Het station Luik-GuiLLemins La Gare des GuiLLemins à LièGe

advertisement
techniek / technique
Het buigen van dunne gevelbekledingen uit marmer.
Le cintrage des revêtements minces de façade en marbre.
funeraire sector / funeraire
Het kerkhof van Elsene : blauwe steen en graniet.
Le cimetière d’Ixelles : pierre bleue et granit.
Actueel / Actualite
Waalse aanwezigheid op het Salon Marmomacc.
Présence wallonne à Marmomacc.
Het station
Luik-Guillemins
Architectuur van beton, staal,
glas en natuursteen
La gare des
Guillemins à Liège
Architecture de béton, d’acier,
de verre et de pierre
Tijdschrift uitgegeven door de Belgische Federatie van Aannemers van
Natuursteenbewerking - Officieel orgaan van de vzw Pierres et Marbres de Wallonie
Périodique édité par la Fédération Belge des Entrepreneurs de la Pierre Naturelle Organe officiel de l’ASBL Pierres et Marbres de Wallonie
december/décembre 2008- 4
Gedeeltelijk zicht op een aanzienlijke privé woning in Californië (VS), waarin alle witte steen, zowel binnen als buiten,
werd uitgewerkt in ‘Chamesson Banc G’ van de firma SOGEPIERRE in F-21400 Nod-sur-Seine, lid van onze groep
in de ‘Haute-Bourgogne’.
Vue partielle d’une importante résidence privée en Californie (USA), dont toutes les pierres blanches, extérieures et
intérieures, ont été exécutées en pierre de la qualité “Chamesson Banc G.” produite par la Société SOGEPIERRE
à F-21400 Nod-sur-Seine, membre de notre groupe en Haute-Bourgogne.
De andere producent van Franse siersteen voor toelevering van ruwe blokken, platen, tegels en alle soorten gehouwen steen.
L’autre producteur de pierres ornementales françaises pour vos fournitures de blocs bruts, tranches, dallages et toutes pierres taillées.
EditoriAal / Editorial
inhoud / sommaire
De auteurs van één van onze artikels stelt ons deze keer voor om met
beentjes te gaan spelen. Niet het spel waarbij we een been ver weg
gooien, en waar de hond dan mee terug moet komen, neen. Hij stelt
ons voor om met een handvol botjes te gaan puzzelen.
Elk van die botjes brengt ons dan een stap dichter in de richting van de
collectieve bewustmaking van ons funerair erfgoed, en de noodzaak
om te waken over het behoud en het onderhoud van dat erfgoed.
Littré verklaart in zijn “Dictionnaire de la langue française” dat botten
geluk brengen; hopelijk heeft hij gelijk.
Wij wensen u een voorspoedig, succesvol jaar 2009 en veel leesgenot.
Un de nos auteurs d’articles nous propose cette fois-ci de jouer
aux osselets. Oh, pas à ce jeu d’adresse consistant à lancer puis à
attraper de petits objets. Non, il nous présente simplement une “main
d’osselets” à décoder.
Quand on constate que chacun de ces osselets est en fait un pas vers
une prise de conscience de la collectivité de l’intérêt de notre patrimoine
funéraire et de la nécessité de veiller à sa préservation et à son
entretien, on ne peut qu’espérer que, comme nous le dit Littré dans son
“Dictionnaire de la langue française”, osselet rime avec succès.
Nous vous souhaitons une bonne année 2009, qu’elle soit riche en
succès et en bonnes lectures.
architectuur / architecture
04
et station Luik-Guillemins : Architectuur van beton, staal,
H
glas en natuursteen / La gare des Guillemins à Liège :
Architecture de béton, d’acier, de verre et de pierre
techniek / technique
10
Het buigen van dunne gevelbekledingen uit marmer /
Le cintrage des revêtements minces de façade en marbre
Funeraire sector / funeraire
14
et kerkhof van Elsene : blauwe steen en graniet /
H
Le cimetière d’Ixelles : pierre bleue et granit
Actueel / Actualite
C.B.
18
Gustave Serrurier-Bovy
Actueel / Actualite
ONZE ADVERTEERDERS / NOS ANNONCEURS
20
Waalse aanwezigheid op het Salon Marmomacc /
Présence wallonne à Marmomacc
Funeraire sector / funeraire
Driemaandelijks tijdschrift uitgegeven door
de Belgische Federatie van Aannemers van
Natuursteenbewerking, lid Confederatie
Bouw / Publication trimestrielle éditée par
la Fédération Belge des Entrepreneurs de
la Pierre Naturelle, membre Confédération
Construction : Rue du Lombardstraat 34-42
B-1000 Brussel / Bruxelles
T +32(0)2 223 06 47 . F +32(0)2 223 05 38
[email protected]
[email protected]
Officieel orgaan van de vzw
PIERRES ET MARBRES DE WALLONIE
11, rue des Pieds d’Alouette, 5100 Naninne
Tél : 081/ 22 76 64 Fax : 081/ 74 57 62
[email protected]
Organe officiel de l’asbl
PIERRES ET M
­ ARBRES DE WALLONIE
11, rue des Pieds d’Alouette, 5100 Naninne
Tel : 081/ 22 76 64 Fax : 081/ 47 57 62
[email protected]
Verantwoordelijke uitgever / Editeur responsable : D. De Haen, Rue du Lombardstraat
34-42, B-1000 Brussel / Bruxelles
Bestuurcomité / Comité directeur
D. Deelen, Voorzitster van de Federatie /
Présidente de la Fédération
V. Brancaleoni, Voorzitter / Président P.M.W.
Redactiecomité / Comité de rédaction
C. Bonhomme – D. De Haen – F. Tourneur –
F. Dominique – R. De Battice.
Coördinatie / Coordination
F. Dominique, P.M.W.
Lay out / Mise en page
Mandragore T +32(0)2 346 33 28
Druk / Impression
Corelio Printing T +32(0)2 210 01 00
ISSN 1373 – 7007
Cover / © Bernard Boccara
24
Enkele beloftevolle beentjes. Belang van een goed
gemeentelijk beheer op de funeraire sites : er zijn tekenen
van versnelde bewustwording / Quelques osselets en
augure. Nécessité de la bonne gestion communale des sites
funéraires : indices de l’accélération du mouvement de prise
de conscience
agenda / agenda
27
Beurzen en salons
Foires et salons
BIBLIOTHEEK / BIBLIOTHEQUE
29
Geïllustreerde woordenlijst betreffende de verwering
van natuursteen / Glossaire illustré sur les formes
d’altération de la pierre
2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 3
ARCHITECTUUR / ARCHITECTURE
Het station Luik-Guillemins
Architectuur van beton, staal, glas en natuursteen
Het staal in het gigantische gewelf van de koepel in het nieuwe
station Gare des Guillemins mag dan niet van Belgische
oorsprong zijn, de natuursteenbevloering op de perrons is dat
wel. De Belgische Blauwe Hardsteen© werd in dit grandioze
project van de beroemde architect Santiago Calatrava, gebruikt
over een oppervlakte van minstens 21000 m2.
Emilie Abraham
Publiciteitsverantwoordelijke
‘Les Carrières de la Pierre Bleue Belge’ SA
Responsable publicité
Les Carrières de la Pierre Bleue Belge SA
La gare des Guillemins à Liège
Architecture de béton, d’acier, de verre et de pierre
Si l’acier utilisé pour la voûte géante composant la nouvelle gare des Guillemins n’est pas
belge, la pierre couvrant les quais provient bien de notre sous-sol.
Le Petit Granit – Pierre Bleue de Belgique© occupera, au minimum, une surface de 21 000 m2
dans ce projet grandiose dessiné par l’“architecte star” Santiago Calatrava.
4
PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2008-2
Enkele weetjes
Quelques repères
Aangezien het station Luik-Guillemins op de as Brussel-Duitsland
is gelegen, had dit project, dat meer dan 15 jaar geleden van start
ging, tot doel de sporen en uitrustingen beter in te richten en zo de
doorkomst van hogesnelheidstreinen te vergemakkelijken. Bovendien
dateerde het oude stationsgebouw uit de jaren ’50, verkeerde het in
vervallen staat, en was een diepgaande herziening van de architectuur
zeker verantwoord.
Ce projet, entrepris il y a plus de 15 ans, répond à un besoin
d’aménagement des équipements et des voies pour faciliter le passage
des trains à grande vitesse, la gare de Liège-Guillemins étant située
sur l’axe Bruxelles-Allemagne. De plus, la vétusté du bâtiment des
voyageurs, datant des années 1950, justifiait que l’aménagement soit
revu en profondeur.
In 1993 werd de NV ‘Euro Liège’ door de NMBS belast met de studie
en bouw van het nieuwe station en in 1996 werd een internationale
wedstrijd georganiseerd die gewonnen werd door architect Santiago
Calatrava. De stedenbouwkundige vergunning werd toegekend in 2000
en de eerste werken werden in dezelfde periode aangevat. Het oude
station bleef gedurende de hele tijd van de werken in gebruik, en werd
uiteindelijk in 2007 afgebroken.
En 1993, la SA Euro Liège TGV a été chargée par la SNCB d’étudier et de
construire la nouvelle gare. Un concours international a donc été lancé
en 1996. Il a été remporté par l’architecte Santiago Calatrava. Le permis
d’urbanisme a été délivré en 2000 et les premiers travaux ont débuté dès
cette époque. L’ancienne gare, restée fonctionnelle durant toute la durée
des travaux, a vu son bâtiment des voyageurs être démoli en 2007.
L’inauguration de la nouvelle gare était prévue pour la fin de l’année
2008 mais celle-ci sera retardée.
Maquettes van het ontwerp ontwikkeld door S. Calatrava
Maquettes du projet, conçues par S. Calatrava
Normaal gezien was de inwijding van het nieuwe station voorzien voor
eind 2008, maar die zal verschoven worden.
Behalve het tijdstip van het einde der werken, is er ook onduidelijkheid
over de naam van het nieuwe station, en over de inplantingen in de wijk
tussen het station en de stad.
Outre la date de la fin des travaux, il reste encore quelques inconnues : le
nom choisi pour la nouvelle gare et le projet retenu pour l’aménagement
du quartier entre la gare et la ville.
Le projet
Het project
Architect Santiago Calatrava werd dus ingeschakeld om de vorm en
esthetiek van het nieuwe station uit te werken.
Voor de algemene vorm van het gebouw putte de architect inspiratie uit
de menselijke figuur, meer bepaald uit de welvingen van de vrouwelijke
contouren. Hij ontwierp een gebouw zonder gevels, dat gericht is op
zijn voornaamste functie : de communicatie tussen steden en landen, in
rechtstreekse verbinding met het wegennet en de verschillende wijken
van de stad Luik.
Het station werd 150 meter ten opzichte van het oude gebouw
opgeschoven om rechtlijnige, en bijgevolg ook langere en bredere
perrons te verkrijgen, waardoor toegang kan verleend worden aan
hogesnelheidstreinen.
Door deze kleine verplaatsing wordt ook de rechtstreekse verbinding
met het wegennet makkelijker. In 2000 werd door Calatrava reeds een
brug gebouwd die de autosnelweg verbindt met de achterkant van het
station aan de kant van de ‘Cointe’ heuvel, waar ook een zogenaamde
L’architecte Santiago Calatrava a donc été sélectionné pour travailler à la
volumétrie et à l’esthétique de la nouvelle gare.
En ce qui concerne la volumétrie générale du bâtiment, l’architecte a
puisé son inspiration dans les formes humaines et plus précisément
dans les courbes de la silhouette féminine. Il a créé un bâtiment “sans
façade”, concentré sur sa fonction première qui est d’être un lieu de
communication : communication entre villes et entre pays mais aussi en
liaison directe avec le réseau autoroutier et entre différents quartiers de
la ville de Liège.
En effet, un déplacement de 150 mètres par rapport à l’ancienne gare
a permis d’obtenir des quais rectilignes, plus longs et plus larges. Ces
aménagements permettent d’accueillir les trains à grande vitesse.
Ce léger décentrement permet également une liaison directe avec le
réseau autoroutier. Un pont, dessiné également par Calatrava et déjà
construit en 2000, relie l’autoroute à l’arrière de la gare, côté colline de
Cointe où un dépose-minute et un parking ont été aménagés. Ce pont
est une véritable prouesse technique par sa forme courbe combinée à
une déclivité importante.
2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 5
‘Kiss and Ride’ strook en parkeergelegenheid werden voorzien. Deze
brug is een ware technische krachttoer, omwille van de gebogen vorm
in combinatie met de sterke helling.
De configuratie van het gebouw creëert eveneens een dialoog tussen de
wijken (de Cointe heuvel, de Guillemins wijk en het centrum van de stad)
die compleet zal zijn bij de afwerking van de zone tussen het station en
de Maas.
Het station bestaat uit drie belangrijke zichtbare niveaus: de doorgang
onder de sporen (het eigenlijke reizigersgebouw), de perrons en het
gewelf met de loopbruggen.
Hieronder werden 171 betonnen funderingspalen van 90 cm diameter
gegoten tot een diepte tussen 13 en 17 meter, om de stabiliteit te
garanderen in dit terrein met steenkoolhoudende leisteen.
De basis en de structuur van het gebouw zijn in beton. Het 200 meter lange
en 40 meter hoge gewelf, de 5 overdekkingen van de perrons waar dat
gewelf in overgaat, de twee luifels die de ingang aan de voor- en achterkant
beschutten, en de loopbruggen bestaan allemaal uit staal en glas.
La configuration du bâtiment crée également un dialogue entre les
quartiers (entre la colline de Cointe, le quartier des Guillemins et le
centre-ville). Celui-ci sera pleinement abouti quand l’aménagement des
abords entre la gare et la Meuse sera effectué.
La gare est composée de 3 niveaux principaux visibles : le passage
sous voie constituant le bâtiment des voyageurs, les quais et la voûtepasserelles.
Sous cet ensemble, 171 pieux de bétons de 90 cm de diamètre et de 13
à 17 mètres de profondeur ont été coulés pour répondre aux contraintes
du terrain constitué de schistes houillers.
La base et la structure du bâtiment sont en béton. La voûte mesurant
200 mètres de long et 40 de haut, les deux auvents couvrant les entrées
à l’avant et à l’arrière, les passerelles et les 5 abris prolongeant la voûte
pour couvrir les quais sont constitués d’acier et de verre.
L’élément particulièrement impressionnant du chantier est que, pour que
la gare reste opérationnelle pendant toute la durée des travaux, l’énorme
Zicht op de heringerichte perrons in Belgische Blauwe Hardsteen. Tijdens de werken en inmiddels beëindigd /
Vue des quais aménagés en pierre bleue de Belgique. En cours de chantier et achevés.
