Paragraaf 9.8 - atGreijdanus.nl

advertisement
Geschiedenis samenvattingen
Paragraaf 9.8
Welke rol speelde Japan bij de strijd tegen het West-Europese imperialisme in Azië en speciaal: bij de
strijd om de onafhankelijkheid in Indonesië?
Russisch-Japanse oorlog (1904-1905)
Japan was een snel industrialiserend land dat op zoek was naar nieuwe afzetgebieden in Azië waar
veel kolonies waren van Groot-Brittannië, Nederland en Frankrijk.
Japan had dus voor het eerst als een niet-Europees van een Europese grootmacht gewonnen. In Azië
kwamen er nationalistische bewegingen op. Ze streven naar onafhankelijkheid.
Na de eerste wereldoorlog
In de eerste wereldoorlog vroegen Groot-Brittannië en Frankrijk de inheemse bevolking van hun
kolonies om mee te vechten. Toen zagen de Afrikanen en Aziaten dat blanken zwaar werk verrichten,
dat ze normaal gesproken in de kolonie overlieten aan de inheemse bevolking. Na de oorlog gingen
ze streven naar vrijheid en soevereiniteit.
Japan werd de belangrijkste industriële staat in dit werelddeel en had een enorm sterk legeer. De
politiek van Japan leek op het imperialisme van de Westerse landen. In 1932 viel Japan de Chinese
provincie Mandsjoerije binnen en maakte daarvan een satellietstaat. De Europese landen,
gedeeltelijk verenigd in de Volkenbond, waren niet in staat om effectief tegen de Japanse agressie op
te treden. Japan won aan invloed in andere kolonies, onder andere in Nederlands-Indië.
Japan, Indonesië en de 2e wereldoorlog
De Japanse propagandamachine maakte met name werk van Nederlands-Indië. Zij kregen te horen
dat ze in het onafhankelijkheidsstreven konden rekenen op de steun van Japan terwijl zij alleen maar
uit waren op de delfstoffen in Nederlands-Indië. Na de tweede wereldoorlog bezette Japan
Nederlands-Indië binnen 3 maanden. Sommigen zagen Japan als bevrijders en hoopten op
onafhankelijkheid. De Nederlandse inwoners moesten naar speciale wijken en later
concentratiekampen. De economie werd in dienst gesteld van de Japanse oorlogsvoering en hiel
weinig rekening met de Indonesische bevolking.
Indonesische nationalisten
Japan gaf de toestemming aan de nationalisten als Soekarno en Hatta om het nationalisme aan te
wakkeren. Nationalisme symbolen mochten overal worden gebruikt en Hatta en Soekarno namen
zitting in een speciale commissie tot onderzoek van de onafhankelijkheid. Na de rampen bij
Hiroshima en Nagasaki, capituleerde Japan en braken er rellen uit. Op 17 augustus 1945 werd de
onafhankelijke Republiek Indonesia uitgeroepen.
Paragraaf 10.1
Waarom vormde de tegenstelling tussen Oost en West een bedreiging voor de wereldvrede?
De Verenigde Naties
De VN is een nieuwe organisatie, door president Roosevelt, die een verbetering moest zijn van de
Volkenbond. Bijna alle landen sloten zich aan, die beloofden al hun geschillen op te lossen via
overleg.
Kloof tussen Oost en West
Ondanks de samenwerking in de VN kwamen de Verenigde Staten en Sovjet-Unie al gauw lijnrecht
tegenover elkaar te staan. Er ontstonden twee ideologische blokken, die tegengestelde
ideeënstelsels over de inrichting van de samenleving vertegenwoordigden. Het Westen was
kapitalistisch en het Oosten was communistisch onder leiding van Stalin. Hij maakte van de landen in
Oost-Europa satellietstaten.
Duitsland werd verdeeld onder de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk en de Sovjet-Unie.
De stad Berlijn werd in vier sectoren verdeeld.
In Oost-Europa kwamen de communisten aan de macht die hun politiek afstemden op Moskou en ze
zorgden voor bescherming van de Sovjet-Unie.
