techniek / technique Het buigen van dunne gevelbekledingen uit marmer. Le cintrage des revêtements minces de façade en marbre. funeraire sector / funeraire Het kerkhof van Elsene : blauwe steen en graniet. Le cimetière d’Ixelles : pierre bleue et granit. Actueel / Actualite Waalse aanwezigheid op het Salon Marmomacc. Présence wallonne à Marmomacc. Het station Luik-Guillemins Architectuur van beton, staal, glas en natuursteen La gare des Guillemins à Liège Architecture de béton, d’acier, de verre et de pierre Tijdschrift uitgegeven door de Belgische Federatie van Aannemers van Natuursteenbewerking - Officieel orgaan van de vzw Pierres et Marbres de Wallonie Périodique édité par la Fédération Belge des Entrepreneurs de la Pierre Naturelle Organe officiel de l’ASBL Pierres et Marbres de Wallonie december/décembre 2008- 4 Gedeeltelijk zicht op een aanzienlijke privé woning in Californië (VS), waarin alle witte steen, zowel binnen als buiten, werd uitgewerkt in ‘Chamesson Banc G’ van de firma SOGEPIERRE in F-21400 Nod-sur-Seine, lid van onze groep in de ‘Haute-Bourgogne’. Vue partielle d’une importante résidence privée en Californie (USA), dont toutes les pierres blanches, extérieures et intérieures, ont été exécutées en pierre de la qualité “Chamesson Banc G.” produite par la Société SOGEPIERRE à F-21400 Nod-sur-Seine, membre de notre groupe en Haute-Bourgogne. De andere producent van Franse siersteen voor toelevering van ruwe blokken, platen, tegels en alle soorten gehouwen steen. L’autre producteur de pierres ornementales françaises pour vos fournitures de blocs bruts, tranches, dallages et toutes pierres taillées. EditoriAal / Editorial inhoud / sommaire De auteurs van één van onze artikels stelt ons deze keer voor om met beentjes te gaan spelen. Niet het spel waarbij we een been ver weg gooien, en waar de hond dan mee terug moet komen, neen. Hij stelt ons voor om met een handvol botjes te gaan puzzelen. Elk van die botjes brengt ons dan een stap dichter in de richting van de collectieve bewustmaking van ons funerair erfgoed, en de noodzaak om te waken over het behoud en het onderhoud van dat erfgoed. Littré verklaart in zijn “Dictionnaire de la langue française” dat botten geluk brengen; hopelijk heeft hij gelijk. Wij wensen u een voorspoedig, succesvol jaar 2009 en veel leesgenot. Un de nos auteurs d’articles nous propose cette fois-ci de jouer aux osselets. Oh, pas à ce jeu d’adresse consistant à lancer puis à attraper de petits objets. Non, il nous présente simplement une “main d’osselets” à décoder. Quand on constate que chacun de ces osselets est en fait un pas vers une prise de conscience de la collectivité de l’intérêt de notre patrimoine funéraire et de la nécessité de veiller à sa préservation et à son entretien, on ne peut qu’espérer que, comme nous le dit Littré dans son “Dictionnaire de la langue française”, osselet rime avec succès. Nous vous souhaitons une bonne année 2009, qu’elle soit riche en succès et en bonnes lectures. architectuur / architecture 04 et station Luik-Guillemins : Architectuur van beton, staal, H glas en natuursteen / La gare des Guillemins à Liège : Architecture de béton, d’acier, de verre et de pierre techniek / technique 10 Het buigen van dunne gevelbekledingen uit marmer / Le cintrage des revêtements minces de façade en marbre Funeraire sector / funeraire 14 et kerkhof van Elsene : blauwe steen en graniet / H Le cimetière d’Ixelles : pierre bleue et granit Actueel / Actualite C.B. 18 Gustave Serrurier-Bovy Actueel / Actualite ONZE ADVERTEERDERS / NOS ANNONCEURS 20 Waalse aanwezigheid op het Salon Marmomacc / Présence wallonne à Marmomacc Funeraire sector / funeraire Driemaandelijks tijdschrift uitgegeven door de Belgische Federatie van Aannemers van Natuursteenbewerking, lid Confederatie Bouw / Publication trimestrielle éditée par la Fédération Belge des Entrepreneurs de la Pierre Naturelle, membre Confédération Construction : Rue du Lombardstraat 34-42 B-1000 Brussel / Bruxelles T +32(0)2 223 06 47 . F +32(0)2 223 05 38 [email protected] [email protected] Officieel orgaan van de vzw PIERRES ET MARBRES DE WALLONIE 11, rue des Pieds d’Alouette, 5100 Naninne Tél : 081/ 22 76 64 Fax : 081/ 74 57 62 [email protected] Organe officiel de l’asbl PIERRES ET M ­ ARBRES DE WALLONIE 11, rue des Pieds d’Alouette, 5100 Naninne Tel : 081/ 22 76 64 Fax : 081/ 47 57 62 [email protected] Verantwoordelijke uitgever / Editeur responsable : D. De Haen, Rue du Lombardstraat 34-42, B-1000 Brussel / Bruxelles Bestuurcomité / Comité directeur D. Deelen, Voorzitster van de Federatie / Présidente de la Fédération V. Brancaleoni, Voorzitter / Président P.M.W. Redactiecomité / Comité de rédaction C. Bonhomme – D. De Haen – F. Tourneur – F. Dominique – R. De Battice. Coördinatie / Coordination F. Dominique, P.M.W. Lay out / Mise en page Mandragore T +32(0)2 346 33 28 Druk / Impression Corelio Printing T +32(0)2 210 01 00 ISSN 1373 – 7007 Cover / © Bernard Boccara 24 Enkele beloftevolle beentjes. Belang van een goed gemeentelijk beheer op de funeraire sites : er zijn tekenen van versnelde bewustwording / Quelques osselets en augure. Nécessité de la bonne gestion communale des sites funéraires : indices de l’accélération du mouvement de prise de conscience agenda / agenda 27 Beurzen en salons Foires et salons BIBLIOTHEEK / BIBLIOTHEQUE 29 Geïllustreerde woordenlijst betreffende de verwering van natuursteen / Glossaire illustré sur les formes d’altération de la pierre 2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 3 ARCHITECTUUR / ARCHITECTURE Het station Luik-Guillemins Architectuur van beton, staal, glas en natuursteen Het staal in het gigantische gewelf van de koepel in het nieuwe station Gare des Guillemins mag dan niet van Belgische oorsprong zijn, de natuursteenbevloering op de perrons is dat wel. De Belgische Blauwe Hardsteen© werd in dit grandioze project van de beroemde architect Santiago Calatrava, gebruikt over een oppervlakte van minstens 21000 m2. Emilie Abraham Publiciteitsverantwoordelijke ‘Les Carrières de la Pierre Bleue Belge’ SA Responsable publicité Les Carrières de la Pierre Bleue Belge SA La gare des Guillemins à Liège Architecture de béton, d’acier, de verre et de pierre Si l’acier utilisé pour la voûte géante composant la nouvelle gare des Guillemins n’est pas belge, la pierre couvrant les quais provient bien de notre sous-sol. Le Petit Granit – Pierre Bleue de Belgique© occupera, au minimum, une surface de 21 000 m2 dans ce projet grandiose dessiné par l’“architecte star” Santiago Calatrava. 4 PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2008-2 Enkele weetjes Quelques repères Aangezien het station Luik-Guillemins op de as Brussel-Duitsland is gelegen, had dit project, dat meer dan 15 jaar geleden van start ging, tot doel de sporen en uitrustingen beter in te richten en zo de doorkomst van hogesnelheidstreinen te vergemakkelijken. Bovendien dateerde het oude stationsgebouw uit de jaren ’50, verkeerde het in vervallen staat, en was een diepgaande herziening van de architectuur zeker verantwoord. Ce projet, entrepris il y a plus de 15 ans, répond à un besoin d’aménagement des équipements et des voies pour faciliter le passage des trains à grande vitesse, la gare de Liège-Guillemins étant située sur l’axe Bruxelles-Allemagne. De plus, la vétusté du bâtiment des voyageurs, datant des années 1950, justifiait que l’aménagement soit revu en profondeur. In 1993 werd de NV ‘Euro Liège’ door de NMBS belast met de studie en bouw van het nieuwe station en in 1996 werd een internationale wedstrijd georganiseerd die gewonnen werd door architect Santiago Calatrava. De stedenbouwkundige vergunning werd toegekend in 2000 en de eerste werken werden in dezelfde periode aangevat. Het oude station bleef gedurende de hele tijd van de werken in gebruik, en werd uiteindelijk in 2007 afgebroken. En 1993, la SA Euro Liège TGV a été chargée par la SNCB d’étudier et de construire la nouvelle gare. Un concours international a donc été lancé en 1996. Il a été remporté par l’architecte Santiago Calatrava. Le permis d’urbanisme a été délivré en 2000 et les premiers travaux ont débuté dès cette époque. L’ancienne gare, restée fonctionnelle durant toute la durée des travaux, a vu son bâtiment des voyageurs être démoli en 2007. L’inauguration de la nouvelle gare était prévue pour la fin de l’année 2008 mais celle-ci sera retardée. Maquettes van het ontwerp ontwikkeld door S. Calatrava Maquettes du projet, conçues par S. Calatrava Normaal gezien was de inwijding van het nieuwe station voorzien voor eind 2008, maar die zal verschoven worden. Behalve het tijdstip van het einde der werken, is er ook onduidelijkheid over de naam van het nieuwe station, en over de inplantingen in de wijk tussen het station en de stad. Outre la date de la fin des travaux, il reste encore quelques inconnues : le nom choisi pour la nouvelle gare et le projet retenu pour l’aménagement du quartier entre la gare et la ville. Le projet Het project Architect Santiago Calatrava werd dus ingeschakeld om de vorm en esthetiek van het nieuwe station uit te werken. Voor de algemene vorm van het gebouw putte de architect inspiratie uit de menselijke figuur, meer bepaald uit de welvingen van de vrouwelijke contouren. Hij ontwierp een gebouw zonder gevels, dat gericht is op zijn voornaamste functie : de communicatie tussen steden en landen, in rechtstreekse verbinding met het wegennet en de verschillende wijken van de stad Luik. Het station werd 150 meter ten opzichte van het oude gebouw opgeschoven om rechtlijnige, en bijgevolg ook langere en bredere perrons te verkrijgen, waardoor toegang kan verleend worden aan hogesnelheidstreinen. Door deze kleine verplaatsing wordt ook de rechtstreekse verbinding met het wegennet makkelijker. In 2000 werd door Calatrava reeds een brug gebouwd die de autosnelweg verbindt met de achterkant van het station aan de kant van de ‘Cointe’ heuvel, waar ook een zogenaamde L’architecte Santiago Calatrava a donc été sélectionné pour travailler à la volumétrie et à l’esthétique de la nouvelle gare. En ce qui concerne la volumétrie générale du bâtiment, l’architecte a puisé son inspiration dans les formes humaines et plus précisément dans les courbes de la silhouette féminine. Il a créé un bâtiment “sans façade”, concentré sur sa fonction première qui est d’être un lieu de communication : communication entre villes et entre pays mais aussi en liaison directe avec le réseau autoroutier et entre différents quartiers de la ville de Liège. En effet, un déplacement de 150 mètres par rapport à l’ancienne gare a permis d’obtenir des quais rectilignes, plus longs et plus larges. Ces aménagements permettent d’accueillir les trains à grande vitesse. Ce léger décentrement permet également une liaison directe avec le réseau autoroutier. Un pont, dessiné également par Calatrava et déjà construit en 2000, relie l’autoroute à l’arrière de la gare, côté colline de Cointe où un dépose-minute et un parking ont été aménagés. Ce pont est une véritable prouesse technique par sa forme courbe combinée à une déclivité importante. 2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 5 ‘Kiss and Ride’ strook en parkeergelegenheid werden voorzien. Deze brug is een ware technische krachttoer, omwille van de gebogen vorm in combinatie met de sterke helling. De configuratie van het gebouw creëert eveneens een dialoog tussen de wijken (de Cointe heuvel, de Guillemins wijk en het centrum van de stad) die compleet zal zijn bij de afwerking van de zone tussen het station en de Maas. Het station bestaat uit drie belangrijke zichtbare niveaus: de doorgang onder de sporen (het eigenlijke reizigersgebouw), de perrons en het gewelf met de loopbruggen. Hieronder werden 171 betonnen funderingspalen van 90 cm diameter gegoten tot een diepte tussen 13 en 17 meter, om de stabiliteit te garanderen in dit terrein met steenkoolhoudende leisteen. De basis en de structuur van het gebouw zijn in beton. Het 200 meter lange en 40 meter hoge gewelf, de 5 overdekkingen van de perrons waar dat gewelf in overgaat, de twee luifels die de ingang aan de voor- en achterkant beschutten, en de loopbruggen bestaan allemaal uit staal en glas. La configuration du bâtiment crée également un dialogue entre les quartiers (entre la colline de Cointe, le quartier des Guillemins et le centre-ville). Celui-ci sera pleinement abouti quand l’aménagement des abords entre la gare et la Meuse sera effectué. La gare est composée de 3 niveaux principaux visibles : le passage sous voie constituant le bâtiment des voyageurs, les quais et la voûtepasserelles. Sous cet ensemble, 171 pieux de bétons de 90 cm de diamètre et de 13 à 17 mètres de profondeur ont été coulés pour répondre aux contraintes du terrain constitué de schistes houillers. La base et la structure du bâtiment sont en béton. La voûte mesurant 200 mètres de long et 40 de haut, les deux auvents couvrant les entrées à l’avant et à l’arrière, les passerelles et les 5 abris prolongeant la voûte pour couvrir les quais sont constitués d’acier et de verre. L’élément particulièrement impressionnant du chantier est que, pour que la gare reste opérationnelle pendant toute la durée des travaux, l’énorme Zicht op de heringerichte perrons in Belgische Blauwe Hardsteen. Tijdens de werken en inmiddels beëindigd / Vue des quais aménagés en pierre bleue de Belgique. En cours de chantier et achevés. Het meest indrukwekkende gegeven van deze werf is dat het enorme gewelf stuk voor stuk is gebouwd op een voorlopig platform aan het eerste perron langs de kant van de stad, omdat het station gedurende de werken in gebruik moest blijven. De verschillende schijven van het gewelf en de loopbruggen werden één voor één in elkaar gezet en gedurende een jaar (van mei 2005 tot juni 2006) boven de spoorweginfrastructuur geduwd. Naast de gedurfde vormgeving reflecteert deze architectuur ook het technisch meesterschap van de verschillende tussenkomende partijen. De natuursteen Dankzij een langdurig promotiewerk, onder andere van de ‘Carrières de la Pierre Bleue Belge’ die hiermee al startte in 2002, werd het geheel van de perrons voorzien in Belgische Blauwe Hardteen. De bouwmeester werd verleid door de mogelijkheden van dit materiaal. Om de keuze ervan te bevestigen, werden in 2005 testzones aangelegd in de oude stationshal en op een perron. Er werden representatieve werfbezoeken en proeven op het onderhoud van de betegeling uitgevoerd, in aanwezigheid van een architect vertegenwoordiger van het bureau van Calatrava, de Project Manager van ‘Euro Liège TGV’, en een onderhoudsdeskundige. 