodat het ontstane H+ bij de elektrode elektronen kunnen opnemen waarbij H2 ontstaat. 15 a elektrodes _ oplossing van natriumtribromide pomp 16 membraam + motor oplossing van natriumdisulfide pomp b bij de positieve elektrode wordt Br3─ omgezet in 3Br ─ Hier krijg je dus een tekort aan positieve ionen (Na+) Bij de negatieve elektrode wordt 2S2─ omgezet naar S42─ Hier krijg je een overschot aan positieve ionen (Na+) Om elektrisch neutraal te blijven moeten dus de Na+ ionen van rechts naar links gaan c Bij het opladen wordt de motor vervangen door een spanningsbron. De reactie gaan nu anderom dus aan de minpool (want daar zijn de elektronen beschikbaar) S42 ─ + 2e─ → 2S2─ d Omdat de reacties nu andersom gaan zullen de Na+ ionen weer terug moeten dus van links naar rechts. e links Na+ en Br─ en rechts Na+ en S42─ f Br3─ is een sterkere oxidator dan S2─ want de reactie verloopt dus moet Br ─ een zwakkere reductor zijn dan S42─ (Bij een spontane reactie zijn de ontstane oxidator en reductor altijd zwakker dan de oorspronkelijke oxidator en reductor want de halfvergelijking van de oxidator staat boven de halfvergelijking van de reductor) a basis hulpdeeltjes massabalans ladingbalans b V2+ → V3+ + e ─ VO2+ → VO2+ VO2+ 2H+ → VO2+ + H2O VO2+ 2H+ → VO2+ + H2O VO2+ 2H+ + e ─ → VO2+ + H2O 17 c bij stroomlevering reageert de oxidator bij de positieve pool (elektrode krijgt lading door reactie) dus bij begin van stroom levering hebben we voornamelijk VO2+ bij de positieve elektrode dus de kleur is dan geel d Bij de negatieve elektrode reageert de reductor dus hebben we daar in het begin van de stroomlevering voornamelijk V2+ dus de kleur is paars. e Bij de positieve elektrode gaat de kleur van geel via groen (mengkleur van geel en blauw) naar blauw en bij de negatieve elektrode gaat de kleur van paars via een mengkleur naar groen. Dus door de verandering van de kleur kun je zien in hoeverre de accu leeg is. a De dichtheden zijn zo belangrijk omdat die ervoor zorgen dat de lagen niet mengen. De metalen zullen niet oplossing in het elektrolys, maar onderling zouden ze wel goed mengen. Dus het ene metaal moet een kleinere dichtheid hebben dan de elektrolyt en het andere metaal moet een grotere dichtheid hebben dan de elektrolyt. Zo blijven de lagen gescheiden. b Magnesium is de negatieve elektrode dus magnesium ionen moeten in oplossing gaan zodat de elektronen achter blijven. negatieve elektrode Mg → Mg2+ + 2e ─ positieve elektrode Mg2+ + 2e─ → Mg c Je kunt hem weer opladen omdat de stoffen die moeten reageren bij de omgekeerde reactie aanwezig zijn in of bij de elektrode. d We hebben hier te maken met gesmolten magnesium dus is het standaardpotentieel is afhankelijk van de concentratie van de magnesium . Deze is verschillend in zuiver magnesium en in de magnesium antimoon legering. dus heb je een verschillende standaardpotentieel. e Mg(l) gesmolten zout Sb-Mg (l) f _ Mg2+ stroombron + Voor de reactie Mg2+ + 2e─ → Mg moeten de Mg2+ ionen in het elektrolyt aanwezig zijn. De verdwenen Mg2+ ionen worden wel weer aangevuld aan de andere elektrode maar om snel