Adviezen aan pasbekeerden Kand. A.C. Baan INLEIDENDE OPMERKINGEN We willen het hebben over de praktische levensheiliging in het leven van alledag. Het onderwerp dat eigenlijk vanavond gepland stond, zal daarom ook enigszins aan de orde komen: ‘Gods aandeel en ons aandeel in de levensheiliging’. Ik zal hier niet diep theologisch op ingaan. Het is meer mijn begeerte om het accent te leggen op de praktische levensheiliging in het leven van alle dag. Ik begin met de opmerking dat de boodschap in deze brochure met name voor gelovigen is. Mijns inziens is het heel belangrijk om dat helder te hebben. Want een onbekeerde kan wel aan levensheiliging beginnen, maar de liefde van God is nog niet in zijn hart uitgestort (Rom. 5:5). Als een onbekeerde heilig wil gaan leven, wordt het een Farizeeër. een onbekeerde zondaar heeft daarom wedergeboorte nodig! Deze brochure is met name voor diegenen die in beginsel de Heere Jezus mogen kennen en voor hen die al langer op de weg zijn en misschien al vele jaren een kind van God zijn. ZONDER GELOOF… Ik wil daarom beginnen met een hele directe vraag: ‘Ben jij een gelovige? Bent u, ben jij het eigendom van Jezus Christus?’ Dat is toch de allerbelangrijkste vraag die we aan het begin van de lezing elkaar mogen stellen? ‘Ben ik een gelovige? Mag ik het eigendom zijn van de Heere Jezus Christus, zoals Zondag 1 van de Catechismus dat zegt?’ Hebr. 11:6 zegt: ‘Want zonder geloof is het onmogelijk God te behagen.’ Als je vanavond hier zit en je moet zeggen: ‘Ik heb geen deel aan Christus’, dan kun je God niet behagen. Ook niet door je nette, godsdienstige leven. Het thema vanavond is: Advies aan pasbekeerden. In dat ene woord ‘pasbekeerden’ zit eigenlijk gelijk al een probleem. Wij kennen vanuit bekeringsgeschiedenissen wel de uitdrukking: ‘Die persoon is bekeerd.’ En toch is dat een beetje ongelukkig gekozen. Kohlbrugge zegt: ‘We zijn pas bekeerd als we het graf ingaan.’ Hier in dit leven raak ik nooit bekeerd, want ik heb een dagelijkse bekering nodig. Ik hoop daar nog op terug te komen. Dus eigenlijk zou het thema: Advies aan pas-gelovigen beter zijn. RECHTVAARDIGING EN HEILIGING BIJ ELKAAR Als we het over levensheiliging gaan hebben, is het ontzettend belangrijk om te beginnen waar je moet beginnen. En dat is door te zeggen dat rechtvaardigmaking en heiligmaking altijd bij elkaar horen. Het is een Siamese tweeling die je niet uit elkaar kunt halen. De heiligmaking, het leven met Christus, vloeit voort uit de rechtvaardigmaking, uit de vergeving der zonden. Want zonder rechtvaardiging gaan wij een vroom en net leven leiden, maar daarmee kunnen we de Heere God niet behagen. Het is van kardinaal belang dat de liefde van God in onze harten is uitgestort. Er is heel veel onduidelijkheid over het onderwerp van de levensheiliging, over het leven met de Heere Jezus Christus. Ik denk ook dat het een onderwerp is dat vandaag de dag in veel preken niet zo nadrukkelijk aan de orde komt. Ik weet niet hoe dat bij jullie in de gemeente is. Maar ik moet opmerken dat veel preken gaan over het komen tot Christus. Over de eerste beginselen. Hoe krijg ik vrede met God? Wat is een waar geloof? Hoe leer ik Christus kennen? Allemaal thema’s met betrekking tot het komen tot Christus. Maar je hoort nog wel eens hier en daar jongeren en ouderen die zeggen: ‘Ik hoor zo weinig van de praktische levensheiliging, het leven met de Heere.’ Ik wil proberen het echt praktisch te houden. Ik wil op een heel praktische manier de jongeren en ook de ouderen proberen te raken en dat niet in eigen kracht, maar met het zwaard van het Woord. Dus ik heb geen boodschap voor jouw buurman of buurvrouw of voor degene die voor je of achter je zit, maar voor jou of voor u. En laat in je hart de bede mogen zijn: ‘Heere, op welk gebied zou ik me nog moeten bekeren? Zijn er nog blinde vlekken in mijn leven? Waar heb ik nog onderwijs in nodig?’ Het moge duidelijk zijn dat ik dit alles wil doen aan de hand van een aantal teksten uit de Bijbel. We zullen Gods Woord daarom regelmatig raadplegen. DERTIEN ADVIEZEN AAN PASBEKEERDEN 1. BEDENK DAGELIJKS WIE JE IN CHRISTUS BENT. Dit is een heel diepe ‘statement’, om het zo eens te zeggen. In de H.C. (Zondag 31) staan die prachtige woorden geschreven: ‘Aan de gelovigen moet verkondigd en openlijk betuigd worden dat zo dikwijls als ze de belofte van het Evangelie met een waar geloof aannemen, waarachtiglijk al hun zonden om de verdiensten van Christus’ wil vergeven zijn.’ Dus waar wij als gelovige in de binnenkamer, in het verborgene, de toevlucht nemen tot Gods woord, ja tot Christus Zelf, en daar steunen op Gods beloften, daar mogen Gods knechten, ja daar moeten ze verkondigen dat van een ieder die tot Christus de toevlucht neemt zijn zonden om de verdiensten van Christus’ wil vergeven zijn. Dat is wat! Gods knechten moeten zeggen dat als je door een waar geloof de toevlucht tot Christus neemt, al je zonden vergeven zijn! Dus niet vergeven moeten worden, maar vergeven zijn! Luister nu eens! Misschien heb je al heel lang geworsteld in de binnenkamer. Misschien heb je de zoom van het kleed van de Heere Jezus aangeraakt en gezegd: ‘Heere, waar dan heen? Tot U alleen, Gij hebt de woorden van eeuwig leven!’ Dan mag ik in opdracht van mijn Meester zeggen dat al jouw zonden om het bloed van Christus’ wil vergeven zijn. Wat een wonder als je dat in je leven voor de eerste keer mag ervaren. Misschien ken je dat, dat je hebt mogen zien dat de Heere je als een goddeloze slaaf van de zonde uit de macht der duisternis heeft getrokken tot Zijn wonderbaar licht. Dan is dat een groot wonder. En dan mag je hart ook, vooral in de begintijd, in de tijd van de eerste liefde, opspringen van zielenvreugde. Maar weet je nu wat het probleem is? Dat velen - en als ik terugkijk zie ik het ook in mijn eigen leven – de begintijd van de eerste liefde verlaten, omdat ze op de een of andere manier niet beseffen wat er nu werkelijk is gebeurd. Laat ik het anders zeggen: ze beseffen eigenlijk niet wie ze nu ten diepste in Christus zijn. En dit is juist zo belangrijk als we over de levensheiliging spreken. Het is zo belangrijk om te beseffen wie je nu bent in de ogen van God. Als we dit niet zien, is dit een bron van ongeloof, blindheid, duisternis en onkunde. Laat ik een aantal teksten noemen, opdat het als een balsem in je ziel zal druipen, ja dat je ziel verblijd zal worden als je mag horen wie je nu in Christus bent. * In Christus, zegt Romeinen 5 vers 1, ben ik rechtvaardig voor God en zijn al mijn zonden vergeven. * In Christus word ik niet meer verdoemd / veroordeeld, zegt Rom. 8:1. * In Christus heb ik de gezindheid van Christus; 1 Cor. 2:16. * In Christus ben ik gekocht en betaald, ik ben niet van mijzelf, ik ben van God; 1 Cor. 6:19, 20. * In Christus, zegt Col. 1:27, woont Christus Zelf in mij. Hier hoop ik nog op terug te komen. * In Christus schaamt de Heere Jezus Zich niet mij een broeder te noemen, omdat ik één met Hem ben; Hebr. 2:11. * Hebr. 4:16 zegt dat ik in Christus vrijmoedig tot God mag gaan om barmhartigheid en genade te vinden in tijden van nood. Is hier misschien iemand in nood? Is hier misschien iemand die na ontvangen genade moet zeggen: ‘Ik heb alles verbeurd en verzondigd en ik weet niet meer waar ik moet beginnen!’