HET LEVENSEINDETESTAMENT ALS ULTIEME WILSUITING Dr. Marc Cosyns Deel 1: de wettelijke voorwaarden Sinds de wet op euthanasie van 2002 is de wilsverklaring een juridisch omschreven begrip. Het geeft de mogelijkheid om een wettelijke euthanasie te vragen en toe te passen ingeval iemand niet meer bij bewustzijn is en deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is. De doelstelling van de wetgever was aan iedere burger de mogelijkheid te geven om op voorhand zijn wil inzake euthanasie vast te leggen in deze specifieke onomkeerbare situatie, zelfs als hij niet ziek is of geen therapeutische relatie heeft met een arts; te vergelijken met het recht van iedere burger om verzet tegen of instemming met wegneming van organen te uiten. Bij de wet op de orgaandonatie is het verzet of de instemming opgenomen in het rijksregister en verplicht te consulteren door de arts 1. Dit was eveneens de bedoeling bij de euthanasiewet, maar wordt nog niet toegepast. Bepaalde gemeentebesturen voorzien wel een mogelijkheid om een de door de wetgever bepaalde ‘wilsverklaring inzake euthanasie’ te deponeren, in afwachting van het opnemen ervan in het rijksregister 2. Naast deze wettelijke wilsverklaring zijn er nog andere vormen van wilsuitingen die kunnen worden geformaliseerd en waarvan sommige ook wettelijk afdwingbaar zijn. De wilsbeschikking, de weigering van toestemming, de negatieve wilsverklaring, de veronderstelde wilsverklaring enzovoort, zijn termen die door elkaar worden gebruikt en van inhoud verschillen. Zorgverleners krijgen steeds meer te maken met deze wilsuitingen van patiënten, hun familieleden en naasten. Zij ervaren tegelijk ook de misverstanden die hier rond leven. In deze bijdrage gebruiken we de term ‘wilsuitingen’ voor alle vormen van vragen, wensen, verzoeken, uitingen van de patiënt die in de zorgverlener-patiëntrelatie aan bod komen, wat hun juridische betekenis of afdwingbaarheid ook is; wilsuiting als ‘uit-nodig-ing’ voor communicatie en overleg tussen arts en patiënt. Deze bijdrage wil duidelijkheid brengen of op zijn minst de onduidelijkheden, zelfs tegenstrijdigheden, duiden in (juridische) definities, begrippen en woordgebruik betreffende de ‘wilsverklaring’ en andere uitingen van wil of verzoek. In de volgende bijdrage willen we een voorstel van levenseindetestament ter discussie brengen. De wettelijke voorwaarden van de wilsuiting In bijlage 1 vergelijken we de modaliteiten van de verschillende soorten wilsuitingen. Het euthanasieverzoek Het verzoek (tot euthanasie) van de patiënt moet vrijwillig, overwogen en herhaald zijn en niet totstandgekomen zijn als gevolg van enige externe druk. Het moet op schrift zijn gesteld. Het document wordt opgesteld, gedateerd en gehandtekend door de patiënt zelf. Indien de patiënt daartoe niet in staat is, gebeurt het op schrift stellen door een door de patiënt gekozen meerderjarige persoon die geen materieel belang heeft bij de dood van de patiënt. Deze persoon maakt melding van het feit dat de patiënt niet in staat is om zijn verzoek op schrift te formuleren en geeft de redenen hiervoor aan. Deze opschriftstelling gebeurt in het bijzijn van de arts. Diens naam wordt door de opsteller op het document vermeld. Dit document wordt daarna bij het medisch dossier gevoegd. De patiënt kan te allen tijde het verzoek herroepen. Het document wordt dan uit het medisch dossier gehaald en aan de patiënt teruggegeven (art. 3 § 4, EW). Alle door de patiënt geformuleerde verzoeken, alsook de handelingen van de behandelende arts en hun resultaat, met inbegrip van het (de) verslag(en) van de geraadpleegde arts(en), worden regelmatig opgetekend in het medisch dossier van de patiënt (art. 3 § 5 EW). Volgens