Uploaded by intiorth

Samenvatting Nieuw Nederlands Spelling en formuleren vwo 4

advertisement
Samenvatting Nederlands spelling en formuleren
1 Persoonsvorm
De persoonsvorm vind je door de tijd te veranderen!
Tegenwoordige tijd:
Verleden tijd:
- Spel de pv. in de t.t. enkelvoud:
- Zwakke ww.
 STAM (als er ik bij staat, als er jij/je achter staat)
 ’t-kofschip (wel ‘t-kofschip = t, geen ‘t-kofschip = d)
Sterke
ww.
 STAM + T (in alle andere gevallen)
- Spel de pv. in de t.t. meervoud:
 geen spellingsproblemen
 INFINITIEF (hele ww.)
Import-werkwoorden:
- Engelse ww. die in het Nederlands worden gebruikt, vervoeg je net als Nederlandse ww.
2 Overige werkwoordsvormen
Andere ww.vormen dan de pv. zijn infinitief, gebiedende wijs en (on)voltooid deelwoord.
Infinitief = Hele ww.
- Gebiedende wijs (GW) = Stam
- Onvoltooid deelwoord (OD) = Infinitief + d(e)
- Voltooid deelwoord —> komt meestal naar hebben (let op d en t)
- Bijvoeglijk naamwoord = kort mogelijk
Gebruik bij zwakke ww. voor het voltooid deelwoord het ’t-kofschip.
Bijv. nw. moeten altijd zo kort mogelijk.
3 Leestekens
Punt:
- Aan het eind van de zin
- Bij afkortingen (behalve afkortingen die als woorden worden uitgesproken (NAVO) en maten/gewichten (mg))
Komma:
- tussen de onderdelen van opsommingen
- Tussen twee persoonsvormen
- Voor of na een aanspreking of een tussenwerpsel
- Voor en na een bijstelling
- (In lange zinnen) voor een voegwoord waarmee de bijzin begint
Puntkomma (betekent “en”):
- tussen zinnen die sterk met elkaar samenhangen
- tussen delen van opsommingen, zeker als het om zinnen gaat
Dubbele punt:
- Om een opsomming/verklaring/directe rede aan te kondigen (geen hoofdletter behalve bij directe rede + ‘ ’)
Aanhalingstekens:
- Bij een citaat
- Bij een directe rede
- Om aan te geven dat een woord een andere betekenis heeft dan normaal
- Als het woord zelf bedoelt en niet de betekenis
Let op: plaats de leestekens altijd binnen de aanhalingstekens!
- Let op: bij het weergeven van gedachten gebruik je geen aanhalingstekens!
Vraagteken:
Aan het eind van een letterlijk gestelde vraag.
Let op: directe rede geen vraagteken (ze vroeg wie ….)
Uitroepteken:
- Aan het eind van een zin met een bevel of uitroep
Haakjes:
- Om toelichting, uitleg of voorbeeld heen.
Beletselteken: …
- Aan het eind van een zin die niet af is
- Om onvolledige citaten aan te duiden (…)
4 Hoofdletters
Gebruik een hoofdletter:
- Aan het begin van een zin
- Bij persoonsnamen
- Bij namen van verenigingen, instellingen, bedrijven en diensten
- Bij aardrijkskundige namen en namen van merken, historische gebeurtenissen, straten, hemellichamen,
gebouwen, feestdagen en bij titels van boeken/films
Gebruik een kleine letter:
- Bij soortnamen
- Bij historische periodes
- Bij afleidingen van feestdagen
- Bij maanden/dagen/jaargetijden/windstreken
- Bij geloven
5 Meervoudsvorming
Meervoud op -s
Vaste “s” =
als de uitspraak correct blijft
‘s =
bij afkortingen en woorden die eindigen op: a/i/o/u/y
Meervoud op -en
Let op: als een woord eindigt op een onbeklemtoonde -ik, -es of -et verdubbelt de laatste medeklinker niet! (Monniken)
-
Klemtoon op -ie —> meervoud met -ën: melodie — melodieën
Klemtoon niet op -ie —> meervoud met -n: bacterie — bacteriën
6 Tussenklank in samengestelde woorden:
De tussen-s schrijf je als je hem hoort
Tussen-en:
- Als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is dat alleen een mv. op -en heeft.
Tussen-e:
- Als het eerste deel alleen een meervoud op -s heeft.