? O, wij hebben een vrijmoedige toegang tot de genadetroon en de Heere wil Zich laten vinden, ook in tijden van nood. O, wat een heerlijke boodschap als door de Heilige Geest de Heere ons opnieuw laat zien dat wij in Christus heilig en rechtvaardig zijn. Dat we in Christus volmaakt zijn en dat er in de ogen van God geen vlek of rimpel in ons is te vinden. En hier ligt een oorzaak van het probleem waarom veel kinderen van God en ook pasgelovigen zo weinig vrucht dragen in hun leven. Heel veel kinderen van God blijven steken in de wedergeboorte. Ze blijven worstelen met het komen tot Christus en er is zo weinig opwas in de genade. Dit heeft alles te maken met het feit dat we niet beseffen wie we in Christus zijn voor God. En weet je wat we nu doen - en laten we maar bij ons zelf beginnen - we geloven zo vaak de leugen. We geloven zo vaak de duivel. De duivel zegt tegen ons: ‘Jij zondaar, God zal je nooit zo accepteren. Ze moesten eens weten. En daardoor raken we weer vertwijfeld. Het ongeloof speelt je weer parten. En we blijven vruchteloos. En we blijven voorttobben. En we staan nog steeds niet in de vrijheid die daar is voor de kinderen van God (Gal. 5:1). De Heere zegt tegen een ieder van ons die Christus mag kennen: ‘Staat dan in de vrijheid, met welke Christus u heeft vrijgemaakt.’ 2. ZONDER JE REGELMATIG AF VOOR STILLE MOMENTEN. Ik denk dat hier een heel groot probleem ligt vandaag de dag. Vandaag zijn we allemaal weer druk geweest en hoeveel stemmen zijn er vandaag ook weer op ons af gekomen op ons werk, in het onderwijs, thuis in het gezin, via de telefoon, via de mail of via de post? Maar nu een vraag: Heb jij vandaag ook de stem van God ervaren? Heb jij vandaag de stem van God gehoord? Is er vanmorgen in de binnenkamer die zoete gemeenschap geweest met de Heere Jezus Christus? Heb je daar vanmorgen op je knieën in de binnenkamer je verwonderd over Pasen, dat ze hebben gezegd: ‘Hij is hier niet, Hij is opgestaan, het graf is leeg. De Heere is waarlijk opgestaan!’ Wie van ons heeft zich met de Emmaüsgangers mogen verblijden, dat het hart brandende was in ons? O ja, natuurlijk, we kunnen wel eens zeggen: ‘De preek was mooi en de preek was gezegend’, maar hoe zitten wij onder het gehoor? Horen wij nog de stem van God? Wees eens eerlijk! Is dat ook niet misschien jouw probleem? Dat wij zo weinig die innige gemeenschap kennen met de Heere Jezus aan de voet van het kruis? Ik zeg dat we daarom ook stille momenten nodig hebben. Wie van ons heeft wel eens een duif gezien op een sportwagen die met 200 km per uur over de snelweg reed? Heb je dat wel eens gezien? Wie heeft wel eens een duif op een auto zien zitten die met een geweldige gang door de straten ging? Nee, een duif zit op een vast plekje in de stilte of op een huis. En de duif is het beeld van de Heilige Geest. De Heilige Geest wil juist werken in de stilte. En daarom hebben we het zo nodig dat we regelmatig tijd afzonderen voor de Heere. In de binnenkamer, op je slaapkamer… dat je je knieën buigt en dat je het Woord opent en dat je bidt. Biddend lezend en lezend biddend, zodat je je mag verwonderen wie je in Christus bent. In Hebr. 4 staat zo prachtig beschreven: ‘Laat ons dan ons beijveren, om in die rust in te gaan.’ En de Catechismus zegt het zo mooi: ‘Nademaal ik het beginsel van die eeuwige vreugde in mijn hart gevoel.’ Als je nu – misschien met veel schroom – mag zeggen: ‘Ik mag weten door genade een kind van God te zijn!’, dan ben je de eeuwige sabbatsrust al ingegaan. En dan moeten wij ons beijveren om in die rust te blijven. Want hoe vaak zie je het niet om je heen, dat kinderen van God zo jachtig zijn, zodat je je soms afvraagt: ‘Zijn ze wel in die rust? Zijn ze wel in die eeuwige sabbatsrust?’ Want wanneer we niet in die rust zijn, wanneer we maar voortjagen, dan kunnen we de stem van God niet horen. Want dan hebben we het te druk met onszelf, met ons werk, onze hobby, enzovoort. Heb jij omgang met Christis in je stille tijd? Heb jij omgang met het Woord? Laat ik maar een hele praktische vraag stellen: Doe jij ook aan Bijbelstudie? Zijn er ogenblikken dat je woord voor woord en zin voor zin de Schrift doorneemt? Want zo wil de Heere werken. Hij wil spreken door het Woord. 3. WEES MANNEN EN VROUWEN VAN HET GEBED! Wil je een toetssteen horen om te weten hoe het geestelijk met jou gesteld is? Als wij de geestelijke barometer, de thermometer in ons hart zouden houden, dan heb ik maar één vraag: Hoe is je gebedsleven? Hoeveel minuten heb je vandaag besteed aan het gebed, aan het zoeken van Gods aangezicht? De Schrift staat er vol van dat de Heere door middel van het gebed gemeenschap met ons wilt oefenen. Het gebed is toch immers de ademtocht van de ziel? O, adem jij ook je leven uit voor de Heere? Psalm 62 zegt het zo heerlijk: ‘Stort voor Hem uit uw ganse hart.’ Heb jij zo’n binnenkamer, waar je alles voor de Heere uitstort? Kijk, bidden is niet iets wat we ‘s morgens even snel doen als wij uit bed komen. We pakken even snel een boterham, we springen in de auto, we gaan naar ons werk en we hebben van tevoren nog even twee of drie minuten gebeden. Dat is geen bidden. Echt bidden betekent dat je jezelf regelmatig afzondert voor de Heere. Het is heel goed om hardop te spreken met de Heere. Wat kan daar veel vreugde in liggen, als je zo je mag uitspreken voor de Heere. Oprecht, niet in formele woorden en standaardtermen. Dat gebeurt zo vaak. O, dat hoor je soms wel, en daar moet je jezelf ook vaak op betrappen in het gebed aan tafel ‘s avonds bij het eten. Nee, de Heere wil dat wat er omgaat in ons hart aan Hem vertellen. De Heere wil dat we ons hart uitstorten voor Hem, al is het dan nog zo krakkemikkig, al is het dan nog zo simpel. Hij wil dat we zeggen: ‘Heere, hier ben ik, U hebt me vandaag gezien. Heere, U weet wat ik vandaag nodig heb.’ Als we ons uitspreken voor de Heere mag dat ook heel gericht en concreet. Daar hoop ik nog op terug te komen. Wanneer we tot de Heere mogen komen in het gebed, dan omvat dat diverse aspecten. We mogen de Heere aanbidden. We mogen Gods deugden verheerlijken in het gebed. Wat doen we dat toch weinig, dat we Gods deugden bezingen in het gebed! De Psalmen staan er vol van. ‘O Heere, hoe groot is Uw heerlijkheid!’ Bij ons blijft het vaak steken in smeekgebedjes. Hoe vaak raffelen wij een verlanglijstje af? ‘Heere, wilt U dit geven? Heere, wilt U dat geven?’ Maar waar is onze aanbidding? Ja, waar is onze dankzegging? In Filippenzen 4:6 staat: ‘Weest in geen ding bezorgd; maar laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God.’ Waar is onze dankzegging, ook voor hetgeen de Heere in uw of jouw leven heeft gedaan? Als je soms terug mag kijken in je leven en mag zien hoe de Heere een weg met je gegaan is, mag je het soms uitzingen in het gebed: ‘Waarom was het op mij gemunt, daar anderen gaan verloren?’ O, dan kan je hart zo diep verwonderd raken. Dan kun je zo verheugd raken dat de Heere jou uit die zes miljard mensen van eeuwigheid heeft verkoren! Maar waar is de dankzegging? Zeg je het wel eens: ‘Dank U wel! Alleen om het offer dat U gebracht hebt aan Golgotha’s kruis, alleen door de krachtige werking van Uw Heilige Geest mag ik nu weten dat ik een kind van God ben!’? Naast het aanbidden, dankzeggen en smeken is er ook de schuldbelijdenis. 