6 PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2 voûte a été construite au fur et à mesure sur une plate forme de travail provisoire sur le premier quai, côté ville. Les tranches de la voûte– passerelles ont été assemblées et poussées une à une au dessus de l’infrastructure ferroviaire durant une année (de mai 2005 à juin 2006). Au-delà de son esthétique audacieuse, ce chantier reflète donc la maîtrise technique des différents intervenants. La pierre Grâce notamment à un long travail de promotion entamé dès 2002 par les Carrières de la Pierre Bleue Belge, l’ensemble des quais a été prévu en Petit Granit – Pierre Bleue de Belgique. Le maître d’œuvre a été séduit par les possibilités offertes par la pierre bleue. Pour confirmer le choix de ce matériau, en 2005, des zones test ont été aménagées dans l’ancien hall de la gare ainsi que sur un quai. Des visites de chantiers représentatifs et des essais d’entretien sur ces dallages ont été réalisés en présence d’un architecte représentant le bureau Calatrava, du Project Manager de Euro Liège TGV et d’un spécialiste en nettoyage. Pour l’aménagement des quais, le choix de l’architecte s’est alors porté sur des dalles bouchardées rectangulaires d’une épaisseur de 4 cm. Voor de bekleding van de perrons, koos de architect gebouchardeerde vierkante tegels van 4 cm dik, en er werden eveneens podotactiele tegels vervaardigd voor zorgwekkender zones. Voor de binneninrichting, die nog steeds aan de gang is, zal men waarschijnlijk opteren voor tegels van 90 x 90 cm in verzoete Blauwe Hardsteen. Behalve de esthetische en technische kwaliteiten van de Belgische Blauwe Hardsteen hebben ook de nabijheid van ontginning en de technische follow-up op de werf zeker een overtuigende rol gespeeld. Hoe dan ook, deze realisatie bevestigt dat de Belgische Blauwe Hardsteen zijn plaats in grootse projecten verdient. Des dalles à protubérances pour des zones de vigilance ont également été créées pour ce projet. Pour l’aménagement de l’intérieur, toujours en cours, on préférera probablement des dalles de 90 x 90 cm en pierre bleue adoucie. Au-delà des qualités esthétique et technique de la Pierre Bleue de Belgique, c’est certainement la proximité du gisement et l’assurance d’un suivi technique du chantier qui auront su convaincre. Quoi qu’il en soit, cette réalisation confirme que la Pierre Bleue de Belgique a toute sa place dans des projets grandioses. Les abords Au-delà de la gare, c’est un quartier, voire toute une ville, qui est transformé. Concernant l’aménagement des abords, les discussions sont en cours. En 2003, un appel à projets européen a été lancé pour l’aménagement © Bernard Boccara Santiago Calatrava architect van stations en bruggen Santiago Calatrava l’architecte des gares et des ponts Santiago Calatrava is een internationaal gereputeerde Spaanse architect die in 1951 werd geboren in de regio van Valencia. Hij studeerde in zijn geboortestad architectuur en urbanisme, en vervolledigde dit in Zurich met een opleiding burgerlijke bouwkunde. Calatrava’s stokpaardje is het uitdagen van de zwaartekracht met gewaagde structuren. Hij drukt zich daarin vooral uit met de bouw van bruggen en stations. Zijn architectuur is beeldhouwkunst en heeft een sterk organische toets. Ze is onmiddellijk herkenbaar aan de elegante vormen en de indruk van beweging die het uitstraalt. Zijn lievelingsmaterialen zijn glas, beton en staal. Onder zijn belangrijkste werken kunnen we de volgende vermelden: de opera van Valencia, een brug en de vlieghaven in Bilbao, het station Stadelhofen in Zurich, het Olympisch stadium van Athene en het station van Lyon-Saint Exupéry. Momenteel werkt hij aan twee stations: één op de site van het World Trade Center in New York, het andere voor de stad Bergen (B). Of je er nu van houdt of niet, de zeer persoonlijke architectuur van Calatrava heeft de eigenschap niemand onbewogen te laten. Architecte espagnol de renommée mondiale, Santiago Calatrava est né en 1951 dans la région de Valence. C’est dans son pays natal qu’il étudie l’architecture et l’urbanisme pour compléter sa formation, à Zurich, par des études de génie civil. Calatrava aime défier les lois de la pesanteur par des structures audacieuses. Il exprime son art essentiellement dans la création de ponts et de gares. Son architecture peut être qualifiée de “sculpturale” et d’“organique”. Elle est directement reconnaissable par ses formes élancées et l’impression de mouvement qui s’en dégage. Ses matériaux de prédilection sont le verre, le béton et l’acier. Parmi ses réalisations les plus remarquables, on peut citer l’Opéra de Valence, un pont et l’Aéroport de Bilbao, la gare de Stadelhofen à Zurich, le stade Olympique d’Athènes et la gare de Lyon-Saint Exupéry. Actuellement, il travaille à la création de deux gares : l’une sur le site du World Trade Center à New York, l’autre pour la ville de Mons ! Qu’elle plaise ou pas, l’architecture très personnelle de Calatrava a l’intérêt de ne laisser personne indifférent. 2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 7 © Bernard Boccara De omgeving Rond het station ondergaat een hele wijk, zelfs een stuk van de stad, een gedaanteverandering. Wat de inrichting hiervan betreft, zijn er gesprekken aan de gang. In 2003 werd een Europese projectoproep gelanceerd voor de aanleg van de wijk Guillemins tussen het station en de Maas, waarna beetje bij beetje een project van grote omvang tot stand kwam, bestaande uit een grote esplanade die begint aan het station en de Maas oversteekt tot het Boverie park en verder tot Longdoz. Daarnaast vermelden we dat de ‘rue des Guillemins’ die het oude station verbond met de stad, werd heraangelegd en deels bedekt met Aziatische kantstenen en straatstenen. We zijn dus blij dat de kleine verplaatsing van het station er heeft voor gezorgd dat de ‘rue des Guillemins’ geen hoofdweg meer is. Bronnen en verdere informatie Sources & informations complémentaires JODIDIO Philip, Calatrava, Taschen, 2007 JODIDIO Philip, Calatrava. Santiago Calatrava. Complete works. 1979-2007, Taschen, 2007. www.calatrava.com www.euro-liege-tgv.be www.greisch.com (met onder andere video’s over de plaatsingstechniek van het gewelf / entre autres, vidéos du poussage de la voûte ) 8 PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2 du quartier des Guillemins entre la gare et la Meuse. Petit à petit, un projet de grande envergure composé d’une esplanade partant de la gare, traversant la Meuse jusqu’au parc de la Boverie et, au-delà, jusqu’au Longdoz, a vu le jour. Notons que la rue des Guillemins qui reliait l’ancienne gare à la ville a été réaménagée et couverte, entre autre, de bordures et pavés… asiatiques. On se réjouit donc que dans les aménagements actuels, avec le léger déplacement de la gare, la rue des Guillemins ne soit plus qu’une voie secondaire… Technische fiche / Fiche technique Architect : Santiago Calatrava. Opdrachtgever : NMBS Bouwheer : Euro Liège TGV (dochteronderneming van de NMBS) Studiebureau : Greisch Natuursteenmaterialen (perrons) : 21000 m² Belgische Blauwe Hardteen, geleverd door de ‘Carrières de la Pierre Bleue Belge’ in samenwerking met Renier Natuursteen en de groeve van Sprimont Begin der werken : stedenbouwkundige toelating verkregen in 2000 Einde der werken aanvankelijk voorzien eind 2008 Totale kostprijs : € 320 000 000 Architecte : Santiago Calatrava Maître de l’ouvrage : SNCB Maître d’œuvre : Euro Liège TGV (filiale de la SNCB) Bureau d’Etudes : Greisch Matériaux pierreux (quais) : 21 000 m2 de Petit Granit - Pierre Bleue de Belgique fournie par les Carrières de la Pierre Bleue Belge en collaboration avec Renier Natuursteen et la Carrière de Sprimont Début des travaux : permis d’urbanisme obtenu en 2000 Fin des travaux prévue, à l’origine, pour 2008 Coût total : 320 000 000 € Dank u / Merci OPINIEPEILING BIJ DE LEZERS VAN “STEEN EN MARMER” SONDAGE ENVOYE AUX LECTEURS DE “ PIERRE & MARBRE ” Vele lezers namen de tijd om de vragenlijst in de juli-editie van Steen & Marmer (02/2008) in te vullen en terug te sturen. Wij willen deze mensen, die zowat de ganse variëteit van ons lezersbestand representeren, danken voor hun constructieve raad en aanmoedigingen. De informatie die u ons liet geworden kunnen wij goed benutten en het toont aan dat het initiatief interesse heeft opgewekt. Wij zullen uw uiteenlopende opmerkingen overigens indachtig zijn bij de voorbereiding van de komende nummers zodanig dat dit blad nog meer aan uw verwachtingen kan beantwoorden... Het spreekt vanzelf dat wij tot uw beschikking blijven en dat alle mogelijke suggesties nog kunnen overgemaakt worden op het adres vermeld op pagina 3. Wij wensen u veel leesplezier met dit nummer. Joint à l’édition de juillet de Pierre & Marbre (02/2008), vous avez trouvé un questionnaire de sondage auquel nombre d’entre vous ont pris le temps de répondre. Nous souhaiterions remercier ces personnes, représentant la variété du lectorat de cette revue, pour les conseils constructifs ainsi que pour les encouragements que vous nous avez adressés. Toutes les informations que vous nous avez transmises nous seront bien utiles et nous confirment l’intérêt porté à notre démarche. Par ailleurs, nous saurons tenir compte de vos diverses remarques pour les prochains numéros et faire ainsi en sorte que ce support réponde encore plus à vos attentes… Nous demeurons bien entendu à votre écoute et toutes les suggestions éventuelles peuvent encore nous être envoyées à l’adresse mentionnée en page 3. Nous vous souhaitons une agréable lecture du présent numéro. Het redactiecomité van Steen & Marmer / Le comité de rédaction de Pierre & Marbre Er zijn gewone bouwverzekeringen, ...en er zijn die van Federale Verzekering Il y a des assurances construction ordinaires, ...et il y a celles de Fédérale Assurance www.federale.be L’ a s s u r e u r q u i p a r t a g e t o u t a v e c v o u s , m ê m e s e s b é n é f i c e s De verzekeraar die alles met u deelt, zelfs zijn winst casque 210 x 148.5.indd 1 5/2/07 1:20:19 PM 2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 9 techniek / technique Het buigen van dunne gevelbekledingen uit marmer Metamorf marmer (niet te verwarren met marmerachtige – en dus sedimentaire – gesteenten, cf. § 2.2 van de TV 228 ‘Natuursteen’) wordt al eeuwenlang beschouwd als materiaal bij uitstek voor de uitvoering van prestigieuze bouwwerken. Ook vandaag de dag wordt het nog met succes toegepast in tal van gebouwen. De afgelopen twintig jaar werden er bij dit materiaal echter belangrijke verweringsverschijnselen (hechtingsverliezen) vastgesteld, en dan vooral bij de toepassing ervan als dunne gevelbekleding. Deze schade is te wijten aan het fenomeen van de ‘granulaire ontbinding’, waaraan reeds verschillende studies gewijd werden. Deze onthechting kan problematisch worden wanneer de platen beginnen te buigen, te scheuren en riskeren te vallen. De vraag stelt zich dan ook of men moet overgaan tot een totale uitsluiting van het gebruik van marmer in gevels. Dominique Nicaise dr. wet., hoofd van het laboratorium ‘Mineralogie en microstructuur’, WTCB dr. sc., chef du laboratoire ‘Minéralogie et microstructure’, CSTC 1. 1. Buiging van een marmeren plaat uit de 18e eeuw (kerk van Hofstade, bij Aalst) / Cintrage d’une dalle de marbre datant du XVIIIe siècle (église d’Hofstade, près d’Alost). 2. Buiging van een dunne gevelbekleding uit marmer / Cintrage de plaques de marbre posées en revêtement mince de façade. 