UvA-DARE (Digital Academic Repository) Nonclassical ligands for the thyrotropin receptor: functional studies on thyrostimulin and Graves’ disease immunoglobulins van Zeijl, C.J.J. Link to publication Citation for published version (APA): van Zeijl, C. J. J. (2011). Nonclassical ligands for the thyrotropin receptor: functional studies on thyrostimulin and Graves’ disease immunoglobulins General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: http://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http://dare.uva.nl) Download date: 19 Jul 2017 SAMENVATTING SAMENVATTING 176 Schildklierstimulerend hormoon (thyroid stimulating hormone, TSH), het klassieke ligand voor de TSH receptor (TSHR), speelt een belangrijke rol in de regulatie van de aanmaak van schildklierhormonen via binding aan en activatie van de TSHR in de schildklier. Naast TSH bestaan er verschillende typen ‘niet-klassieke’ liganden voor de TSHR. Deze kunnen, net als TSH, een agonistische werking hebben en na binding de receptor stimuleren, of ze kunnen een antagonistische werking hebben en de receptor blokkeren voor actie van TSH. In dit proefschrift hebben we drie niet-klassieke TSHR liganden bestudeerd. In de hoofdstukken 2 tot en met 6 beschrijven we studies naar de rol van thyrostimuline in de hypothalamus-hypofyse-schildklier (HPT) as tijdens verschillende condities in muizen. In de hoofdstukken 7 tot en met 9 bespreken we in vitro experimenten met immunoglobulines type G die circuleren bij de ziekte van Graves (GD-IgG). We hebben ons geconcentreerd op de mogelijke rol van deze GD-IgG in orbitale fibroblasten van patiënten met Graves’ ftalmopathie (GO). In hoofdstuk 9 hebben we gebruik gemaakt van een TSHR-antagonist met een laagmoleculaire massa (LMW), ontwikkeld door MSD (Oss, Nederland). Hoofdstuk 1 begint met een inleiding over de stuctuur en functie van de TSHR en zijn verschillende liganden. De signaaltransductie en (patho)fysiologische rollen van thyrostimuline en GD-IgG worden ingeleid. Verder wordt behandeld dat de TSHR ook buiten de schildklier in het lichaam tot expressie wordt gebracht (zoals wit en bruin vetweefsel, spieren en orbitale fibroblasten) en ook daar een functionele rol kan spelen. Thyrostimuline Thyrostimuline werd in 2002 ontdekt en is, net als TSH, een glycoproteïne hormoon. Het bestaat uit twee glycoproteïne hormoonsubunits: GPA2 en GPB5. Hoewel beide subunits in de hypofyse tot expressie komen en thyrostimuline de TSHR stimuleert, zijn er steeds meer aanwijzingen dat thyrostimuline geen essentiële rol speelt in de klassieke negatieve feedback regulatie van de HPT as. De functie van dit hormoon is dan ook nog grotendeels onopgehelderd. Er is zelfs discussie over de vraag of thyrostimuline als heterodimeer functioneert omdat GPA2 en GPB5 wellicht afzonderlijke functies hebben. Om de rol van thyrostimuline te kunnen bestuderen, hebben we gebruik gemaakt van genetisch gemodificeerde muizen die de thyrostimuline subunit GPB5 niet tot expressie brengen (GPB5-/- muizen). Wij hadden als hypothese dat de biologische functie van thyrostimuline wellicht meer uitgesproken wordt wanneer de HPT-as onder druk wordt gezet door experimentele interventies en we vergeleken telkens de effecten van deze interventies in intacte, wild-type (WT) muizen en GPB5-/- muizen. In hoofdstuk 2 hebben we de verschillen in de centrale regulatie van de HPT-as tussen GPB5-/- en WT muizen tijdens hypothyreoïdie en thyreotoxicose bestudeerd. Omdat 177 SAMENVATTING in eerder onderzoek was gesuggereerd dat GPB5 een functie in de ontwikkeling zou kunnen hebben, hebben we dit experiment zowel in juveniele muizen (6 weken) als in volwassen muizen (16 weken) uitgevoerd. Het missen van GPB5 tijdens hypothyreoïdie, euthyreoïdie en