Wapenwedloop
Het atoomwapen zorgde voor meer spanningen tussen de twee supermachten. In 1945 gebruikten
de Verenigde Staten atoombommen om Japan te dwingen om te capituleren. Maar later bleek
Rusland er ook eentje te hebben. Hierdoor ontstond een wapenwedloop: beide landen gingen zich
steeds meer bewapenen om het machtsevenwicht te handhaven. Geen van beide machten durfde de
nucleaire wapens te gebruiken, omdat de vijand vernietigend kon terugslaan.
Marshallhulp
In 1947 lanceerden de Verenigde Staten het Marshallplan, die het communisme moest tegengaan
want een sterk economisch Europa zou onkwetsbaar zijn voor het communisme. Bovendien was een
hersteld Europa een interessant afzetgebied voor Amerikaanse producten. De Sovjets weigerden de
hulp en dwongen de andere Oostbloklanden dit ook te doen.
Twee Duitse Staten
In 1949 viel Duitsland uiteen. In het Westen werd de Bundesrepublik Deutschland (BRD) opgericht.
Het land was Westers georiënteerd en had een democratische grondwet. De Sovjetunie riep de
Deutsche Democratische Republik (DDR) uit. Berlijn lag in het Oosterse deel maar was voor de helft
Westers. Veel burgers vluchtten via Berlijn naar West-Duitsland. Om de leegloop van de DDR te
stoppen werd er in 1961 een muur gebouwd die de hele grens tussen de DDR en de BRD afsloot.
Deze muur werd voorzien van uitkijktorens, mijnenvelden en automatische schietinstallaties.
Vreedzame coëxistentie en de Cuba-crisis
In China en Korea woedde een interne strijd tussen aanhangers van het communisme en
prowesterse partijen. De Sovjetunie steunde in deze conflicten de communisten, de Verenigde
Staten de kapitalisten. Na Stalins dood in 1953 verklaarden de nieuwe leiders van de Sovjetunie
echter dat zij streefden naar vreedzame coëxistentie. Ze wilden dat het Westen en Oosten rustig
naast elkaar zouden bestaan maar dat lukte niet want in 1962 kwam er in Cuba een grote botsing
tussen Oost en West. Op dat eiland was sinds kort de communistische guerrillastrijder Fidel Castro
aan de macht. Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov was maar wat blij met deze bondgenoot, zo vlakbij de
Verenigde Staten. Chroesjtsjov besloot om middellangeafstandsraketten met kernkoppen op Cuba te
installeren om de Verenigde Staten onder schot te houden. Daarop legde de Amerikaanse president
John Kennedy een zeeblokkade om Cuba en eiste dat Chroesjtsjov de raketinstallaties ontmantelde.
Die negeerde deze eis en Sovjetschepen naderden de blokkade. Pas op het laatste moment maakten
de schepen rechtsomkeert en werden de raketten ontmanteld. Toch bleef de rivaliteit tussen Oost en
West nog jarenlang bestaan.
Paragraaf 10.2
Was er in Azië, Afrika echte onafhankelijkheid na de aftocht van de Westerse landen?
Dekolonisatie: de oorzaken:
De hegemonie, dat wil zeggen de overwicht of heerschappij van de ene staat ver de andere, was na
de tweede wereldoorlog voorbij, want vrijwel alle landen in Azië en Afrika werden onafhankelijk. De
oorzaken liggen in de tijd van het modern imperialisme (1870-1914). De bezetters van de koloniën
hadden de inheemse bevolking nodig en zij hadden hiervoor weer goed opgeleide
bestuursambtenaren, technici, ingenieurs en onderwijzers nodig. Door deze opleidingen kwamen zij
in contact met de Westerse ideeën van vrijheid en gelijkheid, nationalisme en democratie. Het
nationalisme groeide en ook de afkeer tegen het, soms openlijk, racisme van de blanken. Ook de
nederlaag tegen Japan hielp hierbij. Toen de Verenigde Staten en de Sovjetunie de macht kregen na
de tweede wereldoorlog waren ze het met één ding eens: het kolonialisme was principieel
verwerpelijk.
