[darm] de darm (mannelijk) = le boyau de slokdarm de dunne darm de twaalfvingerige darm de nuchtere darm de kronkeldram de dikke darm de blindedarm de karteldarm de endeldarm < slokken = avaler < dun = fin < twaalf = 12 < nuchter = sobre < de kronkel = boucle < dik = gros < blind = aveugle < de kartel = cannelure < het e(i)nd(e) = fin œsophage intestin grêle duodénum jéjunum iléon gros intestin caecum côlon rectum het duodenum het jejunum het ileum het caecum het colon het rectum