Het meest indrukwekkende gegeven van deze werf is dat het enorme
gewelf stuk voor stuk is gebouwd op een voorlopig platform aan het
eerste perron langs de kant van de stad, omdat het station gedurende
de werken in gebruik moest blijven. De verschillende schijven van
het gewelf en de loopbruggen werden één voor één in elkaar gezet
en gedurende een jaar (van mei 2005 tot juni 2006) boven de
spoorweginfrastructuur geduwd.
Naast de gedurfde vormgeving reflecteert deze architectuur ook het
technisch meesterschap van de verschillende tussenkomende partijen.
De natuursteen
Dankzij een langdurig promotiewerk, onder andere van de ‘Carrières de
la Pierre Bleue Belge’ die hiermee al startte in 2002, werd het geheel van
de perrons voorzien in Belgische Blauwe Hardteen.
De bouwmeester werd verleid door de mogelijkheden van dit materiaal.
Om de keuze ervan te bevestigen, werden in 2005 testzones aangelegd
in de oude stationshal en op een perron.
Er werden representatieve werfbezoeken en proeven op het onderhoud
van de betegeling uitgevoerd, in aanwezigheid van een architect vertegenwoordiger van het bureau van Calatrava, de Project Manager
van ‘Euro Liège TGV’, en een onderhoudsdeskundige.
6
PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2
voûte a été construite au fur et à mesure sur une plate forme de travail
provisoire sur le premier quai, côté ville. Les tranches de la voûte–
passerelles ont été assemblées et poussées une à une au dessus de
l’infrastructure ferroviaire durant une année (de mai 2005 à juin 2006).
Au-delà de son esthétique audacieuse, ce chantier reflète donc la
maîtrise technique des différents intervenants.
La pierre
Grâce notamment à un long travail de promotion entamé dès 2002
par les Carrières de la Pierre Bleue Belge, l’ensemble des quais a été
prévu en Petit Granit – Pierre Bleue de Belgique.
Le maître d’œuvre a été séduit par les possibilités offertes par la
pierre bleue.
Pour confirmer le choix de ce matériau, en 2005, des zones test ont été
aménagées dans l’ancien hall de la gare ainsi que sur un quai.
Des visites de chantiers représentatifs et des essais d’entretien sur
ces dallages ont été réalisés en présence d’un architecte représentant
le bureau Calatrava, du Project Manager de Euro Liège TGV et d’un
spécialiste en nettoyage.
Pour l’aménagement des quais, le choix de l’architecte s’est alors porté
sur des dalles bouchardées rectangulaires d’une épaisseur de 4 cm.
Voor de bekleding van de perrons, koos de architect gebouchardeerde
vierkante tegels van 4 cm dik, en er werden eveneens podotactiele tegels
vervaardigd voor zorgwekkender zones.
Voor de binneninrichting, die nog steeds aan de gang is, zal men
waarschijnlijk opteren voor tegels van 90 x 90 cm in verzoete Blauwe
Hardsteen.
Behalve de esthetische en technische kwaliteiten van de Belgische
Blauwe Hardsteen hebben ook de nabijheid van ontginning en de
technische follow-up op de werf zeker een overtuigende rol gespeeld.
Hoe dan ook, deze realisatie bevestigt dat de Belgische Blauwe
Hardsteen zijn plaats in grootse projecten verdient.
Des dalles à protubérances pour des zones de vigilance ont également
été créées pour ce projet.
Pour l’aménagement de l’intérieur, toujours en cours, on préférera
probablement des dalles de 90 x 90 cm en pierre bleue adoucie.
Au-delà des qualités esthétique et technique de la Pierre Bleue de
Belgique, c’est certainement la proximité du gisement et l’assurance d’un
suivi technique du chantier qui auront su convaincre. Quoi qu’il en soit,
cette réalisation confirme que la Pierre Bleue de Belgique a toute sa place
dans des projets grandioses.
Les abords
Au-delà de la gare, c’est un quartier, voire toute une ville, qui est
transformé.
Concernant l’aménagement des abords, les discussions sont en cours.
En 2003, un appel à projets européen a été lancé pour l’aménagement
© Bernard Boccara
Santiago Calatrava
architect van stations en bruggen
Santiago Calatrava
l’architecte des gares et des ponts
Santiago Calatrava is een internationaal gereputeerde Spaanse architect die in 1951 werd geboren in de regio van Valencia. Hij studeerde
in zijn geboortestad architectuur en urbanisme, en vervolledigde dit
in Zurich met een opleiding burgerlijke bouwkunde.
Calatrava’s stokpaardje is het uitdagen van de zwaartekracht met
gewaagde structuren. Hij drukt zich daarin vooral uit met de bouw
van bruggen en stations.
Zijn architectuur is beeldhouwkunst en heeft een sterk organische
toets. Ze is onmiddellijk herkenbaar aan de elegante vormen en de
indruk van beweging die het uitstraalt.
Zijn lievelingsmaterialen zijn glas, beton en staal.
Onder zijn belangrijkste werken kunnen we de volgende vermelden:
de opera van Valencia, een brug en de vlieghaven in Bilbao, het
station Stadelhofen in Zurich, het Olympisch stadium van Athene en
het station van Lyon-Saint Exupéry.
Momenteel werkt hij aan twee stations: één op de site van het World
Trade Center in New York, het andere voor de stad Bergen (B).
Of je er nu van houdt of niet, de zeer persoonlijke architectuur van
Calatrava heeft de eigenschap niemand onbewogen te laten.
Architecte espagnol de renommée mondiale, Santiago Calatrava est
né en 1951 dans la région de Valence. C’est dans son pays natal qu’il
étudie l’architecture et l’urbanisme pour compléter sa formation, à
Zurich, par des études de génie civil.
Calatrava aime défier les lois de la pesanteur par des structures
audacieuses. Il exprime son art essentiellement dans la création de
ponts et de gares.
Son architecture peut être qualifiée de “sculpturale” et
d’“organique”. Elle est directement reconnaissable par ses formes
élancées et l’impression de mouvement qui s’en dégage.
Ses matériaux de prédilection sont le verre, le béton et l’acier.
Parmi ses réalisations les plus remarquables, on peut citer l’Opéra
de Valence, un pont et l’Aéroport de Bilbao, la gare de Stadelhofen
à Zurich, le stade Olympique d’Athènes et la gare de Lyon-Saint
Exupéry.
Actuellement, il travaille à la création de deux gares : l’une sur le site
du World Trade Center à New York, l’autre pour la ville de Mons !
Qu’elle plaise ou pas, l’architecture très personnelle de Calatrava a
l’intérêt de ne laisser personne indifférent.
2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 7
© Bernard Boccara
De omgeving
Rond het station ondergaat een hele wijk, zelfs een stuk van de stad,
een gedaanteverandering.
Wat de inrichting hiervan betreft, zijn er gesprekken aan de gang.
In 2003 werd een Europese projectoproep gelanceerd voor de aanleg
van de wijk Guillemins tussen het station en de Maas, waarna beetje bij
beetje een project van grote omvang tot stand kwam, bestaande uit een
grote esplanade die begint aan het station en de Maas oversteekt tot het
Boverie park en verder tot Longdoz.
Daarnaast vermelden we dat de ‘rue des Guillemins’ die het oude station
verbond met de stad, werd heraangelegd en deels bedekt met Aziatische
kantstenen en straatstenen. We zijn dus blij dat de kleine verplaatsing
van het station er heeft voor gezorgd dat de ‘rue des Guillemins’ geen
hoofdweg meer is.
Bronnen en verdere informatie
Sources & informations complémentaires
JODIDIO Philip, Calatrava, Taschen, 2007
JODIDIO Philip, Calatrava. Santiago Calatrava.
Complete works. 1979-2007, Taschen, 2007.
www.calatrava.com
www.euro-liege-tgv.be
www.greisch.com
(met onder andere video’s over de plaatsingstechniek van
het gewelf / entre autres, vidéos du poussage de la voûte )
8
PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2
du quartier des Guillemins entre la gare et la Meuse. Petit à petit, un
projet de grande envergure composé d’une esplanade partant de la gare,
traversant la Meuse jusqu’au parc de la Boverie et, au-delà, jusqu’au
Longdoz, a vu le jour.
Notons que la rue des Guillemins qui reliait l’ancienne gare à la ville a été
réaménagée et couverte, entre autre, de bordures et pavés… asiatiques.
On se réjouit donc que dans les aménagements actuels, avec le léger
déplacement de la gare, la rue des Guillemins ne soit plus qu’une voie
secondaire…
Technische fiche / Fiche technique
Architect : Santiago Calatrava.
Opdrachtgever : NMBS
Bouwheer : Euro Liège TGV (dochteronderneming van de NMBS)
Studiebureau : Greisch
Natuursteenmaterialen (perrons) : 21000 m² Belgische Blauwe
Hardteen, geleverd door de ‘Carrières de la Pierre Bleue Belge’ in samenwerking met Renier Natuursteen en de groeve van Sprimont
Begin der werken : stedenbouwkundige toelating verkregen in 2000
Einde der werken aanvankelijk voorzien eind 2008
Totale kostprijs : € 320 000 000
Architecte : Santiago Calatrava
Maître de l’ouvrage : SNCB
Maître d’œuvre : Euro Liège TGV (filiale de la SNCB)
Bureau d’Etudes : Greisch
Matériaux pierreux (quais) : 21 000 m2 de Petit Granit - Pierre
Bleue de Belgique fournie par les Carrières de la Pierre Bleue Belge en
collaboration avec Renier Natuursteen et la Carrière de Sprimont
Début des travaux : permis d’urbanisme obtenu en 2000
Fin des travaux prévue, à l’origine, pour 2008
Coût total : 320 000 000 €
Dank u / Merci
OPINIEPEILING BIJ DE LEZERS VAN “STEEN EN MARMER”
SONDAGE ENVOYE AUX LECTEURS DE “ PIERRE & MARBRE ”
Vele lezers namen de tijd om de vragenlijst in de juli-editie van Steen & Marmer (02/2008) in te vullen en terug te sturen.
Wij willen deze mensen, die zowat de ganse variëteit van ons lezersbestand representeren, danken voor hun constructieve
raad en aanmoedigingen. De informatie die u ons liet geworden kunnen wij goed benutten en het toont aan dat het
initiatief interesse heeft opgewekt.
Wij zullen uw uiteenlopende opmerkingen overigens indachtig zijn bij de voorbereiding van de komende nummers zodanig
dat dit blad nog meer aan uw verwachtingen kan beantwoorden...
Het spreekt vanzelf dat wij tot uw beschikking blijven en dat alle mogelijke suggesties nog kunnen overgemaakt worden op
het adres vermeld op pagina 3.
Wij wensen u veel leesplezier met dit nummer.
Joint à l’édition de juillet de Pierre & Marbre (02/2008), vous avez trouvé un questionnaire de sondage auquel nombre
d’entre vous ont pris le temps de répondre. Nous souhaiterions remercier ces personnes, représentant la variété du lectorat
de cette revue, pour les conseils constructifs ainsi que pour les encouragements que vous nous avez adressés.
Toutes les informations que vous nous avez transmises nous seront bien utiles et nous confirment l’intérêt porté à notre
démarche.
Par ailleurs, nous saurons tenir compte de vos diverses remarques pour les prochains numéros et faire ainsi en sorte que ce
support réponde encore plus à vos attentes…
Nous demeurons bien entendu à votre écoute et toutes les suggestions éventuelles peuvent encore nous être envoyées à
l’adresse mentionnée en page 3.
Nous vous souhaitons une agréable lecture du présent numéro.
Het redactiecomité van Steen & Marmer / Le comité de rédaction de Pierre & Marbre
Er zijn gewone
bouwverzekeringen,
...en er zijn die van
Federale Verzekering
Il y a des assurances
construction ordinaires,
...et il y a celles de
Fédérale Assurance
www.federale.be
L’ a s s u r e u r q u i p a r t a g e t o u t a v e c v o u s , m ê m e s e s b é n é f i c e s
De verzekeraar die alles met u deelt, zelfs zijn winst
casque 210 x 148.5.indd 1
5/2/07 1:20:19 PM
2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 9
techniek / technique
Het buigen van dunne
gevelbekledingen uit marmer
Metamorf marmer (niet te verwarren met marmerachtige – en dus sedimentaire – gesteenten, cf.
§ 2.2 van de TV 228 ‘Natuursteen’) wordt al eeuwenlang beschouwd als materiaal bij uitstek voor
de uitvoering van prestigieuze bouwwerken. Ook vandaag de dag wordt het nog met succes
toegepast in tal van gebouwen. De afgelopen twintig jaar werden er bij dit materiaal echter
belangrijke verweringsverschijnselen (hechtingsverliezen) vastgesteld, en dan vooral bij de
toepassing ervan als dunne gevelbekleding. Deze schade is te wijten aan het fenomeen van de
‘granulaire ontbinding’, waaraan reeds verschillende studies gewijd werden. Deze onthechting
kan problematisch worden wanneer de platen beginnen te buigen, te scheuren en riskeren
te vallen. De vraag stelt zich dan ook of men moet overgaan tot een totale uitsluiting van het
gebruik van marmer in gevels.
Dominique Nicaise
dr. wet., hoofd van het laboratorium
‘Mineralogie en microstructuur’, WTCB
dr. sc., chef du laboratoire ‘Minéralogie
et microstructure’, CSTC
1.
1. Buiging van een marmeren
plaat uit de 18e eeuw (kerk van
Hofstade, bij Aalst) / Cintrage
d’une dalle de marbre datant du
XVIIIe siècle (église d’Hofstade,
près d’Alost).
2. Buiging van een dunne gevelbekleding uit marmer / Cintrage
de plaques de marbre posées en
revêtement mince de façade.
10
PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2
2.
Le cintrage des revêtements
minces de façade en marbre
De tous temps, le marbre métamorphique (à ne pas confondre avec la pierre
marbrière, qui est une roche sédimentaire, cf. § 2.2 de la NIT 228 ‘Pierres
naturelles’) a été considéré comme un matériau de choix pour les réalisations
prestigieuses. Aujourd’hui encore, il connaît un succès considérable dans de
nombreux bâtiments. Cependant, de graves altérations affectant la cohésion du
matériau ont été constatées ces vingt dernières années, particulièrement pour
les plaques de marbre posées en revêtement mince de façade. Ces pathologies
trouvent leur origine dans le phénomène dit de ‘décohésion granulaire’, lequel
a fait l’objet de nombreuses études. Cette décohésion est des plus inquiétantes
lorsque les plaques se cintrent, se fissurent et présentent un risque de chute.
Faut-il pour autant exclure tous les marbres des revêtements de façade ?