doorgeven te kunnen worden in het elektrolyt moeten ze hierin aanwezig zijn. 18 g De gebruikte stoffen zijn goedkoop De stoffen zijn in grote hoeveelheid aanwezig.. De batterij kan vele malen worden opgeladen. a positieve elektrode dus hier reageert de oxidator Br2 + 2e─ → 2Br ─ b negatieve elektrode H2 → 2H+ + 2e─ c Ze laten het waterstof langs een poreuze elektrode stromen. Het waterstof absorbeert aan de poreuze elektrode en kan zo reageren. d Uit de ontstane waterstofbromide oplossing kan weer waterstof en broom ontstaan. e Er gaan wel 2 vloeistofstromen langs de elektrodes, maar hier gaat ook nog een gasstroom langs de elektrode. 16.4 Duurzame batterijen 19 20 a Cadmium en kwik zijn zware metalen en dus erg giftig. Na gebruik kunnen ze zeker niet geloosd worden en ook recyclen is lastig. b Het metaal wordt verhit zodat het zink verdampt dus het proces kost energie. c Er hoeft minder ijzer en zink uit erts geproduceerd worden. Dat scheelt dus zowel grondstoffen en energie. d Als een oplaadbare batterij lading kwijtraakt, dan blijf je aan het opladen terwijl je de energie niet gebruikt. Dus kun je beter wegwerp batterijen gebruiken die gerecycled kunnen worden. a Li → Li+ + e─ 2H2O +2e─ → H2 + 2OH─ 2x 1x 2Li + 2H2O → 2Li+ + H2 + 2OH─ 21 b Lithium is een erg sterke reductor. Hij staat onder water als oxidator en zal dus met water reageren. (Lithium is een zeer onedel metaal net al natrium en kalium en deze reageren heftig met water) c De reststroom zou je knnen gebruiken voor verwarmen als dat ergens nodig is of je zou het kunnen gebruiken bij een eventuele elektrolyse d Je weet niet het complete recycle proces, maar op basis van de gegevens kun je concluderen dat het bedrijf dat lithiumbatterijen op dezelfde wijze als nikkermetaalhydride batterijen het groenste proces gebruikt. Argumenten hiervoor zijn: het kost veel energie om vloeibare stikstof te verkrijgen. De reststroom wordt elders ingezet. a Koper is een metaal en loodoxide is een zout. Een zout kan niet oplossen in een vloeibaar metaal. b In tabel 66A staat dat nitreuze dampen een mengsel van stikstofoxiden zijn. Volgens tabel 48 staat 2 halfvergelijkingen van een salperzuur oplossing (H+ + NO3) waarbij stikstofoxiden ontstaan NO3─ + 4H+ + 3e─ → NO + 2H2O NO3─ + 2H+ + e─ → NO2 + H2O dus een mengsel van NO en NO2 nl c Nitreuze dampen zijn volgens Binas tabel 97A zeer giftige dampen bij inademen, gevaarlijk bij inwendig gebruik, bij contact met huid en ogen en ze zijn brand en explosiegevaarlijk d verdund salpeterzuur dus de halfvergelijking met de minste H+ NO3─ + 2H+ + e─ → NO2 + H2O 2x 2+ ─ Cu → Cu + 2e 1x 2NO3─ + 4H+ + Cu → 2NO2 + 2H2O + Cu2+ Sn → Sn(OH)62─ Sn + OH─ → Sn(OH)62─ ─ Sn + 6OH → Sn(OH)62─ Sn + 6OH─ → Sn(OH)62─ + 4e─ e basis hulpdeeltje massabalans ladingbalans f Extractie : het zilver lost veel beter op in het gesmolten zink dan in het smolten lood. Destillatie : het mengsel van zilver en zink wordt in een vacuumoven verhit. Het zink verdampt, het zilver blijft achter. g het mengsel van natriumhydroxide en natriumnitraat moet verwarmd worden om het te laten smelten. Het zink moet verwarmd worden om het te laten smelten. het mengsel van zink en zilver moet verwarmd worden om het te destilleren. h Het gaat in dit proces vooral om het terugwinnen van allerlei dure metalen. Blijkbaar is het de moeite waard om de stoffen te recyclen. 