De Ark Ede Toerusting in het seizoen 2015/2016 Aantekeningen bij

advertisement
De Ark Ede
Toerusting in het seizoen 2015/2016
Aantekeningen bij de toerustingsdienst
op zondag 03 april 2016
8 Gods zegen door de
generaties heen
Genesis 48
Met Genesis 48 wordt Jakob weer leidend in de geschiedenis. Het leven van Jozef werd in de
geschiedenissen van Jakob ingevoegd. De geschiedenis van het geslacht van Jakob begon met Gen. 37:2. In
het Bijbelboek Genesis is het een steeds terugkerend thema: “dit zijn de afstammelingen van”… “dit is het
boek van de afstammelingen van”… [Hebr. toledot.] Zie Gen. 5:1; Gen. 6:9; Gen. 10:1; Gen. 11:10; 11:27;
25:12; 25:19 en dus 37:2. Het tekent het werk van God door de geslachten heen en de wording en
oorsprong van het volk van God, Israël, te midden van de volken.
In Genesis 48 lijkt het alsof de geschiedenis zich herhaalt. Evenals in Genesis 27 gaat een bijna blinde vader
een zegen uitspreken. Jakob is intussen behoorlijk oud, ziek en mogelijk daardoor stervende. Maar ondanks
dat alles en terwijl hij daarbij zeer slechtziende is, is hij verrassend helder. Hij vergist zich beslist niet! (vgl.
vers 19).
Jozef komt met zijn zoons Manasse en Efraïm [let op de volgorde!] op ziekenbezoek en de oude opa Jakob
verzamelt al zijn kracht om zittend nog de jongens te ontmoeten en te zegenen.
Voor de zegen vertelt hij aan Jozef en zijn kleinzoons van zijn omgang met God. “God de Almachtige is mij
verschenen in Luz, in het land Kanaän, en Hij heeft mij gezegend.” Vgl. Gen. 28:19, Luz is Bethel. Opa vertelt
van Gods zegen in zijn leven. Let op: daar begint hij mee! Ook de landbelofte wordt genoemd; dat is voor
straks. Die belofte zal Jakob doorgeven aan het volgende geslacht.
In vers 5 volgt een bijzonder moment. Het is als het ware de adoptie van zijn kleinzoons!
“Nu dan, jouw twee zonen, die bij jou in het land Egypte geboren zijn voor dat ik bij je in Egypte kwam, zijn
van mij; Efraïm en Manasse [let op de volgorde nu!] zijn van mij, net als Ruben en Simeon.” Ze “zijn van
mij.” Dat wil zeggen: als mijn eigen kinderen.
Feitelijk waren de kinderen van Jozef geen Joden meer. Ze zijn immers geboren uit een Egyptische moeder,
Asnath de dochter van Potifera. (Nog heden zijn kinderen van een heidense moeder en een Joodse vader
geen Jood.) Maar Jakob haalt ze bij zijn familiekring. Hij adopteert de kleinzoons als zijn eigen zoons. Ze
mogen daarmee ten volle delen in het verbond van de God van Israël! Vgl. Psalm 87. Je ziet hierin dat de
zegen over Israël zich wil uitbreiden naar de volken. Dat is het grote perspectief dat erachter ligt. God heeft
in Zijn verkiezing van Israël de wereld op het oog. Vgl. De besnijdenis van heel Abrahams huis; ook degenen
die niet direct zijn kinderen waren.
Een tweede herinnering (vers 7) komt dan bij Jakob op. Had hij graag meer kinderen van Rachel ontvangen?
Efraïm en Manasse zijn uitgerekend de kleinkinderen van Rachel. Denkt hij daarom aan haar? Kennelijk zit
er nog oude pijn bij Jakob. Zegen en verdriet sluiten elkaar niet uit.
Als de oude opa vaag zijn kleinzoons ziet nodigt hij hen tot zich en kust en omhelst hen. Als een wonder
mag hij de kleinzoons nog meemaken. Ongedacht en onverwacht! Wat een trouw van God! Vgl. Omhelzen
van de kinderen door Jezus in Markus 10:13-16 waar sprake is van omarmen, opleggen van de handen en
zegenen; precies de volgorde als in Genesis 48.