10 PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2 2. Le cintrage des revêtements minces de façade en marbre De tous temps, le marbre métamorphique (à ne pas confondre avec la pierre marbrière, qui est une roche sédimentaire, cf. § 2.2 de la NIT 228 ‘Pierres naturelles’) a été considéré comme un matériau de choix pour les réalisations prestigieuses. Aujourd’hui encore, il connaît un succès considérable dans de nombreux bâtiments. Cependant, de graves altérations affectant la cohésion du matériau ont été constatées ces vingt dernières années, particulièrement pour les plaques de marbre posées en revêtement mince de façade. Ces pathologies trouvent leur origine dans le phénomène dit de ‘décohésion granulaire’, lequel a fait l’objet de nombreuses études. Cette décohésion est des plus inquiétantes lorsque les plaques se cintrent, se fissurent et présentent un risque de chute. Faut-il pour autant exclure tous les marbres des revêtements de façade ? Hoewel de duurzaamheid van gevelbekledingen uit natuursteen in de regel bevredigend is, kan men bij het gebruik van metamorf marmer toch voor problemen komen te staan. Men heeft immers vastgesteld dat bepaalde dunne gevelplaten uit dit materiaal na een blootstelling van enkele jaren een (concave of convexe) buiging beginnen te ontwikkelen, met een belangrijk verlies van mechanische sterkte tot gevolg. Als deze vervormingen zodanig groot worden dat ze aanleiding geven tot een blokkering ter hoogte van de verankeringen, is het risico op scheurvorming en breuk reëel. Bien que la durabilité des revêtements de façade en pierre naturelle soit généralement satisfaisante, le cas particulier des marbres métamorphiques pose problème. Dans certains cas, les plaques minces réalisées dans ce type de pierre commencent, après quelques années d’exposition, à développer une courbure (concave ou convexe) et à perdre une part non négligeable de leur résistance mécanique. Si les déformations sont suffisamment importantes pour en arriver à un blocage au niveau des ancrages, il existe un risque de fissuration et de cassure. Dat het hier geenszins om een nieuw verschijnsel gaat, blijkt als men een bezoekje brengt aan een aantal 19e eeuwse begraafplaatsen en kerken. De buiging en verzakking van de marmeren platen is er immers schering en inslag. Dit fenomeen springt tegenwoordig gewoon vaker in het oog omdat de huidige architecturale tendens erin bestaat om alsmaar grotere en slankere gevelelementen toe te passen. Il n’y a toutefois là rien de nouveau. Il suffit de se promener dans certains cimetières ou églises pour voir des dalles datant du XIXe siècle cintrées ou affaissées sur elles-mêmes. Ce phénomène est sans doute bien plus fréquent compte tenu de la tendance architecturale actuelle caractérisée par des éléments de façade de dimensions de plus en plus grandes et d’élancement accentué. Factoren die de amplitude van de buiging beïnvloeden Facteurs influençant l’amplitude du cintrage Men heeft vastgesteld dat de buiging doorgaans meer uitgesproken is bij gevels die blootgesteld zijn aan regen en bezonning (met zuidelijke en zuidwestelijke oriëntatie). Indien de amplitude van de buiging aanzienlijk is, kan dit leiden tot scheurvorming ter hoogte van de verankeringen. In bepaalde gevallen wordt men niet zozeer geconfronteerd met een buiging, maar veeleer met een ontbinding van de materie. On constate que le phénomène de cintrage se manifeste de façon plus prononcée sur les façades exposées à la pluie et au soleil (orientées entre le sud et le sud-ouest). Un cintrage de grande amplitude entraînera souvent une fissuration au niveau des ancrages. Dans certains cas, le phénomène de cintrage n’apparaît pas directement, mais une désagrégation importante de la matière est observable. Uit microscopisch onderzoek is gebleken dat de marmers die het gevoeligst zijn voor buiging bijna uitsluitend uit calciet (calciumcarbonaat) bestaan. De vaakst getroffen types vertonen een microstructuur die eerder granoblastisch (d.w.z. waarbij alle kristallen ongeveer even groot zijn en een polygone, vaak pseudohexagonale, vorm hebben) dan xenoblastisch (d.w.z. waarbij de kristallen een grillige vorm hebben en in elkaar passen zoals puzzelstukken) is. En ce qui concerne la nature du marbre, l’examen microscopique indique que les roches les plus sensibles au cintrage sont composées quasi exclusivement de calcite (carbonate de calcium). Les marbres Onder fluorescerend licht stelt men bij de gebogen stenen intergranulaire openingen vast, wat de ontbinding bevestigt : het contact tussen de calcietkorrels is minder sterk door de opeenvolging van verschillende opwarmings- en afkoelingscycli. We willen erop wijzen dat de oppervlaktetemperatuur van een bezonde gevel kan oplopen tot 60 °C. Ook de afmeting van de korrels heeft in deze context een rol te spelen, vermits dit verschijnsel bij sedimentaire gesteenten (die eveneens voornamelijk uit calciet bestaan, maar waarbij de korrels kleiner zijn) voor zover wij weten nooit vastgesteld werd. Normalisering De in 2003 gepubliceerde NBN EN 14066 ‘Beproevingsmethoden voor natuursteen. Bepaling van de weerstand tegen veroudering door thermische schok’ is de enige proefnorm waarin dit fenomeen aan bod komt. Deze blijkt echter weinig geschikt voor het probleem van de buiging en is bovendien veel te streng voor het geheel der natuurstenen (reeks cycli waarbij een onderdompeling in water bij 20 °C gevolgd wordt door een droging in een stoof bij 105 °C). Op algemeen verzoek zal er bij de volgende herziening van de norm bijgevolg een proef opgenomen worden die een betere simulatie oplevert van de blootstelling die aanleiding geeft tot buiging. In afwachting van deze nieuwe proefmethode wordt in de TV 228 ‘Natuursteen’ aanbevolen om naast de beoordeling van de vorstbestendigheid na te gaan of het marmer voldoet aan de norm NBN EN 14066 met een maximaal verlies van dynamische elasticiteitsmodulus van 20 %. 2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 11 3a. 3b. 4. het voorzorgsprincipe Een totale uitsluiting van het gebruik van marmer in gevels lijkt ons voorbarig. Bij gebrek aan een betere proefprocedure kan het feit dat het materiaal weerstand biedt tegen de thermische-schokproeven beschouwd worden als een bewijs voor het goede gedrag ervan. Gelet op de strengheid van de proef is de kans echter groot dat ook marmers, die in de praktijk geen problemen opleveren, afgewezen worden. Een petrografische analyse (onderzoek van de granoblastische of xenoblastische microstructuur) ter verfijning van de beoordeling van de gevoeligheid van de materialen voor buiging zou in voorkomend geval soelaas kunnen bieden. Ook wat het ontwerp van de gevelbekleding betreft, kunnen er bepaalde voorzorgen genomen worden om de invloed van de buiging te beperken. Zo zou men de afmetingen van de platen kunnen verminderen en de verhouding lengte/breedte van de elementen kunnen beperken tot maximum 3 (cf. TV 146 ‘Verticale buitenbekledingen van dunne natuursteenplaten’). Men zou eveneens kunnen opteren voor composietplaten, opgebouwd uit een dunne marmerplaat (ongeveer 1 cm), die op een (bv. honingraatvormige) metalen constructie of een keramiekplaat met grote mechanische sterkte verlijmd wordt. Voor meer informatie omtrent de karakteristieken en de uitvoering van deze systemen, verwijzen we naar de technische adviezen. 5. sensibles montrent une structure cristalline granoblastique, c’est-à-dire composée de grains de taille semblable et de forme polygonale, souvent pseudohexagonale, contrairement à une structure xénoblastique, dont les cristaux ont des formes plus capricieuses et s'assemblent comme les pièces d'un puzzle. En lumière fluorescente, les pierres cintrées présentent des ouvertures intergranulaires, ce qui confirme le phénomène de décohésion granulaire : le contact entre chaque grain est moins fort à la suite des cycles d’échauffement et refroidissement de la calcite. Rappelons que les façades ensoleillées peuvent atteindre des températures de 60 °C en surface. La taille des grains a un rôle à jouer, étant donné que les roches sédimentaires (également constituées principalement de calcite, mais dont les grains sont de plus petites dimensions) n’ont, à notre connaissance, jamais présenté ce phénomène. Normalisation La norme NBN EN 14066 “ Méthodes d’essai pour pierres naturelles. Détermination de la résistance au vieillissement accéléré par chocs thermiques ”, publiée en 2003, est la seule norme traitant de ce phénomène, bien qu’elle s’avère peu adaptée au problème de cintrage et beaucoup trop sévère vis-à-vis de l’ensemble des pierres (série de cycles alternant immersion dans l’eau à 20 °C et séchage en étuve à 105 °C). A la demande générale, elle reprendra, lors de sa prochaine révision, un essai qui simule davantage l’exposition amenant au cintrage. Dans l’attente de cette nouvelle méthode d’essai, la NIT 228 ‘Pierres naturelles’ recommande, en plus de l’évaluation de la résistance au gel, que les marbres satisfassent à la norme NBN EN 14066 avec une perte de module d’élasticité dynamique de 20 % maximum. principe de précaution 6. 3a & 3b. Twee marmerstructuren bij gekruiste nicols / Deux structures de marbre en nicols croisés. ( 3a. Carrare - 3b. Thassos) 4. Onder fluorescerend licht stelt men bij de gebogen stenen (met zuidelijke oriëntatie) intergranulaire openingen vast / En lumière fluorescente, les pierres cintrées (exposées au sud) présentent des ouvertures intergranulaires. 5. Onder fluorescerend licht vertonen de niet-gebogen stenen (met noordelijke oriëntatie) geen intergranulaire openingen / En lumière fluorescente, une pierre non cintrée (exposée au nord) ne présente pas d’ouvertures intergranulaires. 6. Prototype voor metingen van buiging en vervorming (aangevuld met petrografische analyses) / Prototype pour mesures de cintrage et de déformation (complété par des analyses pétrographiques.) 12 PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2 Une exclusion totale du marbre en façade ne nous semble pas fondée. Dans l’attente d’une procédure d’essai plus adaptée, la bonne tenue à l’essai de chocs thermiques constitue une indication fiable quant au bon comportement du matériau. Mais en raison de sa grande sévérité, l’essai pourrait conduire à écarter certains marbres qui ne présentent pas de problèmes en réalité. Une analyse pétrographique serait dès lors conseillée en complément, afin d’affiner l’évaluation de la sensibilité au cintrage du matériau grâce à l’examen de sa microstructure (granoblastique ou xénoblastique). En ce qui concerne la conception des revêtements de façade, certaines précautions peuvent être prises pour réduire les effets du cintrage, notamment en réduisant la dimension des plaques et en minimisant l’élancement des éléments (rapport longueur/largeur de 3 au maximum, p. ex.; cf. NIT 146 ‘Les revêtement extérieurs verticaux en matériaux pierreux naturels de mince épaisseur’). Il est également possible d’opter pour des panneaux composites constitués d’une plaque mince de marbre (environ 1 cm) collée sur une structure métallique (de type nid d’abeille, p. ex.) ou sur une plaque de céramique à haute résistance mécanique. Plus d’informations sur les caractéristiques et la mise en œuvre de ces systèmes, on se référera aux avis techniques. 50 JAAR BATIBOUW ‘09 Brussels Expo van donderdag 26 februari t.e.m. zondag 8 maart van 10u tot 18u30. Op donderdag 26 en vrijdag 27 februari opent BATIBOUW, de grootste bouwvakbeurs van België, haar deuren exclusief voor de vaklui. U ontdekt er de meest recente nieuwigheden en trends en kan deelnemen aan rondetafelgesprekken, seminaries en andere randmanifestaties. Om wachttijden aan de ingang te verkorten, kan u zich best preregistreren via www.batibouw.com. Met de uitgereikte badge krijgt u op 26 en 27 februari ongelimiteerde toegang tot BATIBOUW. Indien u de badge niet gebruikt tijdens deze dagen, is hij geldig voor een dag naar keuze tijdens de rest van de beurs. Batibouw pro: 26 februari van 10u tot 18u30, 27 februari van 10 tot 21u (nocturne) Batibouw publiek: van 28 februari t.e.m. 8 maart van 10u tot 18u30 en op 6 maart tot 21u (nocturne) www.batibouw.com FUNERA i R e SECTOR / FUNERAIRE 2. 1. 3. 4. 1. 2. 3. 4. Monument Goffin, 1927 Monument Schmetz 1925 Smits-Vieujant, 1913 Delhaize, 1928 Het kerkhof van Elsene: blauwe steen en graniet Op het kerkhof van Elsene (Brussels Gewest) liggen talrijke opmerkelijke monumenten verborgen waarin de specifieke karakteristieken van het materiaal en de natuursteenbewerking goed tot hun recht komen. Het meest voorkomende materiaal in de grafmonumenten is weliswaar blauwe steen, maar graniet neemt op dit kerkhof eveneens een belangrijke plaats in. Le cimetière d’Ixelles : pierre bleue et granit Bénédicte Verschaeren Kunsthistorica, lid van Epitaaf Historienne de l’art, membre d’Epitaaf Le cimetière d’Ixelles (Région bruxelloise) recèle de nombreux monuments remarquables mettant en valeur des caractéristiques spécifiques liées au matériau et au travail de la pierre. En effet, si le matériau le plus courant des monuments funéraires est la pierre bleue, le granit lui aussi trouve une place importante dans ce cimetière. Door zijn technische karakteristieken kan met graniet een heel ander type monument worden opgericht dan met blauwe steen. De ornamentmaker zal de steen bewerken en vorm geven (sarcofaag, gedenksteen, obelisk,...) en hem tot sculpturen en talrijke decoraties en symbolen behouwen: palmen, dennenappels, eikenbladeren, laurierbladeren, boeken, kronen, zandlopers, zeisen, uilen... De hardheid van graniet laat niet toe op dezelfde manier te werken. De steenhouwer zal het volume, de vorm bewerken. Granieten versieringen zal men dus op het kerkhof van Elsene niet vinden. Men zal meer spelen met de kleur van graniet, het polijsten en de opbouw van elke steen apart. Les caractéristiques techniques du granit permettent d’élever un type de monument différent de celles de la pierre bleue. L’ornemaniste travaillera la pierre bleue, lui donnera forme (sarcophage, stèle, obélisque,…) et également y taillera des sculptures et de nombreuses décorations, de nombreux symboles : palmes, pommes de pin, feuilles de chêne, feuilles de laurier, livres, couronnes, sabliers, faux, hiboux… La dureté du granit ne permettra pas de s’engager dans cette voie. Dès lors, le tailleur de pierre travaillera seulement le volume, la forme. L’ornementation en granit sera donc totalement bannie au cimetière d’Ixelles. On jouera davantage avec la couleur du granit, son polissage et l’agencement de chaque pierre. Het kerkhof van Elsene wordt gekenmerkt door talrijke granieten monumenten, ofwel helemaal uitgevoerd in graniet, ofwel gemengd met blauwe steen. Le cimetière d’Ixelles se caractérise par de nombreux monuments utilisant le granit, soit pour la réalisation du monument entier, soit pour une réalisation mixte pierre bleue – granit. De firma Beernaert, sinds vele jaren in Elsene gevestigd, is onbetwistbaar verbonden met de invoer van graniet en zijn verspreiding. De naam van Emile Beernaert wordt in 1897 geciteerd in het “Jaarboek voor handel L’entreprise Beernaert implantée à Ixelles depuis de nombreuses années est indéniablement liée à l’importation du granit et à sa diffusion. Ainsi en 1897, on voit apparaître dans “ l’Annuaire de Commerce et de 14 PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2 en nijverheid”, met de nieuwe activiteit : import van graniet uit Schotland en Noorwegen. Aanvankelijk wordt het graniet niet alleen voor grafmonumenten aangewend, maar ook voor de sector “Kunstmarmer en de handel”. In 1903 maken zijn briefhoofden gewag van de verschillende importplaatsen : Schotland, Zweden, Noorwegen, de Vogezen, Beieren, Saksen, enz... Eerst gaat zijn aanbod over de realisatie van kolommen, pilasters, treden, en vanaf 1919 biedt hij volledig afgewerkte monumenten aan. Emile Beernaert is een van de eersten die deze nieuwe mode heeft gelanceerd. Pas na de eerste wereldoorlog wordt graniet gangbaarder en gaan andere steenhouwers het ook importeren en aan hun cliënteel aanbieden. Het monopolie op de granieten realisaties behoort dan misschien niet meer toe aan de firma Beernaert, maar ze blijft in elk geval een belangrijke rol spelen in de Brusselse grafkunst. 