Huiswerk E1 Wet van Ohm Vraag 1 Je sluit een weerstand aan op

advertisement
Huiswerk E1 Wet van Ohm
Vraag 1
Je sluit een weerstand aan op een regelbare spanningsbron.
Hieronder volgen 2 beweringen:
I Hoe groter de weerstand hoe groter de stroomsterkte door de weerstand (je laat de
spanning hetzelfde).
II Hoe groter de spanning hoe groter de stroomsterkte door een bepaalde weerstand.
Welke bewering is juist?
a) Alleen I
b) Alleen II
c) Beide
d) Geen van beide
e) geen van bovenstaande antwoorden
Vraag 2
Je sluit op een weerstand van 20 Ω aan op een spanningsbron van 16 V.
Bereken de stroomsterkte door de weerstand. Denk aan de eenheid!
Vraag 3
Door een weerstand van 80 Ω gaat een stroom van 0,4 A.
Bereken het spanningsverlies over de weerstand. Denk aan de eenheid!
Vraag 4
Over een weerstand wordt een spanning van 40 V gezet, er gaat dan een stroom van
0,25 A door deze weerstand.
Bereken hoe groot deze weerstand is. Denk aan de eenheid!
Vraag 5
Een weerstand is op een regelbare spanningsbron aangesloten.
Je hebt de stroomsterkte bij verschillende spanningen gemeten en deze in een
grafiek uitgezet.
Bereken met behulp van de grafiek de
grootte van de gebruikte weerstand.
Vraag 6
Een weerstand is op een regelbare spanningsbron aangesloten.
Je hebt de stroomsterkte bij verschillende spanningen gemeten en deze in een
grafiek uitgezet.
Bereken met behulp van de grafiek de grootte
van de gebruikte weerstand.
Vraag 7
Je hebt nevenstaande schakeling
gebouwd.
Beide meters zijn op de juiste
manier aangesloten en op hun
juiste bereik ingesteld.
Dan moet:
meter 1 een ………..-meter zijn en
meter 2 een ………...-meter.
Vraag 8
Je hebt nevenstaande schakeling gebouwd.
Meter 1 geeft 2,5 aan.
Meter 2 geeft 4,5 aan.
Bereken de grootte van de weerstand.
Vraag 9
Je hebt nevenstaande schakeling
gebouwd.
Beide meters zijn op de juiste manier aangesloten en op hun juiste bereik ingesteld.
Dan moet:
meter 1 een …..- meter zijn en meter 2 een ………- meter.
Vraag 10
Je hebt onderstaande schakeling
gebouwd.
Meter 1 geeft 7,6 aan.
Het lampje heeft een weerstand van 4 Ω
Bereken wat meter 2 aangeeft. Denk aan de eenheid!
Vraag 11
Je hebt bij een weerstand verschillende stroomsterktes gemeten bij verschillende
spanningen en deze in een tabel verwerkt. Er zijn echter wat meetgegevens
vergeten.
Bereken wat er op de plaats van de a,b en c gemeten had moeten worden.
Vraag 12
Je hebt bij een weerstand verschillende stroomsterktes gemeten bij verschillende
spanningen en deze in een tabel verwerkt. Er zijn echter wat meetgegevens
vergeten.
Bereken wat er op op de plaats van de a,b en c gemeten had moeten worden.
Vraag 13
Je hebt bij een weerstand een stroomsterkte gemeten bij een bepaalde spanning.
Bereken wat er op de ontbrekende plaats ingevuld moet worden.
Vraag 14
Je hebt bij een weerstand een stroomsterkte gemeten bij een bepaalde spanning.
Bereken wat er op de ontbrekende plaats ingevuld moet worden.
Download