het eerste advies van de Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie uit 2004 blijft het verzoek geldig gedurende de hele periode die nodig is voor het toepassen van de euthanasie, zelfs indien de patiënt, nadat hij zijn verzoek tot euthanasie heeft geuit, beland is in een toestand van bewusteloosheid 3. De wilsverklaring Betrokkene kan de wilsverklaring zelf opstellen De (voorafgaande) wilsverklaring (inzake euthanasie) moet schriftelijk gebeuren in het bijzijn van twee meerderjarige getuigen, van wie er minstens een geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiënt. De wilsverklaring moet gedateerd en ondertekend worden door de persoon die de verklaring aflegt, door de getuigen en, in voorkomend geval, door de vertrouwensperso(o)n(en) (art. 4 § 1, EW). De wilsverklaring kan op elk moment worden opgesteld, liefst volgens het model bepaald in het Koninklijk Besluit 4. Met de wilsverklaring kan alleen rekening worden gehouden als die minder dan vijf jaar voor het moment waarop betrokkene zijn wil niet meer kan uiten is opgesteld of bevestigd (art. 4 § 1, EW). Voorstanders van uitbreiding van de wet stellen voor deze tijdsbeperking te schrappen. Drie wetsvoorstellen zijn ingediend waarin deze aanpassing is opgenomen 5. Betrokkene is fysiek blijvend niet in staat om de wilsverklaring zelf op te stellen Als de persoon die een wilsverklaring wenst op te stellen fysiek blijvend niet in staat is om een wilsverklaring op te stellen en te handtekenen, kan hij een meerderjarig persoon, die geen enkel materieel belang heeft bij zijn overlijden, aanwijzen. Deze persoon stelt zijn verzoek op schrift, in het bijzijn van twee meerderjarige getuigen, van wie er minstens een geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiënt. De wilsverklaring vermeldt dat betrokkene niet in staat is te handtekenen en geeft de reden hiervoor op, en moet gedateerd en ondertekend worden door diegene die het verzoek schriftelijk opstelt, door de getuigen en, in voorkomend geval, door de vertrouwensperso(o)n(en). Bij de wilsverklaring wordt een medisch getuigschrift gevoegd als bewijs dat de betrokkene fysiek blijvend niet in staat is de wilsverklaring op te stellen en te ondertekenen (art. 4 § 1, EW). Deze ingewikkelde procedure stoort vele patiënten en artsen en geeft aanleiding tot heel wat misverstanden6. Er kan enkel rekening worden gehouden met de voorafgaande wilsverklaring als de patiënt niet meer bij bewustzijn is en deze toestand onomkeerbaar is (art. 4 § 2, EW). Twee wetsvoorstellen zijn ingediend om het toepassingsgebied te verruimen tot blijvende bewustzijnsvermindering/-verandering waarbij de patiënt geen actueel verzoek meer kan uiten 5. De toestemming of weigering De toestemming of de weigering tot tussenkomst van de beroepsbeoefenaar of de intrekking van de toestemming kunnen op verzoek van de patiënt of van de beroepsbeoefenaar en met de instemming van de beroepsbeoefenaar of van de patiënt schriftelijk worden vastgelegd en toegevoegd aan het patiëntendossier (art. 8 § 1, § 4, PW). Men kan gebruikmaken van toestemmings- en beperkingsformulieren. Almaar meer ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen (RVT) en woon- en zorgcentra gebruiken een vooraf ontworpen model dat in overleg is opgemaakt met de commissies voor ethiek 7. Als de patiënt – toen hij nog in staat was de rechten zoals vastgelegd in deze wet uit te oefenen – schriftelijk te kennen heeft gegeven zijn toestemming tot een welomschreven tussenkomst van de beroepsbeoefenaar te weigeren, dient deze weigering te worden gerespecteerd (art. 8 § 4, PW). Sommige ethici en practici trekken dit in twijfel en kennen geen dwingende waarde toe aan deze geschreven