5. l’Industrie” le nom d’Emile Beernaert associé à cette nouvelle activité : l’importation du granit d’Ecosse et de Norvège. Au départ, il ne travaille pas uniquement le granit pour les monuments funéraires, mais réalise aussi de la “Marbrerie d’Art et de Commerce ”. En 1903, l’en-tête du papier à lettres précise les différents lieux d’importation : Ecosse, Suède, Norvège, Vosges, Bavière et Saxe, etc. Il propose d’abord la réalisation de colonnes, de pilastres, de marches, ensuite en 1919 l’exécution de monuments entiers. Emile Beernaert est l’un des premiers qui a lancé cette nouvelle mode. C’est véritablement après la première guerre mondiale que le granit se répandra et que d’autres tailleurs de pierre en importeront et en proposeront à leur clientèle. Néanmoins, l’entreprise Beernaert gardera si non le monopole des réalisations en granit, du moins une importance reconnue au sein de l’art funéraire bruxellois. 6. 7. 5. Monument Blieck 1919 / 6. Furne 1916 / 7. Petitqueux 1911 Tussen de twee wereldoorlogen Het gebruik van graniet maakt opgang in de jaren na 1910, en vooral tussen de twee wereldoorlogen, wat aan de begraafplaats een grote homogeniteit verleent. We onderscheiden in deze periode 5 types van monumenten, geheel of gedeeltelijk uitgevoerd in graniet. L’entre-deux-guerres L’utilisation du granit est répandue dans les années 1910 et surtout pendant l’entre-deux-guerres, ce qui confère à ce cimetière une grande homogénéité. Nous distinguerons cinq types de monuments de cette période qui seront entièrement ou en partie en granit. Monument Solvay, Goffin, Schmetz Dit zijn unieke monumenten van hoge kwaliteit, zeer origineel en dikwijls gerealiseerd in samenwerking met een architect of beeldhouwer. Deze drie monumenten werden gerealiseerd door de firma Beernaert. De tint van het graniet is een bewuste keuze en wordt door het polijsten nog benadrukt. Het monument van de familie Solvay werd ontworpen door architect Victor Horta, en gerealiseerd in twee fasen; het bovenste deel dateert uit 1894, het onderste uit 1924. Het Goffin monument werd bedacht door architect Charles Van Nueten, die tussen de twee wereldoorlogen meerdere grafmonumenten ontwierp en bijdroeg aan verschillende afbeeldingen in het boek Sépultures modernes van J. Lecocq. Aan het monument Schmetz werkte beeldhouwer Marcel Rau mee. monument Solvay, Goffin, Schmetz Ce sont des monuments uniques, de haute qualité, de grande originalité, et souvent réalisés avec la collaboration d’un architecte ou d’un sculpteur. Ces trois monuments sont réalisés par l’entreprise Beernaert. La teinte du granit est un réel choix et est mise en valeur par un polissage. Le monument de la famille Solvay est dessiné par l’architecte Victor Horta, il a été réalisé à deux moments, la partie supérieure date de 1894, la partie inférieure de 1924. Le monument Goffin est pensé par l’architecte Charles Van Nueten qui a conçu plusieurs monuments funéraires pendant l’entre-deux-guerres, et a contribué à différentes planches au livre Sépultures modernes par J. Lecocq. Quant au monument Schmetz, Marcel Rau a collaboré à cet ensemble en tant que sculpteur. Smits-Vieujant, Delhaize, Le Prince Voor deze monumenten wordt graniet gebruikt als luxe materiaal, het polijstwerk geeft aan de steen meer glans. Dit type monument met zijn ‘Beaux-Arts’ stijl bekoort de gevestigde burgerij. De steen is mooi behouwen en gepolijst, en draagt bij aan het prestige van het monument. Deze monumenten bevinden zich op een zorgvuldig uitgekozen plaats zodat ze goed zichtbaar zijn, vaak op de hoek van een rij. Het zijn allemaal realisaties van de firma Beernaert. Smits-Vieujant, Delhaize, Le Prince Ce sont des monuments où le granit est utilisé comme matériau de luxe, le polissage rend la pierre brillante. Ce type de monument, de style Beaux-Arts séduit une bourgeoise installée. La taille de la pierre, avec ses arêtes et son polissage est soignée et contribue au prestige du monument. L’emplacement de ces monuments est judicieusement choisi assurant une visibilité immédiate et sont généralement placés aux angles des rangées. Ils sont tous réalisés par l’entreprise Beernaert. 2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 15 Monument Blieck, Furne, Petitqueux In deze meer bescheiden, doch bijzondere monumenten, participeert het graniet in de architectuur. Het is niet gepolijst en het bouchardeerwerk bezorgt het monument een heel persoonlijke toets. Architect Hamesse en de firma ‘Fayt Frères’ realiseerden het Petitqueux monument. Hoewel de naam van Emile Beernaert voorkomt op het monument van Max Blieck, is het heel waarschijnlijk gerealiseerd door de afgestorvene zelf die architect was. Het monument van Furne draagt eveneens de signatuur van Emile Beernaert. Monument Blieck, Furne, Petitqueux Ces monuments de taille plus modeste où le granit participe à l’architecture sortent de l’ordinaire. Le granit n’est pas poli, le travail de la boucharde donne au monument une touche toute personnelle. Le monument Petitqueux est signé par l’architecte Hamesse et l’entreprise Fayt Frères. Le monument Max Blieck est sans doute réalisé par le défunt lui-même qui était architecte, le nom d’Emile Beernaert y est apposé. Quant au monument Furne, Emile Beernaert le signe également. 9. 11. 8. 10. 8. Mignot. 9. 'Soufflet' + zuil / Soufflet + stèle Sellesagh, zonder datum / pas de date. 10. Monumenten van het ‘soufflet’ type van Beernaert / Monuments du type soufflet de Beernaert, fonds Beernaert Smolders, 1921. 11. Bette, Gilmont1930 Monumenten van het ‘soufflet’ type van Beernaert Emile Beernaert stelt een variante voor van de 19e eeuwse sarcofaag: de ‘soufflet’. Het is een monoliet die op een sokkel wordt geplaatst, nu eens in graniet, dan weer in blauwe steen, soms gemengd. Hij geeft meer volume aan de steen om het horizontale gedeelte van het monument meer te doen uitkomen. Het graniet heeft verschillende tinten (roze, groen, bruin, grijs, zwart, blauw) en reflecteert het licht afhankelijk van de manier van het polijsten. Het werd met de grootste zorg uitgevoerd. Het motief van de soufflet, een horizontaal element, wordt dikwijls gecombineerd met een grafzuil, een verticaal element. De grafzuil is dikwijls in blauwe steen. monuments du type soufflet de Beernaert Emile Beernaert propose une variante au sarcophage du XIXe siècle : le soufflet. Il s’agit d’un monolithe déposé sur un socle, tantôt en granit, tantôt en pierre bleue, tantôt mixte pierre bleue-granit. Il gonfle le volume de la dalle afin de mettre en évidence la partie horizontale du monument. Le granit offre différentes teintes (rose, vert, brun, gris, noir, bleu) et, selon le polissage, reflète la lumière de diverses façons. Il est réalisé avec le plus grand soin. Le motif du soufflet, élément horizontal, est souvent combiné à la stèle, élément vertical. La stèle, quant à elle, sera souvent en pierre bleue. Sirtaine, Chavet, Dorhout, Vandeneyende, Paulus, Delomez, Mignot Deze monumenten, samengesteld uit blauwe steen en graniet, werden niet altijd door Beernaert gebouwd en zijn van mindere kwaliteit. De gebruikte materialen, zoals de blauwe steen, zijn minder kostbaar. De structuur is samengesteld uit vier wanden die de muren van de sarcofaag vormen, en daarop een afdekplaat, dikwijls in graniet. In elk geval vinden we op de gedenksteen dezelfde decoratieve elementen in verscheidene varianten: kronen, bas-reliëfs, Christussen, allegorieën, medaillons... De gedenkstenen dragen bij aan de diversiteit van de monumenten doordat het bewerken van hun vorm daarop gericht is. De top van de gedenksteen kan concaaf zijn, horizontaal of een geometrische vorm aannemen. Het specifieke houwen van de steen laat combinaties toe van verschillende modellen, die door de klanten in de catalogi werden gekozen. De monumenten werden dikwijls gebouwd door andere ondernemers zoals Cordemans, Gilmont, Fayt,… De medaillons, allegorieën en Christussen komen dikwijls van de firma Norga. Sirtaine, Chavet, Dorhout, Vandeneyende, Paulus, Delomez, Mignot Il s’agit de monuments composés de pierres bleues et de granit, ils ne sont pas toujours construits par Beernaert et sont de moindre qualité. Les matériaux utilisés sont moins coûteux comme la pierre bleue. Leur structure est composée de quatre parois formant les murs du sarcophage et est recouverte d’une dalle qui est très souvent en granit. Dans tous les cas, on retrouve sur la stèle les mêmes éléments décoratifs apposés, les variantes sont multiples : couronnes, bas-relief, Christ, allégories, médaillons… Les stèles contribuent à diversifier les modèles des monuments. En effet, leurs formes sont toujours travaillées dans la diversité. Le sommet de la stèle peut être concave, horizontal, ou encore peut prendre une forme géométrique. La taille de la pierre permet de combiner différents modèles que les clients choisissaient dans les catalogues. Souvent, ces monuments sont construits par d’autres entrepreneurs comme Cordemans, Gilmont, Fayt… Les médaillons, allégories et Christ proviennent quant à eux très souvent de l’entreprise Norga. 16 PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2 12. 13. 14. 12. Sirtaine, 1924, Fayt / 13. Chavet / 14. Dorhout. / 15. Vandeneyende Graniet tot in de eeuwigheid? Al de voorgestelde monumenten wijzen op de diversiteit van de natuursteen op het kerkhof van Elsene. De steenhouwers en marmerbewerkers ontwikkelden er hun kunst en hun bedrevenheid stelt ons in staat de kunst en kennis eigen aan deze verlopen tijd te begrijpen. Elk monument staat voor een andere aanpak in een coherent en homogeen geheel waar blauwe steen en roos, grijs, groen en zwart graniet in perfecte harmonie samen worden gebruikt. Du granit à perpétuité ? Tous les exemples présentés tentent à montrer la diversité du travail de la pierre au cimetière d’Ixelles. Les tailleurs de pierre et marbriers y ont développé leur art ; leur habileté nous permet d’appréhender un art, un savoir-faire caractéristique d’une époque révolue. Chaque monument consiste en un travail différent dans un ensemble cohérent et homogène où pierre bleue et granit rose, gris, vert, noir… se côtoient en toute harmonie. De wet van 1971 heeft de “eeuwigdurende concessies” afgeschaft. Vandaar dat al onze aandacht moet gaan naar de blauwe steen en het graniet om ze niet te laten verdwijnen. Talrijke monumenten zijn immers al afgebroken. Vandaag is men in Elsene bereid om deze kwestie te onderzoeken ten einde een praktisch en efficiënt kerkhofbeheer tot stand te brengen met zorg voor het behoud van het erfgoed. La loi de 1971 supprime la notion de ‘concessions à perpétuité’, dès lors pierre bleue et granit requièrent toute notre attention pour qu’ils ne disparaissent pas. En effet, de nombreux monuments ont déjà été détruits. Aujourd’hui, la commune d’Ixelles se propose de se pencher sur cette question afin de concilier une gestion efficace et pratique du cimetière avec le souci de préserver son patrimoine. 15. actueel / actualite GUSTAVE SERRURIER-BOVY Het is bijna honderd jaar geleden dat deze Luikenaar, een voorloper van de Art Nouveau, overleed. Hij was niet zo bekend als architect, maar wel als meubelontwerper. Hoewel zijn invloed weliswaar niet zo groot is geweest als die van Horta of van de Velde, werd het wel stilaan tijd om zijn geschiedenis en zijn werk te herontdekken. GUSTAVE SERRURIER-BOVY Voici presque cent ans que nous a quitté ce Liégeois -un précurseur de l’Art nouveau en Belgique- connu non pas en tant qu’architecte mais comme concepteur de mobilier. Certes, son aura n’est pas aussi importante que celle d’Horta ou van de Velde, mais il est maintenant grand temps de redécouvrir son histoire et son œuvre. 1. 2. 3. 1&2. Stoel en meubel. Silex Serie / Chaise et meuble. Série Silex. 