Indonesië
In 1927 werd in Nederlands-Indië de Partai Nasional Indonesia (PNI) opgericht onder voorzitterschap
van Soekarno. Nederland vond het land nog niet klaar voor zelfbestuur en sloot daarom de PNIleiders in kampen op. In 1942 grepen de Japanners de macht en hooiden zij de blanken in
interneringskampen en kwamen Soekarno en de andere nationalistische leiders vrij. Toen Japan
capituleerde in 1945 riepen zij de onafhankelijkheid uit maar Nederland wilde dit niet. De regering
zond honderdduizend man naar de kolonie en Java en Sumatra kwamen onder militaire controle
maar de guerrilla-acties van Soekarno gingen door. De Amerikanen kozen de kant van Soekarno en
dreigden de Marshallhulp te stoppen. In 1949 erkende Nederland de onafhankelijkheid aan
Indonesië. 1962: het gezag over Nederlands Nieuw Guinea werd aan Indonesië overgedragen. 1951:
Zuid-Molukkers komen naar Nederland nadat Soekarno korte metten maakte met de Republik
Maluku Selatan (RMS).
Dekolonisatie van Afrika
Ook in de Afrikaanse kolonies klink de roep om vrijheid. Achtereenvolgens werden Egypte (1922),
Libië (1956), Tunesië (1956) en Marokko (1956) onafhankelijk. In Algerije begon in 1954 een opstand
die uitmondde in de Algerijnse oorlog tussen Franse kolonisten en de Arabieren. In 1962 werden ze
onafhankelijk en Senegal en Ivoorkust deden hetzelfde. Groot-Brittannië verleende zelfbestuur aan
Ghana, Nigeria en andere koloniën in Afrika. Het Westen hield toch invloed. Ook kregen de
voormalige kolonies te maken met problemen: overbevolking, een gebrekkige infrastructuur, lage
grondstofprijzen en onbekwaam bestuur. Ook lagen de grenzen dwars door stamgebieden. Dit
leverde haat en stammenoorlogen op.
Het Midden-Oosten
Het Midden-Oosten was sinds de opening van het Suezkanaal (1869) en olievondsten (vanaf 1900)
voor het Westen van groot strategisch belang. De Britten en Fransen verdelen de olierijke gebieden
zonder vraag naar de Arabieren want die waren niet rijp voor zelfbestuur zeiden ze. In 1920 plantte
Frankrijk zijn vlag in Syrië en Libanon en Groot-Brittannië in Palestina, Jordanië en Irak.
De Britse minister Balfour beloofde de zionisten (joden die streefden naar een eigen staat in
Palestina) dat hij ze zou helpen en dus stelde hij de grenzen van Palestina open zonder overleg met
de Arabieren die de Joden als indringers zagen. Burgeroorlogen volgden en de Britten gaven het
bestuur aan de Verenigde Naties. Zij stelden een verdelingsplan op maar de Arabieren weigerden
akkoord te gaan. In 1948 riep zionistenleider David Bengoerion de staat Israël uit. Nog steeds zijn er
veel conflicten tussen Palestijnen en Israeli’s.
Paragraaf 10.3
Wat zijn de vruchten van het proces van Europese integratie?
Start van de Europese eenwording
Kort na 1945 groeide in West-Europa het verlangen naar Europese integratie. Ze wilden herhaling
van oorlog voorkomen, tegenhouden van een crisis en sterker worden tegenover de Sovjetunie. In
1951 werd de EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal) opgericht. Frankrijk, WestDuitsland, Italië en de Beneluxlanden sloten dit verdrag. In 1957 werd dit de EEG (Europese
Economische Gemeenschap), in 1967 werd het de EG(Europese Gemeenschap) en in 1993 werd het
de EU (Europese Unie).
Nieuwe impulsen
In 1994 werden alle binnengrenzen binnen de Unie geopend: tarieven en douanerechten werden
afgeschaft. Hierdoor betaalde de consument lagere prijzen en kon deze een keus maken uit meer
producten, afkomstig uit alle lidstaten. In 1995 telde de EU 15 lidstaten en in 2005 kwamen daar nog
eens 10 nieuwe leden bij. Landen merkten op dat het welvaartspeil omhoog ging en je kon rekenen
op financiële steun uit Brussel. In het Verdrag van Maastricht (1992) werd de invoering van de
Europese munt, de euro aangekondigd en er zou een stap richting politieke integratie worden gezet.