(parade-parades paradepaard)
- Als het eerste deel twee meervouden (op -s en -en) heeft. (gedachte-gedachten gedachtensprong)
- Als het eerste deel geen mv. heeft.
( tarwe tarwemeel)
- Als het eerste deel verwijst naar een uniek exemplaar.
(maneschijn Koninginnedag: koninginnenkroon)
- Als het eerste deel een bijv. nw. versterkt.
(beresterk reuzeleuk)
- Als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is.
(rijkelui goedenacht dwingeland)
- Als het woord niet meer als samenstelling wordt gezien
(takkewijf/elleboog/hazewind).
7 Verkleinwoorden
Verkleinwoorden maak je door -je, -kje, -pje, -tje of -etje achter het zn. te zetten.
Let op:
- Korte klanken worden soms lang
(vat -vaatje)
- Woorden die op een klinker eindigen.
(logeetje pony’tje bikinietje pianootje menuutje hoeraatje)
- Afkortingen (krijgen een apostrof).
(Sms’je wc’tje 4’tje en 4’tjes)
8 Aan elkaar of los
Aan elkaar:
- Samenstellingen van twee of drie woorden
- Getallen tot honderd en samenstellingen met honderd en duizend
- Voornaamwoordelijke bijwoorden (bestaan uit er, hier, daar, waar + voorzetsel)
Let op: de regel geldt niet voor voorzetsels die deel uitmaken van een samengesteld werkwoord.
9 Liggend streepje
Het liggend streepje is een koppelteken, een afbreekteken of een weglatingsteken.
Koppelteken
- Om uitspraakproblemen te voorkomen (auto-ongeluk)
- In de naam van getrouwde vrouwen (mevrouw Jansen-op de Haar)
- In woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, ex-, interim-, niet-, non- en oud-.
- Voor een hoofdletter (anti-Russisch)
- Bij combinaties van titels en beroepen (trainer-coach)
- Bij aardrijkskundige namen, of woorden die daarvan afgeleid zijn (Zuid-Frankrijk)
- Bij letters, cijfers, andere tekens en St./Sint (mbo-student)
- In woorden die anders onoverzichtelijk worden (woon-werkverkeer)
Afbreekteken
Als het woord niet meer op de regel past (breek alleen tussen twee lettergrepen)
Afbreken:
- Als er één alleenstaande tussenmedeklinker staat breek je af voor die medeklinker
(kij-ken / ka-chel) (CH is één letter!)
- Breek bij twee tussenmedeklinkers af tussen die twee medeklinkers (klet-sen)
- Verplaats bij drie of meer tussenmedeklinkers zoveel medeklinkers naar de volgende regel als samen
uitgesproken kunnen worden (ham-ster
- Gebruik bij samenstellingen de oorspronkelijke woorden (bagage-drager)
Reünie—> re-unie. Kopiëren—> kopie-eren
Weglatingsteken:
Zet een streepje op de plek waar een deel van een woord is weggelaten: voor- en nadelen, binnen- en
buitenbanden. Schrijf niet ijs- en bruine beren!
10 Trema
Een trema voorkomt uitspraakproblemen in woorden die geen samenstelling zijn.
Plaats een trema op de tweede klinker waar het leesprobleem kan ontstaan (poëzie).
Let op deze woorden:
Linoleum, verfraaiing, opticien, officieus.
-
bea-, gea-, beo-, geo-: beantwoord, gearresteerd, beoordelen, geolied.
geë-, geï- en geü-: geërgerd, geïrriteerd, geüpload.
11 Apostrof
- Op de plaats van een weggelaten letter (z’n zusje)
- Op de plaats van een weggelaten bezits-s (Els’ plannen)
- Om uitspraakproblemen bij het mv. en bezitsaanduidingen te voorkomen (Tanja’s kledingskast; ik hou van
y’s) let op: Willems sportschoenen, s eraan vast!
- In afleidingen van letter- en cijferwoorden (vwo’er; 40+’er)
- Bij verkleinwoorden op –y (baby’tje)
12 Accenten
Accent aigu (é) = café, paté, coupé
Accent grave (è) = ampère, scène, crème
Accent circonflexe (ê) = enquête, gêne
Andere vormen = maîtresse, twee à drie liter, coûte que coûte