3. Monument Serrurier, kerkhof van Robermont / Monument Serrurier-Bovy, cimetière de Robermont. In het kader van zijn designbiënnale, wijdt de stad Luik een overzichtstentoonstelling aan Serrurier-Bovy in het Musée d’art moderne et contemporain’ (MAMAC) die loopt tot 18 januari 2009. La ville de Liège lui consacre, dans le cadre de sa biennale du design, une rétrospective, qui se tient au Musée d’art moderne et contemporain (MAMAC) jusqu’au 18 janvier 2009. Gustave wordt geboren op 29 juli 1958 als kind van Louis en Eugénie. Louis is een zelfstandig ondernemer in de bouw en schrijnwerkerij, waardoor het lot van de kleine Gustave meteen bezegeld is !!!! Hij is pal in de bouwsector beland. Eerst werkt hij bij zijn vader en studeert architectuur aan de ‘Académie des Beaux-Arts’ van Luik. Na het behalen van zijn diploma oefent hij dit beroep nochtans niet uit, want na enkele projecten richt hij zich op de handel. Samen met zijn echtgenote Marie Bovy, baat hij een winkel uit met meubilair, decoratieve artikelen uit India, China en Japan, Engelse stoffen, tapijten, zilverwerk en exotische voorwerpen. Van handelaar evolueert hij naar ontwerper en meubelproducent. Zijn werken zijn van eigen makelij. Zijn doel is de moderne kunst populair maken door een aangepast esthetisch, financieel en functioneel meubilair te bedenken voor iedereen. Van de ongedwongen arbeider tot de intellectueel, iedereen heeft recht op een dagelijkse portie schoonheid. Daarvoor maakt hij gebruik van goedkopere grondstoffen; de mechanische vervaardiging ervan is al in gebruik. Tezelfdertijd bouwt hij in Cointe (Luik) zijn eigen villa, genaamd ‘L’Aube’. Deze woning wordt opgenomen in de lijst van uitzonderlijk Waals erfgoed. Gustave, né le 29 juillet 1858, est l’enfant de Louis et d’Eugénie. Louis est indépendant, entrepreneur en bâtiment et menuiserie. Voilà déjà le destin du gamin scellé !!! Il est dans le bain du secteur de la construction. Il travaille d’abord avec son père et étudie l’architecture à l’Académie des Beaux-Arts de Liège. Diplômé, il exerce peu et après quelques ouvrages il se tourne vers le commerce. Il exploite alors avec son épouse Marie Bovy un magasin d’ameublement, d’articles de décorations des Indes, de Chine, du Japon, de tissus anglais, de tapis, de “quincaillerie argentée”, d’objets exotiques. De commerçant, il devient concepteur et producteur de mobilier. Il produit ses propres œuvres. Son désir est de populariser l’art moderne en proposant un mobilier adapté esthétiquement, financièrement, fonctionnellement à tout travailleur, de l’ouvrier aisé au travailleur intellectuel, tout le monde à droit à la beauté au quotidien. Pour ce faire, ses œuvres sont réalisées dans des matériaux peu onéreux ; la mécanisation de leur mise en œuvre est déjà de mise. Il construit dans le même temps sa propre villa, L’Aube, située à Cointe (Liège). Cette demeure est inscrite au patrimoine exceptionnel de Wallonie. 18 PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2 Zijn producties zijn een waar succes: talrijke meubelseries worden ontwikkeld en vervaardigd, filialen worden geopend in Brussel, Parijs, Nice en Den Haag, en hij verwerft bekendheid tot over de Atlantische oceaan (Wereldtentoonstelling van Saint-Louis in 1904-1905). Door de belangrijke noodzakelijke investeringen en wellicht al te snelle financiële inspanningen wordt het bedrijf ‘Serrurier et Cie’ in 1907 ontbonden. Ses productions sont un succès : de très nombreuses séries de meubles sont créées et produites, des succursales s’ouvrent à Bruxelles, Paris, Nice, La Haye, sa renommée a franchi l’Atlantique (Exposition internationale de Saint-Louis 1904 -1905). Tout cela a demandé des investissements importants, un effort financier sans doute trop rapide, et, en 1907, la société Serrurier et Cie est dissoute. De productie wordt nog voortgezet in Luik en de winkels in Parijs, Nice, Brussel en Luik blijven bestaan. Gustave Serrurier sterft op 19 november 1910 en ligt begraven op het Robermont kerkhof van Luik. R. D. La production continuera encore à Liège, les magasins de Paris, Nice, Bruxelles et Liège subsistent. Gustave Serrurier meurt le 19 novembre 1910. Il repose au cimetière de Robermont à Liège R. D. Bibliographie “ Serrurier-Bovy, un créateur précurseur, 1858-1910 ” Françoise et Etienne du Mesnil du Buisson Editions Faton, Dijon, 2008 300 pagina’s, meer dan 500 kleurenillustraties ISBN 978-2-87844-109-3 Editions Faton, Dijon, 2008 300 pages, près de 500 illustrations en couleurs ISBN 978-2-87844-109-3 Nuttig adres MAMAC (Musée d’Art Moderne et d’Art Contemporain) Parc de la Boverie, 3 - 4020 Liège - Tel. + 32(0)4 343 04 03 http://www.exposerrurierbovy.lesmuseesdeliege.be/ Adresse utile MAMAC (Musée d’Art Moderne et d’Art Contemporain) Parc de la Boverie, 3 - 4020 Liège - Tél. + 32(0)4 343 04 03 http://www.exposerrurierbovy.lesmuseesdeliege.be/ www.sizecommunication.com Bibliografie “ Serrurier-Bovy, un créateur précurseur, 1858-1910 ” Françoise en Etienne du Mesnil du Buisson De natuur creëert, Blauwe Steen uit Henegouwen® fascineert. CARRIERES DU HAINAUT Une pierre si proche de vous De natuursteen die dicht bij u staat Pierre&Marbre SDB NL.indd 1 B-7060 Soignies – Tel: 067/34 78 00 > w w w. b l a u w e s t e e n . b e 1/12/08 16:35:27 2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 19 actueel / actualite Waalse aanwezigheid op het Salon Marmomacc De laatste editie van de internationale beurs Marmomacc, die tussen 2 en 5 oktober jongstleden in Verona plaatshad, mocht rekenen op het bezoek van een sterke Waalse delegatie van heel goede kwaliteit, met niet minder dan drie ministers in functie, naast de vertegenwoordigers van administraties en syndicaten, en talrijke vakmensen, groeve-uitbaters, steenhouwers, marmerbewerkers, enz... Présence wallonne à Marmomacc La dernière édition du salon international Marmomacc, qui s’est tenue à Vérone du 2 au 5 octobre dernier, a été marquée par la visite d’une délégation wallonne d’une exceptionnelle qualité, puisqu’on ne comptait pas moins de trois ministres en exercice, en plus des représentants des administrations et des syndicats, aux côtés des nombreux professionnels, maîtres carriers, maîtres tailleurs de pierres et maîtres marbriers, entre autres. De ochtend van zaterdag 4 oktober was besteed aan een ronde tafelgesprek tijdens hetwelk verschillende thema’s werden aangekaart door vertegenwoordigers van de vakwereld en waarop een antwoord werd gegeven door de ministers tot wiens bevoegdheid deze specifieke thema’s behoren. Na het onthaal door de heer V. Brancaleoni, voorzitter van de vereniging ‘Pierres et Marbres de Wallonie’ en animator van de ganse bijeenkomst, bracht de heer J.-Fr. Abraham een globale socioeconomische presentatie van de Waalse siersteensector in het hart van Europa. In zijn uiteenzetting wees hij ook op het algemeen belang van de inzet voor bepaalde punten, zoals de noodzakelijke toegang tot de ontginningen (en de daarmee gepaard gaande inrichting van het terrein, gewestplannen, vergunningen, toelatingen, enz...), en de sterke concurrentie van de Aziatische import, zowel op de openbare als de particuliere markt (met de gekende nefaste gevolgen, meer bepaald voor het imago). Een eerste reeks oplossingen werd in het kort voorgesteld. 20 PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2 La matinée du samedi 4 octobre a été consacrée à une large table ronde, au cours de laquelle différentes thématiques ont été abordées par des représentants du monde professionnel, auxquels ont répondu les ministres en charge de ces compétences spécifiques. Après l’accueil par le président de l’association “Pierres et Marbres de Wallonie”, M. V. Brancaleoni, qui a aussi animé toute la séance, une présentation socioéconomique globale du secteur wallon des roches ornementales au cœur de l’Europe a été proposée par M. J.-Fr. Abraham. Celui-ci a également évoqué les enjeux d’intérêt général que sont l’accès indispensable aux gisements (et toutes les conséquences en matière d’aménagement du territoire, de plans de secteurs, de permis et autorisations, etc.) et la forte concurrence des importations asiatiques, tant dans les marchés publics que privés (avec les conséquences néfastes que l’on sait, notamment en terme d’image). Un premier inventaire de solutions a été évoqué rapidement. Vervolgens werd de problematiek van de opleidingen in de natuursteenberoepen naar voor gebracht door de heer F. Galer, voorzitter van het ‘CEFOMEPI’ (Opleidingscentrum voor de beroepen in de steensector, in ‘s Gravenbrakel). De structuur van het centrum, zijn verschillende opdrachten, partners en samenwerking met andere instellingen werd toegelicht. Tevens werd een opsomming gegeven van de moeilijkheden die zich voordoen, o.a. administratieve verwikkelingen, grote verscheidenheid in de betrokken beroepsprofielen en een slechte actuele identificatie van de specifieke noden in de sector. De heer M. Tarabella (Waalse Minister van Opleiding, Onderwijs voor Sociale Promotie en Jeugd bij de Franse Gemeenschap), gaf duiding over verschillende initiatieven die aan deze tekortkomingen kunnen verhelpen, daarbij de nadruk leggend op het globale gebrek aan mobiliteit van de arbeiders en op het probleem dat de huidige vakpakketten niet zijn afgestemd op de arbeidsvraag. De minister stelt voor een studie uit te voeren om cijfermatige gegevens te verkrijgen over de noden van de sector op gebied van personeel en scholing, en dat niet alleen voor de ontginningsindustrie, maar voor de hele natuursteensector, van ontginning tot plaatsing, langsheen het zagen en de bewerking. Ook zou het nuttig zijn te weten te komen of er een verschil is in de noden van de twee voornaamste groefbekkens, Henegouwen en ten oosten van de Condroz. La problématique de la formation aux métiers de la pierre a été développée ensuite par M. F. Galer, président du CEFOMEPI (Centre de formation aux métiers de la pierre, à Braine-le-Comte). La structure du centre et ses différentes missions ont été détaillées, ainsi que les collaborations et partenariats divers. Parmi les difficultés rencontrées, on signale la complexité administrative, la grande diversité des profils professionnels concernés et la mauvaise identification actuelle des besoins spécifiques au secteur. M. le Ministre M. Tarabella (Ministre de la Formation à la Région wallonne, de la Jeunesse et de l'Enseignement de Promotion sociale à la Communauté française) a présenté plusieurs initiatives pour pallier ces lacunes, tout en soulignant un manque global de mobilité de la part des travailleurs et un problème général d’inadéquation entre les filières actuelles de formation et les demandes du monde de l’emploi. Le Ministre propose une étude visant à identifier de manière chiffrée les besoins du secteur en terme de personnel et de qualifications, en ne se limitant pas au seul domaine de l’industrie extractive mais en englobant tous les métiers de la filière “pierre”, de l’extraction à la pose en passant par le débitage et le façonnage. Il serait intéressant aussi de voir si les besoins sont distincts entre les deux principaux bassins carriers, en Hainaut et en Condroz oriental. De thema’s rond onderzoek en ontwikkeling werden behandeld door de heer Fr. Tourneur. Ze hebben betrekking op alle stadia in de keten, van de ontginning (prospectie en bescherming, meer bepaald in het kader van de nieuwe geologische kaart en de bijgewerkte inventaris van de groeven die onlangs werd opgemaakt door de ploeg van Professor E. Poty van de ULG), tot de verwerking. De verschillende benaderingen van het WTCB in de context van het Europese programma I-Stone, werden aangehaald – optimalisering van de extractiemethoden, verbetering van de diamantgereedschappen, auscultatie en versteviging van de blokken, platen en producten, opwaardering van bijproducten zoals zaagslib, enz. Er wordt melding gemaakt van onderzoeken over nieuwe toepassingen, van projecten voor de analyse van het thermisch gedrag bij verschillende steensoorten – een interessant thema in de huidige bezorgdheid rond energiebesparing en passief bouwen. Verder werd uitleg verstrekt over het onderzoek over de ‘grijze energie’ van gehouwen natuursteen waaraan de laatste hand wordt gelegd door het team van Professor A. Germain (ULG). In deze studie wordt een globale balans opgemaakt van de impact op het milieu van een product in Belgische Blauwe Hardsteen, vergeleken met een vergelijkbaar product afkomstig uit China en een ander product in imitatiesteen (zogenaamde ‘ijzeraarde’). De productie van deze laatste weegt bijzonder zwaar op het milieu, terwijl de ecologische impact van het Chinese product, vanwege het lange maritieme transport, eveneens zeer groot is. Er zal goed moeten worden overwogen hoe deze resultaten het best worden meegedeeld, zodat in de publieke sector de kandidaat-bouwers erdoor worden gesensibiliseerd en de bouwmeesters uit dezelfde sector bij hun keuze sterke argumenten voorgeschoteld krijgen. Minister M.-D. Simonet (Vice-voorzitter en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen van de Franse Gemeenschap, en Waals Minister van Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen), onderstreepte vooreerst de noodzaak Les questions relatives à la recherche et développement ont été abordées par M. Fr. Tourneur. Ces points interviennent à tous les stades de la filière, depuis les gisements (prospection et protection, notamment dans le cadre de la nouvelle carte géologique et du recensement actualisé des carrières confié récemment à l’équipe du Professeur E. Poty de l’ULg) jusqu’à la mise en œuvre. Les différentes approches menées par le CSTC dans le contexte du programme européen I-Stone ont été évoquées – optimisation des méthodes d’extraction, amélioration des outils diamantés, auscultation et confortation des blocs, tranches et produits, valorisation des sous-produits tels que boues de sciage, etc. Des recherches concernant de nouvelles applications sont mentionnées, ainsi que des projets d’analyse sur le comportement thermique des différentes variétés de pierres – aspect intéressant pour les préoccupations actuelles d’économies d’énergie et de constructions passives. Enfin, les recherches en cours de finalisation par l’équipe du Professeur A. Germain (ULg) sur l’“énergie grise” des pierres de taille sont détaillées : il s’agit de dresser un bilan global des impacts environnementaux d’un produit en pierre bleue de Belgique, comparé à un produit supposé équivalent en provenance de Chine et à un produit manufacturé de type “grès cérame” à imitation pierre. Pour ce dernier, la fabrication provoque un sévère impact écologique, alors que le long transport maritime depuis les antipodes du deuxième grève lourdement le bilan environnemental du produit chinois. Il faudra envisager prudemment la façon de communiquer ces résultats et tenter de les utiliser à la fois pour sensibiliser les candidats bâtisseurs publics, et pour donner des arguments de choix aux maîtres d’ouvrages publics. Madame la Ministre M.