Hoewel de duurzaamheid van gevelbekledingen uit natuursteen in de
regel bevredigend is, kan men bij het gebruik van metamorf marmer
toch voor problemen komen te staan. Men heeft immers vastgesteld dat
bepaalde dunne gevelplaten uit dit materiaal na een blootstelling van
enkele jaren een (concave of convexe) buiging beginnen te ontwikkelen,
met een belangrijk verlies van mechanische sterkte tot gevolg. Als
deze vervormingen zodanig groot worden dat ze aanleiding geven
tot een blokkering ter hoogte van de verankeringen, is het risico op
scheurvorming en breuk reëel.
Bien que la durabilité des revêtements de façade en pierre naturelle
soit généralement satisfaisante, le cas particulier des marbres
métamorphiques pose problème. Dans certains cas, les plaques minces
réalisées dans ce type de pierre commencent, après quelques années
d’exposition, à développer une courbure (concave ou convexe) et à
perdre une part non négligeable de leur résistance mécanique. Si les
déformations sont suffisamment importantes pour en arriver à un
blocage au niveau des ancrages, il existe un risque de fissuration et de
cassure.
Dat het hier geenszins om een nieuw verschijnsel gaat, blijkt als men een
bezoekje brengt aan een aantal 19e eeuwse begraafplaatsen en kerken.
De buiging en verzakking van de marmeren platen is er immers schering
en inslag. Dit fenomeen springt tegenwoordig gewoon vaker in het oog
omdat de huidige architecturale tendens erin bestaat om alsmaar grotere
en slankere gevelelementen toe te passen.
Il n’y a toutefois là rien de nouveau. Il suffit de se promener dans certains
cimetières ou églises pour voir des dalles datant du XIXe siècle cintrées
ou affaissées sur elles-mêmes. Ce phénomène est sans doute bien plus
fréquent compte tenu de la tendance architecturale actuelle caractérisée
par des éléments de façade de dimensions de plus en plus grandes et
d’élancement accentué.
Factoren die de amplitude van de buiging beïnvloeden
Facteurs influençant l’amplitude du cintrage
Men heeft vastgesteld dat de buiging doorgaans meer uitgesproken is
bij gevels die blootgesteld zijn aan regen en bezonning (met zuidelijke en
zuidwestelijke oriëntatie). Indien de amplitude van de buiging aanzienlijk
is, kan dit leiden tot scheurvorming ter hoogte van de verankeringen.
In bepaalde gevallen wordt men niet zozeer geconfronteerd met een
buiging, maar veeleer met een ontbinding van de materie.
On constate que le phénomène de cintrage se manifeste de façon plus
prononcée sur les façades exposées à la pluie et au soleil (orientées entre le
sud et le sud-ouest). Un cintrage de grande amplitude entraînera souvent
une fissuration au niveau des ancrages. Dans certains cas, le phénomène
de cintrage n’apparaît pas directement, mais une désagrégation
importante de la matière est observable.
Uit microscopisch onderzoek is gebleken dat de marmers die
het gevoeligst zijn voor buiging bijna uitsluitend uit calciet
(calciumcarbonaat) bestaan. De vaakst getroffen types vertonen een
microstructuur die eerder granoblastisch (d.w.z. waarbij alle kristallen
ongeveer even groot zijn en een polygone, vaak pseudohexagonale,
vorm hebben) dan xenoblastisch (d.w.z. waarbij de kristallen een grillige
vorm hebben en in elkaar passen zoals puzzelstukken) is.
En ce qui concerne la nature du marbre, l’examen microscopique
indique que les roches les plus sensibles au cintrage sont composées
quasi exclusivement de calcite (carbonate de calcium). Les marbres
Onder fluorescerend licht stelt men bij de gebogen stenen intergranulaire
openingen vast, wat de ontbinding bevestigt : het contact tussen de
calcietkorrels is minder sterk door de opeenvolging van verschillende
opwarmings- en afkoelingscycli. We willen erop wijzen dat de
oppervlaktetemperatuur van een bezonde gevel kan oplopen tot 60 °C.
Ook de afmeting van de korrels heeft in deze context een rol te spelen,
vermits dit verschijnsel bij sedimentaire gesteenten (die eveneens
voornamelijk uit calciet bestaan, maar waarbij de korrels kleiner zijn)
voor zover wij weten nooit vastgesteld werd.
Normalisering
De in 2003 gepubliceerde NBN EN 14066 ‘Beproevingsmethoden
voor natuursteen. Bepaling van de weerstand tegen veroudering door
thermische schok’ is de enige proefnorm waarin dit fenomeen aan
bod komt. Deze blijkt echter weinig geschikt voor het probleem van de
buiging en is bovendien veel te streng voor het geheel der natuurstenen
(reeks cycli waarbij een onderdompeling in water bij 20 °C gevolgd wordt
door een droging in een stoof bij 105 °C). Op algemeen verzoek zal er
bij de volgende herziening van de norm bijgevolg een proef opgenomen
worden die een betere simulatie oplevert van de blootstelling die
aanleiding geeft tot buiging.
In afwachting van deze nieuwe proefmethode wordt in de TV
228 ‘Natuursteen’ aanbevolen om naast de beoordeling van de
vorstbestendigheid na te gaan of het marmer voldoet aan de norm
NBN EN 14066 met een maximaal verlies van dynamische
elasticiteitsmodulus van 20 %.
2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 11
3a.
3b.
4.
het voorzorgsprincipe
Een totale uitsluiting van het gebruik van marmer in gevels lijkt ons
voorbarig. Bij gebrek aan een betere proefprocedure kan het feit dat
het materiaal weerstand biedt tegen de thermische-schokproeven
beschouwd worden als een bewijs voor het goede gedrag ervan. Gelet
op de strengheid van de proef is de kans echter groot dat ook marmers,
die in de praktijk geen problemen opleveren, afgewezen worden.
Een petrografische analyse (onderzoek van de granoblastische of
xenoblastische microstructuur) ter verfijning van de beoordeling van de
gevoeligheid van de materialen voor buiging zou in voorkomend geval
soelaas kunnen bieden.
Ook wat het ontwerp van de gevelbekleding betreft, kunnen er
bepaalde voorzorgen genomen worden om de invloed van de buiging
te beperken. Zo zou men de afmetingen van de platen kunnen
verminderen en de verhouding lengte/breedte van de elementen kunnen
beperken tot maximum 3 (cf. TV 146 ‘Verticale buitenbekledingen van
dunne natuursteenplaten’). Men zou eveneens kunnen opteren voor
composietplaten, opgebouwd uit een dunne marmerplaat (ongeveer
1 cm), die op een (bv. honingraatvormige) metalen constructie of een
keramiekplaat met grote mechanische sterkte verlijmd wordt. Voor
meer informatie omtrent de karakteristieken en de uitvoering van deze
systemen, verwijzen we naar de technische adviezen.
5.
sensibles montrent une structure cristalline granoblastique, c’est-à-dire
composée de grains de taille semblable et de forme polygonale, souvent
pseudohexagonale, contrairement à une structure xénoblastique, dont
les cristaux ont des formes plus capricieuses et s'assemblent comme les
pièces d'un puzzle.
En lumière fluorescente, les pierres cintrées présentent des ouvertures
intergranulaires, ce qui confirme le phénomène de décohésion granulaire :
le contact entre chaque grain est moins fort à la suite des cycles
d’échauffement et refroidissement de la calcite. Rappelons que les façades
ensoleillées peuvent atteindre des températures de 60 °C en surface.
La taille des grains a un rôle à jouer, étant donné que les roches
sédimentaires (également constituées principalement de calcite, mais dont
les grains sont de plus petites dimensions) n’ont, à notre connaissance,
jamais présenté ce phénomène.
Normalisation
La norme NBN EN 14066 “ Méthodes d’essai pour pierres naturelles.
Détermination de la résistance au vieillissement accéléré par chocs
thermiques ”, publiée en 2003, est la seule norme traitant de ce
phénomène, bien qu’elle s’avère peu adaptée au problème de cintrage et
beaucoup trop sévère vis-à-vis de l’ensemble des pierres (série de cycles
alternant immersion dans l’eau à 20 °C et séchage en étuve à 105 °C).
A la demande générale, elle reprendra, lors de sa prochaine révision,
un essai qui simule davantage l’exposition amenant au cintrage.
Dans l’attente de cette nouvelle méthode d’essai, la NIT 228 ‘Pierres
naturelles’ recommande, en plus de l’évaluation de la résistance au gel,
que les marbres satisfassent à la norme NBN EN 14066 avec une perte
de module d’élasticité dynamique de 20 % maximum.
principe de précaution
6.
3a & 3b. Twee marmerstructuren bij gekruiste nicols / Deux structures
de marbre en nicols croisés. ( 3a. Carrare - 3b. Thassos)
4. Onder fluorescerend licht stelt men bij de gebogen stenen (met
zuidelijke oriëntatie) intergranulaire openingen vast / En lumière
fluorescente, les pierres cintrées (exposées au sud) présentent des
ouvertures intergranulaires.
5. Onder fluorescerend licht vertonen de niet-gebogen stenen (met
noordelijke oriëntatie) geen intergranulaire openingen / En lumière
fluorescente, une pierre non cintrée (exposée au nord) ne présente pas
d’ouvertures intergranulaires.
6. Prototype voor metingen van buiging en vervorming (aangevuld met
petrografische analyses) / Prototype pour mesures de cintrage et de
déformation (complété par des analyses pétrographiques.)
12
PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2
Une exclusion totale du marbre en façade ne nous semble pas fondée.
Dans l’attente d’une procédure d’essai plus adaptée, la bonne tenue à
l’essai de chocs thermiques constitue une indication fiable quant au bon
comportement du matériau. Mais en raison de sa grande sévérité, l’essai
pourrait conduire à écarter certains marbres qui ne présentent pas de
problèmes en réalité. Une analyse pétrographique serait dès lors conseillée
en complément, afin d’affiner l’évaluation de la sensibilité au cintrage
du matériau grâce à l’examen de sa microstructure (granoblastique ou
xénoblastique).
En ce qui concerne la conception des revêtements de façade, certaines
précautions peuvent être prises pour réduire les effets du cintrage,
notamment en réduisant la dimension des plaques et en minimisant
l’élancement des éléments (rapport longueur/largeur de 3 au maximum,
p. ex.; cf. NIT 146 ‘Les revêtement extérieurs verticaux en matériaux
pierreux naturels de mince épaisseur’). Il est également possible d’opter
pour des panneaux composites constitués d’une plaque mince de marbre
(environ 1 cm) collée sur une structure métallique (de type nid d’abeille,
p. ex.) ou sur une plaque de céramique à haute résistance mécanique.
Plus d’informations sur les caractéristiques et la mise en œuvre de ces
systèmes, on se référera aux avis techniques.
50
JAAR
BATIBOUW ‘09
Brussels Expo van donderdag 26 februari
t.e.m. zondag 8 maart van 10u tot 18u30.
Op donderdag 26 en vrijdag 27 februari opent BATIBOUW, de grootste
bouwvakbeurs van België, haar deuren exclusief voor de vaklui.
U ontdekt er de meest recente nieuwigheden en trends en kan deelnemen aan rondetafelgesprekken, seminaries
en andere randmanifestaties. Om wachttijden aan de ingang te verkorten, kan u zich best preregistreren via
www.batibouw.com. Met de uitgereikte badge krijgt u op 26 en 27 februari ongelimiteerde toegang tot BATIBOUW.
Indien u de badge niet gebruikt tijdens deze dagen, is hij geldig voor een dag naar keuze tijdens de rest van de beurs.
Batibouw pro: 26 februari van 10u tot 18u30, 27 februari van 10 tot 21u (nocturne)
Batibouw publiek: van 28 februari t.e.m. 8 maart van 10u tot 18u30 en op 6 maart tot 21u (nocturne)
www.batibouw.com
FUNERA i R e SECTOR / FUNERAIRE
2.
1.
3.
4.
1.
2.
3.
4.
Monument Goffin, 1927
Monument Schmetz 1925
Smits-Vieujant, 1913
Delhaize, 1928
Het kerkhof van Elsene: blauwe steen en graniet
Op het kerkhof van Elsene (Brussels Gewest) liggen talrijke opmerkelijke monumenten verborgen
waarin de specifieke karakteristieken van het materiaal en de natuursteenbewerking goed tot hun
recht komen. Het meest voorkomende materiaal in de grafmonumenten is weliswaar blauwe steen,
maar graniet neemt op dit kerkhof eveneens een belangrijke plaats in.
Le cimetière d’Ixelles : pierre bleue et granit
Bénédicte Verschaeren
Kunsthistorica, lid van Epitaaf
Historienne de l’art, membre d’Epitaaf
Le cimetière d’Ixelles (Région bruxelloise) recèle de nombreux monuments
remarquables mettant en valeur des caractéristiques spécifiques liées au
matériau et au travail de la pierre. En effet, si le matériau le plus courant des
monuments funéraires est la pierre bleue, le granit lui aussi trouve une place
importante dans ce cimetière.
Door zijn technische karakteristieken kan met graniet een heel ander type
monument worden opgericht dan met blauwe steen. De ornamentmaker
zal de steen bewerken en vorm geven (sarcofaag, gedenksteen, obelisk,...)
en hem tot sculpturen en talrijke decoraties en symbolen behouwen:
palmen, dennenappels, eikenbladeren, laurierbladeren, boeken, kronen,
zandlopers, zeisen, uilen... De hardheid van graniet laat niet toe op dezelfde
manier te werken. De steenhouwer zal het volume, de vorm bewerken.
Granieten versieringen zal men dus op het kerkhof van Elsene niet vinden.
Men zal meer spelen met de kleur van graniet, het polijsten en de opbouw
van elke steen apart.
Les caractéristiques techniques du granit permettent d’élever un type de
monument différent de celles de la pierre bleue. L’ornemaniste travaillera
la pierre bleue, lui donnera forme (sarcophage, stèle, obélisque,…) et
également y taillera des sculptures et de nombreuses décorations, de
nombreux symboles : palmes, pommes de pin, feuilles de chêne, feuilles
de laurier, livres, couronnes, sabliers, faux, hiboux… La dureté du granit ne
permettra pas de s’engager dans cette voie. Dès lors, le tailleur de pierre
travaillera seulement le volume, la forme. L’ornementation en granit sera
donc totalement bannie au cimetière d’Ixelles. On jouera davantage avec
la couleur du granit, son polissage et l’agencement de chaque pierre.
Het kerkhof van Elsene wordt gekenmerkt door talrijke granieten
monumenten, ofwel helemaal uitgevoerd in graniet, ofwel gemengd met
blauwe steen.
Le cimetière d’Ixelles se caractérise par de nombreux monuments
utilisant le granit, soit pour la réalisation du monument entier, soit
pour une réalisation mixte pierre bleue – granit.
