H2 HISTOLOGIE VAN HET CENTRAAL EN PERIFEER ZENUWSTELSEL A Het neuron A.1 Bouw Taak zenuwstelsel: = fct neuron 1. informatie verzamelen 2. informatie verwerken 3. nodige signalen geven aan effectororganen input output Bouw neuron: - cellichaam = soma = perikaryon - neurieten: axonen output Dendrieten input A.1.1 Cellichaam * kern - vrij groot - helder - centrale prominente nucleolus * klassieke celorganellen - ruw endoplasmatisch reticulum Schollen: Nisslse substantie: basofiel - vrije ribosomen - glad endoplasmatisch reticulum - mito’s - Golgi apparaat - lysosomen * cytoskelet: Microtubuli: soma & neurieten Microtubuli-geassocieerde proteïnen MAP: regulatie MT assemblage & fct Microfilamenten: vnl actine Neurofilamenten: intermediaire filamenten Skeletfct * neurale membraan: - levensnoodzakelijke geassocieerde eiwitten - verschil eiwitsamenstelling afh soma/dendriet/axon Path: ziekte van Alzheimer => verstoring cytoskelet van neuronen in cerebrale cortex Tubuline-geassocieerde unit tau : nl brug tss MT in axonen => hier abnormale fosforylatie: tau komt los & opstapeling in soma depositie neurofibrillaire kluwens: axonale stroom verstoord Snel anterograad A.1.2 Axon = transportkanaal efferent signalen - meestal 1 - aftakkingen mog: meest loodrecht - mog zeer lang (tot + 1m) - begin: axonheuvel - verschil met soma - gn RER - verschillende eiwitsamenstelling membraan - gn ribosome => gn eiwitsynthese => alle eiwitten afkomstig van soma: transportsysteem Neurofilament & microtubuli Anterograad snel transport - vesikels in richting bouton terminal - langs MT - kinesine + ATP verbruik Anterograad traag transport - enzymen & cytoskeletale elementen - mechanisme nt goed gekend Retrograad snel transport - terugkeer overbodige organellen + gerecycleerde stukken membraan => afbraak in soma - langs MT - dyneïne Path: virussen: retrograad transport om neuronen te infecteren Orale type herpes: via lippen & mond: retrograad nr soma sens neuronen In slaap: stress vermenigvuldigen & anterograad huid-& mucosaletsels Rabies: neuron dr virus verwoest virus komt vrij: buren aanvallen + A.1.3 Dendrieten => wijd vertakkende boom vertrekkend vanuit soma - duizenden synapsen: ontvangen & convergeren signalen - gespecialiseerd membraan - polyribosomen => wel eiwitsynthese Fct hersenen => afh complexe synaptische connecties op dendritische vertakkingen => gevormd foetaal – verfijnd in kindertijd Maturatie vertakkingen & synapsvorming : beïnvloed dr omgevingsfactoren kindertijd Path: mentale retardie: opvallende veranderingen structuren dendrieten A.2 Types neuronen Indeling obv: 1 dendrietenboom 2 lengte axonen 3 type NT 4 aantal neurieten - unipolair: 1vertakkende neuriet Vb viscero-& somatosens neuronen vd sens ganglie - bipolair: 2neurieten Vb interneuronen CZS - multipolair: zeer talrijke dendrieten & 1axon Vb meeste neuronen: motorneuronen voorhoorn van MS A.3 Synaps Bouton terminal = synaptische eindknop - verdikt uiteinde axon - contact met opp doelwitcel Synaptische spleet: = ruimte tss axon en doelwitcel Depolarisatiegolf = actiepotentiaal = elektrisch signaal dat via het axon tot aan synaps voortgeleid wordt Synaps => overgang elektr signaal in chem signaal Depolarisatie => exocytose NT bevattende vesikels vesikelmembraan recyclage: clathrine associatie -> vorming coated vesikel -> fusie met endosoom -> clathrine vrij & nieuwe synaptische vesikels splitsen van