Wiel Wiersma, 1964 Wiel Wiersma schildert interieurs, landschappen en portretten. Schilderen is voor hem een inspannende en fysieke aangelegenheid. Vrijwel direct als hij begint zet hij een doek helemaal op met verf en daarna begint hij in “de chaos” te schrapen met het mes en te vegen met lappen stof. Voortdurend brengt hij verf op en haalt het weer weg. Picturale elementen worden opgezet, getest en soms weer onthecht van de werkelijkheid om uiteindelijk krachtiger te worden. Als hij direct een mooie partij schildert, dan is dat niet per se prettig, omdat hij zich dan geremd kan voelen om het weer weg te halen. Tot op het moment van de voltooiing schept hij zo ruimte en houdt hij het doek open. Zelf noemt hij het boetseren met verf. Het beeld wordt gekneed en daardoor bijna een object, opgebouwd uit levende verf in afwisselend schrale en pasteuze stukken. In deze schilderwijze kiest hij duidelijk niet voor de traditionele opbouw van doeken met een onderschildering en perspectieflijnen. Hij definieert het beeld door zijn verfbehandeling. Een regelmatig terugkerend thema in zijn werk is de reflectie van licht door een venster. Hij schildert de ruimte waarin hij zich bevindt, zijn beleving van wat er zich daar afspeelt tussen het moment van de waarneming en het schilderen. Elk doek is weer anders, een andere hoek, een andere sfeer. Het licht kan helder worden weerkaatst in een glanzend oppervlakte, of totaal zijn geabsorbeerd door de omgeving. Hij schildert fris, tintelend ochtendlicht of meer de verstilling van de lucht die verzwaard is door vochtigheid. De buitenwereld kan met enkele toetsen groen of helder blauw worden gesuggereerd, of volledig onzichtbaar blijven door vegen wit en grijs. Het licht dat constant verandert, de beweging ervan, probeert hij te vangen in de rust van een schilderij. Die rust zit niet in de beweging van zijn toets. De vegen en streken vormen binnen de compositie ook een ander kijkspel van puur schilderkunstige, soms bijna abstracte elementen. En hier toont de kunstenaar zijn kwaliteit door een schouwspel te bieden, waarin de kijker voortdurend kan schakelen tussen beeld en materie. Het vinden van de juiste toets en de subtiele kleurnuances om vormen op te bouwen, laat hij stap voor stap zien. Hij nodigt de kijker als het ware uit om opnieuw te kijken, om de herkenning van het beeld zolang mogelijk uit te stellen. Wat het werk van Wiersma zo bijzonder maakt is de wijze waarop hij zichtbaar maakt, wat je in feite niet ziet: de beweging van het licht, de vochtigheid van de lucht en de trillingen in de atmosfeer. Licht, lucht en wind, opgeroepen in verf. Liesbeth Schreuder Januari 2010