De firma Beernaert, sinds vele jaren in Elsene gevestigd, is onbetwistbaar
verbonden met de invoer van graniet en zijn verspreiding. De naam van
Emile Beernaert wordt in 1897 geciteerd in het “Jaarboek voor handel
L’entreprise Beernaert implantée à Ixelles depuis de nombreuses années
est indéniablement liée à l’importation du granit et à sa diffusion. Ainsi
en 1897, on voit apparaître dans “ l’Annuaire de Commerce et de
14
PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2
en nijverheid”, met de nieuwe activiteit : import van graniet uit Schotland
en Noorwegen. Aanvankelijk wordt het graniet niet alleen voor
grafmonumenten aangewend, maar ook voor de sector “Kunstmarmer
en de handel”.
In 1903 maken zijn briefhoofden gewag van de verschillende
importplaatsen : Schotland, Zweden, Noorwegen, de Vogezen,
Beieren, Saksen, enz... Eerst gaat zijn aanbod over de realisatie van
kolommen, pilasters, treden, en vanaf 1919 biedt hij volledig afgewerkte
monumenten aan. Emile Beernaert is een van de eersten die deze nieuwe
mode heeft gelanceerd. Pas na de eerste wereldoorlog wordt graniet
gangbaarder en gaan andere steenhouwers het ook importeren en aan
hun cliënteel aanbieden. Het monopolie op de granieten realisaties
behoort dan misschien niet meer toe aan de firma Beernaert, maar ze
blijft in elk geval een belangrijke rol spelen in de Brusselse grafkunst.
5.
l’Industrie” le nom d’Emile Beernaert associé à cette nouvelle activité :
l’importation du granit d’Ecosse et de Norvège. Au départ, il ne travaille
pas uniquement le granit pour les monuments funéraires, mais réalise
aussi de la “Marbrerie d’Art et de Commerce ”.
En 1903, l’en-tête du papier à lettres précise les différents lieux
d’importation : Ecosse, Suède, Norvège, Vosges, Bavière et Saxe, etc.
Il propose d’abord la réalisation de colonnes, de pilastres, de marches,
ensuite en 1919 l’exécution de monuments entiers. Emile Beernaert est
l’un des premiers qui a lancé cette nouvelle mode. C’est véritablement
après la première guerre mondiale que le granit se répandra et que
d’autres tailleurs de pierre en importeront et en proposeront à leur
clientèle. Néanmoins, l’entreprise Beernaert gardera si non le monopole
des réalisations en granit, du moins une importance reconnue au sein de
l’art funéraire bruxellois.
6.
7.
5. Monument Blieck 1919 / 6. Furne 1916 / 7. Petitqueux 1911
Tussen de twee wereldoorlogen
Het gebruik van graniet maakt opgang in de jaren na 1910, en vooral tussen
de twee wereldoorlogen, wat aan de begraafplaats een grote homogeniteit
verleent. We onderscheiden in deze periode 5 types van monumenten,
geheel of gedeeltelijk uitgevoerd in graniet.
L’entre-deux-guerres
L’utilisation du granit est répandue dans les années 1910 et surtout
pendant l’entre-deux-guerres, ce qui confère à ce cimetière une grande
homogénéité. Nous distinguerons cinq types de monuments de cette
période qui seront entièrement ou en partie en granit.
Monument Solvay, Goffin, Schmetz
Dit zijn unieke monumenten van hoge kwaliteit, zeer origineel en
dikwijls gerealiseerd in samenwerking met een architect of beeldhouwer.
Deze drie monumenten werden gerealiseerd door de firma Beernaert.
De tint van het graniet is een bewuste keuze en wordt door het polijsten
nog benadrukt.
Het monument van de familie Solvay werd ontworpen door architect
Victor Horta, en gerealiseerd in twee fasen; het bovenste deel dateert
uit 1894, het onderste uit 1924. Het Goffin monument werd bedacht
door architect Charles Van Nueten, die tussen de twee wereldoorlogen
meerdere grafmonumenten ontwierp en bijdroeg aan verschillende
afbeeldingen in het boek Sépultures modernes van J. Lecocq. Aan het
monument Schmetz werkte beeldhouwer Marcel Rau mee.
monument Solvay, Goffin, Schmetz
Ce sont des monuments uniques, de haute qualité, de grande originalité,
et souvent réalisés avec la collaboration d’un architecte ou d’un
sculpteur. Ces trois monuments sont réalisés par l’entreprise Beernaert.
La teinte du granit est un réel choix et est mise en valeur par un
polissage. Le monument de la famille Solvay est dessiné par l’architecte
Victor Horta, il a été réalisé à deux moments, la partie supérieure date
de 1894, la partie inférieure de 1924. Le monument Goffin est pensé
par l’architecte Charles Van Nueten qui a conçu plusieurs monuments
funéraires pendant l’entre-deux-guerres, et a contribué à différentes
planches au livre Sépultures modernes par J. Lecocq. Quant au
monument Schmetz, Marcel Rau a collaboré à cet ensemble en tant que
sculpteur.
Smits-Vieujant, Delhaize, Le Prince
Voor deze monumenten wordt graniet gebruikt als luxe materiaal, het
polijstwerk geeft aan de steen meer glans. Dit type monument met zijn
‘Beaux-Arts’ stijl bekoort de gevestigde burgerij. De steen is mooi behouwen
en gepolijst, en draagt bij aan het prestige van het monument. Deze
monumenten bevinden zich op een zorgvuldig uitgekozen plaats zodat ze
goed zichtbaar zijn, vaak op de hoek van een rij. Het zijn allemaal realisaties
van de firma Beernaert.
Smits-Vieujant, Delhaize, Le Prince
Ce sont des monuments où le granit est utilisé comme matériau de
luxe, le polissage rend la pierre brillante. Ce type de monument, de
style Beaux-Arts séduit une bourgeoise installée. La taille de la pierre,
avec ses arêtes et son polissage est soignée et contribue au prestige du
monument. L’emplacement de ces monuments est judicieusement choisi
assurant une visibilité immédiate et sont généralement placés aux angles
des rangées. Ils sont tous réalisés par l’entreprise Beernaert.
2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 15
Monument Blieck, Furne, Petitqueux
In deze meer bescheiden, doch bijzondere monumenten, participeert het
graniet in de architectuur. Het is niet gepolijst en het bouchardeerwerk
bezorgt het monument een heel persoonlijke toets. Architect Hamesse en
de firma ‘Fayt Frères’ realiseerden het Petitqueux monument. Hoewel de
naam van Emile Beernaert voorkomt op het monument van Max Blieck, is
het heel waarschijnlijk gerealiseerd door de afgestorvene zelf die architect
was. Het monument van Furne draagt eveneens de signatuur van Emile
Beernaert.
Monument Blieck, Furne, Petitqueux
Ces monuments de taille plus modeste où le granit participe à
l’architecture sortent de l’ordinaire. Le granit n’est pas poli, le travail
de la boucharde donne au monument une touche toute personnelle.
Le monument Petitqueux est signé par l’architecte Hamesse et l’entreprise
Fayt Frères. Le monument Max Blieck est sans doute réalisé par le défunt
lui-même qui était architecte, le nom d’Emile Beernaert y est apposé.
Quant au monument Furne, Emile Beernaert le signe également.
9.
11.
8.
10.
8. Mignot.
9. 'Soufflet' + zuil / Soufflet + stèle
Sellesagh, zonder datum / pas de date.
10. Monumenten van het ‘soufflet’ type van
Beernaert / Monuments du type soufflet de
Beernaert, fonds Beernaert Smolders, 1921.
11. Bette, Gilmont1930
Monumenten van het ‘soufflet’ type van Beernaert
Emile Beernaert stelt een variante voor van de 19e eeuwse sarcofaag: de
‘soufflet’. Het is een monoliet die op een sokkel wordt geplaatst, nu eens in
graniet, dan weer in blauwe steen, soms gemengd. Hij geeft meer volume
aan de steen om het horizontale gedeelte van het monument meer te
doen uitkomen. Het graniet heeft verschillende tinten (roze, groen, bruin,
grijs, zwart, blauw) en reflecteert het licht afhankelijk van de manier van
het polijsten. Het werd met de grootste zorg uitgevoerd. Het motief van de
soufflet, een horizontaal element, wordt dikwijls gecombineerd met een
grafzuil, een verticaal element. De grafzuil is dikwijls in blauwe steen.
monuments du type soufflet de Beernaert
Emile Beernaert propose une variante au sarcophage du XIXe siècle : le
soufflet. Il s’agit d’un monolithe déposé sur un socle, tantôt en granit,
tantôt en pierre bleue, tantôt mixte pierre bleue-granit. Il gonfle le
volume de la dalle afin de mettre en évidence la partie horizontale du
monument. Le granit offre différentes teintes (rose, vert, brun, gris, noir,
bleu) et, selon le polissage, reflète la lumière de diverses façons. Il est
réalisé avec le plus grand soin. Le motif du soufflet, élément horizontal,
est souvent combiné à la stèle, élément vertical. La stèle, quant à elle,
sera souvent en pierre bleue.
Sirtaine, Chavet, Dorhout, Vandeneyende, Paulus,
Delomez, Mignot
Deze monumenten, samengesteld uit blauwe steen en graniet, werden
niet altijd door Beernaert gebouwd en zijn van mindere kwaliteit. De
gebruikte materialen, zoals de blauwe steen, zijn minder kostbaar. De
structuur is samengesteld uit vier wanden die de muren van de sarcofaag
vormen, en daarop een afdekplaat, dikwijls in graniet.
In elk geval vinden we op de gedenksteen dezelfde decoratieve
elementen in verscheidene varianten: kronen, bas-reliëfs, Christussen,
allegorieën, medaillons... De gedenkstenen dragen bij aan de diversiteit
van de monumenten doordat het bewerken van hun vorm daarop
gericht is. De top van de gedenksteen kan concaaf zijn, horizontaal of
een geometrische vorm aannemen.
Het specifieke houwen van de steen laat combinaties toe van verschillende
modellen, die door de klanten in de catalogi werden gekozen.
De monumenten werden dikwijls gebouwd door andere ondernemers
zoals Cordemans, Gilmont, Fayt,… De medaillons, allegorieën en
Christussen komen dikwijls van de firma Norga.
Sirtaine, Chavet, Dorhout, Vandeneyende, Paulus,
Delomez, Mignot
Il s’agit de monuments composés de pierres bleues et de granit, ils ne
sont pas toujours construits par Beernaert et sont de moindre qualité.
Les matériaux utilisés sont moins coûteux comme la pierre bleue. Leur
structure est composée de quatre parois formant les murs du sarcophage
et est recouverte d’une dalle qui est très souvent en granit.
Dans tous les cas, on retrouve sur la stèle les mêmes éléments décoratifs
apposés, les variantes sont multiples : couronnes, bas-relief, Christ,
allégories, médaillons… Les stèles contribuent à diversifier les modèles
des monuments. En effet, leurs formes sont toujours travaillées dans la
diversité. Le sommet de la stèle peut être concave, horizontal, ou encore
peut prendre une forme géométrique. La taille de la pierre permet
de combiner différents modèles que les clients choisissaient dans les
catalogues.
Souvent, ces monuments sont construits par d’autres entrepreneurs
comme Cordemans, Gilmont, Fayt… Les médaillons, allégories et Christ
proviennent quant à eux très souvent de l’entreprise Norga.
16
PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2
12.
13.
14.
12. Sirtaine, 1924, Fayt / 13. Chavet / 14. Dorhout. / 15. Vandeneyende
Graniet tot in de eeuwigheid?
Al de voorgestelde monumenten wijzen op de diversiteit van
de natuursteen op het kerkhof van Elsene. De steenhouwers en
marmerbewerkers ontwikkelden er hun kunst en hun bedrevenheid
stelt ons in staat de kunst en kennis eigen aan deze verlopen tijd te
begrijpen. Elk monument staat voor een andere aanpak in een coherent
en homogeen geheel waar blauwe steen en roos, grijs, groen en zwart
graniet in perfecte harmonie samen worden gebruikt.
Du granit à perpétuité ?
Tous les exemples présentés tentent à montrer la diversité du travail de
la pierre au cimetière d’Ixelles. Les tailleurs de pierre et marbriers y ont
développé leur art ; leur habileté nous permet d’appréhender un art, un
savoir-faire caractéristique d’une époque révolue. Chaque monument
consiste en un travail différent dans un ensemble cohérent et homogène
où pierre bleue et granit rose, gris, vert, noir… se côtoient en toute
harmonie.
De wet van 1971 heeft de “eeuwigdurende concessies” afgeschaft.
Vandaar dat al onze aandacht moet gaan naar de blauwe steen en het
graniet om ze niet te laten verdwijnen. Talrijke monumenten zijn immers
al afgebroken. Vandaag is men in Elsene bereid om deze kwestie te
onderzoeken ten einde een praktisch en efficiënt kerkhofbeheer tot stand
te brengen met zorg voor het behoud van het erfgoed.
La loi de 1971 supprime la notion de ‘concessions à perpétuité’, dès
lors pierre bleue et granit requièrent toute notre attention pour qu’ils
ne disparaissent pas. En effet, de nombreux monuments ont déjà été
détruits. Aujourd’hui, la commune d’Ixelles se propose de se pencher
sur cette question afin de concilier une gestion efficace et pratique du
cimetière avec le souci de préserver son patrimoine.
15.
actueel / actualite
GUSTAVE SERRURIER-BOVY
Het is bijna honderd jaar geleden dat deze Luikenaar, een voorloper van de Art Nouveau,
overleed. Hij was niet zo bekend als architect, maar wel als meubelontwerper.
Hoewel zijn invloed weliswaar niet zo groot is geweest als die van Horta of van de Velde,
werd het wel stilaan tijd om zijn geschiedenis en zijn werk te herontdekken.
GUSTAVE SERRURIER-BOVY
Voici presque cent ans que nous a quitté ce Liégeois -un précurseur de
l’Art nouveau en Belgique- connu non pas en tant qu’architecte mais comme
concepteur de mobilier. Certes, son aura n’est pas aussi importante que celle
d’Horta ou van de Velde, mais il est maintenant grand temps de redécouvrir
son histoire et son œuvre.
1.
2.
3.
1&2. Stoel en meubel. Silex Serie / Chaise et meuble. Série Silex.
3. Monument Serrurier, kerkhof van Robermont / Monument Serrurier-Bovy, cimetière de Robermont.
In het kader van zijn designbiënnale, wijdt de stad Luik een
overzichtstentoonstelling aan Serrurier-Bovy in het Musée d’art moderne
et contemporain’ (MAMAC) die loopt tot 18 januari 2009.
La ville de Liège lui consacre, dans le cadre de sa biennale du
design, une rétrospective, qui se tient au Musée d’art moderne et
contemporain (MAMAC) jusqu’au 18 janvier 2009.