thyrotoxicose bleek een klein effect te hebben op de sensitiviteit van de HPT-as. Er was een disbalans tussen de serum T4- en TSH-respons die wees op een veranderde gevoeligheid van de hypofyse voor de negatieve terugkoppeling van schildklierhormoon. Dit fenomeen was het meest uitgesproken in de juveniele muizen. Het enzym type 2 dejodase (D2) speelt een belangrijke rol in de negatieve terugkoppeling door schildklierhormoon, maar de hypofysaire expressie van D2 mRNA was vergelijkbaar in GPB5-/- en WT muizen. Het exacte mechanisme van deze veranderde gevoeligheid is op dit moment nog niet opgehelderd. Om te onderzoeken of de hypofyse van de GPB5-/- muizen minder gevoelig is voor thyrotropine-releasing hormoon (TRH), hebben we in hoofdstuk 3 gekeken naar de productie en secretie van TSH en prolactine na toediening van TRH in juveniele GPB5-/en WT muizen. Serum TSH en hypofysaire TSHβ mRNA expressie stegen 20 minuten na toediening van TRH in dezelfde mate in GPB5-/- en WT muizen, terwijl serum prolactine en hypofysaire prolactine mRNA expressie in beide groepen niet veranderde. Wij concludeerden dat de hypofyse van de GPB5-/- muizen niet minder gevoelig is voor TRH. In hoofdstuk 4 hebben we de mogelijke rol van thyrostimuline in het perifeer schildklierhormoon metabolisme bestudeerd tijdens zowel hypothyreoïdie als thyreotoxicose in weefsels die de TSHR tot expressie brengen. Omdat activatie van de TSHR in diverse weefsels in verband is gebracht met een stimulatie van D2, was het verrassend dat D2 expressie juist hoger leek te zijn in weefsels van GPB5-/- muizen. Dit pleit tegen een directe rol voor thyrostimuline – via de TSHR – in de regulatie van D2, en suggereert eerder een inhiberende rol voor thyrostimuline of GPB5 in de regulatie van D2. In overeenstemming met onze bevindingen in de hypofyse en hypothalamus, konden we geen duidelijke rol voor thyrostimuline of GPB5 ontdekken in de expressie van dejodases in wit vetweefsel, bruin vetweefsel en spier. Tijdens ziekte verandert het schildkliermetabolisme in belangrijke mate leidend tot het ‘nonthyroidal illness syndrome’ (NTIS), ook wel ‘laag T3 syndroom’ genoemd. NTIS is waarschijnlijk een adaptatie van het organisme aan acute ziekte. In eerder onderzoek werd gemeld dat proinflammatoire cytokines de transcriptie van GPB5 in een hypofysaire cellijn induceren, hetgeen een rol voor GPB5 of thyrostimuline in NTIS suggereert. Om dit nader te onderzoeken hebben we in hoofdstuk 5 een diermodel gebruikt, waarin toediening van bacterieel endotoxine (lipopolysaccharide, LPS) resulteert in een karakteristieke daling van serum T4 en T3 en van hypofysair TSHβ mRNA. In overeenstemming met de genoemde in vitro studie, resulteerde toediening SAMENVATTING 178 van LPS in een dramatische stijging in de expressie van GPB5 mRNA in de hypofyse en – in mindere mate – in de hypothalamus van WT muizen. Deze inductie leidde echter niet tot een duidelijk verschil tussen GPB5-/- en WT muizen in het LPS geïnduceerde endocriene profiel. Onze resultaten suggereerden wel dat GPB5 betrokken is bij de LPSgeïnduceerde suppressie van TSHR mRNA in de hypofyse en hypothalamus. Op grond van de forse centrale stimulatie van GPB5 transcriptie tijdens acute inflammatie, onderzochten wij in hoofdstuk 6 de hypothese of hypofysair thyrostimuline via de TSHR de perifere expressie van dejodases moduleert. Uit de diverse effecten van GPB5 op dejodase expressie in verschillende organen konden we echter concluderen dat de TSHR geen grote rol speelt in de GPB5 geassocieerde veranderingen in lokaal schildklierhormoonmetabolisme. GPB5 bleek wel, net als in de hypofyse en de hypothalamus, belangrijk te zijn voor de suppressie van de perifere TSHR expressie tijdens NTIS. Het mechanisme achter