Gebruik op alle klinkers om klemtoon aan te geven het accent aigu (dat is dé oplossing).
De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat (reçu, Curaçao)
13 Getallen
Gebruik cijfers:
- Bij getallen boven de twintig, uitgezonderd de ronde getallen (27 miljard, 953)
- Voor maten, gewichten, bedragen, data, adressen, rekeningnummers (10 mei 1955,
25 meter, € 3,50. Schrijf breuken los! (drie vierde)
Breuken schrijf je los ( vier vijfde, zeven achtste) behalve samenstelling: tweederdemeerderheid
Gebruik letters:
- Voor getallen tot en met twintig, voor de tientallen (vijftien, veertig)
- Voor getallen als honderd, duizend, miljoen, miljard, biljard
14 Sommige of sommigen
Met een -e:
- Als de woorden bijvoeglijk gebruikt worden (vele vriendinnen, de aanwezige mensen)
- Als ze betrekking hebben op zaken of dieren (de aapjes waren alle verzwakt)
Met een -en:
- Als ze zelfstandig gebruikt worden en het personen zijn (de meesten stemden op de PVV)
Let op: als het woord betrekking heeft op personen die al eerder genoemd werden kun je vaak -e schrijven. (De
werknemers waren teleurgesteld en sommige wilden gaan staken).
Schrijf ook zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden met -en: doven en slechthorenden, ouderen,
alleenstaanden, alle aanwezigen.
Dubbelop
Onjuiste herhaling
Als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt, is dat een onjuiste herhaling.
Voorbeeld:
Onjuist: op zo’n partij als het Vlaams Blok zou een mensenrechtenactivist niet op moeten stemmen.
Juist: op zo’n partij als het Vlaams Blok zou een mensenrechtenactivist niet moeten stemmen.
Tautologie
Als hetzelfde twee keer wordt gezegd met verschillende woorden van dezelfde woordsoort (synoniemen), heet dat
tautologie.
Voorbeeld:
Onjuist: ik lees graag boeken over de toekomst van de samenleving, zoals bijvoorbeeld… enz.
Juist: ik lees graag boeken over de toekomst van de samenleving, zoals… enz.
Pleonasme
Bij een pleonasme wordt een deel van de betekenis van een woord of een woordgroep, nog eens door een ander
woord uitgedrukt. Dat andere woord is van een andere woordsoort.
Voorbeeld:
Onjuist: de rode brandweerauto ging snel naar …enz.
Juist: de brandweerauto ging snel naar… enz.
Contaminatie
Als twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte worden vermengd, heet dat een contaminatie.
Voorbeeld:
Onjuist: overnieuw, uitprinten, nachecken.
Juist: opnieuw (of over), printen (of uitdraaien), nakijken (of checken).
Dubbele ontkenning
In zinnen met een werkwoord dat al een ‘ontkennend’ of ‘negatief’ karakter heeft (voorkomen, misbruiken,
verbieden, weerhouden, nalaten) wordt soms ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd.
Voorbeeld:
Onjuist: de examenkandidaten deden veel moeite om te voorkomen dat er in hun profielwerkstuk geen spelfouten
zouden staan.
Juist: ‘geen’ weglaten.
Fouten met verwijswoorden
Onjuist verwijswoord
Antecedent
Persoonlijk vnw.
Bezittelijk vnw. Aanwijzend vnw. Betrekkelijk vnw.
Mannelijk
de-woord
Hij, hem.
Zijn, z’n
Deze, die
Die
Vrouwelijk
de-woord
Zij, ze;
Bij niet-personen: ze.
Haar, d’r
Deze, die
Die
Het-woord
(onzijdig)
Het.
Zijn, z’n
Dit, dat
Dat
Meervoudige
zelfstandige
naamwoorden
Onderwerp: zij, ze;
Lijdend voorwerp: hen;
Na voorzetsel: hen;
Meewerkend voorwerp (zonder
voorzetsel): hun.
Hun
Deze, die
Die
Namen van landen, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn het-woorden.
Vrouwelijke woorden die je gelijk kunt herkennen:

Vrouwelijke personen en dieren.

De-woorden op de volgende uitgangen:
-schap;
-ade;
-se;
-age;
-sis;
-de;
-st (achter een werkwoordstam);
-heid;
-suur;
-ide;
-te;
-ie;
-teit;
-iek;
-theek;
-ij;
-tis;
-ine;
-tuur;
-ing;
-ude;
-nis;
-xis.
-ode;
Die of dat; deze of dit?
Verwijs naar de-woorden met die en deze en naar het-woorden met dat en dit.
Hen of hun?
Gebruik hen wanneer het lijdend voorwerp is.
Gebruik hen na een voorzetsel.
Gebruik hun als het meewerkend voorwerp is en er geen voorzetsel voor staat.
Gebruik hun nooit als onderwerp!
Dat of wat?
Gebruik het verwijswoord dat als je verwijst naar een het-woord.
Gebruik het verwijswoord wat alleen als je verwijst naar

Een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, het enige);

Een overtreffende trap (het beste, het mooiste, het grootste);

Een hele zin.
Wie of waar?
Gebruik bij personen voorzetsel + wie en bij zaken waar + voorzetsel.
Onduidelijk verwijzen
Soms wijst een verwijswoord terug naar iets wat niet in de tekst staat. Het heeft dan geen antecedent.
Voorbeeld:
Onjuist: Alexandra slaat ons altijd om de oren met Bijbelse uitspraken, maar ze heeft hem zelf nooit gelezen.
Juist: Alexandra slaat ons altijd om de oren met Bijbelse uitspraken, maar ze heeft de Bijbel zelf nooit gelezen.
In andere gevallen is er meer dan een antecedent mogelijk: het is dan onduidelijk wat het juiste antecedent is.
Voorbeeld:
Onjuist: De bergbeklimmer zei dat hij met zijn vaste partner en zijn vrouw de Matterhorn wilde bedwingen.
Juist: De bergbeklimmer zei dat hij met zijn vaste partner en de vrouw van de vaste partner de Matterhorn wilde
bedwingen.
Incongruentie
Bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudige persoonsvorm. Als het tegenovergestelde het geval is, dan
heet dat incongruentie.
Incongruentie ontstaat vaak:

Als het onderwerp meervoudig lijkt, maar enkelvoudig is.
Voorbeeld:
Onjuist: De jeugd in de grote steden als Amsterdam, Den Haag en Utrecht hebben een schrijnend gebrek aan
speelplaatsen en hangplekken.
Juist: De jeugd … heeft een schrijnend gebrek aan speelplaatsen en hangplekken.

Als persoonsvorm en het onderwerp ver uit elkaar staan
Voorbeeld:
Onjuist: Eneco verwacht dat het gebruik van gas, water en elektriciteit de komende jaren bij de meeste
huishoudens alleen maar verder zullen toenemen.
Juist: Gebruik / Zal

- Als een meewerkend voorwerp ten onrechte voor het onderwerp wordt aangezien.
Voorbeeld:
Onjuist: Mensen die belangstelling hebben voor de functie (meew.vw) worden verzocht hun sollicitaties te
richten aan het dagelijks bestuur (ow).
Juist: Mensen die belangstelling hebben voor de functie (meew. vw) wordt verzocht hun sollicitaties te
richten aan het dagelijks bestuur (ow).
Dat-/Als-constructie
Voorbeeld:
Onjuist: Daarom vind ik dat als films schokkende beelden bevatten of vormen van ernstig geweld, ze niet voor tien
uur ’s avonds moeten worden uitgezonden.
Juist: Daarom vind ik dat films niet voor tien uur ’s avonds moeten worden uitgezonden, als ze schokkende beelden
bevatten of vormen van ernstig geweld.
Foutieve samentrekking
Samentrekking betekent weglating.
Bijvoorbeeld:

Bij woorddelen: voor- en nadelen;

Bij woorden: korte (..) en lange broeken;

Bij zinsdelen: [Jan koopt een cd] en [Piet (..) een mp3 speler.].
Als je twee zinnen aan elkaar plakt met en of maar, mag je de delen die hetzelfde zijn in de tweede zin weglaten,
maar dat mag alleen als:

de betekenis hetzelfde is;

de vorm hetzelfde is;

en de grammaticale functie hetzelfde is.
Foutieve beknopte zin
Van een bijwoordelijke bijzin kun je een beknopte bijzin maken.
Voorbeeld:

[bijw.bijzin: Omdat hij (ow) er ging (pv) studeren], moest Joep in Amsterdam op kamers.

[beknopte bijzin: Om er te gaan studeren] moest Joep in Amsterdam op kamers.
Er zijn drie soorten beknopte bijzinnen:
1. Met een voltooid deelwoord.
Voorbeeld:
Onjuist: [Bij het theater aangekomen] was de voorstelling (ow) al begonnen.
Juist: [Bij het theater aangekomen] stelden we (ow) vast dat de voorstelling al begonnen was.
2. Met een onvoltooid deelwoord.
Voorbeeld:
Onjuist: [Fietsend op de Veluwe] dwaalden Erins ogen (ow) af naar de grazende herten tussen de bomen.
Juist: [Fietsen op de Veluwe] zag Erin (ow) grazende herten tussen de bomen.
3. Met te + hele ww
Voorbeeld:
Onjuist: [Na drie uur overlegd te hebben] ging de staking (ow) bij Philips uiteindelijk niet door.
Juist: [Na drie uur overlegd te hebben] zagen de Philipswerknemers (ow) af van een staking.
Zinnen onjuist begrenzen
Losstaand zinsgedeelte
Bijwoordelijke zinnen mogen niet los staan van de zin waar ze in horen.
Voorbeeld:
Onjuist: Iedere arts zal je adviseren om in de winter niet zonder jas naar buiten te gaan. Omdat je dan snel een
verkoudheid oploopt en misschien wel griep krijgt.
Juist: Iedere arts zal je adviseren om in de winter niet zonder jas naar buiten te gaan, omdat je dan snel een
verkoudheid oploopt en misschien wel griep krijgt.
Zinnen aan elkaar plakken
Zinnen mogen alleen aan elkaar worden geplakt als er een verbindingswoord is, zoals omdat en maar. Als een
verbindingswoord ontbreekt moet er een punt staan na de eerste zin.
Onjuiste inversie
In normale Nederlandse zinnen staat het onderwerp vaak voor de persoonsvorm. Wanneer het onderwerp achter de
persoonsvorm staat, is er sprake van een inversie. Het woord dat je weglaat moet wel nog teruggeplaatst kunnen
worden.
Morgenavond gaan we in Arnhem naar een theatervoorstelling en (-) zijn we dus pas overmorgen laat in de middag
weer thuis.
Morgenavond gaan we in Arnhem naar een theatervoorstelling en we zijn dus pas overmorgen laat in de middag
weer thuis.
Geen symmetrie
Bij opsommingen moet symmetrie zijn. De delen moeten dus van dezelfde orde zijn.
Drie fouten
-
Niet hetzelfde getal: hij en wij
Niet dezelfde voornamelijk aanduiding: je en men
Net dezelfde grammaticale constructie: het ... en omdat...
Docenten die boeken schrijven, doen dit meestal omdat ze van hun vak houden of als bijverdienste.
Docenten die boeken schrijven, doen dit meestal uit liefde voor hun vak of als bijverdienste.
Download