Gustave wordt geboren op 29 juli 1958 als kind van Louis en Eugénie.
Louis is een zelfstandig ondernemer in de bouw en schrijnwerkerij,
waardoor het lot van de kleine Gustave meteen bezegeld is !!!!
Hij is pal in de bouwsector beland.
Eerst werkt hij bij zijn vader en studeert architectuur aan de ‘Académie
des Beaux-Arts’ van Luik. Na het behalen van zijn diploma oefent hij dit
beroep nochtans niet uit, want na enkele projecten richt hij zich op de
handel.
Samen met zijn echtgenote Marie Bovy, baat hij een winkel uit met
meubilair, decoratieve artikelen uit India, China en Japan, Engelse
stoffen, tapijten, zilverwerk en exotische voorwerpen.
Van handelaar evolueert hij naar ontwerper en meubelproducent. Zijn
werken zijn van eigen makelij. Zijn doel is de moderne kunst populair
maken door een aangepast esthetisch, financieel en functioneel
meubilair te bedenken voor iedereen. Van de ongedwongen arbeider
tot de intellectueel, iedereen heeft recht op een dagelijkse portie
schoonheid. Daarvoor maakt hij gebruik van goedkopere grondstoffen;
de mechanische vervaardiging ervan is al in gebruik.
Tezelfdertijd bouwt hij in Cointe (Luik) zijn eigen villa, genaamd
‘L’Aube’. Deze woning wordt opgenomen in de lijst van uitzonderlijk
Waals erfgoed.
Gustave, né le 29 juillet 1858, est l’enfant de Louis et d’Eugénie.
Louis est indépendant, entrepreneur en bâtiment et menuiserie.
Voilà déjà le destin du gamin scellé !!! Il est dans le bain du secteur
de la construction.
Il travaille d’abord avec son père et étudie l’architecture à l’Académie
des Beaux-Arts de Liège. Diplômé, il exerce peu et après quelques
ouvrages il se tourne vers le commerce.
Il exploite alors avec son épouse Marie Bovy un magasin
d’ameublement, d’articles de décorations des Indes, de Chine,
du Japon, de tissus anglais, de tapis, de “quincaillerie argentée”,
d’objets exotiques.
De commerçant, il devient concepteur et producteur de mobilier.
Il produit ses propres œuvres. Son désir est de populariser l’art
moderne en proposant un mobilier adapté esthétiquement,
financièrement, fonctionnellement à tout travailleur, de l’ouvrier aisé au
travailleur intellectuel, tout le monde à droit à la beauté au quotidien.
Pour ce faire, ses œuvres sont réalisées dans des matériaux peu
onéreux ; la mécanisation de leur mise en œuvre est déjà de mise.
Il construit dans le même temps sa propre villa, L’Aube, située à
Cointe (Liège). Cette demeure est inscrite au patrimoine exceptionnel
de Wallonie.
18
PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2
Zijn producties zijn een waar succes: talrijke meubelseries worden
ontwikkeld en vervaardigd, filialen worden geopend in Brussel, Parijs,
Nice en Den Haag, en hij verwerft bekendheid tot over de Atlantische
oceaan (Wereldtentoonstelling van Saint-Louis in 1904-1905). Door de
belangrijke noodzakelijke investeringen en wellicht al te snelle financiële
inspanningen wordt het bedrijf ‘Serrurier et Cie’ in 1907 ontbonden.
Ses productions sont un succès : de très nombreuses séries de meubles
sont créées et produites, des succursales s’ouvrent à Bruxelles,
Paris, Nice, La Haye, sa renommée a franchi l’Atlantique (Exposition
internationale de Saint-Louis 1904 -1905). Tout cela a demandé des
investissements importants, un effort financier sans doute trop rapide,
et, en 1907, la société Serrurier et Cie est dissoute.
De productie wordt nog voortgezet in Luik en de winkels in Parijs, Nice,
Brussel en Luik blijven bestaan.
Gustave Serrurier sterft op 19 november 1910 en ligt begraven op het
Robermont kerkhof van Luik.
R. D.
La production continuera encore à Liège, les magasins de Paris, Nice,
Bruxelles et Liège subsistent.
Gustave Serrurier meurt le 19 novembre 1910. Il repose au cimetière de
Robermont à Liège
R. D.
Bibliographie
“ Serrurier-Bovy, un créateur précurseur, 1858-1910 ”
Françoise et Etienne du Mesnil du Buisson
Editions Faton, Dijon, 2008
300 pagina’s, meer dan 500 kleurenillustraties
ISBN 978-2-87844-109-3
Editions Faton, Dijon, 2008
300 pages, près de 500 illustrations en couleurs
ISBN 978-2-87844-109-3
Nuttig adres
MAMAC (Musée d’Art Moderne et d’Art Contemporain)
Parc de la Boverie, 3 - 4020 Liège - Tel. + 32(0)4 343 04 03
http://www.exposerrurierbovy.lesmuseesdeliege.be/
Adresse utile
MAMAC (Musée d’Art Moderne et d’Art Contemporain)
Parc de la Boverie, 3 - 4020 Liège - Tél. + 32(0)4 343 04 03
http://www.exposerrurierbovy.lesmuseesdeliege.be/
www.sizecommunication.com
Bibliografie
“ Serrurier-Bovy, un créateur précurseur, 1858-1910 ”
Françoise en Etienne du Mesnil du Buisson
De natuur creëert,
Blauwe Steen uit Henegouwen® fascineert.
CARRIERES DU HAINAUT
Une pierre si proche de vous
De natuursteen die dicht bij u staat
Pierre&Marbre SDB NL.indd 1
B-7060 Soignies – Tel: 067/34 78 00
>
w w w. b l a u w e s t e e n . b e
1/12/08 16:35:27
2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 19
actueel / actualite
Waalse aanwezigheid op het Salon Marmomacc
De laatste editie van de internationale beurs Marmomacc, die tussen 2 en 5 oktober
jongstleden in Verona plaatshad, mocht rekenen op het bezoek van een sterke Waalse
delegatie van heel goede kwaliteit, met niet minder dan drie ministers in functie,
naast de vertegenwoordigers van administraties en syndicaten, en talrijke vakmensen,
groeve-uitbaters, steenhouwers, marmerbewerkers, enz...
Présence wallonne à Marmomacc
La dernière édition du salon international Marmomacc, qui s’est tenue à Vérone du 2 au 5 octobre
dernier, a été marquée par la visite d’une délégation wallonne d’une exceptionnelle qualité,
puisqu’on ne comptait pas moins de trois ministres en exercice, en plus des représentants des
administrations et des syndicats, aux côtés des nombreux professionnels, maîtres carriers,
maîtres tailleurs de pierres et maîtres marbriers, entre autres.
De ochtend van zaterdag 4 oktober was besteed aan een ronde
tafelgesprek tijdens hetwelk verschillende thema’s werden aangekaart
door vertegenwoordigers van de vakwereld en waarop een antwoord
werd gegeven door de ministers tot wiens bevoegdheid deze specifieke
thema’s behoren. Na het onthaal door de heer V. Brancaleoni, voorzitter
van de vereniging ‘Pierres et Marbres de Wallonie’ en animator van de
ganse bijeenkomst, bracht de heer J.-Fr. Abraham een globale socioeconomische presentatie van de Waalse siersteensector in het hart van
Europa. In zijn uiteenzetting wees hij ook op het algemeen belang van
de inzet voor bepaalde punten, zoals de noodzakelijke toegang tot
de ontginningen (en de daarmee gepaard gaande inrichting van het
terrein, gewestplannen, vergunningen, toelatingen, enz...), en de sterke
concurrentie van de Aziatische import, zowel op de openbare als de
particuliere markt (met de gekende nefaste gevolgen, meer bepaald voor
het imago). Een eerste reeks oplossingen werd in het kort voorgesteld.
20
PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2
La matinée du samedi 4 octobre a été consacrée à une large table
ronde, au cours de laquelle différentes thématiques ont été abordées
par des représentants du monde professionnel, auxquels ont répondu
les ministres en charge de ces compétences spécifiques. Après l’accueil
par le président de l’association “Pierres et Marbres de Wallonie”, M. V.
Brancaleoni, qui a aussi animé toute la séance, une présentation socioéconomique globale du secteur wallon des roches ornementales au cœur
de l’Europe a été proposée par M. J.-Fr. Abraham. Celui-ci a également
évoqué les enjeux d’intérêt général que sont l’accès indispensable aux
gisements (et toutes les conséquences en matière d’aménagement du
territoire, de plans de secteurs, de permis et autorisations, etc.) et la forte
concurrence des importations asiatiques, tant dans les marchés publics
que privés (avec les conséquences néfastes que l’on sait, notamment
en terme d’image). Un premier inventaire de solutions a été évoqué
rapidement.
Vervolgens werd de problematiek van de opleidingen in de
natuursteenberoepen naar voor gebracht door de heer F. Galer, voorzitter
van het ‘CEFOMEPI’ (Opleidingscentrum voor de beroepen in de steensector,
in ‘s Gravenbrakel). De structuur van het centrum, zijn verschillende
opdrachten, partners en samenwerking met andere instellingen werd
toegelicht. Tevens werd een opsomming gegeven van de moeilijkheden die
zich voordoen, o.a. administratieve verwikkelingen, grote verscheidenheid
in de betrokken beroepsprofielen en een slechte actuele identificatie van
de specifieke noden in de sector. De heer M. Tarabella (Waalse Minister
van Opleiding, Onderwijs voor Sociale Promotie en Jeugd bij de Franse
Gemeenschap), gaf duiding over verschillende initiatieven die aan deze
tekortkomingen kunnen verhelpen, daarbij de nadruk leggend op het
globale gebrek aan mobiliteit van de arbeiders en op het probleem dat
de huidige vakpakketten niet zijn afgestemd op de arbeidsvraag. De
minister stelt voor een studie uit te voeren om cijfermatige gegevens
te verkrijgen over de noden van de sector op gebied van personeel en
scholing, en dat niet alleen voor de ontginningsindustrie, maar voor de hele
natuursteensector, van ontginning tot plaatsing, langsheen het zagen en de
bewerking. Ook zou het nuttig zijn te weten te komen of er een verschil is
in de noden van de twee voornaamste groefbekkens, Henegouwen en ten
oosten van de Condroz.
La problématique de la formation aux métiers de la pierre a été
développée ensuite par M. F. Galer, président du CEFOMEPI (Centre
de formation aux métiers de la pierre, à Braine-le-Comte). La structure
du centre et ses différentes missions ont été détaillées, ainsi que les
collaborations et partenariats divers. Parmi les difficultés rencontrées,
on signale la complexité administrative, la grande diversité des profils
professionnels concernés et la mauvaise identification actuelle des
besoins spécifiques au secteur. M. le Ministre M. Tarabella (Ministre de
la Formation à la Région wallonne, de la Jeunesse et de l'Enseignement
de Promotion sociale à la Communauté française) a présenté plusieurs
initiatives pour pallier ces lacunes, tout en soulignant un manque
global de mobilité de la part des travailleurs et un problème général
d’inadéquation entre les filières actuelles de formation et les demandes
du monde de l’emploi. Le Ministre propose une étude visant à identifier
de manière chiffrée les besoins du secteur en terme de personnel et
de qualifications, en ne se limitant pas au seul domaine de l’industrie
extractive mais en englobant tous les métiers de la filière “pierre”, de
l’extraction à la pose en passant par le débitage et le façonnage. Il
serait intéressant aussi de voir si les besoins sont distincts entre les deux
principaux bassins carriers, en Hainaut et en Condroz oriental.
De thema’s rond onderzoek en ontwikkeling werden behandeld door de
heer Fr. Tourneur. Ze hebben betrekking op alle stadia in de keten, van
de ontginning (prospectie en bescherming, meer bepaald in het kader
van de nieuwe geologische kaart en de bijgewerkte inventaris van de
groeven die onlangs werd opgemaakt door de ploeg van Professor E.
Poty van de ULG), tot de verwerking. De verschillende benaderingen
van het WTCB in de context van het Europese programma I-Stone,
werden aangehaald – optimalisering van de extractiemethoden,
verbetering van de diamantgereedschappen, auscultatie en versteviging
van de blokken, platen en producten, opwaardering van bijproducten
zoals zaagslib, enz. Er wordt melding gemaakt van onderzoeken over
nieuwe toepassingen, van projecten voor de analyse van het thermisch
gedrag bij verschillende steensoorten – een interessant thema in
de huidige bezorgdheid rond energiebesparing en passief bouwen.
Verder werd uitleg verstrekt over het onderzoek over de ‘grijze
energie’ van gehouwen natuursteen waaraan de laatste hand wordt
gelegd door het team van Professor A. Germain (ULG). In deze studie
wordt een globale balans opgemaakt van de impact op het milieu
van een product in Belgische Blauwe Hardsteen, vergeleken met een
vergelijkbaar product afkomstig uit China en een ander product in
imitatiesteen (zogenaamde ‘ijzeraarde’). De productie van deze laatste
weegt bijzonder zwaar op het milieu, terwijl de ecologische impact
van het Chinese product, vanwege het lange maritieme transport,
eveneens zeer groot is. Er zal goed moeten worden overwogen hoe
deze resultaten het best worden meegedeeld, zodat in de publieke
sector de kandidaat-bouwers erdoor worden gesensibiliseerd en de
bouwmeesters uit dezelfde sector bij hun keuze sterke argumenten
voorgeschoteld krijgen. Minister M.-D. Simonet (Vice-voorzitter
en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek
en Internationale Betrekkingen van de Franse Gemeenschap,
en Waals Minister van Onderzoek, Nieuwe Technologieën en
Buitenlandse Betrekkingen), onderstreepte vooreerst de noodzaak
Les questions relatives à la recherche et développement ont été abordées
par M. Fr. Tourneur. Ces points interviennent à tous les stades de la
filière, depuis les gisements (prospection et protection, notamment dans
le cadre de la nouvelle carte géologique et du recensement actualisé
des carrières confié récemment à l’équipe du Professeur E. Poty de
l’ULg) jusqu’à la mise en œuvre. Les différentes approches menées
par le CSTC dans le contexte du programme européen I-Stone ont été
évoquées – optimisation des méthodes d’extraction, amélioration des
outils diamantés, auscultation et confortation des blocs, tranches et
produits, valorisation des sous-produits tels que boues de sciage, etc. Des
recherches concernant de nouvelles applications sont mentionnées, ainsi
que des projets d’analyse sur le comportement thermique des différentes
variétés de pierres – aspect intéressant pour les préoccupations
actuelles d’économies d’énergie et de constructions passives. Enfin,
les recherches en cours de finalisation par l’équipe du Professeur A.
