Varroa-tolerantie bij Nederlandse honingbijen

advertisement
Varroa-tolerantie bij Nederlandse honingbijen
Michiel Glorius
Mijn naam is Michiel Glorius, student en hobby-imker, en voor mijn
afstudeeropdracht voor mijn MSc in Animal Biology & Welfare (Universiteit
van Essex) heb ik gekeken naar varroa tolerantie in de honingbij. Ik heb
daarvoor volken gebruikt uit de ‘natuurlijke’ selectie proeven van
Bijen@wur.
Elke imker kent het belang van goede varroa bestrijding; geen bestrijding betekent vaak geen volken meer.
Deze strijd tussen imker en mijt kent vele veldslagen met alle bijbehorende risico’s van residuen in de
honing en was, verminderde gezondheid van de volken, etc. Een duurzame oplossing van het varroa
probleem is dan ook een bij te kweken die de varroa populatie omlaag brengt, of zelfs bestand is tegen
varroa. De selectie van zo’n bij kost echter veel tijd, en huidige selectiemethoden zijn vaak gericht op
specifieke eigenschappen van de bij waarvan gedacht wordt dat ze met tolerantie te maken hebben. Deze
bijen zijn vaak deels beter bestand tegen varroa, maar een stabiele gastheer-parasiet relatie, waar de
besmetting stabiel gehouden wordt zonder dat de bij er veel schade van ondervindt, is er niet. Als deze
volken volgens de normale imkermethoden gehouden worden zijn de tolerantiegenen binnen enkele jaren
weer totaal verdwenen.
Zie eerdere nieuwsbrieven:

Natuurlijke selectie van honingbijen tegen varroa?

Varroa’s race tegen de klok
Onderzoekers van Bijen@wur zijn enkele jaren geleden een proef begonnen met een nieuwe manier van
selectie op volken om een stabiele gastheer-parasiet relatie te ontwikkelen. In plaats van actief te
selecteren op bepaalde eigenschappen waarvan gedacht worden dat ze een rol spelen bij tolerantie, is er
geselecteerd op het eindproduct; gezonde volken ondanks varroadruk (maar ook dankzij varroa-druk). De
volken zijn sinds 2008 niet meer behandeld tegen varroa, zodat de belangrijkste selectiefactor varroadruk
was. Elk voorjaar zijn de volken in vier of meer volkjes opgesplitst en op een eiland gezet voor bevruchting
(Een plaats waar alleen darren van de eigen groep aanwezig waren). Voor de winter is gekeken welke
volkjes sterk genoeg waren om de winter te overleven en welke niet. Op deze manier is er sprake geweest
van natuurlijke selectie (alleen volken die ten dode opgeschreven waren zijn uit de proef gehaald), maar
dan versneld door het opsplitsen van de volkjes in meerdere kleine volkjes. Er is gebruik gemaakt van drie
groepen, één groep met gewone Nederlandse honingbijen,die werd verdeeld tussen een selectiegroep (niet
behandelen tegen varroa) en een controle (wel behandelen) en een groep afstammelingen van de Gotland
bij (Bijen die bekend staan een bepaalde mate van tolerantie te bezitten, ook niet behandelen tegen
varroa).
Als gekeken wordt naar de mijt besmetting in % zien we dat de besmetting in de Nederlandse bij sinds
2008 toegenomen is tot in het winterseizoen 2010, waarna de besmetting daalde, en relatief stabiel
gebleven is rond de 6%.
In de Gotland-groep is er iets anders aan de hand, de besmetting daalde tot de zomer 2010, waarna een
enorme stijging plaats heeft gevonden. Opvallend is dat ondanks de enorme besmetting in de zomer van
2011 (gemiddeld zo’n 23%), de volken er erg gezond uitzien en verwacht wordt dat ze allemaal de winter
doorkomen.
Het lijkt er op dat er twee vormen van tolerantie aan het ontwikkelen zijn, in de Nederlandse bij uit tolerantie
zich in het laag houden van de mijtenpopulatie, terwijl in de Gotland bij tolerantie zich uit in het beter
kunnen omgaan met de mijt besmetting. Beide vormen van tolerantie kunnen zorgen voor een stabiele
gastheer-parasiet relatie.
Om te kijken wat de oorzaak zou kunnen zijn van deze tolerantie heb ik gekeken naar het
voortplantingssucces van varroa op poppen van de twee groepen plus een controle groep. Voor deze proef
zijn raampjes in tien volkjes per groep ingehangen. Zeven dagen later zijn deze raampjes in een
mijtendouche (een zwaar besmet bijenvolk) gehangen, zodat veel cellen geïnfecteerd geraakt zijn met
varroa (één enkele bron van varroa). Dag 20, wanneer de bijen op het punt stonden uit te komen zijn de
cellen opengemaakt en is het voortplantingssucces van de mijten gemeten. Op deze manier is het effect
van de larf op het voortplantingssucces van varroa gemeten.
Het aantal nakomelingen per moedermijt was lager op larven/poppen van de Nederlandse bij en de Gotland
bij. Tevens waren er meer mijten die ‘vergaten’ een man te produceren, waardoor al haar dochters niet
bevrucht waren. In de Gotland bij waren meer mijten die zich niet voortplantten (Tabel 1). Als de moeder
traag zou zijn met het leggen van het (eerste) ei, zou dat ook minder nakomelingen opleveren (de tijd in de
gesloten cel is beperkt), maar van een verschil in snelheid bleek geen sprake te zijn.
*SEM: maat voor de spreiding in de cijfers. SEM klein
betekent: betrouwbare getallen.
Deze resultaten laten duidelijk zien dat binnen slechts drie jaar tolerantie ontwikkeld kan worden als men
‘versnelde natuurlijke selectie’ gebruikt. Dit is het eerste onderzoek dat twee verschillende vormen van
tolerantie beschrijft, beide kunnen leiden naar een stabiele gastheer-parasiet relatie. Dit onderzoek brengt
ons een stap dichter bij een tolerante honingbij en deze resultaten kunnen gebruikt worden om een
imkermethode te ontwikkelen met het oog op zowel selectie als honingopbrengst en volksgrootte.
Voor vragen of opmerkingen: [email protected]
Download