endosoom Binding NT aan postsynaptisch membraan: 1 excitatie depolarisatie postsynaptisch membraan Ach – Glu (AMPA NMDA) 2 inhibitie hyperpolarisatie target GABA - glycine 3 modulatie wijziging gevoeligheid aan depolarisatie => vrijstelling sec messengers Serotonine – dopamine – neuropeptiden Verschillende synapspatronen: - axosomatisch - axodendritisch - axoaxonisch B Myeline Noodzaak myelinevorming: - voorkomen kortsluiting (lekstroom) - isolatie: optimalisatie geleidingssnelheid vergroten doormeter axon = spiraalvormige laag van plasmamembraan -> gespecialiseerde cellen CZS oligodendrocyten meerdere axonen PZS Schwanncellen 1axon verschil in samenstelling & betrokken eiwitten voor koppeling Proteolipidprotein PLP: enkel CZS koppeleiwit Major basic prot MBP: CZS & PZS Membraan: lipidenrijk isolerend materiaal Myelinisatie: Begin: invaginatie 1 enkel axon in steuncel Sluiting buitenmembraan rond axon Eiwitten: membraanfusie => intern membraanvlak = mesaxon Dan: # lagen mesaxon draaien rond axon verdwijnen cytoplasma steuncellen => dichte spiraal gefuseerde celmembranen Dikte schede afh # lagen rond axon Intraperiod line: duidelijk ultrastruct zichtbare lijn van koppeling buitenopp vd membranen Major dense line: fusie binnenste opp celmembranen donkere lijn Knopen van Ranvier: korte ongeïsoleerde delen axon tss opeenvolgende myelineschede’s in belang voortgeleiding elektrische prikkel CZS volledig bloot PZS deels bedekt dr uitlopers cytoplasma nabijgelegen Schwanncellen Internodale afstand: afstand tss de knopen van Ranvier Celmembranen myelineschede: dynamische struct onderhoud vereist: aanw cytoplasma - binnenste kraag: tegen axon - insnoering Schmidt-Lantermann: tss internodale lamellen enkel PZS - paranodaal gebied: einde ieder myelinesegment bij knoop Ranvier - buitenste kraag: tegen cellichaam aan buitenkant myeline Path: leukodystrofieën: erfelijke metabole aandoeningen stoornis in vorming/onderhoud/turn-over myeline zware mentale handicap MS = multiple sclerose: inflammatoire aanval op myelineschedes van axonen hersenen, MS, N II => vertraging geleidingsv Heriditaire Sensory Motorische neuropathiën = Charcot-Marie-Tooth enkel perifere verschijnselen; nt centraal erfelijke atrofie vd distale spieren der extremiteiten tgv degeneratie van voorhoorn cellen baby: nog lekstromen: prikkel –> reactie met heel lichaam (lachen: heel lich beweegt) C Steuncellen/gliacellen Glia = lijm Fct gliacellen: - steuncellen - informatieverwerkingsproces hersenen Soorten: - macrogliacellen - astrocyten - oligodendrocyten - microgliacellen C.1 Astrocyten - meest talrijke gliacellen - vorm: in alle richtingen uitstralende vertakkende dunne cytoplasmatische uitlopers - evenwaardig aan neuronen - type intermediair filament: GFAP: glial fibrillary acidic protein Subtype’s: 1 fibreuze astrocyten - in witte stof - langstralers 2 protoplasmatische astrocyten - vooral in grijze stof - slechts enkele bundels met GFAP - kortstralers Taken: A steunnetwerk voor migratie neuronen in embryologische ontwikkeling B mature hersenen: fysisch steunnetwerk alle andere cellen C deel van bloed-hersenbarrière D uitlopers ondersteunen ependymcellen (afboording ventrikels) E glia limitans = afbakening buitenkant hersenen tegen leptomeningen F uitlopers aanw rond bep synapsen: voorkomen verspreiding NT R voor bep NT: opname & metabolisatie Geven info door aan andere astrocyten G controle