Germain (ULg) sur l’“énergie grise” des pierres de taille sont détaillées :
il s’agit de dresser un bilan global des impacts environnementaux d’un
produit en pierre bleue de Belgique, comparé à un produit supposé
équivalent en provenance de Chine et à un produit manufacturé de
type “grès cérame” à imitation pierre. Pour ce dernier, la fabrication
provoque un sévère impact écologique, alors que le long transport
maritime depuis les antipodes du deuxième grève lourdement le bilan
environnemental du produit chinois. Il faudra envisager prudemment
la façon de communiquer ces résultats et tenter de les utiliser à la
fois pour sensibiliser les candidats bâtisseurs publics, et pour donner
des arguments de choix aux maîtres d’ouvrages publics. Madame la
Ministre M.-D. Simonet (Vice-Présidente et Ministre de l’Enseignement
supérieur, de la Recherche scientifique et des Relations internationales à
la Communauté française, de la Recherche, des Technologies nouvelles
et des Relations extérieures de la Région wallonne) a souligné d’abord la
nécessité de lier davantage le monde universitaire et celui de l’industrie,
notamment par le biais de travaux confiés à des chercheurs pour leurs
2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 21
© Pierre Actual / De Ministers Marc
Tarabella, Marie-Dominique Simonet
en Philippe Courard, samen met
Victor Brancaloni, Voorzitter van de
vereniging PMW / les Ministres Marc
Tarabella, Marie-Dominique Simonet
et Philippe Courard en compagnie
de Victor Brancaleoni, président de
PMW.
om de universitaire en de industriële wereld meer op elkaar af te
stemmen, meer bepaald door specifieke taken toe te vertrouwen aan
onderzoekers die voor het verkrijgen van hun doctoraat een thesis
moeten schrijven. Ze stelde voor om de partnerships met het ’Agence
de stimulation technologique’, het centrum ‘Terre et Pierre’ en het
WTCB, te verstevigen met financiële hulp van de Waalse administratie
die belast is met de nieuwe technologieën. Om af te sluiten erkende
ze het overduidelijke belang van alle inspanningen rond het modieuze
concept van duurzame ontwikkeling en al zijn vertakkingen.
De moeilijkheden in verband met het gebruik van natuursteen in de
openbare sector en de hevige concurrentie die op dit domein wordt
ondervonden door de Chinese materialen, werden op een rij gezet
door de heer Fr. Tourneur. De recente veroordeling van de ondernemer
die defecte Aziatische stenen leverde aan Assesse is het geschikte
voorbeeld om aan te geven hoe belangrijk documenten zijn met
gegevens over de oorsprong en precieze voorschriften, die zowel
esthetische kwaliteiten als technische prestaties moeten garanderen.
Dat een voorafgaande technische controle bij ontvangst van de
materialen nodig is, hoeft geen betoog. Er wordt nagedacht over een
verbetering van de lastenboeken, meer bepaald door het toevoegen
van sociale, esthetische en milieu-gerelateerde clausules. Minister Ph.
Courard (Waals Minister van Binnenlandse zaken en Ambtenarenzaken)
heeft zich voorgenomen de ambtenaren en zelfs iedereen die
betrokken is bij deze markt van openbare inrichting en architectuur, te
sensibiliseren. Op vraag van de minister werd eind oktober in Sprimont
trouwens een informatiesessie gehouden met betrekking tot natuurlijke
materialen zoals steen en hout. Deze werd georganiseerd door de
Waalse administratie van de lokale besturen, in samenwerking met
de Koninklijke vereniging van gemeentelijke directeurs en ingenieurs.
Bovendien werd een ministerieel rondschrijven gestuurd naar alle
Waalse gemeenten om ze aan te sporen onze plaatselijke natuurlijke
rijkdom in grote mate aan te wenden. De gewestelijke subsidies spelen
hierbij een belangrijke rol, aangezien de minister financiële steun kan
weigeren voor werken waarin materialen worden gebruikt die niet
beantwoorden aan de voorschriften.
Het aansluitende levendige debat werd gekenmerkt door de felle
tussenkomst van de heer B. De Jongh, voorzitter van de vereniging
FORTEA, over de problematiek van de ruimtelijke ordening. Het is in
de eerste plaats immers nodig dat elke natuursteenafzetting optimaal
en volkomen legaal kan worden ontgonnen. De bestemmingsplannen
moeten dus worden herzien, zodat deze kostbare plekken beschermd
worden tegen elke activiteit die de uitbating ervan hindert, en om
de ontginning van natuursteen toe te laten. De procedures voor
het aanpassen van de gewestplannen zijn dikwijls te zwaar en te
lang, en talrijke recente voorbeelden wijzen op de behoefte aan een
samenhangend gewestelijk strategisch plan voor de uitbating van
natuurlijke hulpbronnen, met respect voor een beperkt gebruik van de
ruimte. Daar ligt de basis van de ganse ontginningsindustrie! Over dit alles
werd gezellig nagepraat tijdens de receptie en de gastvrije maaltijd die,
naar goede gewoonte, voor de deelnemers was voorzien in Sirmione, aan
het Gardameer. Conclusie: een bijzonder constructieve dag was dit!
F.T.
22
PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2
thèses de doctorat. Elle a proposé de renforcer les partenariats avec
l’Agence de stimulation technologique, le centre “Terre et Pierre” et le
CSTC, avec des aides financières venant de l’administration wallonne
en charge des technologies nouvelles. Elle a reconnu enfin l’intérêt
flagrant de toutes les démarches visant le concept fort à la mode de
développement durable et ses multiples ramifications.
Les problèmes liés aux utilisations de la pierre dans les marchés
publics et à l’intense concurrence que livrent en ces domaines les
matériaux chinois ont été présentées par M. Fr. Tourneur. L’exemple
tout récent de la condamnation de l’entrepreneur qui a fourni des
pavés asiatiques défectueux à Assesse est évidemment bienvenu pour
souligner l’importance des documents de référence et de la précision
de la prescription, qui doit imposer des qualités esthétiques tout en
exigeant des performances techniques. L’intérêt d’un contrôle bien
mené au moment de la réception technique préalable n’est plus
à souligner. Des réflexions sont menées pour améliorer les cahiers
des charges, notamment par l’introduction de clauses sociales,
éthiques et environnementales. M. le Ministre Ph. Courard (Ministre
des Affaires intérieures et de la Fonction publique pour la Région
Wallonne) s’est proposé de sensibiliser les fonctionnaires voire tous
les acteurs intervenant dans ces marchés publics d’aménagement et
d’architecture – à l’instigation du Ministre, une séance d’information
consacrée aux matériaux naturels que sont le bois et la pierre a
d’ailleurs été organisée à Sprimont fin octobre par l’administration
wallonne en charge des pouvoirs locaux, associée à l’Association
royale des directeurs et ingénieurs communaux. De plus, une circulaire
ministérielle a déjà été envoyée à toutes les communes wallonnes
pour les inciter à mettre en œuvre largement ces richesses naturelles
régionales – l’important volet des subsides régionaux jouant un rôle
déterminant en la matière, puisque le Ministre peut refuser de soutenir
financièrement des travaux réalisés avec des matériaux non-conformes
aux prescriptions.
Le débat animé qui a suivi a été marqué par une intervention
énergique de M. J.-B. De Jongh, président de l’association FEDIEX,
sur la problématique de l’aménagement du territoire. En effet, avant
toute chose, il faut que le gisement rocheux puisse être exploité de
façon optimale et en toute légalité. Les plans d’affectation des sols
doivent donc être revus pour protéger ces précieux endroits de toute
activité qui en contrarierait l’exploitation, et pour autoriser l’extraction
des matières pierreuses. Ces modifications de plans de secteurs sont
souvent trop lourdes et trop longues, et de nombreux exemples
récents montrent la nécessité de disposer d’un plan stratégique
régional cohérent pour l’exploitation des ressources naturelles dans
le respect de l’utilisation parcimonieuse de l’espace. C’est là la base
de toute l’industrie extractive ! Les discussions se sont prolongées
agréablement lors de la réception et du repas convivial qui a réuni tous
les participants à Sirmione, au bord du Lace de Garde, selon l’habitude
maintenant bien établie. Une journée fort constructive en conclusion !
F.T.
platen & tegels
in marmer - kalksteen - blauwe hardsteen - leisteen - graniet - trafficstone
tranches & dalles
en marbre - pierre calcaire - pierre bleue -schiste - granit - trafficstone
Politieke Gevangenenstraat 40
8530 Harelbeke, België/Belgique
T ++ 32 56 23 70 00
F ++ 32 56 23 70 02
www.beltrami.be
La Pierre BLeue BeLge
authentiek
duurzaam
verrassend
Het winnen van dit decoratieve gesteente vereist een vakmanschap dat
men niet van vandaag op morgen onder de knie krijgt. Les Carrières de la
Pierre Bleue Belge koppelt respect voor de traditie aan technologische durf
en ontgint, zaagt en bewerkt Belgische Blauwe Hardsteen op haar twee
exploitatieplaatsen: Les Carrières Gauthier & Wincqz, met exploitatie
begonnen in 1668 en la Carrière du Clypot, ontstaan in 1898.
1, CHemiN des Carrières - B-7063 soiGNies
+32(0)67346800 - [email protected]
Les Carrières de la Pierre Bleue NV, uw partner.
www.pierrebleuebelge.be
ann 190x134 NL.indd 1
2008-4 - PIERRE & MARBRE -3/11/08
steen & 11:39:57
marmerAM
23
FUNERA i R e SECTOR / FUNERAIRE
1.
Enkele beloftevolle beentjes
Belang van een goed gemeentelijk beheer op de funeraire sites:
er zijn tekenen van versnelde bewustwording
Beentjes zijn elementen die door hun opbouw en orde een heterogeen maar getrouw beeld
scheppen (althans voor wie er open voor staat) van een heden in wording en bijgevolg ook de
gevolgen ervan. De bewustmaking voor het beheer van de begraafplaatsen evolueert, en een zekere
versnelling is daarin merkbaar. Zo laat de “beknopte” rangschikking van de feiten in dit artikel
doorschemeren dat een nieuwe weg is ingeslagen die alle professionelen uit de sector van de steen
zou moeten interesseren, want er is hier voor hen een heuse taak weggelegd. Onderstaande teksten
zijn generische vaststellingen die niet veel waard zijn als ze niet verstandig worden geanalyseerd;
een “handjevol botjes” om in elkaar te puzzelen.
Xavier Deflorenne
Coördinator - Beheerscel van
het Funerair Erfgoed - MRW,
DG04 / Wallonia Nostra
Coordinateur - Cellule de
Gestion du Patrimoine funéraire
MRW, DG04/Wallonia Nostra
24
PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2
Quelques osselets en augure
Nécessité de la bonne gestion communale des sites funéraires :
indices de l’accélération du mouvement de prise de conscience
Les osselets sont ces pièces qui, par leur disposition et leur ordre, offrent
une vision composite mais fidèle – à celui qui veut la décoder – d’un présent
en formation et, a fortiori, de ses conséquences. La conscientisation pour la
gestion des cimetières évolue et une certaine accélération est sensible. Ainsi,
les “brèves” agencées ici laisseront percevoir qu’une nouvelle étape est en
marche qui devrait intéresser les professionnels de la pierre au tout premier
chef. Ils ont un véritable rôle à jouer dans cette accélération. Les textes
rassemblés plus bas sont des constatations génériques, sans grand intérêt si
on ne les analyse pas avec intelligence… une “main d’osselets” à décoder.
Een eerste gewestelijk
decreet voor de
begraafplaatsen en de
lijkbezorging
Na ze grondig te hebben
herlezen en getoetst aan de
situatie op het veld, besloot
Minister van ­Binnenlandse zaken
en Ambtenarenzaken, Philippe
Courard, de Waalse vigerende
“Wet op de begraafplaatsen en
de lijkbezorging”, te herschrijven.
Sinds 1 januari 2002 was het Waalse
Gewest bevoegd voor het beheer
van de funeraire materie, maar het
had nog altijd geen gewestelijk
decreet voorgesteld. Men bleef de
wettekst volgen die in 1971 op
federaal niveau werd gestemd en
tot 2001 verschillende keren werd
gewijzigd en vervolledigd.
Nu is er een gewestelijke tekst klaar
waaraan de laatste hand wordt
gelegd binnen de instellingen.
Daarom is het nog te vroeg om de
inhoud ervan helemaal te belichten.
Toch is het nuttig te vermelden
dat de vroegere teksten tot in de
puntjes werden herzien en dat
in dit document de principes van
‘goed gemeentelijk beheer’ zijn
geïntegreerd. Daaronder vallen
vanzelfsprekend de patrimoniale
verplichtingen van de gemeenten,
en logischerwijze dus ook van alle
partijen die in het beheer van de
begraafplaats optreden.
Het Waalse Gewest past zijn
wetgevend corpus dus aan, maar
dat is nog maar een begin. De
vaststelling dat het grafwezen
en de begraafplaatsen in het
CWATUP ontbraken, liet nog een
andere legislatieve leemte zien:
de gemeenten staan er alleen
voor want, in tegenstelling tot
andere structuren en gemeentelijke
gebouwen, kunnen ze niet
genieten van geldelijke steun voor
de restauratie van gemeentelijke
funeraire elementen. Op die
manier blijft het onmogelijk
de onderhoudskosten voor de
kerkhofmuren en de lijkenhuizen op
te nemen in de driejarenplannen.
Er zijn nog andere belletjes
gaan rinkelen over de huidige
reglementeringen in afwachting van
de nieuwe wetgeving.
Het is in elk geval geruststellend
dat het voogdijbestuur zich van zijn
mogelijkheden bewust wordt, en
zich wettelijke middelen toe-eigent
waarmee het een doeltreffende
rol zal kunnen spelen, zowel wat
betreft de wettelijke verplichtingen
als de steunmaatregelen die het
voor de gemeentelijke bestuurders
ontwikkelt.
Gemeentelijke
bewustwording betreffende
het kerkhof van Bergen en
inzetbare investeringen
De bewustwording beperkt zich
niet enkel tot het Gewest, maar
verspreidt zich ook duidelijk binnen
een toenemend aantal gemeenten.
Het gemeentebestuur van Bergen
besloot werk te maken van het
beheer van zijn begraafplaatsen
en de aandacht ging in de eerste
plaats naar het grote geklasseerde
kerkhof dat er erg slecht aan toe
is. Op dit moment worden, in
samenwerking met de Beheerscel
van het Funerair Erfgoed, alle
Bergense begraafplaatsen aan een
expertise onderworpen. Zo werd er
al een diagnose en een actieplan
opgemaakt om te verhelpen aan
de toestanden aangetroffen op
het grote stadskerkhof. Het blijft
echter niet bij deze coherente
gemeentelijke onderneming;
het bewijs dat het in Bergen wel
degelijk vooruitgaat, is het feit dat
er personeel op het terrein werd
ingezet voor de reiniging van een
honderdtal monumenten.