De euro kwam er in 2002 maar de meeste lidstaten bleken liever een eigen koers te varen.
Europese Grondwet
Tegenover alle voordelen van de EU staan ook nadelen. Het Europees parlement heeft relatief weinig
invloed. De Ministerraad bepaalt het beleid. De Europese Commissie bereidt het beleid voor en voert
het uit. De democratische controle is verder zó gebrekkig, dat sommigen spreken van een
democratisch tekort. Pogingen de Europese integratie ook politiek vorm te geven, stuiten mede
daarom op verzet van de burgers. In 2005 wezen diverse landen (waaronder Nederland) het ontwerp
voor een Europese grondwet dan ook per referendum af.
Het Oostblok
Terwijl West-Europa zich tegoed deed aan de zegeningen van welvaart, vrijheid en democratie,
leefde Oost-Europa tot 1989 onder de dictatuur van het communisme. Na de dood van Stalin bleek
de greep van het communisme wat losser te worden en Hongarije pakte deze kans om in opstand te
komen in 1956. Maar de aanwezige Sovjettroepen sloegen de Hongaarse Opstand met bloedig
geweld neer. De Sovjets bewezen in 1968 opnieuw dat ze geen afwijking van het communistisch
systeem duldden, toen zij democratische hervormingen in Tsjecho-Slowakije (de Praagse Lente)
neersloegen.
Val van het communisme
In 1985 wilde de nieuwe leiders van de Sovjetunie, Michael Gorbatsjov, de economische stagnatie
doorbreken waarin zijn land terecht was gekomen. Hij wilde Perestrojka (=herstructurering). Ook
beloofde hij glasnost, openheid van zaken, te geven. Hierdoor mag iedereen kritiek geven enz.
Hierdoor kwamen er stakingen en leidde dit tot solidariteit in 1989. Op 9 november 1989 werd een
opening gemaakt in de Berlijnse Muur. Al in 1990 werden de twee Duitslanden weer herenigd.
Daarna gingen er een aantal landen naar de NAVO en sommige werden toegelaten tot de EU.
Paragraag 10.4
Welke sociaal-culturele veranderingen hebben zich sinds de jaren zestig voorgedaan?
Welvaartsgroei
Veel Nederlanders geloofden na de Tweede Wereldoorlog dat de welvaart nooit meer terug zou
komen. Honderduizenden, onder wie veel jonge boeren, emigreerden daarom naar Canada, Australië
of Nieuw-Zeeland. De achterblijvers in Nederland wilden wederopbouw en gingen hard aan de slag in
de landbouw, handel en industrie. Al vrij snel kwam er welvaart. Dit kwam omdat de WestEuropeanen hard werkten, goed gemotiveerd waren en goed geschoold. Bovendien beschikten de
Europese landen over een goede infrastructuur en was de Marshallhulp financieel handig. Burgers
kregen vertrouwen in de toekomst.
Nederland: welvaart in wording
Onder PvdA-premier Willem Drees (1948-1958) werd de basis voor de welvaart gelegd. Soberheid,
spaarzaamheid en zuinigheid waren troef. Bedrijven hielden de lonen bewust laag, daardoor konden
ze winst maken. De Nederlandse producten deden het in het buitenland goed: ze waren zowel goed
als goedkoop. De export steeg. Het land schakelde over op industrialisatie en zo verlieten veel
mensen hun geboortedorp om in de nieuwe slaapsteden of buitenwijken te wonen van de grote stad.
Door dit proces van urbanisering raakten zij los van de sociale controle die kenmerkend was voor het
oude, dorpse leefpatroon.
Verzorgingsstaat
Het kabinet-Drees (en de latere kabinetten) zorgde tevens voor een vrijwel compleet pakket van
sociale voorzieningen, waaronder ouderdomsvoorzieningen (AOW), kinderbijslag,
werkloosheidsuitkeringen (WW) en de regeling voor arbeidsongeschikten (WAO). Ook het recht op
bijstand voor wie geen eigen inkomen had, werd wettelijk vastgelegd. Voor studenten uit lagere
sociale milieus kwam er bovendien een ruimhartig studiebeurzenstelsel. Door de vondst van een
aardgasveld in 1959 in Groningen hoefden de Nederlanders zich geen zorgen te maken over de
energievoorziening en bovendien bracht het veel geld op.