-D. Simonet (Vice-Présidente et Ministre de l’Enseignement supérieur, de la Recherche scientifique et des Relations internationales à la Communauté française, de la Recherche, des Technologies nouvelles et des Relations extérieures de la Région wallonne) a souligné d’abord la nécessité de lier davantage le monde universitaire et celui de l’industrie, notamment par le biais de travaux confiés à des chercheurs pour leurs 2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 21 © Pierre Actual / De Ministers Marc Tarabella, Marie-Dominique Simonet en Philippe Courard, samen met Victor Brancaloni, Voorzitter van de vereniging PMW / les Ministres Marc Tarabella, Marie-Dominique Simonet et Philippe Courard en compagnie de Victor Brancaleoni, président de PMW. om de universitaire en de industriële wereld meer op elkaar af te stemmen, meer bepaald door specifieke taken toe te vertrouwen aan onderzoekers die voor het verkrijgen van hun doctoraat een thesis moeten schrijven. Ze stelde voor om de partnerships met het ’Agence de stimulation technologique’, het centrum ‘Terre et Pierre’ en het WTCB, te verstevigen met financiële hulp van de Waalse administratie die belast is met de nieuwe technologieën. Om af te sluiten erkende ze het overduidelijke belang van alle inspanningen rond het modieuze concept van duurzame ontwikkeling en al zijn vertakkingen. De moeilijkheden in verband met het gebruik van natuursteen in de openbare sector en de hevige concurrentie die op dit domein wordt ondervonden door de Chinese materialen, werden op een rij gezet door de heer Fr. Tourneur. De recente veroordeling van de ondernemer die defecte Aziatische stenen leverde aan Assesse is het geschikte voorbeeld om aan te geven hoe belangrijk documenten zijn met gegevens over de oorsprong en precieze voorschriften, die zowel esthetische kwaliteiten als technische prestaties moeten garanderen. Dat een voorafgaande technische controle bij ontvangst van de materialen nodig is, hoeft geen betoog. Er wordt nagedacht over een verbetering van de lastenboeken, meer bepaald door het toevoegen van sociale, esthetische en milieu-gerelateerde clausules. Minister Ph. Courard (Waals Minister van Binnenlandse zaken en Ambtenarenzaken) heeft zich voorgenomen de ambtenaren en zelfs iedereen die betrokken is bij deze markt van openbare inrichting en architectuur, te sensibiliseren. Op vraag van de minister werd eind oktober in Sprimont trouwens een informatiesessie gehouden met betrekking tot natuurlijke materialen zoals steen en hout. Deze werd georganiseerd door de Waalse administratie van de lokale besturen, in samenwerking met de Koninklijke vereniging van gemeentelijke directeurs en ingenieurs. Bovendien werd een ministerieel rondschrijven gestuurd naar alle Waalse gemeenten om ze aan te sporen onze plaatselijke natuurlijke rijkdom in grote mate aan te wenden. De gewestelijke subsidies spelen hierbij een belangrijke rol, aangezien de minister financiële steun kan weigeren voor werken waarin materialen worden gebruikt die niet beantwoorden aan de voorschriften. Het aansluitende levendige debat werd gekenmerkt door de felle tussenkomst van de heer B. De Jongh, voorzitter van de vereniging FORTEA, over de problematiek van de ruimtelijke ordening. Het is in de eerste plaats immers nodig dat elke natuursteenafzetting optimaal en volkomen legaal kan worden ontgonnen. De bestemmingsplannen moeten dus worden herzien, zodat deze kostbare plekken beschermd worden tegen elke activiteit die de uitbating ervan hindert, en om de ontginning van natuursteen toe te laten. De procedures voor het aanpassen van de gewestplannen zijn dikwijls te zwaar en te lang, en talrijke recente voorbeelden wijzen op de behoefte aan een samenhangend gewestelijk strategisch plan voor de uitbating van natuurlijke hulpbronnen, met respect voor een beperkt gebruik van de ruimte. Daar ligt de basis van de ganse ontginningsindustrie! Over dit alles werd gezellig nagepraat tijdens de receptie en de gastvrije maaltijd die, naar goede gewoonte, voor de deelnemers was voorzien in Sirmione, aan het Gardameer. Conclusie: een bijzonder constructieve dag was dit! F.T. 22 PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2 thèses de doctorat. Elle a proposé de renforcer les partenariats avec l’Agence de stimulation technologique, le centre “Terre et Pierre” et le CSTC, avec des aides financières venant de l’administration wallonne en charge des technologies nouvelles. Elle a reconnu enfin l’intérêt flagrant de toutes les démarches visant le concept fort à la mode de développement durable et ses multiples ramifications. Les problèmes liés aux utilisations de la pierre dans les marchés publics et à l’intense concurrence que livrent en ces domaines les matériaux chinois ont été présentées par M. Fr. Tourneur. L’exemple tout récent de la condamnation de l’entrepreneur qui a fourni des pavés asiatiques défectueux à Assesse est évidemment bienvenu pour souligner l’importance des documents de référence et de la précision de la prescription, qui doit imposer des qualités esthétiques tout en exigeant des performances techniques. L’intérêt d’un contrôle bien mené au moment de la réception technique préalable n’est plus à souligner. Des réflexions sont menées pour améliorer les cahiers des charges, notamment par l’introduction de clauses sociales, éthiques et environnementales. M. le Ministre Ph. Courard (Ministre des Affaires intérieures et de la Fonction publique pour la Région Wallonne) s’est proposé de sensibiliser les fonctionnaires voire tous les acteurs intervenant dans ces marchés publics d’aménagement et d’architecture – à l’instigation du Ministre, une séance d’information consacrée aux matériaux naturels que sont le bois et la pierre a d’ailleurs été organisée à Sprimont fin octobre par l’administration wallonne en charge des pouvoirs locaux, associée à l’Association royale des directeurs et ingénieurs communaux. De plus, une circulaire ministérielle a déjà été envoyée à toutes les communes wallonnes pour les inciter à mettre en œuvre largement ces richesses naturelles régionales – l’important volet des subsides régionaux jouant un rôle déterminant en la matière, puisque le Ministre peut refuser de soutenir financièrement des travaux réalisés avec des matériaux non-conformes aux prescriptions. Le débat animé qui a suivi a été marqué par une intervention énergique de M. J.-B. De Jongh, président de l’association FEDIEX, sur la problématique de l’aménagement du territoire. En effet, avant toute chose, il faut que le gisement rocheux puisse être exploité de façon optimale et en toute légalité. Les plans d’affectation des sols doivent donc être revus pour protéger ces précieux endroits de toute activité qui en contrarierait l’exploitation, et pour autoriser l’extraction des matières pierreuses. Ces modifications de plans de secteurs sont souvent trop lourdes et trop longues, et de nombreux exemples récents montrent la nécessité de disposer d’un plan stratégique régional cohérent pour l’exploitation des ressources naturelles dans le respect de l’utilisation parcimonieuse de l’espace. C’est là la base de toute l’industrie extractive ! Les discussions se sont prolongées agréablement lors de la réception et du repas convivial qui a réuni tous les participants à Sirmione, au bord du Lace de Garde, selon l’habitude maintenant bien établie. Une journée fort constructive en conclusion ! F.T. platen & tegels in marmer - kalksteen - blauwe hardsteen - leisteen - graniet - trafficstone tranches & dalles en marbre - pierre calcaire - pierre bleue -schiste - granit - trafficstone Politieke Gevangenenstraat 40 8530 Harelbeke, België/Belgique T ++ 32 56 23 70 00 F ++ 32 56 23 70 02 www.beltrami.be La Pierre BLeue BeLge authentiek duurzaam verrassend Het winnen van dit decoratieve gesteente vereist een vakmanschap dat men niet van vandaag op morgen onder de knie krijgt. Les Carrières de la Pierre Bleue Belge koppelt respect voor de traditie aan technologische durf en ontgint, zaagt en bewerkt Belgische Blauwe Hardsteen op haar twee exploitatieplaatsen: Les Carrières Gauthier & Wincqz, met exploitatie begonnen in 1668 en la Carrière du Clypot, ontstaan in 1898. 1, CHemiN des Carrières - B-7063 soiGNies +32(0)67346800 - [email protected] Les Carrières de la Pierre Bleue NV, uw partner. www.pierrebleuebelge.be ann 190x134 NL.indd 1 2008-4 - PIERRE & MARBRE -3/11/08 steen & 11:39:57 marmerAM 23 FUNERA i R e SECTOR / FUNERAIRE 1. Enkele beloftevolle beentjes Belang van een goed gemeentelijk beheer op de funeraire sites: er zijn tekenen van versnelde bewustwording Beentjes zijn elementen die door hun opbouw en orde een heterogeen maar getrouw beeld scheppen (althans voor wie er open voor staat) van een heden in wording en bijgevolg ook de gevolgen ervan. De bewustmaking voor het beheer van de begraafplaatsen evolueert, en een zekere versnelling is daarin merkbaar. Zo laat de “beknopte” rangschikking van de feiten in dit artikel doorschemeren dat een nieuwe weg is ingeslagen die alle professionelen uit de sector van de steen zou moeten interesseren, want er is hier voor hen een heuse taak weggelegd. Onderstaande teksten zijn generische vaststellingen die niet veel waard zijn als ze niet verstandig worden geanalyseerd; een “handjevol botjes” om in elkaar te puzzelen. Xavier Deflorenne Coördinator - Beheerscel van het Funerair Erfgoed - MRW, DG04 / Wallonia Nostra Coordinateur - Cellule de Gestion du Patrimoine funéraire MRW, DG04/Wallonia Nostra 24 PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2 Quelques osselets en augure Nécessité de la bonne gestion communale des sites funéraires : indices de l’accélération du mouvement de prise de conscience Les osselets sont ces pièces qui, par leur disposition et leur ordre, offrent une vision composite mais fidèle – à celui qui veut la décoder – d’un présent en formation et, a fortiori, de ses conséquences. La conscientisation pour la gestion des cimetières évolue et une certaine accélération est sensible. Ainsi, les “brèves” agencées ici laisseront percevoir qu’une nouvelle étape est en marche qui devrait intéresser les professionnels de la pierre au tout premier chef. Ils ont un véritable rôle à jouer dans cette accélération. Les textes rassemblés plus bas sont des constatations génériques, sans grand intérêt si on ne les analyse pas avec intelligence… une “main d’osselets” à décoder. Een eerste gewestelijk decreet voor de begraafplaatsen en de lijkbezorging Na ze grondig te hebben herlezen en getoetst aan de situatie op het veld, besloot Minister van ­Binnenlandse zaken en Ambtenarenzaken, Philippe Courard, de Waalse vigerende “Wet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging”, te herschrijven. Sinds 1 januari 2002 was het Waalse Gewest bevoegd voor het beheer van de funeraire materie, maar het had nog altijd geen gewestelijk decreet voorgesteld. Men bleef de wettekst volgen die in 1971 op federaal niveau werd gestemd en tot 2001 verschillende keren werd gewijzigd en vervolledigd. Nu is er een gewestelijke tekst klaar waaraan de laatste hand wordt gelegd binnen de instellingen. Daarom is het nog te vroeg om de inhoud ervan helemaal te belichten. Toch is het nuttig te vermelden dat de vroegere teksten tot in de puntjes werden herzien en dat in dit document de principes van ‘goed gemeentelijk beheer’ zijn geïntegreerd. Daaronder vallen vanzelfsprekend de patrimoniale verplichtingen van de gemeenten, en logischerwijze dus ook van alle partijen die in het beheer van de begraafplaats optreden. Het Waalse Gewest past zijn wetgevend corpus dus aan, maar dat is nog maar een begin. De vaststelling dat het grafwezen en de begraafplaatsen in het CWATUP ontbraken, liet nog een andere legislatieve leemte zien: de gemeenten staan er alleen voor want, in tegenstelling tot andere structuren en gemeentelijke gebouwen, kunnen ze niet genieten van geldelijke steun voor de restauratie van gemeentelijke funeraire elementen. Op die manier blijft het onmogelijk de onderhoudskosten voor de kerkhofmuren en de lijkenhuizen op te nemen in de driejarenplannen. Er zijn nog andere belletjes gaan rinkelen over de huidige reglementeringen in afwachting van de nieuwe wetgeving. Het is in elk geval geruststellend dat het voogdijbestuur zich van zijn mogelijkheden bewust wordt, en zich wettelijke middelen toe-eigent waarmee het een doeltreffende rol zal kunnen spelen, zowel wat betreft de wettelijke verplichtingen als de steunmaatregelen die het voor de gemeentelijke bestuurders ontwikkelt. Gemeentelijke bewustwording betreffende het kerkhof van Bergen en inzetbare investeringen De bewustwording beperkt zich niet enkel tot het Gewest, maar verspreidt zich ook duidelijk binnen een toenemend aantal gemeenten. Het gemeentebestuur van Bergen besloot werk te maken van het beheer van zijn begraafplaatsen en de aandacht ging in de eerste plaats naar het grote geklasseerde kerkhof dat er erg slecht aan toe is. Op dit moment worden, in samenwerking met de Beheerscel van het Funerair Erfgoed, alle Bergense begraafplaatsen aan een expertise onderworpen. Zo werd er al een diagnose en een actieplan opgemaakt om te verhelpen aan de toestanden aangetroffen op het grote stadskerkhof. Het blijft echter niet bij deze coherente gemeentelijke onderneming; het bewijs dat het in Bergen wel degelijk vooruitgaat, is het feit dat er personeel op het terrein werd ingezet voor de reiniging van een honderdtal monumenten. Restauratie van de kapel ‘Clémentine d’Oultremont’ in Houtaing De ongewone en grondige restauratie van de rouwkapel van ‘Clémentine d’Oultremont’, een monument dat sinds 1993 geklasseerd was en opgenomen in de lijst van het uitzonderlijk Waals erfgoed, werd onlangs afgewerkt. Het in 1895 opgerichte monument heeft een grote symbolische, architecturale en landschappelijke waarde. Doordat het in een zorgwekkende staat van verval verkeerde –waterinfiltratie en verzwakking van de draagstructuur– besloot de familie d’Oultremont om samen met het Waalse Gewest, het bijzondere monument te redden van de ondergang. De werken, toevertrouwd aan architecten Michel Fourmentin en Jean-Louis Vanden Eynde en gestart in maart 2006, getuigen voor dit geklasseerd funerair monument ook van een voorbeeldige filosofie. Ze waren zowel gericht op het technische herstel als de restauratie van het monument zelf: op de ingrijpende werf werden zowel de metalen structuur onder handen genomen, als de dakbedekking, het timmerwerk, het schilderwerk van het interieur en de glas-inloodramen. Un premier décret régional pour les funérailles et sépultures Suite à un long travail de relecture et de confrontation aux réalités actuelles, le ministre des Affaires intérieures et de la Fonction publique, Philippe Courard, a désiré une refonte complète de la “Loi sur les funérailles et sépultures” en vigueur en Wallonie. C’est que la Région wallonne, gestionnaire de tutelle depuis le 1er janvier 2002 de la matière funéraire, n’avait toujours pas proposé de décret régional, poursuivant l’application d’un texte voté en 1971 au niveau fédéral et plusieurs fois remanié et complété jusqu’en 2001. Le texte régional termine son parcours dans les institutions. Ceci expliquera qu’il est trop tôt encore pour exposer son contenu de façon détaillée. Mais il apparaît toutefois utile de signaler que ce document revoit en profondeur les textes antérieurs et intègre des principes de “bonne gestion communale”. Parmi ceux-ci, on ne s’en étonnera pas, figurent désormais des obligations patrimoniales pour les communes, et donc, conséquence logique, pour les intervenants dans les cimetières. La Région wallonne adapte donc son corpus législatif, mais ce n’est là qu’une première étape. Ainsi, la constatation que la matière funéraire et des cimetières était absente dans le CWATUP a permis d’observer une autre lacune législative : les communes sont démunies et sans soutien régional dès lors que, contrairement aux autres structures et édifices communaux, elles n’ont pas de possibilité fixe d’aide à la restauration des éléments communaux funéraires. Ainsi, il reste impossible d’inscrire les coûts d’entretien des murs des cimetières ou des morgues dans les plans triennaux. D’autres réflexions sur les réglementations en vigueur ont déjà germé dans l’attente de la nouvelle législation. Situation rassurante que celle du pouvoir de tutelle prenant conscience de ses moyens et se dotant des outils légaux qui lui permettront d’exercer efficacement son rôle tant dans les contraintes légales que dans le soutien qu’il développe aux gestionnaires communaux. Prise de conscience communale pour le cimetière de Mons et investissement opératif La prise de conscience n’est pas claire qu’au niveau régional, elle se répand visiblement dans un nombre croissant de communes, et non des moindres. Ainsi, le pouvoir communal de la Ville de Mons a décidé de s’attacher à la gestion de ses sites funéraires, et en premier lieu au grand cimetière classé qui présente un aspect assez désastreux. Une expertise de tous les sites funéraires montois, en collaboration étroite avec la Cellule de Gestion du Patrimoine funéraire, est en cours. Elle a déjà permis de dresser un diagnostic et un plan d’action pour remédier aux situations rencontrées dans le grand cimetière de la Ville. Mais l’action communale, entièrement cohérente ne s’arrête pas là, et une preuve évidente que quelque chose avance sur la commune de Mons, c’est bien l’investissement d’un personnel de terrain qui a entrepris le nettoyage une bonne centaine de monuments. 2. 2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 25 3. Het bedrijf Monument, waarvan de kwaliteit ons allen bekend is, werd belast met de uitvoering van de werken. Het gebouw onderging een ware sanitaire kuur waarbij ongepaste schoonmaakoperaties werden vermeden, maar toch een duurzame oplossing werd gevonden voor elk probleem, en de door het verval ontstane gebreken werden hersteld. Eén ding is zeker: het monument van architect Victor Evrard is voorgoed gered. Het kreeg namelijk zijn familiale begravingfunctie terug en er werden al nieuwe overledenen op de lege plaatsen geborgen, zodat het gebruik en onderhoud op lange termijn verzekerd is. Beter zelfs, in een tweede fase zal er een hedendaagse funeraire structuur achter het monument worden aangelegd. Een bouwproject zou de site ten slotte kunnen revitaliseren en tegelijkertijd een al even fraaie toekomst wegleggen voor het mooie tehuis langs het park van de kapel. Eerstesteenlegging van het knekelhuis in CominesWarneton Sinds meerdere jaren besteedt de stad Comines, door toedoen van haar dynamische, voor de begraafplaatsen bevoegde schepenen, veel zorg aan het behoud van de funeraire sites. Zo werd er een comité van bescherming van het funerair erfgoed opgericht en denkwerk verricht over de toekomst van deze plekken waar gebruiken uit het verleden en het heden met elkaar in contact komen. Op 24 oktober jongstleden had op het grote kerkhof van de stad Comines-Warneton de eerstesteenlegging plaats van een herdenkingsmonument voor het gemeentelijk knekelhuis; het was tegelijk ook een eerste concretisering van de Oproep tot indiening van projecten voor het gelijkvormig maken en verfraaien van kerkhoven. Dit hedendaagse monument werd gecreëerd door Pierick Odaert en herinnert aan de essentiële rol die de gemeente speelt op de bijzondere plekken die begraafplaatsen toch wel zijn. Die houdt in dat de plaatselijke beheerders, naast hun verplichtingen van onderhoud en materieel beleid, ook inzien dat de begraafplaatsen vooral het intuïtieve cement vormen van hun gemeenschap. Geen enkele gemeente is echter verplicht verlaten graven te onderhouden en zo de nalatigheid 26 PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2 van de familie op te vangen. Door het gebrek aan plaats en omwille van de openbare hygiëne, moeten sommige graven van minder patrimoniale waarde verdwijnen, of moeten oudere verlaten grafkelders opnieuw in gebruik gesteld worden. Bij het beheer van de vrijgemaakte plekken wordt het noodzakelijk de menselijke resten samen te brengen in het knekelhuis, een sinds 1971 bij wet verplichte structuur waar slechts weinige gemeenten vandaag de dag over beschikken. Toch volstaat het niet de beheersinfrastructuren in overeenstemming te brengen met de wet. Er is hier een essentiële rol weggelegd voor de gemeenten: zowel het creëren en in stand houden van een culturele en gemeenschappelijke identiteit. Het knekelhuis van Comines-Warneton is een monument dat door de integratie van een aantal elementen uit de vroegere afgebroken kruisweg verankerd zit in het verleden. Door de aanwezigheid van symbolen uit alle geloofsovertuigingen is het een universele structuur, maar tegelijkertijd is het ook een diep individueel gedenkteken, aangezien op de achterkant alle namen van de erin geborgen families werden aangebracht. Het Foqueux kerkhof in Dinant Sinds enkele maanden worden er op het grote historische kerkhof van de stad Dinant grote veranderingswerken uitgevoerd. Natuurlijk is deze werf, waarop de toegang naar de weg aan de bovenkant van het kerkhof wordt heraangelegd en de omheining aan het lager gelegen gedeelte wordt gerestaureerd, een teken dat het gemeentelijk bestuur zich wil houden aan zijn wettelijke verplichtingen qua onderhoud van de begraafplaatsen, maar toch zijn sommige aspecten van deze werken tamelijk zorgwekkend. Het gebrek aan aandacht voor het aanwezige erfgoed, maar ook andere werken, zoals het betonneren van de bovenliggende weg op een sterk hellend kerkhof met veel gras, zijn bedenkelijk. Des te meer omdat de huidige cineraire zone op het perceel rechts van het kerkhof, een zeer trieste aanblik biedt. De goede wil van het gemeentebestuur wordt zeker niet in twijfel getrokken, want de intensiteit van de werken getuigt van een zeker dynamisme. Toch is het spijtig vast te moeten Restauration de la chapelle de Clémentine d’Oultremont à Houtaing C’est un chantier hors du commun qui s’est clôturé dernièrement : la chapelle funéraire de Clémentine d’Oultremont, monument classé depuis 1993 et inscrit au patrimoine exceptionnel de Wallonie, a été l’objet d’une vaste campagne de restauration. Édifiée en 1895, cette construction à haute valeur symbolique, architecturale et paysagère présentait un état de détérioration inquiétant – infiltrations et affaiblissement de la structure portante – qui a amené la famille d’Oultremont à s’engager, avec la Région wallonne, dans le sauvetage de ce monument exceptionnel. Confié aux architectes Michel Fourmentin et Jean-Louis Vanden Eynde, le chantier, entamé dès mars 2006, témoigne également d’une philosophie des plus exemplaires concernant ce patrimoine funéraire classé. Les travaux visèrent tant les problèmes techniques que la restauration du monument lui-même : le chantier fut intégral, touchant aussi bien les éléments structurels métalliques et de couverture que la 4. menuiserie, les peintures intérieures ou les vitraux. La firme Monument, avec la qualité qu’on lui connaît, a été chargée des travaux. Et il est heureux de constater que l’édifice a reçu une véritable cure sanitaire, évitant tout nettoyage intempestif mais remédiant de façon durable à chaque problème et comblant les manques provoqués par les dégradations. Une chose est certaine : ce monument, à l’architecte Victor Evrard, est désormais sauvé. Pour preuve, la sépulture a retrouvé sa fonction familiale et de nouvelles inhumations ont eu lieu dans les caveaux vacants, rétablissant un usage et un entretien à long terme du monument. Mieux, une seconde phase du chantier prévoit l’aménagement d’une structure funéraire contemporaine derrière le monument. Enfin, un projet immobilier pourrait revitaliser le site et, par la même occasion, donner un avenir aussi brillant au bel hospice qui longe le parc de la chapelle funéraire. Pose de la première pierre de l’ossuaire de ­Comines-Warneton Depuis plusieurs années, la ville de Comines, par le dynamisme de son échevinat des cimetières, s’est engagée dans la préservation de ses sites funéraires, que ce soit par la création d’une commission de sauvegarde du patrimoine funéraire ou par la réflexion quant au devenir de ces lieux dans lesquels se mêlent usages passés et contemporains. Ce 24 octobre, première expression de l’Appel à projets pour l’embellissement et la mise en conformité des cimetières, le grand cimetière de la ville de Comines-Warneton a été le cadre de la pose de la première pierre d’un monument mémoriel visant à marquer le lieu de l’ossuaire communal. Sculpture contemporaine créée par l’artiste Pierick Odaert, ce monument rappelle un des rôles communaux essentiels dans ces lieux particuliers que sont les cimetières. C’est qu’au delà d’un ensemble d’obligations d’entretien quotidien et de gestion matérielle, il revient aux gestionnaires locaux de percevoir que les cimetières sont surtout les ciments intuitifs de leur communauté. Toutefois, aucune commune n’a à pallier aux manquements mémoriels des familles par l’entretien des tombes abandonnées. Le manque de place et la salubrité publique imposent d’éliminer certaines sépultures dont l’intérêt patrimonial est secondaire ou de récupérer d’anciens stellen dat de gemeentelijke beheerders beschikbare aanwijzingen laten liggen, en ongewild een hypotheek leggen op de toekomst van hun erfgoed en het gebruik van hun kerkhof. Een nieuwe oproep tot indiening van projecten voor het gelijkvormig maken en verfraaien van kerkhoven De belichting van een fenomeen van snellere bewustmaking kan niet beter worden afgesloten dan met deze oproep die er ons doet aan denken dat er nog een kans is voor een duurzame serene toekomst voor de begraafplaatsen en hun erfgoed. Op 17 november jongstleden vond in het grote auditorium van de gebouwen ‘Moulins de Beez’ een informatievergadering plaats voor de gemeentelijke beheerders en daar werd ook het officieel startschot Agenda gegeven voor de editie 2009 van deze gewestelijke door minister Courard opgezette actie. De oproep tot indiening van projecten van 2008 –goed voor een budget van 250.000 euro– was een succes en een ware blootlegging van gemeentelijke behoeften. Deze oproep van 2009, gestoeld op deze ervaring, zag zich dus met enige reden bedeeld met een globaal budget van 3.500.0000 euro. De projecten dienen vóór 16 februari 2009 te worden ingeleverd, en ze moeten gericht zijn op één van de 3 krachtlijnen van vorig jaar, plus een bijkomende krachtlijn: toegankelijkheid voor personen met beperkte mobiliteit. Het reglement van de oproep tot indiening van projecten is beschikbaar op de website van het Waalse Gewest : http://courard.wallonie.be/?id=955 10-18/01/09 Antwerpen (B) BOUW & RENOVATIE De bouw-, renovatie- en immobeurs / Salon du bâtiment, de la rénovation et de l’immobilier www.bouwreno.be 09-14/02/09 (*) Utrecht (Nl) BOUWBEURS Salon de la Construction www.bouwbeurs.nl 12-13/02/09 (*) 1/2 & 3. Kapel van Clémentine d'Oultremont te Houtaing / Chapelle de Clémentine d’Oultremont à Houtaing 4. Begraafplaats van Fond de Foqueux te Dinant / Cimetière de Fond de Foqueux à Dinant 5. Begraafplaats van Bergen / Cimetière de Mons. 6. Knekelhuis van Comines-Warneton - inhuldiging / Ossuaire de Comines-Warneton - inauguration 5. 