Restauratie van de kapel
‘Clémentine d’Oultremont’
in Houtaing
De ongewone en grondige
restauratie van de rouwkapel
van ‘Clémentine d’Oultremont’,
een monument dat sinds 1993
geklasseerd was en opgenomen in
de lijst van het uitzonderlijk Waals
erfgoed, werd onlangs afgewerkt.
Het in 1895 opgerichte monument
heeft een grote symbolische,
architecturale en landschappelijke
waarde. Doordat het in een
zorgwekkende staat van verval
verkeerde –waterinfiltratie en
verzwakking van de draagstructuur–
besloot de familie d’Oultremont om
samen met het Waalse Gewest, het
bijzondere monument te redden van
de ondergang.
De werken, toevertrouwd aan
architecten Michel Fourmentin en
Jean-Louis Vanden Eynde en gestart
in maart 2006, getuigen voor dit
geklasseerd funerair monument
ook van een voorbeeldige filosofie.
Ze waren zowel gericht op het
technische herstel als de restauratie
van het monument zelf: op de
ingrijpende werf werden zowel de
metalen structuur onder handen
genomen, als de dakbedekking,
het timmerwerk, het schilderwerk
van het interieur en de glas-inloodramen.
Un premier décret régional pour les funérailles
et sépultures
Suite à un long travail de relecture et de confrontation aux réalités
actuelles, le ministre des Affaires intérieures et de la Fonction publique,
Philippe Courard, a désiré une refonte complète de la “Loi sur les
funérailles et sépultures” en vigueur en Wallonie. C’est que la Région
wallonne, gestionnaire de tutelle depuis le 1er janvier 2002 de la
matière funéraire, n’avait toujours pas proposé de décret régional,
poursuivant l’application d’un texte voté en 1971 au niveau fédéral et
plusieurs fois remanié et complété jusqu’en 2001.
Le texte régional termine son parcours dans les institutions. Ceci
expliquera qu’il est trop tôt encore pour exposer son contenu de façon
détaillée. Mais il apparaît toutefois utile de signaler que ce document
revoit en profondeur les textes antérieurs et intègre des principes de
“bonne gestion communale”. Parmi ceux-ci, on ne s’en étonnera pas,
figurent désormais des obligations patrimoniales pour les communes, et
donc, conséquence logique, pour les intervenants dans les cimetières.
La Région wallonne adapte donc son corpus législatif, mais ce n’est là
qu’une première étape. Ainsi, la constatation que la matière funéraire et
des cimetières était absente dans le CWATUP a permis d’observer une
autre lacune législative : les communes sont démunies et sans soutien
régional dès lors que, contrairement aux autres structures et édifices
communaux, elles n’ont pas de possibilité fixe d’aide à la restauration
des éléments communaux funéraires. Ainsi, il reste impossible d’inscrire
les coûts d’entretien des murs des cimetières ou des morgues dans les
plans triennaux. D’autres réflexions sur les réglementations en vigueur
ont déjà germé dans l’attente de la nouvelle législation.
Situation rassurante que celle du pouvoir de tutelle prenant conscience
de ses moyens et se dotant des outils légaux qui lui permettront
d’exercer efficacement son rôle tant dans les contraintes légales que
dans le soutien qu’il développe aux gestionnaires communaux.
Prise de conscience communale pour le cimetière
de Mons et investissement opératif
La prise de conscience n’est pas claire qu’au niveau régional, elle se
répand visiblement dans un nombre croissant de communes, et non
des moindres. Ainsi, le pouvoir communal de la Ville de Mons a décidé
de s’attacher à la gestion de ses sites funéraires, et en premier lieu au
grand cimetière classé qui présente un aspect assez désastreux. Une
expertise de tous les sites funéraires montois, en collaboration étroite
avec la Cellule de Gestion du Patrimoine funéraire, est en cours. Elle a
déjà permis de dresser un diagnostic et un plan d’action pour remédier
aux situations rencontrées dans le grand cimetière de la Ville. Mais
l’action communale, entièrement cohérente ne s’arrête pas là, et une
preuve évidente que quelque chose avance sur la commune de Mons,
c’est bien l’investissement d’un personnel de terrain qui a entrepris le
nettoyage une bonne centaine de monuments.
2.
2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 25
3.
Het bedrijf Monument, waarvan
de kwaliteit ons allen bekend is,
werd belast met de uitvoering van
de werken. Het gebouw onderging
een ware sanitaire kuur waarbij
ongepaste schoonmaakoperaties
werden vermeden, maar toch een
duurzame oplossing werd gevonden
voor elk probleem, en de door het
verval ontstane gebreken werden
hersteld.
Eén ding is zeker: het monument van
architect Victor Evrard is voorgoed
gered. Het kreeg namelijk zijn
familiale begravingfunctie terug en
er werden al nieuwe overledenen
op de lege plaatsen geborgen,
zodat het gebruik en onderhoud
op lange termijn verzekerd is. Beter
zelfs, in een tweede fase zal er een
hedendaagse funeraire structuur
achter het monument worden
aangelegd. Een bouwproject zou de
site ten slotte kunnen revitaliseren
en tegelijkertijd een al even fraaie
toekomst wegleggen voor het mooie
tehuis langs het park van de kapel.
Eerstesteenlegging van
het knekelhuis in CominesWarneton
Sinds meerdere jaren besteedt
de stad Comines, door toedoen
van haar dynamische, voor
de begraafplaatsen bevoegde
schepenen, veel zorg aan het
behoud van de funeraire sites. Zo
werd er een comité van bescherming
van het funerair erfgoed opgericht
en denkwerk verricht over de
toekomst van deze plekken waar
gebruiken uit het verleden en
het heden met elkaar in contact
komen. Op 24 oktober jongstleden
had op het grote kerkhof van
de stad Comines-Warneton de
eerstesteenlegging plaats van een
herdenkingsmonument voor het
gemeentelijk knekelhuis; het was
tegelijk ook een eerste concretisering
van de Oproep tot indiening van
projecten voor het gelijkvormig
maken en verfraaien van kerkhoven.
Dit hedendaagse monument werd
gecreëerd door Pierick Odaert en
herinnert aan de essentiële rol die de
gemeente speelt op de bijzondere
plekken die begraafplaatsen toch
wel zijn.
Die houdt in dat de plaatselijke
beheerders, naast hun verplichtingen
van onderhoud en materieel beleid,
ook inzien dat de begraafplaatsen
vooral het intuïtieve cement vormen
van hun gemeenschap.
Geen enkele gemeente is echter
verplicht verlaten graven te
onderhouden en zo de nalatigheid
26
PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2
van de familie op te vangen. Door
het gebrek aan plaats en omwille
van de openbare hygiëne, moeten
sommige graven van minder
patrimoniale waarde verdwijnen, of
moeten oudere verlaten grafkelders
opnieuw in gebruik gesteld worden.
Bij het beheer van de vrijgemaakte
plekken wordt het noodzakelijk de
menselijke resten samen te brengen
in het knekelhuis, een sinds 1971 bij
wet verplichte structuur waar slechts
weinige gemeenten vandaag de dag
over beschikken.
Toch volstaat het niet de
beheersinfrastructuren in
overeenstemming te brengen met
de wet. Er is hier een essentiële rol
weggelegd voor de gemeenten:
zowel het creëren en in stand
houden van een culturele en
gemeenschappelijke identiteit. Het
knekelhuis van Comines-Warneton
is een monument dat door de
integratie van een aantal elementen
uit de vroegere afgebroken kruisweg
verankerd zit in het verleden. Door
de aanwezigheid van symbolen
uit alle geloofsovertuigingen is
het een universele structuur, maar
tegelijkertijd is het ook een diep
individueel gedenkteken, aangezien
op de achterkant alle namen van
de erin geborgen families werden
aangebracht.
Het Foqueux kerkhof in
Dinant
Sinds enkele maanden worden
er op het grote historische
kerkhof van de stad Dinant grote
veranderingswerken uitgevoerd.
Natuurlijk is deze werf, waarop
de toegang naar de weg aan de
bovenkant van het kerkhof wordt
heraangelegd en de omheining
aan het lager gelegen gedeelte
wordt gerestaureerd, een teken
dat het gemeentelijk bestuur zich
wil houden aan zijn wettelijke
verplichtingen qua onderhoud van
de begraafplaatsen, maar toch zijn
sommige aspecten van deze werken
tamelijk zorgwekkend.
Het gebrek aan aandacht voor
het aanwezige erfgoed, maar ook
andere werken, zoals het betonneren
van de bovenliggende weg op een
sterk hellend kerkhof met veel gras,
zijn bedenkelijk. Des te meer omdat
de huidige cineraire zone op het
perceel rechts van het kerkhof, een
zeer trieste aanblik biedt. De goede
wil van het gemeentebestuur wordt
zeker niet in twijfel getrokken,
want de intensiteit van de werken
getuigt van een zeker dynamisme.
Toch is het spijtig vast te moeten
Restauration de la chapelle de Clémentine
d’Oultremont à Houtaing
C’est un chantier hors du commun qui s’est clôturé dernièrement :
la chapelle funéraire de Clémentine d’Oultremont, monument classé
depuis 1993 et inscrit au patrimoine exceptionnel de Wallonie, a
été l’objet d’une vaste campagne de restauration. Édifiée en 1895,
cette construction à haute valeur symbolique, architecturale et
paysagère présentait un état de détérioration inquiétant – infiltrations
et affaiblissement de la structure portante – qui a amené la famille
d’Oultremont à s’engager, avec la Région wallonne, dans le sauvetage
de ce monument exceptionnel.
Confié aux architectes Michel Fourmentin et Jean-Louis Vanden
Eynde, le chantier, entamé dès mars 2006, témoigne également d’une
philosophie des plus exemplaires concernant ce patrimoine funéraire
classé. Les travaux visèrent tant les problèmes techniques que la
restauration du monument lui-même : le chantier fut intégral, touchant
aussi bien les éléments structurels métalliques et de couverture que la
4.
menuiserie, les peintures intérieures ou les vitraux.
La firme Monument, avec la qualité qu’on lui connaît, a été chargée des
travaux. Et il est heureux de constater que l’édifice a reçu une véritable
cure sanitaire, évitant tout nettoyage intempestif mais remédiant de
façon durable à chaque problème et comblant les manques provoqués
par les dégradations.
Une chose est certaine : ce monument, à l’architecte Victor Evrard,
est désormais sauvé. Pour preuve, la sépulture a retrouvé sa
fonction familiale et de nouvelles inhumations ont eu lieu dans les
caveaux vacants, rétablissant un usage et un entretien à long terme
du monument. Mieux, une seconde phase du chantier prévoit
l’aménagement d’une structure funéraire contemporaine derrière le
monument. Enfin, un projet immobilier pourrait revitaliser le site et, par
la même occasion, donner un avenir aussi brillant au bel hospice qui
longe le parc de la chapelle funéraire.
Pose de la première pierre de l’ossuaire de
­Comines-Warneton
Depuis plusieurs années, la ville de Comines, par le dynamisme de son
échevinat des cimetières, s’est engagée dans la préservation de ses sites
funéraires, que ce soit par la création d’une commission de sauvegarde
du patrimoine funéraire ou par la réflexion quant au devenir de ces
lieux dans lesquels se mêlent usages passés et contemporains. Ce 24
octobre, première expression de l’Appel à projets pour l’embellissement
et la mise en conformité des cimetières, le grand cimetière de la
ville de Comines-Warneton a été le cadre de la pose de la première
pierre d’un monument mémoriel visant à marquer le lieu de l’ossuaire
communal. Sculpture contemporaine créée par l’artiste Pierick Odaert,
ce monument rappelle un des rôles communaux essentiels dans ces
lieux particuliers que sont les cimetières.
C’est qu’au delà d’un ensemble d’obligations d’entretien quotidien et
de gestion matérielle, il revient aux gestionnaires locaux de percevoir
que les cimetières sont surtout les ciments intuitifs de leur communauté.
Toutefois, aucune commune n’a à pallier aux manquements mémoriels
des familles par l’entretien des tombes abandonnées. Le manque de
place et la salubrité publique imposent d’éliminer certaines sépultures
dont l’intérêt patrimonial est secondaire ou de récupérer d’anciens
stellen dat de gemeentelijke beheerders beschikbare
aanwijzingen laten liggen, en ongewild een
hypotheek leggen op de toekomst van hun erfgoed
en het gebruik van hun kerkhof.
Een nieuwe oproep tot indiening van
projecten voor het gelijkvormig maken
en verfraaien van kerkhoven
De belichting van een fenomeen van snellere
bewustmaking kan niet beter worden afgesloten
dan met deze oproep die er ons doet aan denken
dat er nog een kans is voor een duurzame serene
toekomst voor de begraafplaatsen en hun erfgoed.
Op 17 november jongstleden vond in het grote
auditorium van de gebouwen ‘Moulins de Beez’ een
informatievergadering plaats voor de gemeentelijke
beheerders en daar werd ook het officieel startschot
Agenda
gegeven voor de editie 2009 van deze gewestelijke
door minister Courard opgezette actie.
De oproep tot indiening van projecten van 2008
–goed voor een budget van 250.000 euro– was een
succes en een ware blootlegging van gemeentelijke
behoeften. Deze oproep van 2009, gestoeld op
deze ervaring, zag zich dus met enige reden bedeeld
met een globaal budget van 3.500.0000 euro. De
projecten dienen vóór 16 februari 2009 te worden
ingeleverd, en ze moeten gericht zijn op één van de
3 krachtlijnen van vorig jaar, plus een bijkomende
krachtlijn: toegankelijkheid voor personen met
beperkte mobiliteit.
Het reglement van de oproep tot indiening van
projecten is beschikbaar op de website van het
Waalse Gewest : http://courard.wallonie.be/?id=955
10-18/01/09
Antwerpen (B)
BOUW & RENOVATIE
De bouw-, renovatie- en immobeurs /
Salon du bâtiment, de la rénovation et
de l’immobilier
www.bouwreno.be
09-14/02/09 (*)
Utrecht (Nl)
BOUWBEURS
Salon de la Construction
www.bouwbeurs.nl
12-13/02/09 (*)
1/2 & 3. Kapel van Clémentine d'Oultremont te Houtaing /
Chapelle de Clémentine d’Oultremont à Houtaing
4. Begraafplaats van Fond de Foqueux te Dinant /
Cimetière de Fond de Foqueux à Dinant
5. Begraafplaats van Bergen / Cimetière de Mons.
6. Knekelhuis van Comines-Warneton - inhuldiging /
Ossuaire de Comines-Warneton - inauguration
5.
6.