weigering 7. In de wet betreffende de palliatieve zorg (PZW) wordt geen gewag gemaakt van een schriftelijke mogelijkheid of noodzakelijkheid bij “de vrije en geïnformeerde toestemming van de patiënt” (art. 7, PZW). Sommige juristen kennen aan deze wet dezelfde modaliteiten toe als die van de patiëntenrechtenwet en stellen dat een schriftelijke weigering van of toestemming voor bijvoorbeeld palliatieve sedatie aanbevolen is en eenzelfde dwingende waarde heeft 3. Vertegenwoordigers van de patiënt Vertrouwenspersonen Vertrouwensperso(o)n(en) worden anders gedefinieerd volgens de wet waarin ze worden vermeld. In de euthanasiewet en met betrekking tot de wilsverklaring gaat het om meerderjarigen, in volgorde van voorkeur aangewezen, die de behandelende arts op de hoogte brengen van de wil van de patiënt. Elke vertrouwenspersoon vervangt diens voorganger in geval van weigering, verhindering, onbekwaamheid of overlijden. De behandelende arts van de patiënt, de geraadpleegde arts en de leden van het verplegend team kunnen niet als vertrouwenspersoon optreden (art. 4 § 1, EW). In de patiëntenrechtenwet gaat het om meerderjarigen die op verzoek van de patiënt over diens gezondheidstoestand en de evolutie ervan kunnen informeren, het inzagerecht in het medisch dossier kunnen uitoefenen en er een afschrift van kunnen opvragen. Als deze vertrouwenspersoon een beroepsbeoefenaar is, heeft hij ook inzage in de persoonlijke notities (art. 9 § 2, PW). In de wet betreffende de bescherming van de persoon van geestesziekte en de wetgeving over de voorlopige bewindvoering gaat het om meerderjarigen met telkens nog een andere invulling en mandaat 8,9. Daarnaast gebruiken verschillende ethici en practici de term ‘vertrouwenspersoon’ om de persoon aan te duiden die optreedt in het belang van de wilsonbekwame patiënt en die deelneemt aan het overleg over die patiënt, bijvoorbeeld bij het opmaken van beperkingsformulieren 7. Om tegenstrijdigheden te voorkomen en te streven naar eenvormigheid formuleerde de Federale Adviescommissie ‘Rechten van de patiënt’ onlangs een advies om deze tegenstrijdigheden op te heffen; ze gaf echter geen inhoudelijk voorstel 10. Getuigen Getuigen zijn meerderjarigen van wie er minstens een geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiënt. Zij zijn aanwezig bij het schrijven van de wilsverklaring om te bevestigen dat de inhoud van de wilsverklaring juist is (art. 4 § 1, EW). De meerderjarige persoon die door de patiënt gekozen is en geen materieel belang mag hebben bij de dood van de patiënt is de omschrijving van de persoon die het verzoek tot euthanasie schriftelijk opstelt als de patiënt niet meer kan schrijven (art. 3 § 4, EW). Een meerderjarig persoon, die geen enkel materieel belang heeft bij het overlijden van de betrokkene is de omschrijving van de aangewezen persoon die de wilsverklaring schriftelijk opstelt wanneer de betrokkene niet kan schrijven (art. 4 § 1, EW). Vertegenwoordiger De door de patiënt benoemde vertegenwoordiger is de persoon die door de patiënt voorafgaandelijk is aangewezen om in zijn plaats op te treden, indien en zolang de patiënt niet in staat is deze rechten zelf uit te oefenen. De aanwijzing geschiedt bij een gedagtekend en door de patiënt en deze persoon ondertekend bijzonder schriftelijk mandaat waaruit de toestemming van laatstgenoemde blijkt. Dit mandaat kan door de patiënt of door de door hem benoemde vertegenwoordiger via een gedagtekend en ondertekend geschrift worden herroepen (art. 14 § 1, PW). De Federale Adviescommissie ‘Rechten van de patiënt’ stelde onlangs hiervoor rechtsgeldige formulieren op 10. Naastbestaanden Wanneer er geen vertegenwoordiger is benoemd, zijn er de personen die