Overigens, merk op de naamsverandering voor Jakob. In de eerste verzen klinkt de naam Jakob. Maar waar
het naar de zegening gaat wordt de naam Israël gebruikt! De naam Jakob klinkt in het hele hoofdstuk zelfs
niet meer! Je voelt aan alles dat de rijkdom van Gods werk alle ruimte krijgt. Een zegen ziet ook vooruit
(Israël = strijder Gods) en niet terug (Jakob = bedrieger).
Nauwkeurig wordt beschreven hoe Jozef zijn zonen naar zijn vader brengt. Precies zo dat Manasse bij de
rechterhand van Jakob staat. En dan het wonderlijke; hij kruist zijn handen zodat hij de rechterhand op
Efraïm legt en de linkerhand op Manasse. Opnieuw doet dit denken aan het verleden (Gen. 27). Zo kan het
dus ook, zonder list en bedrog! Dat niet stiekem de jongste het eerstgeboorterecht steelt van de oudste,
maar geschonken krijgt.
Heeft Jakob dat in zijn leven geleerd? Dat Gods genade en kracht volbracht wordt in het kleinere en
zwakkere? Het lijkt weer een herhaling van de geschiedenis. Denk ook aan Ismaël en Izak. Ten diepste is
het Gods verkiezing die alle menselijke berekening en geschiedenis soeverein doorkruist. Iets dat in heel
Jakobs eigen leven naar voren kwam, ondanks al het menselijk gedoe van deze aartsvader. In diezelfde
verkiezing ligt ook het geheim van Israël!
Jozefs protest onderstreept de vreemdheid van Gods zegen die niet in het verlengde ligt van het menselijk
denken. Maar Jakob weet heel goed wat hij doet. “Ik weet het, mijn zoon, ik weet het…” Vgl. De uitwerking
van de zegen over Efraïm in Jeremia 31 (vers 9 en 20) waar intense profetische beloften voor Efraïm
“eerstgeborene; lievelingskind” worden uitgesproken. Hiermee is de adoptie van en de voorkeur voor
Efraïm compleet.
Overigens is hier voor het eerst in de Bijbel uitdrukkelijk sprake van een zegen met handoplegging. De
zegen die Jakob vervolgens uitspreekt begint bij God en Zijn werk!
Hier voor het eerst God als herder genoemd. (Ps. 23; Joh. 10) God weergegeven als “de Engel, Die mij
verlost heeft.” Herinnering aan Pniël? (Gen. 32:24v.v.)
Tenslotte, het is opmerkelijk dat in Hebreeën 11:21 de zegen van de zonen van Jozef terugkomt en niet de
uitgebreide zegen van Genesis 49. Er zit geloof achter de wonderlijke zegen van Efraïm en Manasse. Ze
horen er voluit bij! Het is een getuigenis voor ons. Gods zegen gaat naar je uit, zelfs naar hen die er niet bij
zouden horen.
Vragen:
1. Overdenk en bespreek eens het verkiezend handelen van God dat telkens in de geschiedenis van
Israël voorkomt.
2. Jakob spreekt hier over Rachel. ‘Zegen en verdriet sluiten elkaar niet uit.’ Herken je dat? En hoe ga
je daar mee om?
3. Zegenen van (klein)kinderen, kan, mag, moet dat nog? Zijn daar regels voor? Is een zegenende
levenshouding voldoende, of is een ritueel gewenst zoals op Grote Verzoendag bij de Joden, waar
vader zijn kinderen zegent?
4. Henk Stoorvogel [Onderweg met Jozef] schrijft: ‘Zegenen is niet alleen maar goede woorden over
iemand uitspreken. Zegenen betekent ook dat jij jouw ken-nen van God meedeelt aan de ander,
zodat die ander op jouw schouders kan gaan staan en God op dezelfde manier kan leren kennen.’
Bespreek deze uitspraak.
5. Hoe beleef je de zegen in de eredienst? Hoe denk je over de handoplegging bij huwelijk, belijdenis,
bevestiging ambtsdragers? Is dat ook zegenen? En onderling? Mag je elkaar zegenen? [Zie: André
de Haan; Nou, het beste…]
Download