EC conc (vb K conc bewaking) H transport vloeistof en ionen vanuit EC ruimte rond neuronen nr BV I voeding neuronen J afvoer afvalstoffen van neuronen (K dediffrentiatie tot primitieve neuro-epitheelcellen differentiatie tot neuronen) Path: schade hersenen => reactieve gliose = toename in # & grootte astrocyten vrijzetting groeifactoren (glial derived nerve growth factor) EC matrixeiwitten maken : laminine & fibronectine -> stimulatie groei bron ziekteprocesssen: verstoring K buffer: excit neuronen -> epilepsie antigen-presenterende cellen: uitlokken immunologische reactie C.2 Oligodendrocyten Aanmaak myeline in CZS C.3 Microgliacellen CZS: unieke eigen set immunocompetente cellen Microgliacellen = gespecialiseerde macrofagen (voornaamste) - routinekleuring nauwelijks zichtb A fagocytose activiteit B antigenpresentatie => MHC klasse2 moleculen expressie aan opp MHC = major histocompatitibility complex Path: CZS aangetast bij aids patiënt: virus in microgliacellen Oligodendrogliomen: veel minder gekleurd r GFAP antibody’s C.4 Ependym => bekleding ventrikelwand hersenen + centrale kanaal MS => apicaal: cilia & microvilli => GFAP => rustend op uitlopen astrocyten C.5 Plexus choroideus = gespecialiseerd epitheel in welbep plaatsen ventrikelwand - productie CSV - embryologisch: geïnvageerde leptomeningeale cellen - bloemkoolachtige papillaire projecties bekleed dr epitheelcellen met juncties verbonden rustend op lamina basalis hieronder: fibrovasculaire as rijk aan BV (buiten bloed-hersenbarrière) D Meningen = hersenvliezen A pachymeningen B leptomeningen rond hersenen & MS = dura mater 1 arachnoidea 2 pia mater A dura mater - sterk fibrocollageneus vlies - tegen periost tabula interna schedel – nt geheel tegen vertebrale kanaal: epidurale ruimte - bevat veneuze sinussen => drainage CSV - eilandjes meningotheliale cellen Tentorium cerebelli = Falx cerebri = Scheiding kleine hersenen van grote hersenen Scheiding beide hemisferen B Arachnoidea - onder dura mater – nt mee verankerd - spinnewebachtige trabekels van fibrocollageneus weefsel: van arach tot pia mater = subarachnoidale ruimte: CSV – aa – vv Granulationes Pacioni/Arachnoidales: Kleine villeuze projecties tot in veneuze sinussen dura mater drainage CSV nr veneuze sinussen - meningotheliale eilandjes C Pia mater - dun laagje losmazig BW - verspreide groepjes meningotheelcellen - rustend op soort basale membraan: aan-elkaar-gekoppelde trompetvoetjes v uitlopers astroc = glia limitans - buigt mee met arteriewand wanneer deze parenchym binnendringt: perivasc ruimte gescheiden van subarachnoidale ruiomte Enkele laagjes platte meningotheliale cellen verankerd dr junctie Ruimte van Virchow-Robin = perivasc ruimte rond grote vaten hersenen Path: bloedingen: * extraduraal = epiduraal hematoma - gevolg schedelbreuk: a meningea media - opstapeling bloed tss dura & schedel * subduraal hematoma - gevolg van trauma - bloedingen uit veneuze kanalen tss dura & arachnoidea: brugvenen - opstapeling bloed tss dura & arachnoidea * subarachnoïdale bloeding - gevolg van trauma - nt draineerbaar - moeilijk om probleem te vinden - ruptuur aa in subarachnoidale ruimte E Bloed-hersenbarrière - nut: neuronen => optimaal EC klimaat vereist - opgebouwd uit endotheelcellen cap: - continue - stevige juncties - rustend op basale membraan - errond: laag trompetvoetjes uitlopers astrocyten Endotheelcellen: - deel bloed-hersenbarrière - - actieve aanvoer bep stoffen Gebieden z BHB: - plexus choroideus - epifyse - hypofyse F Perifeer zenuwstelsel => in-& output CZS - zenuwen & ganglia Zenuw = verzameling neurieten van neuronen & steunweefsel Afkomst neurieten: a willekeurig b autonoom 1 motorisch 2 sensorisch Ganglion : cfr grijze stof = verzameling cellichamen van neuronen A sensorisch B visceromotorisch PS C visceromotorisch OS F.1 Zenuw -> continu met CZS * epineurium - dens BW cfr dura mater - BV - beetje vetweefsel - bevat verscheidene zenuwfascikels * perineurium cfr pia-arachnoidea - omgeeft zenuwfascikel - 7à8 concentrische lagen perineurale cellen - prominente juncties - omgeven dr lamina basalis - pinocytose vacuolen => actief transport - cfr meningotheliale cellen In fascikel: axonen -> omgeven dr Schwanncellen In BW matrix + cap + fibroblasten = endometrium Gemyeliniseerde vezel:achtereenvolgende Schwanncellen gescheiden dr knopen van Ranvier 1Schwanncel -> slechts 1axon myeliniseren -> verschillende nt-gemyeliniseerde vezels ondersteunen F.2 Ganglion - omgeven dr BW kapseltje - cellichamen van neuronen met aff & eff neurieten - vrij groot - veel cytoplasma - duidelijke Nisslse substantie - grote celkern met prominente nucleolus - rond somata: satellietcellen (fam Schwann) G Bouw van cerebrum, cerebellum en medulla spinalis G.1 Cerebrum Cerebrale neocortex: 6lagen 1 moleculaire laag - ° marginale zone - vnl vezels: dendrieten met synapsen 2 uitwendige granulaire laag - korrelcellen - kleine piramidale neuronen intracorticale verbindingen 3 uitwendige piramidale laag - piramidale cellen rol in associatie- & commissuurvezels 4 inwendige granulaire laag - aankomst specifieke thalamische afferenten op korrelcellen => buitenste zone Baillarger: uitgesproken myelinisatie in vis cortex = striate cortex 5 inwendige piramidale laag - grote piramidale cellen vorming vooral projectievezels - verschillende interneuronen - vezellaag binnen deze laag = binnenste zone van Baillarger 6 multiforme laag - fusiforme neuronen projectievezels => op grens met witte stof G.2 Cerebellum * Sterke opp vergroting: lobuli & folia * zeer grote densiteit neuronen => > 50% neuronen CZS Cerebellaire cortex: 3lagig 1 moleculaire laag - neurieten - 2type’s interneuronen opp gelegen kleine stervormige Dieper gelegen korfcellen 2 Purkinje cellaag - Purkinje cellen: zeer groot 3 granulaire laag - talrijke kleine neuronen - korrelcellen - golgicellen enkele meer opp gelegen grotere neuronen Tssin: - astrocyten - enkele oligodendrocyten - microgliacellen Celtypes’s: Kleine stellaire cellen - moleculaire laag - uitlopers // opp cerebellum - axon -> synaps met dendrieten Purkinjecellen Korfcellen: - dieper gelegen - uitlopers omhullen soma Purkinje Purkinjecellen: - grote flesvormige somata - wijd vertakte vlakke dendrietenboom -> over hele dikte moleculaire laag -> loodrecht op longitudinale as folium - axon: vanaf onderste pool soma -> drheen granulaire laag -> drheen witte stof -> diep gelegen cerebellaire grijze kernen -> vestibulaire kernen MO Korrelcellen: - axonen: opwaarts nr moleculaire laag -> T-vormige vertakking => parallelvezels Vgl longitudinale as folium = loodrecht op dendrietenboom Purkin => zéér veel synapsen Golgicellen: - vertakkende dendritische uitlopers uitstrekkend in alle richtingen moleculaire laag Input cerebellum: 1 klimvezels - ° nc olivaris inf - direct contact met #dendrieten ve beperkt # Purkinjecellen 2 mosvezels - talrijker - ° meer divers: - MS - vestibulair systeem - FR - nc pontis - beïnvloeden groot # Purkinje cellen indirect synaptisch contact met dendrieten talrijke korrelcellen parallele vezels info nr Purkinjecellen 3 aminerge vezels - afferente axonen - wijde verspreiding in cerebellaire cortex -° locus coeruleus Raphe nuclei hersenstam Prikkels => microcircuit tss de verschillende neuronen: filtering & wijziging => gepast antwoord lang axonen Purkinjecellen (enige output) => intracerebellaire kernen => vestibulaire kernen G.3 Medulla spinalis Grijze stof => H-vormige zuil rond canalis centralis - cornu ant - cornu post - cornu lat (T) Cornu lat ant: (TL) kleine motorische neuronen van autonoom ZS Motorische voorhoorncellen: => multipolaire alfa neuronen: grootste perikaria Bezenuwing gestreepte spieren => gamma neuronen bezenuwing intrafusale vezels Radix ant Radix post somatomotorische axonen uit MS sensorisch nervi spinales afferente axonen in MS Soma in dorsale spinale sensorische ganglia -> interneuronen cornu post -> motorneuronen cornu ant -> stijgende banen in witte stof Grijze stof: 10laminae van Rexed - vorm neuronen - grootte neuronen - verdeling neuronen - in-&output ItotVI dorsale hoorn I schilvormig; nc posteromarginalis II substantia gelatinosa VII uit X tot lat wand grijze stof nc van Clarke & intermediolat op T niv VIII ventrale hoorn: kleine interneuronen IX X ventrale hoorn: grote motorneuronen rond canalis centralis Witte stof: - funiculus ant - funiculus post - funiculus lat => gemyelinisieerde vezels longitudinale banden Stijgend sens Dalend motorisch H Het autonoom zenuwstelsel Orthosympathisch arbeids/stressfases (fight, flight, fright & sex) Parasympathisch rust fase (vertering & groei) => antagonistisch Bezenuwing: - klieren - gladde spier - hartspier AZS: 1 delen CZS 2 autonome motorische ganglia 3 pre-ganglionaire vezels: verb CZS & autonome ganglia 4 post-ganglionaire vezels: verb autonome ganglia & effectororganen H.1 Orthosympatisch zenuwstelsel Preganglionaire vezels axonen zenuwcellen cornu lat T1-L2 - gemyeliniseerd - uit MS via radix ventralis & witte rami communicantes - einde: ganglia truncus sympathicus /plexi op buikingewanden Truncus sumpathicus: = 2ketens aan weerszijde van & voor wervelzuil: C1 –S5 Pre-gangl vezels voor buikingewanden: dr ganglia tr symp nr OS pre-vertebrale ganglia: - ganglion coeliacum - ganglion mesentericum sup - ganglion mesentericum inf => synaps: Ach uit grensketenganglia via grijze rami comm nt-gemyeliniseerd postganglionaire vezels met nn spinales nr periferie effector orgaan: noradrenaline H.2 Parasympatisch zenuwstelsel Preganglionaire vezels hersenstam Visceromotorische kernen III VII IX X n oculomotorius n facialis n glossopharyngeus n vagus sacrale segm MS => met nn spinales (S2-4) Gemyeliniseerde pre-ganglionaire vezels 1 samen met perifere zenuw 2 dan perivasculaire sympatische zenuwen/als bundels nr PS ganglia In/nabij wand organen 3 synaps in PS ganglia: Ach Nt-gemyeliniseerde post-ganglionaire vezels: nr effectororgaan: Ach Visceromotorisch systeem sens feedback nodig viscerosens aff vezels => dorsale spinale ganglia => sens ganglia geassocieerd met craniale zenuw VII – IX - X axonen nr visceromot neuronen cornu lat/hersenstam tr solitarius => integratie viscerosens info hypothalamus = organiserend centrum visc mot fct