deze GPB5-gemoduleerde TSHR-suppressie is onduidelijk. Hoewel opvallende verschillen tussen GPB5-/- en WT muizen aanwezig waren, hebben we op grond van onze studies geen duidelijke en specifieke rol voor thyrostimuline kunnen definiëren. TSHR-stimulerende Graves’ immunoglobulinen (GD-IgG’s) Autoimmuniteit gericht tegen de TSHR die door orbitale fibroblasten tot expressie wordt gebracht, lijkt een belangrijke rol te spelen in de immunopathogenese van GO. Orbitale fiboblasten lijken een rol te spelen in de zwelling van het intraorbitale weefsel en de toename van orbitaal vet tijdens GO, doordat zij excessieve hoeveelheden glycosaminoglycanen (GAGs) kunnen produceren en zich kunnen zich differentiëren tot adipocyten. Niet-gedifferentieerde orbitale fibroblasten benaderen in theorie het best de celpopulatie die in de orbita aanwezig is in de beginfase van GO. In hoofdstuk 7 onderzochten we de rol van de TSHR en de cAMP-signaaltransductie route in nietgedifferentieerde orbitale fibroblasten verkregen na orbitale decompressie chirurgie van patiënten met (inactieve) GO. We vonden dat sterke activatie van de cAMProute door forskoline resulteerde in een verhoogde productie van hyaluronan (HA), terwijl de matige cAMP synthese door TSHR stimulatie (met TSH) geen effect had op de HA-synthese in orbitale fibroblasten. Verrassend was dat TSHR-stimulerende GD-IgG’s geen effect op cAMP productie en HA synthese hadden in deze cellen, terwijl stimulatie met interleukine-1β (IL-1β) resulteerde in een sterke HA-inductie. Op basis van deze in vitro observaties concludeerden we dat de orbitale cytokines waarschijnlijk 179 SAMENVATTING verantwoordelijk zijn voor de excessieve HA productie door orbitale fibroblasten tijdens GO. Een subpopulatie van orbitale fibroblasten kan zich, onder andere als gevolg van inflammatie, differentiëren tot adipocyten. Interessant is dat deze gedifferentieerde orbitale fibroblasten de functionele TSHR verhoogd tot expressie brengen, wat suggereert dat deze cellen een pathogenetische rol spelen in GO. In hoofdstuk 8 bestudeerden daarom de rol van de TSHR in gedifferentieerde orbitale fibroblasten. Vergelijkbaar met onze resultaten in niet-gedifferentieerde orbitale fibroblasten, resulteerde TSH-geïnduceerde stimulatie van de cAMP-route niet in een stijging van HA synthese. Verrassend was dat stimulatie met TSHR-stimulerende GD-IgG’s in deze gedifferentieerde cellen juist wel leidde tot HA-inductie, die overigens niet geassocieerd was met een cAMP respons. De ontwikkeling van een nanomolair potente LMW TSHR-antagonist door MSD (Oss, Nederland) gaf ons de mogelijkheid de rol van de TSHR tijdens GO verder uit te diepen. In hoofdstuk 9 hebben we deze LMW TSHR-antagonist in onze gedifferentieerde orbitale fibroblastkweken getest. De TSH-, GD-IgG- en M22-geïnduceerde stijging van de cAMP productie werd volledig geremd door relatief lage concentraties van de LMW TSHR-antagonist, wat er op wijst dat deze cAMP-stijgingen volledig TSHR-gemedieerd zijn. Interessant was de observatie dat stimulatie met M22 (een potent, monoklonaal TSHR-stimulerend IgG) geen effect had op HA synthese in gedifferentieerde orbitale fibroblasten van de onderzochte GO patient, in tegenstelling tot de heterogene batch GD-IgG’s. Al met al suggereren onze bevindingen in dit experimentele in vitro model dat de TSHR-gemedieerde activatie van de cAMP route geen belangrijke rol speelt in de GD-IgG-geïnduceerde HA synthese. Dit is tegengesteld aan de heersende opvattingen. In hoofdstuk 10 worden de bevindingen van dit proefschrift bediscussieerd in het licht van de bestaande literatuur. De resultaten van de studies naar de rol van thyrostimuline en de in vitro experimenten met orbitale fibroblasten worden apart besproken.