16.5 Toepassingen Kerosine uit zeewater 1 0,040 % CO2 dus per 1 L 0,0004 L CO2 Vm = 24,5 L Mol 1 ? L 24,5 0,0004 ? ? = Error!= 1,6 · 10-5 mol CO2 2 oplosbaarheid CO2 in water bij 298 K is 33,5 · 10-3 mol / L dus > 1,6 · 10-5 3 CO2 (g) + OH- (l) → HCO3- (aq) 2H2O +2e- → H2 + 2OH2H2O → O2 + 4H+ + 4e- 4 negatieve elektrode positieve elektrode 5 Bij de positieve elektrode ontstaan H+ die met HCO3- kunnen reageren HCO3- + H+ → CO2 + H2O 6 Per overgedragen elektron ontstaat een H+ en een OH- Een deel van de H+ zal met de HCO3- reageren dus de de pH zal toenemen. 7 CO2 + H2 → CO + H2O 8 schema kloppend 9 CO2 + H2 → CO + H2O 11CO + 23H2 → C11H24 + 11H2O CO + H2 → C11H24 + H2O 11CO + 23H2 → C11H24 + 11H2O 11x 1x 11CO2 + 11H2 + 11 CO + 23H2 → 11CO + 11H2O + C11H24 + 11H2O gelijke stoffen samen nemen en corrigeren voor gelijke stoffen geeft 11CO2 + 34H2 → C11H24 + 22H2O dus 11 : 34 (ongeveer 1 : 3) 10 Bij opdacht 4 blijkt dat per mol 2 mol H2 4 mol H+ ontstaat waaruit weer 4 mol CO2 ontstaat dus H2 : CO2 = 1 : 2. Je hebt 1 op 3 nodig dus extra waterstof is nodig. 11 CO2 wordt weer omgezet in brandstof dat scheelt fosiele brandstoffen dus minder uitstoot CO2 dat is gunstig voor het versterkt broeikaseffect. 12 Er is energie nodig voor de elektrolyse van de natriumcarbonaatoplossing Er is energie nodig voor het Fisscher-Tropsch proces Libellen 13 Beide stoffen zijn neutraal dus kan er geen H+ overgedragen zijn want dan zou de lading moeten veranderen. 14 C20H13N3O8 + 2H+ + 2e─ 15 De omzetting is de omzetting van de oxidator dus heb je een reductor nodig. 16 C6H8O6 → C20H15N3O8 → C6H6O6 + 2H+ + 2e─ Lithium-ion-batterijen printen in 3D 17 Kleine accu's zijn nodig om in te bouwen in kleine apparaten zoals implantaten en brilmonturen. → FePO4 + Li+ → FePO4 + Li+ + e─ 18 basis ladingbalans LiFePO4 LiFePO4 19 In LiFePO4 zitten Fe2+ ionen en in FePO4 zitten Fe3+ ionen dus Fe2+ is de reductor. 20 basis hulpdeeltje Li+ massabalans ladingbalans 21 In Li4Ti5O12 is de negatieve lading 24 - dus positieve lading moet dat ook zijn dus 4 • 1+ en 5 • 4+ In Li7Ti5O12 is de negatieve lading 24. Het litium ion kan alleen maar 1+ zijn dus moet de lading van de titaan ionen veranderd zijn. Alleen de titaan ionen kunnen elektronen opnemen. Dus 3 van de 5 titaanionen zijn overgegaan in Ti3+. Dus de titaanionen zijn opgetreden als oxidator 22 Omdat lithium ionen in de ene halfvergelijk ontstaan en in de andere reageren moeten ze in het elektrolyt aanwezig zijn. Anders zou de reactie van de reductor niet kunnen plaatsvinden. → Li7Ti5O12 Li4Ti5O12 + Li+ → Li7Ti5O12 Li4Ti5O12 + 3Li+ → Li7Ti5O12 Li4Ti5O12 + 3Li+ + 3e─ → Li7Ti5O12 e- 23 + Li 4 Ti 5 O12 elektrolyt LiFePO4 Li + 24 De accu is oplaadbaar, want de reactieproducten zijn vast en blijven aan de elektrode zitten. Bij het opladen gaan de Li+ ionen weer van links naar rechts