Marche-en-Famenne (B)
SALON DES MANDATAIRES
Bijeenkomst van de mandatarissen en
bedrijven die werken voor de overheid /
Rendez-vous des mandataires et des sociétés
travaillant pour les pouvoirs publics
www.salondesmandataires.be
26/02-08/03/09 (*)
Bruxelles-Brussel (B)
BATIBOUW
caveaux abandonnés pour la réaffectation. La gestion de ces emplacements désaffectés impose un lieu de
rassemblement des restes humains : l’ossuaire, structure légale obligatoire depuis 1971 et dont bien peu de
communes sont dotées à l’heure actuelle.
Mais cette conformité légale des structures de gestion ne peut s’arrêter là. En ceci réside le rôle essentiel
que doivent endosser les communes : la création autant que la préservation d’une identité culturelle et
communautaire. L’ossuaire de Comines-Warneton est un monument ancré dans le passé par l’intégration des
éléments d’un calvaire funéraire initial détruit ; une structure universelle par le rassemblement des symboles de
toutes les sphères de pensée –religieuses ou libre– et un lieu mémoriel profondément individuel : à son revers
seront apposés les noms de toutes les familles dont les sépultures ont dû être désaffectées.
De internationale beurs voor de bouw,
renovatie en inrichting / Salon international
du bâtiment, de la rénovation et de
l’aménagement intérieur
Survol du cimetière de Fond de Foqueux à Dinant
Depuis plusieurs mois, le grand cimetière historique de la ville de Dinant subit d’importants travaux
d’aménagements. Certes, ce chantier visant apparemment à réaménager l’accessibilité de la voirie supérieure
du site et à restaurer la clôture, au moins pour sa partie basse, signale la volonté d’un pouvoir communal
de remplir ses obligations légales d’entretien de ses lieux sépulcraux. Néanmoins, ces travaux présentent des
aspects pour le moins préoccupants.
Outre qu’aucun souci patrimonial n’a été respecté, les travaux tels que le bétonnage de la voirie supérieure
d’un cimetière établi dans une forte pente herbée, interpellent, d’autant que la zone cinéraire actuelle,
installée sur une parcelle à droite du cimetière, présente un aspect des plus tristes. La bonne volonté des
autorités communales n’est certainement pas à mettre en doute, l’ampleur des travaux témoigne d’un certain
dynamisme. Il est toutefois dommage de constater que, n’ayant pas consulté les outils de guidance mis à leur
disposition, des gestionnaires communaux hypothèquent involontairement l’avenir patrimonial mais aussi
d’usage de leur cimetière.
Belgische beurs voor houtbouw, inrichting
en nieuwe energievormen / Salon belge de
la construction en bois, de l’aménagement
et des énergies nouvelles
Un nouvel appel à projet pour la mise en conformité et l’embellissement
des ­cimetières.
Cette approche d’un phénomène d’accélération d’une prise de conscience se devait de se clôturer sur
un dernier osselet, rappelant que l’avenir semble durablement plus serein pour les cimetières et leur
patrimoine. Ce 17 novembre s’est tenue, dans le grand auditoire des moulins de Beez, une séance
d’information pour les gestionnaires communaux lançant officiellement l’édition 2009 de cette action
régionale voulue par le ministre Courard.
L’appel à projets 2008 – d’un budget de 250.000 euros –, a été un succès tout autant qu’un révélateur
des besoins communaux. En ce sens, l’appel 2009, fort de cette expérience, se voit attribuer un budget
global de 3500000 euros. Les projets, dont la date de remise est le 16 février 2009, devront s’insérer
dans un des trois axes déjà présents l’an dernier, auxquels s’ajoute un quatrième, celui de l’accessibilité
des sites funéraires pour les personnes à mobilité réduite.
Le règlement de l’appel à projets est disponible sur le portail de la région wallonne :
http://courard.wallonie.be/?id=955
www.batibouw.be
27-30/09 (*)
Namur (B)
BOIS ET HABITAT
www.bois-habitat.com
14-15/09
Gent (B)
3e VLAAMS-NEDERLANDSE
NATUURSTEENDAG
3e Journée flamandenéerlandaise de la pierre
naturelle
http://www.natuursteendag.ugent.be/
20-23/05/09
Nürnberg (D)
STONE+TEC
International Trade Fair Natural Stone and
Stoneprocessing Technology
www.stone-tec.com
(*)
Stand Pierres et Marbres de Wallonie
2008-42008-2
- PIERRE
- PIERRE
& MARBRE
& MARBRE
- steen- &
steen
marmer
& marmer
27 27
50
ANS
BATIBOUW ‘09
Brussels Expo du jeudi 26 février
au dimanche 8 mars de 10h à 18h30.
BATIBOUW, le plus grand salon professionnel belge de la Construction,
de la Rénovation et de l’Aménagement est réservé les 26 et 27 février
exclusivement aux professionnels.
Vous y découvrirez les innovations et nouvelles tendances et pourrez participer à des tables rondes, séminaires et
bien d’autres événements. Pour abréger l’attente à l’entrée, nous vous conseillons le pré-enregistrement via
www.batibouw.com. Le badge qui vous sera remis vous donne un accès illimité à BATIBOUW les 26 et 27 février
ou un jour grand public au choix.
Batibouw pro: 26 février de 10h à 18h30, 27 février de 10h à 21h (nocturne)
Batibouw public: du 28 février au 8 mars de 10h à 18h30 et le 6 mars jusqu’à 21h (nocturne)
www.batibouw.com
BIBLIOTHEEK / BIBLIOTHEQUE
Geïllustreerde woordenlijst betreffende
de verwering van natuursteen
Glossaire illustré sur les formes
d’altération de la pierre
September 2008 - 78 bladzijden /
Septembre 2008 - 78 pages
ISBN 978-2-918086-00-0
De niet-gouvernementele organisatie ICOMOS (International Council
on Monuments and Sites – Internationale Raad van Monumenten en
Landschappen) ijvert sinds haar oprichting in 1965 voor het behoud en de
bescherming van het cultureel erfgoed. (http://www.international.icomos.
org). Binnen deze aanzienlijke structuur (meer dan 9000 professionele
leden uit meer dan 120 landen) buigen 28 onderzoekscomités
genaamd ‘ISC’ (International Scientific Committees – Internationale
Wetenschappelijke Comités) zich over specifieke thema’s. Eén van de
oudste betreft natuurlijk natuursteen en de verwering ervan. Deze
ISCS (International Scientific Committee for Stone – Internationale
Wetenschappelijke Raad voor Natuursteen) wordt sinds enkele jaren
voorgezeten door Véronique Vergès-Belmin, een gereputeerde specialiste
op het gebied van natuursteen bij het ‘Laboratoire national des
Monuments historiques’ te Champs-sur-Marne (Frankrijk). Onder haar
leiding hebben een reeks internationale wetenschappers een diepgaand
onderzoek gedaan naar het vocabularium betreffende de verwering
die natuursteen kan ondergaan in alle mogelijke denkbare situaties. De
bedoeling is met deze woordenschat duidelijke definities te geven van
alle termen, vergezeld van talrijke illustraties, met een inventaris van de
verschillende synoniemen. Er werden in verschillende landen al andere
pogingen ondernomen, maar die bleven onvolledig en beperkt tot één
specifieke taal. Zo werd er een tiental jaren geleden een geïllustreerd
lexicon gepubliceerd in het Frans (P. de Henau & Fr. Tourneur met J. Barlet,
1998 /1999, Terminologie descriptive et iconographie des altérations de
surface chez les matériaux pierreux, in het ‘Bulletin de la Commission
royale des Monuments, Sites et Fouilles’, boekdeel 16/2, p. 45-96). Hier
gaat het er echt om een gemeenschappelijk taalgebruik tussen vaklui in te
voeren, hetgeen voor een internationale samenwerking onontbeerlijk is.
De werkgroep werd in 2001 opgericht.
De ‘Glossaire illustré sur les formes d’altération de la pierre’ (Illustrated
glossary on stone deterioration patterns) verscheen zopas als deel XV in
de serie ‘Monuments and Sites’ van ICOMOS (ISBN 978-2-918086-00-0,
september 2008). Het is een dun tweetalig boekdeel (Engels en Frans) van
78 pagina’s in A4 formaat, rijk geïllustreerd met kleurenafbeeldingen. Na
de beknopte inleiding is de rest van het boek gewijd aan technische fiches
op dubbele bladzijden waarin de volledige terminologie is opgenomen
van de vormen van verwering, gegroepeerd in grote families–algemene
termen, scheuren en vervormingen, onthechtingen, opduiken van figuren
door materiaalverlies, chromatische verwering en aanslag, biologische
L’organisation non gouvernementale ICOMOS (International Council
on Monuments and Sites – Conseil international des monuments et
des sites) œuvre depuis sa création en 1965 pour la conservation et la
protection des sites du patrimoine culturel (http://www.international.
icomos.org). Cette grande structure (plus de 9000 membres
professionnels dans plus de 120 pays) comporte vingt-huit cellules de
recherches sur des thématiques particulières, nommées ISC (International
Scientific Committees – Comités scientifiques internationaux). L’une
des plus anciennes concerne bien sûr les pierres et leurs altérations. Cet
ISCS (International Scientific Committee for Stone – Comité scientifique
international “pierre”) est depuis quelques années présidé par Véronique
Vergès-Belmin, spécialiste réputée des matériaux lithiques au Laboratoire
national des Monuments historiques à Champs-sur-Marne (France).
Sous sa coordination, un travail de fond a été effectué par toute une
série de scientifiques internationaux sur le vocabulaire des altérations
que peuvent prendre les pierres dans toutes les conditions imaginables.
L’intention est de rationnaliser ce vocabulaire en donnant des définitions
précises de tous les termes, assorties de nombreuses illustrations, avec
des recensements des différents synonymes. Plusieurs tentatives avaient
déjà été menées dans plusieurs pays, mais étaient restées incomplètes
et limitées surtout à une langue spécifique. C’est ainsi qu’en français,
un lexique illustré a été publié il y a une dizaine d’années (P. de Henau
& Fr. Tourneur avec J. Barlet, 1998 /1999, “Terminologie descriptive et
iconographie des altérations de surface chez les matériaux pierreux”,
dans le Bulletin de la Commission royale des Monuments, Sites et
Fouilles, tome 16/2, p. 45-96). Le but est bien ici d’instaurer un langage
commun entre spécialistes, étape indispensable à une collaboration
internationale. Le groupe de travail s’est mis en place en 2001.
Le “Glossaire illustré sur les formes d’altération de la pierre” (Illustrated
glossary on stone deterioration patterns) vient d’être publié comme tome
XV de la série “Monuments and Sites” d’ICOMOS (ISBN 978-2-91808600-0, septembre 2008). Il s’agit d’un mince volume broché comptant
78 pages de format A4, largement illustrées en couleurs, le tout étant
entièrement bilingue anglais et français. Après les brèves introductions
de rigueur, le corps de l’ouvrage est consacré à des fiches techniques sur
doubles pages, reprenant toute la terminologie des altérations regroupées
par grandes familles – termes généraux, fissure et déformation,
détachement, figures induites par une perte de matière, altération
chromatique et dépôt, colonisation biologique. Pour chaque terme
sont repris définition, relations avec le substrat, localisation, variantes
orthographiques, termes équivalents dans d’autres glossaires, confusions
possibles, sous-types et remarques. Ce précieux dictionnaire est richement
illustré de photographies en couleurs (jusqu’à six par fiche), chacune
précisément identifiée quant au lieu, type de pierre et auteur du cliché.
Un index en anglais et en français permet de retrouver aisément tous les
noms de fiches et une bibliographie choisie clôt le volume.
2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 29
kolonisatie. Voor elke term wordt informatie gegeven over de relatie met
de onderlaag, de lokalisatie, orthografische varianten, equivalente termen
in andere woordenlijsten, mogelijke verwarringen, onderverdelingen
en opmerkingen. Dit waardevolle woordenboek is rijk geïllustreerd met
kleurenafbeeldingen (zes per fiche), elk nauwkeurig gedefinieerd met
vermelding van plaats, steensoort en auteur van de foto. Het boek wordt
afgesloten met een Engelse en Franse index waarin heel vlot alle namen
van de fiches terug te vinden zijn, en een uitgelezen bibliografie.
Deze woordenlijst leent zich natuurlijk perfect voor een geïnformatiseerd
gebruik, en het hele werk kan dan ook gratis worden gedownload via
volgende link: http://www.international.icomos.org/publications/
monuments_and_sites/15/index.htm
Op de site van het comité ‘natuursteen’ werden onder andere ook de
termen en definities uit de woordenlijst opgenomen in het Engels, Frans,
Duits, Spaans, en Portugees. Hopelijk worden deze in de toekomst met
nog andere talen aangevuld. Een alfabetische lijst in elke taal kan op
volgende link worden geraadpleegd:
http://lrmh-ext.fr/icomos/consult/index.htm
F. T.
30
PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2
L’approche du glossaire se prête évidemment fort bien à un traitement
informatique et l’ensemble de l’ouvrage, qui peut être téléchargé
gratuitement sur le site : http://www.international.icomos.org/
publications/monuments_and_sites/15/index.htm
Le site du comité “pierre” comporte, entre autres, les termes et
définitions du glossaire, repris en anglais, français, allemand, espagnol
et portugais (d’autres langues étant espérées à l’avenir). Une liste
alphabétique dans chaque langue peut être ainsi consultée :
http://lrmh-ext.fr/icomos/consult/index.htm
F. T.
La précision au service
de la productivité.
Diamant Boart est une marque qui depuis près de 70 ans
est synonyme d’engagement et
de service a ses clients.
Aujourd’hui, nous produisons
une gamme complète d’outils de
précision pour l’industrie de la
pierre, de la coupe au polissage.
Diamant Boart dispose d’un
personnel technique hautement
qualifié et expérimenté qui
est en mesure de formuler des
recommandations qui optimalisent la vie des outils et vous
donnent la possibilité d’atteindre des objectifs de productivité
très élevés.
DB_Pierre&marbre_17_03_06FR.indd 1
Nous ne sommes satisfait que
lorsque la compétitivité et la
profitabilité de nos clients augmentent. Nos centres de production s’efforcent de vous offrir
des outils innovants. La qualité,
l’expérience, le professionnalisme et le service Diamant Boart
se concrétisent par l’amélioration continue de notre gamme
de produits et vous permet de
choisir les outils adaptés à toutes
vos exigences.
Parce que nous savons que
pour vous tout commence avec
des outils fiables et efficaces,
nos outils…..
DIAMANT BOART
Avenue des Artisans, 50 - Z.I. 2
7822 Ghislenghien (Ath)
Tél : +32 (0) 68 25 12 93
Fax : +32 (0) 68 25 14 12
www.diamant-boart.com
19/09/06 17:14:11
2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 31
Download