Warme lucht kan VEEL / WEINIG vocht bevatten. Het vocht is als ZICHTBARE / ONZICHTBARE waterdamp in de lucht aanwezig. Als de lucht moet stijgen koelt hij af. De koude lucht kan MINDER / MEER waterdamp bevatten, waardoor VERDAMPING / CONDENSATIE optreedt. De waterdamp gaat over in zichtbare druppeltjes, die zweven op de stijgende luchtstroom. Dit is een wolk. Soms vallen de druppels tegen de stijgende luchtstroom in naar beneden neerslag. Aan de andere kant van de berg gaat de lucht dalen. Deze lucht wordt WARMER / KOUDER en kan dus MEER / MINDER waterdamp bevatten. Eventueel in de dalende lucht aanwezige druppeltjes VERDAMPEN / CONDENSEREN. Aan de kant van het gebergte waar de lucht daalt is het dus HELDER / BEWOLKT weer. 4-Wolk(druppeltjes) 5-Dalende lucht 3-Condensatie 6-Opwarming 2-Afkoeling 7-Verdamping 1-Stijgende lucht 8-Helder weer