Loonexplosies
In 1960 wilden de arbeiders de geleide loonpolitiek niet langer accepteren. Er kwamen stakingen en
midden jaren 60 werden de lonen vrijgegeven. Lonen stegen soms wel met 10 procent: een
loonexplosie. De Nederlandse producten werden hierdoor duurder en verzwakte de
concurrentiepositie in het buitenland. Maar de binnenlandse koopkracht steeg en mensen gingen
veel dingen kopen zoals auto’s, koelkasten en tv’s.
Culturele revoluties
In de jaren zestig en zeventig veranderde de leefstijl in Nederland ingrijpend. Twee processen traden
gelijktijdig op: secularisering (=ontkerkelijking) en individualisering (=iedere burger maakt zelf uit wat
hij/zij doet). Vooral jongeren werden hierdoor beïnvloed. Een belangrijke aanjager van de
vrijheidsdrang van jongeren was de popmuziek. Sommige jongeren keerden zich van de maatschappij
af (hippies) en andere voelden zich juist enorm betrokken en protesteerden tegen de Amerikaanse
oorlogvoering in Vietnam e.d. In Amsterdam had je de provo’s die gezagsdragen ‘provoceerden’
(=uitdagen). Er braken rellen uit. Naar het voorbeeld van de provo kwamen ook radicale feministen
zoals de Dolle Mina’s op.
Balans van de omslag
De protestbewegingen van de jongeren heeft in heel West-Europa blijvende veranderingen
bewerkstelligd. Op heel wat niveaus werden medezeggenschapsstructuren in het leven geroepen,
zodat de burgers over zaken konden meepraten die ze direct aangingen. Ouders gaven hun kinderen
een veel vrijere opvoeding dan zijzelf. Nieuwe communicatiemogelijkheden versterkten het proces
van individualisering. Dat gold vanaf omstreeks 1980 speciaal ook voor computers, e-mail en mobiele
telefoons.
Paragraaf 10.5
Welke problemen stonden een ontspannen multiculturele samenleving in de weg?
Worstelen met de last van racisme
De Verenigde Staten, een typisch immigratieland, vormden al lang voor 1900 een voorbeeld van een
multiculturele en pluriforme samenleving. Toch werden Afro-Amerikanen ook na de afschaffing van
de slavernij (1863) nog steeds op allerlei manieren gediscrimineerd. Rond 1960 kwam een beweging
voor burgerrechten op gang onder leiding van Martin Luther King. Een groot succes voor King was de
Civil Rights Act van 1964. Deze wet verbood discriminatie op grond van huidskleur in alle openbare
gelegenheden. In Zuid-Afrika was de apartheid en de discriminatie erger. Afro-Amerikanen hadden
geen rechten en mochten niet overal komen. Verzet werd bloedig neergeslagen. Het is 1912
opgerichte African National Congress (ANC) werd verboden en de leider, Nelson Mandela, ging in
1962 voor tientallen jaren achter de tralies. In de loop der jaren werd het verzet steeds sterker. In
1985 moest de regering vanwege het vele geweld de noodtoestand uitroepen. Zuid-Afrika kwam er
alleen voor te staan. Er gold een (handels)boycot: investeren in, reizen naar of sporten met ZuidAfrika waren taboe. In 1990 besloot de regering het roer om te gooien. Het ANC werd gelegaliseerd
en Mandela kwam vrij en een nieuwe grondwet maakte in 1994 verkiezingen mogelijk op basis van
het principe one man, one vote. Mandela werd president van Zuid-Afrika.
Naar een multiculturele samenleving?
Veel inwoners van West-Europese landen keken verbaasd naar de rassenproblemen in de Verenigde
Staten en Zuid-Afrika. Veel westerse samenlevingen ‘verkleurden’ na de Tweede Wereldoorlog door
de komst van vele buitenlanders, maar aanvankelijk leek dat vrij probleemloos te verlopen. Een
aparte stroom nieuwkomers werd gevormd door asielzoekers. Zij kwamen naar Nederland, omdat
hun eigen land geteisterd werd door een oorlog of burgeroorlog.
Download