verondersteld worden te weten wat de patiënt wil. Het zijn de naastbestaanden “die het meest waarschijnlijk kunnen weten wat de wilsonbekwame had besloten indien hij daartoe in staat was geweest. Diegenen die zich in de regel het meest bij diens lot betrokken voelen” 11. In de wet op de patiëntenrechten worden zij omschreven in een opeenvolgende mogelijkheid van personen: de samenwonende echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner of feitelijk samenwonende partner. Als deze persoon dat niet wenst te doen of ontbreekt, worden de rechten in dalende volgorde uitgeoefend door een meerderjarig kind, een ouder, een meerderjarige broer of zus van de patiënt. Indien ook zij dat niet wensen te doen of ontbreken, behartigt de betrokken beroepsbeoefenaar, in voorkomend geval in multidisciplinair overleg, de belangen van de patiënt. Dit is eveneens het geval bij een conflict tussen twee of meer van de in deze paragraaf genoemde personen. De patiënt wordt zoveel als mogelijk en in verhouding tot zijn begripsvermogen betrokken bij de uitoefening van zijn rechten (art. 14 § 2,3; PW). Laatste wilsbeschikking Ten slotte is er nog de juridische term de laatste wilsbeschikking die men gebruikt inzake de wijze van teraardebestelling. Volgens deze wet kan men gelijk welke andere persoon aanduiden die de as van betrokkene mag bewaren op een andere plaats dan de begraafplaats. Deze persoon kan bijvoorbeeld de benoemde vertegenwoordiger zijn. Zijn naam en akkoord dienen wel vermeld te worden in de wilsbeschikking omdat men voortaan alle etappes van de afgelegde weg van het stoffelijke overschot weergeeft en bijhoudt 12. Einde deel 1 In bijdrage 2 zullen we trachten de verschillende vormen van wilsuitingen te synthetiseren en een voorstel van levenseindetestament ter discussie voorstellen. NOTEN 1. Wet betreffende de orgaandonatie [aanpassing van de wet van 14 juni 1986]. Belgisch Staatsblad, 13 juni 2006. 2. Artsen krijgen databank voor euthanasie. De Morgen, 16 oktober 2006. 3. Informatiebrochure voor de artsen: interpretatie van sommige wettelijke bepalingen naar aanleiding van het eerste verslag aan de wetgevende kamers: 22 september 2002 - 31 december 2003. Brussel: Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie, 2004. 4. Koninklijk besluit houdende vaststelling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt opgesteld, herbevestigd, herzien of ingetrokken. Belgisch Staatsblad, 2 april 2003. 5. De verschillende wetsvoorstellen inzake uitbreiding van de euthanasiewet zijn beschikbaar op www.health.fgov.be/euthanasie en www.LEIF.be. 6. Cosyns M, Mainil T, Deveugele M, Abbedie B, Roland M. Besluitvorming en medische zorghandelingen bij het levenseinde. Onderzoek in opdracht Federale overheid (artikel in voorbereiding). 7. Gastmans C, Lemiengre M, Vanlaere L, Lemiengre J. Medische interventies afbouwen bij een terminaal zieke oudere. Een klinische les. Huisarts Nu 2006;35:319-24. 8. Wetsvoorstel betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke ter wijziging van de wet van 26 juni 1990. Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, 12 december 2004. 9. Wetsvoorstel betreffende voorlopige bewindvoerder ter wijziging van de wet van 1991. Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, 30 mei 2002. 10. Advies aanwijzing vertrouwenspersoon. Federale Adviescommissie Rechten van de patiënt, 23 juni 2006. 11. Kunstmatige voedsel- en vochttoediening in de ultieme terminale fase bij dementerende personen [advies nr 6]. Brussel: Verbond der Verzorgingsinstellingen, 2000:1-24. 12.Wet betreffende de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling. Belgisch Staatsblad, 29 augustus 2001 [gewijzigd in 2004 en in 2006.