6. Marche-en-Famenne (B) SALON DES MANDATAIRES Bijeenkomst van de mandatarissen en bedrijven die werken voor de overheid / Rendez-vous des mandataires et des sociétés travaillant pour les pouvoirs publics www.salondesmandataires.be 26/02-08/03/09 (*) Bruxelles-Brussel (B) BATIBOUW caveaux abandonnés pour la réaffectation. La gestion de ces emplacements désaffectés impose un lieu de rassemblement des restes humains : l’ossuaire, structure légale obligatoire depuis 1971 et dont bien peu de communes sont dotées à l’heure actuelle. Mais cette conformité légale des structures de gestion ne peut s’arrêter là. En ceci réside le rôle essentiel que doivent endosser les communes : la création autant que la préservation d’une identité culturelle et communautaire. L’ossuaire de Comines-Warneton est un monument ancré dans le passé par l’intégration des éléments d’un calvaire funéraire initial détruit ; une structure universelle par le rassemblement des symboles de toutes les sphères de pensée –religieuses ou libre– et un lieu mémoriel profondément individuel : à son revers seront apposés les noms de toutes les familles dont les sépultures ont dû être désaffectées. De internationale beurs voor de bouw, renovatie en inrichting / Salon international du bâtiment, de la rénovation et de l’aménagement intérieur Survol du cimetière de Fond de Foqueux à Dinant Depuis plusieurs mois, le grand cimetière historique de la ville de Dinant subit d’importants travaux d’aménagements. Certes, ce chantier visant apparemment à réaménager l’accessibilité de la voirie supérieure du site et à restaurer la clôture, au moins pour sa partie basse, signale la volonté d’un pouvoir communal de remplir ses obligations légales d’entretien de ses lieux sépulcraux. Néanmoins, ces travaux présentent des aspects pour le moins préoccupants. Outre qu’aucun souci patrimonial n’a été respecté, les travaux tels que le bétonnage de la voirie supérieure d’un cimetière établi dans une forte pente herbée, interpellent, d’autant que la zone cinéraire actuelle, installée sur une parcelle à droite du cimetière, présente un aspect des plus tristes. La bonne volonté des autorités communales n’est certainement pas à mettre en doute, l’ampleur des travaux témoigne d’un certain dynamisme. Il est toutefois dommage de constater que, n’ayant pas consulté les outils de guidance mis à leur disposition, des gestionnaires communaux hypothèquent involontairement l’avenir patrimonial mais aussi d’usage de leur cimetière. Belgische beurs voor houtbouw, inrichting en nieuwe energievormen / Salon belge de la construction en bois, de l’aménagement et des énergies nouvelles Un nouvel appel à projet pour la mise en conformité et l’embellissement des ­cimetières. Cette approche d’un phénomène d’accélération d’une prise de conscience se devait de se clôturer sur un dernier osselet, rappelant que l’avenir semble durablement plus serein pour les cimetières et leur patrimoine. Ce 17 novembre s’est tenue, dans le grand auditoire des moulins de Beez, une séance d’information pour les gestionnaires communaux lançant officiellement l’édition 2009 de cette action régionale voulue par le ministre Courard. L’appel à projets 2008 – d’un budget de 250.000 euros –, a été un succès tout autant qu’un révélateur des besoins communaux. En ce sens, l’appel 2009, fort de cette expérience, se voit attribuer un budget global de 3500000 euros. Les projets, dont la date de remise est le 16 février 2009, devront s’insérer dans un des trois axes déjà présents l’an dernier, auxquels s’ajoute un quatrième, celui de l’accessibilité des sites funéraires pour les personnes à mobilité réduite. Le règlement de l’appel à projets est disponible sur le portail de la région wallonne : http://courard.wallonie.be/?id=955 www.batibouw.be 27-30/09 (*) Namur (B) BOIS ET HABITAT www.bois-habitat.com 14-15/09 Gent (B) 3e VLAAMS-NEDERLANDSE NATUURSTEENDAG 3e Journée flamandenéerlandaise de la pierre naturelle http://www.natuursteendag.ugent.be/ 20-23/05/09 Nürnberg (D) STONE+TEC International Trade Fair Natural Stone and Stoneprocessing Technology www.stone-tec.com (*) Stand Pierres et Marbres de Wallonie 2008-42008-2 - PIERRE - PIERRE & MARBRE & MARBRE - steen- & steen marmer & marmer 27 27 50 ANS BATIBOUW ‘09 Brussels Expo du jeudi 26 février au dimanche 8 mars de 10h à 18h30. BATIBOUW, le plus grand salon professionnel belge de la Construction, de la Rénovation et de l’Aménagement est réservé les 26 et 27 février exclusivement aux professionnels. Vous y découvrirez les innovations et nouvelles tendances et pourrez participer à des tables rondes, séminaires et bien d’autres événements. Pour abréger l’attente à l’entrée, nous vous conseillons le pré-enregistrement via www.batibouw.com. Le badge qui vous sera remis vous donne un accès illimité à BATIBOUW les 26 et 27 février ou un jour grand public au choix. Batibouw pro: 26 février de 10h à 18h30, 27 février de 10h à 21h (nocturne) Batibouw public: du 28 février au 8 mars de 10h à 18h30 et le 6 mars jusqu’à 21h (nocturne) www.batibouw.com BIBLIOTHEEK / BIBLIOTHEQUE Geïllustreerde woordenlijst betreffende de verwering van natuursteen Glossaire illustré sur les formes d’altération de la pierre September 2008 - 78 bladzijden / Septembre 2008 - 78 pages ISBN 978-2-918086-00-0 De niet-gouvernementele organisatie ICOMOS (International Council on Monuments and Sites – Internationale Raad van Monumenten en Landschappen) ijvert sinds haar oprichting in 1965 voor het behoud en de bescherming van het cultureel erfgoed. (http://www.international.icomos. org). Binnen deze aanzienlijke structuur (meer dan 9000 professionele leden uit meer dan 120 landen) buigen 28 onderzoekscomités genaamd ‘ISC’ (International Scientific Committees – Internationale Wetenschappelijke Comités) zich over specifieke thema’s. Eén van de oudste betreft natuurlijk natuursteen en de verwering ervan. Deze ISCS (International Scientific Committee for Stone – Internationale Wetenschappelijke Raad voor Natuursteen) wordt sinds enkele jaren voorgezeten door Véronique Vergès-Belmin, een gereputeerde specialiste op het gebied van natuursteen bij het ‘Laboratoire national des Monuments historiques’ te Champs-sur-Marne (Frankrijk). Onder haar leiding hebben een reeks internationale wetenschappers een diepgaand onderzoek gedaan naar het vocabularium betreffende de verwering die natuursteen kan ondergaan in alle mogelijke denkbare situaties. De bedoeling is met deze woordenschat duidelijke definities te geven van alle termen, vergezeld van talrijke illustraties, met een inventaris van de verschillende synoniemen. Er werden in verschillende landen al andere pogingen ondernomen, maar die bleven onvolledig en beperkt tot één specifieke taal. Zo werd er een tiental jaren geleden een geïllustreerd lexicon gepubliceerd in het Frans (P. de Henau & Fr. Tourneur met J. Barlet, 1998 /1999, Terminologie descriptive et iconographie des altérations de surface chez les matériaux pierreux, in het ‘Bulletin de la Commission royale des Monuments, Sites et Fouilles’, boekdeel 16/2, p. 45-96). Hier gaat het er echt om een gemeenschappelijk taalgebruik tussen vaklui in te voeren, hetgeen voor een internationale samenwerking onontbeerlijk is. De werkgroep werd in 2001 opgericht. De ‘Glossaire illustré sur les formes d’altération de la pierre’ (Illustrated glossary on stone deterioration patterns) verscheen zopas als deel XV in de serie ‘Monuments and Sites’ van ICOMOS (ISBN 978-2-918086-00-0, september 2008). Het is een dun tweetalig boekdeel (Engels en Frans) van 78 pagina’s in A4 formaat, rijk geïllustreerd met kleurenafbeeldingen. Na de beknopte inleiding is de rest van het boek gewijd aan technische fiches op dubbele bladzijden waarin de volledige terminologie is opgenomen van de vormen van verwering, gegroepeerd in grote families–algemene termen, scheuren en vervormingen, onthechtingen, opduiken van figuren door materiaalverlies, chromatische verwering en aanslag, biologische L’organisation non gouvernementale ICOMOS (International Council on Monuments and Sites – Conseil international des monuments et des sites) œuvre depuis sa création en 1965 pour la conservation et la protection des sites du patrimoine culturel (http://www.international. icomos.org). Cette grande structure (plus de 9000 membres professionnels dans plus de 120 pays) comporte vingt-huit cellules de recherches sur des thématiques particulières, nommées ISC (International Scientific Committees – Comités scientifiques internationaux). L’une des plus anciennes concerne bien sûr les pierres et leurs altérations. Cet ISCS (International Scientific Committee for Stone – Comité scientifique international “pierre”) est depuis quelques années présidé par Véronique Vergès-Belmin, spécialiste réputée des matériaux lithiques au Laboratoire national des Monuments historiques à Champs-sur-Marne (France). Sous sa coordination, un travail de fond a été effectué par toute une série de scientifiques internationaux sur le vocabulaire des altérations que peuvent prendre les pierres dans toutes les conditions imaginables. L’intention est de rationnaliser ce vocabulaire en donnant des définitions précises de tous les termes, assorties de nombreuses illustrations, avec des recensements des différents synonymes. Plusieurs tentatives avaient déjà été menées dans plusieurs pays, mais étaient restées incomplètes et limitées surtout à une langue spécifique. C’est ainsi qu’en français, un lexique illustré a été publié il y a une dizaine d’années (P. de Henau & Fr. Tourneur avec J. Barlet, 1998 /1999, “Terminologie descriptive et iconographie des altérations de surface chez les matériaux pierreux”, dans le Bulletin de la Commission royale des Monuments, Sites et Fouilles, tome 16/2, p. 45-96). Le but est bien ici d’instaurer un langage commun entre spécialistes, étape indispensable à une collaboration internationale. Le groupe de travail s’est mis en place en 2001. Le “Glossaire illustré sur les formes d’altération de la pierre” (Illustrated glossary on stone deterioration patterns) vient d’être publié comme tome XV de la série “Monuments and Sites” d’ICOMOS (ISBN 978-2-91808600-0, septembre 2008). Il s’agit d’un mince volume broché comptant 78 pages de format A4, largement illustrées en couleurs, le tout étant entièrement bilingue anglais et français. Après les brèves introductions de rigueur, le corps de l’ouvrage est consacré à des fiches techniques sur doubles pages, reprenant toute la terminologie des altérations regroupées par grandes familles – termes généraux, fissure et déformation, détachement, figures induites par une perte de matière, altération chromatique et dépôt, colonisation biologique. Pour chaque terme sont repris définition, relations avec le substrat, localisation, variantes orthographiques, termes équivalents dans d’autres glossaires, confusions possibles, sous-types et remarques. Ce précieux dictionnaire est richement illustré de photographies en couleurs (jusqu’à six par fiche), chacune précisément identifiée quant au lieu, type de pierre et auteur du cliché. Un index en anglais et en français permet de retrouver aisément tous les noms de fiches et une bibliographie choisie clôt le volume. 2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 29 kolonisatie. Voor elke term wordt informatie gegeven over de relatie met de onderlaag, de lokalisatie, orthografische varianten, equivalente termen in andere woordenlijsten, mogelijke verwarringen, onderverdelingen en opmerkingen. Dit waardevolle woordenboek is rijk geïllustreerd met kleurenafbeeldingen (zes per fiche), elk nauwkeurig gedefinieerd met vermelding van plaats, steensoort en auteur van de foto. Het boek wordt afgesloten met een Engelse en Franse index waarin heel vlot alle namen van de fiches terug te vinden zijn, en een uitgelezen bibliografie. Deze woordenlijst leent zich natuurlijk perfect voor een geïnformatiseerd gebruik, en het hele werk kan dan ook gratis worden gedownload via volgende link: http://www.international.icomos.org/publications/ monuments_and_sites/15/index.htm Op de site van het comité ‘natuursteen’ werden onder andere ook de termen en definities uit de woordenlijst opgenomen in het Engels, Frans, Duits, Spaans, en Portugees. Hopelijk worden deze in de toekomst met nog andere talen aangevuld. Een alfabetische lijst in elke taal kan op volgende link worden geraadpleegd: http://lrmh-ext.fr/icomos/consult/index.htm F. T. 30 PIERRE & MARBRE - steen & marmer - 2004-2 L’approche du glossaire se prête évidemment fort bien à un traitement informatique et l’ensemble de l’ouvrage, qui peut être téléchargé gratuitement sur le site : http://www.international.icomos.org/ publications/monuments_and_sites/15/index.htm Le site du comité “pierre” comporte, entre autres, les termes et définitions du glossaire, repris en anglais, français, allemand, espagnol et portugais (d’autres langues étant espérées à l’avenir). Une liste alphabétique dans chaque langue peut être ainsi consultée : http://lrmh-ext.fr/icomos/consult/index.htm F. T. La précision au service de la productivité. Diamant Boart est une marque qui depuis près de 70 ans est synonyme d’engagement et de service a ses clients. Aujourd’hui, nous produisons une gamme complète d’outils de précision pour l’industrie de la pierre, de la coupe au polissage. Diamant Boart dispose d’un personnel technique hautement qualifié et expérimenté qui est en mesure de formuler des recommandations qui optimalisent la vie des outils et vous donnent la possibilité d’atteindre des objectifs de productivité très élevés. DB_Pierre&marbre_17_03_06FR.indd 1 Nous ne sommes satisfait que lorsque la compétitivité et la profitabilité de nos clients augmentent. Nos centres de production s’efforcent de vous offrir des outils innovants. La qualité, l’expérience, le professionnalisme et le service Diamant Boart se concrétisent par l’amélioration continue de notre gamme de produits et vous permet de choisir les outils adaptés à toutes vos exigences. Parce que nous savons que pour vous tout commence avec des outils fiables et efficaces, nos outils….. DIAMANT BOART Avenue des Artisans, 50 - Z.I. 2 7822 Ghislenghien (Ath) Tél : +32 (0) 68 25 12 93 Fax : +32 (0) 68 25 14 12 www.diamant-boart.com 19/09/06 17:14:11 2008-4 - PIERRE & MARBRE - steen & marmer 31