7-5 Wolken en Zonneschijn De hoeveelheid zon hangt af van de aard en de hoeveelheid bewolking, van het seizoen en van de lengte van de dag. Hoe ontstaan verschillen in bewolking, in seizoen en in de lengte van de dag? 7-5-1 Ontstaan van seizoenen Het ontstaan van seizoenen heeft te maken met de draaiing van de aarde rond de zon in combinatie met de scheve stand van de aardas. a. b. c. d. Hoe lang doet de aarde over een rondje om de zon ? Hoe ontstaan de verschillen in de seizoenen? Zet de namen van de seizoenen in Nederland bij de vier verschillende posities. Wat voor verschil zie je tussen het noordelijk- en het zuidelijk halfrond? 7-5-2 De intensiteit van zonnestraling Hoe hangt de intensiteit van de zonnestraling af van de hoek waaronder de zon schijnt? 1. Nodig : een puntspot (toneelverlichting) en een groot vel papier. 2. Uitvoering : Laat het licht van de spot eerst loodrecht, dan een beetje schuin en tot slot heel schuin op het papier schijnen. Teken steeds af welk oppervlak door de spot wordt verlicht en reken uit hoe groot dat oppervlak is (in cm 2) 3. Uitwerken : in welke van de drie standen zal het papier het meeste warmte ontvangen ? Of maakt dat niet uit ? In welke van de drie standen zal (een stukje van) het papier de hoogste temperatuur bereiken ? a. Leg in je verslag uit wat het verband is tussen dit proefje en de seizoenen op aarde. 7-5-3 Bewolking Hoe bepaal je de bedekkinggraad van wolken? Aan dit experiment moet ieder groepslid twee weken lang iedere dag 5 minuten besteden. a. Spreek met elkaar een tijdstip op de dag af (bijvoorbeeld 16.00) uur. Op dat tijdstip kijkt ieder naar de lucht en schat in welk gedeelte van de hemel bewolkt is (in %) 1 b. Schrijf jouw schatting op met de dag en de tijd erbij. Wat voor soort wolken zijn het? Zijn ze hoog of laag, dicht of dun? c. Je vergelijk je resultaten met die van je groep. Probeer het eens te worden over het percentage en de soort bewolking. d. Met professionele apparatuur kunnen meer grootheden gemeten worden zoals hoogte, snelheid en hoeveelheid water. Bekijk het videofragment over meten aan wolken. Bron: www.teleblik.nl <start vo> 60990 meten aan wolken (2 min 58) 7-5-4 Daglengte Hoe verandert de lengte van de dag? 1. Zoek in de krant, in een agenda of kalender de tijden op van zonsopgang en zonsondergang. Die zijn elke dag verschillend ! 2. Schrijf die tijden voor twee weken in een tabel. 3. Bereken van elke dag de dag lengte in uren en minuten. 4. Zoek naar de kortste en de langste dag van het jaar. Welke data horen daarbij ? 5. Hoe lang duren die dagen, en hoe laat gaat zon op en onder ? a. Wat veroorzaakt dat verschil in daglengte ? 7-5-5 Luchtbeweging en temperatuursverschillen Lucht komt in beweging bij temperatuursverschillen. In het onderstaande proefje bestudeer je de vraag: Hoe gaat water stromen onder invloed van temperatuursverschillen Jullie gaan uitzoeken wat er gebeurt met een stof (water) wanneer er temperatuurverschillen zijn. a. Nodig: een aquarium, een erlenmeyer, koud water + ijsblokjes en heet water met kleurstof. b. Bij dit experiment moet je een witte jas aandoen. Wees voorzichtig met de kleurstof : hij geeft lelijke vlekken. c. Vul een aquariumbak met koud water (doe er ijsblokjes in zodat het ook koud blijft). d. Vul de erlenmeyer met heet water en voeg een korreltje kleurstof of inkt toe. e. Zet vervolgens de erlenmeyer met het gekleurde water in het aquarium met koud water, zodat de erlenmeyer helemaal onder water staat. Het water kan zich nu gaan mengen. f. Let goed op hoe het warme water zich verspreidt over het aquarium en beschrijf dit in je verslag. Waar lijkt dit op ? 1. Wat kan je nu zeggen over koude en warme vochtige lucht ? 2. Hoe en wanneer ontstaan wolken ? 3. Wanneer ontstaat neerslag uit die wolken ? 4. Wat is de invloed van het ijs ? 5. Waar zal de meeste regen vallen als je een landschap hebt met zowel vlak land als heuvels? 6. Zou je een op een kaart kunnen aangeven waar de meeste regen zou moeten vallen volgens dit experiment? 7-5-6 Wolkenvorming Bij hogedrukgebieden is het vaak mooi weer omdat wolken ontbreken; lagedrukgebieden brengen vaak slecht weer met veel wolken. Wanneer ontstaan er wolken en wanneer ontstaan er opklaringen? a. Leg uit dat in een lagedrukgebied de lucht stijgt en dat in een hogedrukgebied de lucht daalt b. Geef een natuurkundige verklaring voor de regel: -dalende lucht kan steeds meer waterdamp bevatten -stijgende lucht kan steeds minder waterdamp bevatten Bron: 1 http://www.meteodelfzijl.nl/wolken/Hoe_wolken_ontstaan.htm terug naar keuzemenu 2