4. WEES CONCREET IN JE BELIJDENIS VAN ZONDEN. Ik denk dat schuldbelijdenis helaas een verwaarloosd aspect is. En, echt waar, als er geen zondebesef is in jouw en uw leven, zul je, zult u nooit de diepte leren verstaan van de liefde van Christus voor jou als zondaar of zondares. Zondebesef is heel erg belangrijk. Als je wilt weten of je wedergeboren bent, wil ik je vragen om eens te kijken naar het schuldbesef in je leven. Als je wedergeboren bent, ken je iets van de overtuiging van zonden. Dan heeft de Heilige Geest in jouw en uw leven gesproken. Want de Heilige Geest overtuigt van zonde. En als we ten diepste niet beseffen wie we in Christus zijn, dan beseffen we ook onvoldoende hoe verschrikkelijk de zonde is. Dat God de zonde zo haat, dat God de zonde niet door Zijn vingers kan zien. Voor de Heere God zijn er geen grote of kleine zonden. Want als jij vandaag een vrouw hebt aangezien om te begeren, dan heb je overspel gepleegd. Want het Woord zegt dat de gedachte een daad is. Hoe verschrikkelijk is de zonde en heb jij daar vandaag berouw over gehad toen je fout ging? Toen je iets deed waarvan je later besefte: ‘Dit is niet goed geweest!’? Besefte je dat je daarmee, met eerbied gesproken, God op Zijn hart hebt getrapt? Weet je wat nu het probleem is? Als we ’s avonds naar bed gaan, dan kunnen we zo algemeen zijn in het belijden van zonden. Althans, daar betrap ik mezelf wel eens op. Dan bid je: ‘Heere, wilt U de zonden van deze dag vergeven?’ En dan ineens denk je: ‘Welke zonden zijn dat dan geweest vandaag?’ Als mijn kleine Ruben naar me toekomt en zegt: ‘Papa, wilt u mij vergeven dat ik fout ben geweest?’, dan zeg ik: ‘Ja Ruben, maar wat heb je dan fout gedaan?’ De Heere wil dat we concreet belijden wat onze zonden van de achterliggende dag zijn geweest. Heel vaak gooien wij de zonden op één hoop. Als ik in het zakenleven, in het commerciële leven voor de telefoon overmoedig heb gedaan, groot heb gesproken tegen die klant en heb gezegd dat we zo’n groot bedrijf hebben en we verkopen dit nog en dat nog, maar het is helemaal niet waar, dan wil de Heere dat we dat concreet belijden. En als jij vandaag naar de benzinepomp bent geweest en je oog niet af kon wenden van die smerige bladen daar in de hoek bij de koffieautomaat, dan wil de Heere dat jij dat ‘s avonds of op dat moment concreet belijdt. Misschien worstel je met popmuziek en zeg je: ‘Ik vind het zo mooi om ernaar te luisteren!’ Dan wil de Heere dat je dat concreet ‘s avonds zegt. ‘Heere, vandaag ben ik weer gevallen.’ Vul dat nu eens voor jezelf in. Misschien heb je wel last van een verkeerde gedachte over iemand bij jou in de gemeente… Elke keer als je in de kerk zit, denk je bij jezelf: ‘Wat een vreselijke vrouw of man!’ De Heere wil dat je deze dingen concreet belijdt. Waarom? Nu, er staat in 1 Joh.1:9: ‘Indien wij onze zonden belijden, God is getrouw en rechtvaardig dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid.’ Indien wij gezondigd hebben, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige. Zijn kostbaar bloed overstijgt al mijn zonden. Waarom wil de Heere dat we concreet belijden? In de eerste plaats wordt ons geweten gereinigd (Hebr. 10:22). Wanneer we concreet gaan belijden, dan gaat de Heere ons geweten reinigen en ons de innerlijke kracht geven - door de Heilige Geest - om te strijden tegen deze zonde. We worden het bewust en het wordt een gebedszaak. Het wordt een opgebonden zaak. Want als je in de benzinepomp komt, dan komt er in het vervolg die schreeuw in je hart: ‘Heere, bewaar me!’ En als die vrouw komt en die verkeerde gedachten boven komen, dan zeg je: ‘Heere help me, ik wil het niet!’ Je gaat ook meer en meer vragen: ‘Heere, reinig mij van mijn verborgen afdwalingen.’ Want als de Heere in je leven komt, dan gaat de Heere innerlijk en uiterlijk reinigen. In het begin let je misschien niet zo op kleding, maar je gaat letten op je kleding. Je muziek gaat de deur uit en de voetbal gaat misschien wel aan de kant en de televisie gaat mogelijk de deur uit. Van elke gelovige die gemeenschap met de Heere heeft, zal het zijn gebed zijn: ‘Heere, is er een verborgen afdwaling, maak het mij bekend! (Ps. 19:13b). Want ik heb maar één begeerte: om straks, als ik de Heere ontmoet als een reine maagd aan Christus voorgesteld te worden’ (2 Kor. 11:2). Als de Heere ons verder leidt in het leven met Hem, wordt het ons gebed dat de Heere steeds dieper en dieper zal gaan werken in ons leven. Dat de Heere ons onze totale verdorvenheid nog dieper bekend gaat maken. De verdorvenheidl van onze hoogmoed, van onze geldgierigheid, van onze twistgierigheid, van onze roddel. Dat ziet een ander niet. Dat zit van binnen. En daarom zegt de Heere ook: ‘Ik wil dat de beker van binnen gereinigd wordt, niet alleen van de buitenkant’ (Matth. 23:25-26). De Heere wil de binnenkant van ons reinigen. Hij wil nu de vinger bij onze zere plek leggen. Opdat wij gereinigd zouden worden, zodat we vervuld kunnen worden met Gods Geest. Reiniging en de vervulling door de Heilige Geest gaan altijd samen op. 5. WANNEER JE TEN OPZICHTE VAN MENSEN FOUTEN GEMAAKT HEBT, MAAK HET DAN IN ORDE. Dat is iets dat je misschien niet zo vaak hoort, maar dat zien we aan de bekende geschiedenis van Zacheüs in Lukas 19:1-10. Hij had wat ontvreemd en hij gaf het een ieder terug. Ook in Jakobus 5 staat dat we elkaar onze misdaden moeten belijden. Wanneer de Heilige Geest ons duidelijk maakt wat zonden in ons leven zijn, dan kunnen dat ook zonden zijn die te maken hebben met mensen om ons heen. Met die collega op je werk die je niet uit kunt staan en waar je voortdurend mee in de clinch ligt, en waarvan de Heere misschien zegt: ‘Jij bent de schuldige. Want jouw hoogmoedige hart wil niet buigen!’ Of jouw man of vrouw, waarmee je voortdurend in de clinch ligt…Je gaat door voor een kind van God, maar ze moesten eens weten wat er zich afspeelt achter de muren... Ze moesten eens weten hoe jullie met elkaar omgaan... Als de Heere je laat zien dat jij de schuldige bent, dan wil de Heere dat we schuld belijden ten opzichte van onze naaste: collega,man, vrouw, vaders, moeders, broer of zus. Schuldbelijdenis heeft niet alleen betrekking op de verhouding met de Heere God, dus in de verticale zin. De Heere wil ook dat het onderling in orde is. Hij wil dat we om vergeving vragen. Daarom is er - en dat is mijn diepe smart - zoveel verdeeldheid ook in de kerk. Ook in de gemeente van de Heere Jezus Christus. Waar is de eenheid? ‘Ik ben van Paulus, ik ben van Apollos.’ En we staan tegenover elkaar, ook in het kerkelijke leven. Waar is de aanvaarding van de ander als een broeder in Christus? Ondanks het feit dat wegen uit elkaar gaan. Wat wordt er zelfs op kerkenraadsvergaderingen gezondigd door elkaar te verwijten, door elkaar te vereten en te verbijten. Wat wordt er zelden schuld beleden. Wat gebeurt het weinig dat een broeder, een ouderling teruggaat naar een andere diaken en dat hij zegt: ‘Broeder, moet je eens luisteren, ik ben fout geweest; ik wil je vergeving vragen. Wil je het me vergeven?’ O, als we weten wat onze Zaligmaker aan Golgotha’s kruis heeft gedaan, hoe kunnen we dan samen elkaar verketteren? Laten we buigen voor het kruis. En als we dan verschillen in een bepaald opzicht, laten we dan geen ruzie maken, geen tweedracht zoeken, want: ‘Waar liefde woont, daar gebiedt de Heere Zijn zegen.’ Wij worden opgeroepen te vergeven, zoals God vergevingsgezind is (Jukas 6:36). We behoren anderen te vergeven. Zoals wij ook zelfzijn vergeven (Ef. 4:31-32). Als we dit doen bevrijdt dat ons van het verkeerden. Het zal de satan niet toelaten voordeel op ons te laten halen. Lees 2 Korinthe 2:10-11. Vraag nu aan God of Hij door de Heilige Geest je op dit moment wil bepalen bij mensen die jij moet vergeven. Misschien zit je wel met een verleden. Je levensarchief bevat veel zwarte bladzijden. In het pastoraat kom ik mensen tegen die geen vrede hebben in hun ziel. Het ontbreekt hen aan geloofszekerheid omdat ze nog een kwaad geweten hebben (Hebr. 10:22). Ze mogen de Heere wel kennen, maar je proeft bij hen toch: ‘Er is iets.’ Dan ga je dieper doorpraten met elkaar en wat blijkt dan? Er zit nog oud zeer, vanuit het verleden. Dat kan bijvoorbeeld zijn dat er een jongen is, die geslachtsgemeenschap heeft gehad met een meisje dat op dit moment zijn vrouw niet is. Hij durft dat meisje - dat in hetzelfde dorp woont - op geen enkele manier onder ogen te komen. Het gaat voortdurend door zijn hoofd: ‘Ik heb haar uiteindelijk de bons gegeven en op de stoep gezet. Ik heb haar gekwetst, ik heb haar maagdom gekwetst. Dat is mijn schuld.’ Het achtervolgt hem, dag aan dag. In zo’n geval – ik meen het serieus - moet je terug. Je moet terug naar dat meisje en je ‘eigen ik’ moet eraan. Je moet sterven aan jezelf. Je moet door het stof. Je moet de stoute schoenen aantrekken, je moet terug om schuld te belijden, om te zeggen: ‘Vergeef het mij, want ik weet wat de Heere in mijn leven gedaan heeft, Hij heeft mijn zonden vergeven. Maar ik weet dat ik jou niet recht in de ogen kan kijken.’ ‘Ik weet dat ik als meisje die jongen niet recht in de ogen kan kijken, omdat ik hem uiteindelijk in bed heb getrokken.’ Of andersom. Misschien mag jij op dat moment wel het middel zijn om aan die ander het Evangelie uit te leggen. Misschien kun je dan samen de handen vouwen en zeggen: ‘Heere, hier komen we als twee zondaren; ik ben fout geweest, ik wil schuld belijden. Ik heb bovenal U daar verdriet mee gedaan.’ Misschien is het wel zo dat je op het voortgezet onderwijs een leraar getreiterd hebt. Zo getreiterd, dat hij naar huis moest gaan. Dan moet je teruggaan en om hem vergeving vragen. Je moet teruggaan, omdat je elke keer weer aan die man moet denken. Omdat je geweten je aanklaagt. Maar het kan ook iets tussen jou en je ouders zijn. Je weet dat het tussen jou en je ouders niet goed ligt, en dat jij de schuldige geweest bent. Laten we dan teruggaan als Zacheüs en schuld belijden en om vergeving vragen. Ik hoorde zelf eens een verhaal van een jongen. Hij had zijn buurman vaak dwarsgezeten. Hij had allerlei onkruid uit de bermen gehaald en bij de buurman in de tuin door het zaad heen gezaaid. Elke keer kwam er onkruid in zijn tuin op. Hij kreeg er last van en hij ging terug naar zijn buurman, die de Heere niet kende. Hij vertelde zijn misdaad en het mocht een aanknopingspunt zijn om het Evangelie door te geven. Naar wie moet jij terug? Wat maakt de Heilige Geest jou op dit moment duidelijk? Als we nu mogen weten wat het Christus heeft gekost, zullen we dan niet aan onze naaste om vergeving vragen? Want in die weg - dat heb ik zelf ook mogen ervaren in mijn leven - gaat de Heere ons hart en ons geweten reinigen en ons tot volle geloofszekerheid brengen (Hebr. 10:22). Dan mogen we weten dat we in deze wereld geen vijanden hebben en dat we iedereen recht in de ogen kunnen kijken, omdat we het recht hebben gemaakt. Dat is waarlijk een bevrijding! 6. REINIG EN ZUIVER JE LEVEN EN VERLEDEN. In het pastoraat kom je veel mensen tegen die worstelen met geestelijke dodigheid. Misschien zit jij daar wel mee en zeg je: ‘Het is zo lauw in mijn leven, het is zo koud, zo kil. Ik heb ogenblikken gehad dat de snaren van mijn ziel het lied van de schoonste Koning mochten zingen. Ik heb een tijd in mijn leven gekend dat ik me zo mocht verblijden in de Heere Jezus, in wat Hij voor mij aan het kruis heeft gedaan. Maar nu, als ik bid, lijken de gebeden niet verder te komen dan het plafond. De hemel lijkt wel van koper en mijn gebeden lijken niet door te dringen tot aan het hemelhof.’ Heimelijk geef je de Heere God de schuld, want je zegt: ‘De Heere is een land van uiterste duisternis en de dagen dat de Heere overkomt zijn weinig.’ We kunnen allerlei uitdrukkingen hebben, zoals: ‘Het zijn uurtjes van korte duurtjes.’ Hoe je het ook in wilt vullen, laat ik maar duidelijk zijn en zeggen: ‘Wij zijn zelf de schuldige!’ Als het donker is in jouw leven, is dat door eigen schuld. Als je de Heere niet ervaart, dan klopt er iets niet. Ik wil twee passages aan jullie voorlezen. Jesaja. 59 In Jes. 59:1 en 2 staat: ‘Ziet, de hand des HEEREN is niet verkort, dat zij niet zou kunnen verlossen; en Zijn oor is niet zwaar geworden, dat het niet zou kunnen horen. Maar uw ongerechtigheden maken een scheiding tussen ulieden en tussen uw God, en uw zonden verbergen het aangezicht van ulieden, dat Hij niet hoort.’ Dat is wat! De Heere verbergt Zijn aangezicht vanwege mijn zonden. Jozua 7 Nog een heel treffend voorbeeld. We kennen allen de zeer indrukwekkend geschiedenis van Achan in Jozua 7. Het volk Israël wordt verslagen. Ze zijn bij Jericho geweest, ze zijn in een overwinningsstemming en ze gaan vol goede moed naar Ai. Maar ineens wordt het volk van Israël verslagen. Jozua, het staat er zo indrukwekkend beschreven, valt op zijn aangezicht en hij scheurt zijn kleren en hij zegt: ‘Heere, waarom doet U dit?’ En wat is dan het antwoord van de Heere aan Jozua? We zouden zeggen: ‘Dat is direct!’ ‘Toen zeide de HEERE tot Jozua: Sta op; waarom ligt gij dus neder op uw aangezicht? Israël heeft gezondigd; Ik zal voortaan niet meer met ulieden zijn, tenzij gij den ban uit het midden van ulieden verdelgt. Sta op, heilig het volk, en zeg: Heiligt u tegen morgen; want alzo zegt de HEERE, de God van Israël: Er is een ban in het midden van u, Israël! Gij zult niet kunnen bestaan voor het aangezicht uwer vijanden, totdat gij den ban wegdoet uit het midden van u’ (Jozua 7:10-13). Waar zit je, jij die klaagt over je dodigheid? U die klaagt vanwege uw kilheid? Achan, waar zit je op dit moment? Je klaagt tegen God en tegen de mensen dat het donker is in je leven, maar je hebt weer zonden toegelaten. Toen je dicht bij de Heere leefde, was het goed en toen kon je niet over een strootje heen stappen. Maar nu, je hebt de zonde gekoesterd! En naarmate je de Heere meer verliet, heb je de zonde toegelaten in je leven. Welke boezemzonde, welke zonde koester je nu? Bidden heeft geen enkele zin, als je dit in aan de hand houdt. Want de Heere zegt: ‘Niet bidden, maar bannen!’ Dat wil zeggen: doe de zonde uit je leven weg en keer dan tot Mij terug! Ik wil dit duidelijk maken met de woorden van Jakobus 4:3, waar staat: ‘Gij bidt, en gij ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt, opdat gij het in uw wellusten doorbrengen zoudt.’ Dus jij ontvangt de zegen van de Heere niet, omdat jij de wellusten koestert. Wat zijn die wellusten dan? In het Grieks staat er: de bevrediging van de hartstochten. Tijdens het lezen wordt als het ware Gods rechterstoel opgericht, zoals Calvijn het zegt. En dan wil de Heilige Geest nu aanwijzen wat er mis is in uw en mijn leven. Welke bevrediging van hartstochten ken je? Voordat je naar bed gaat, duik je nog even snel achter je computer en je gaat nog even smerige sites bekijken, terwijl je vrouw al in bed ligt. Waarom zeg ik dit weer? Ik zeg dit omdat ik bijna dagelijks word geconfronteerd met jongeren die verslaafd zijn, ouderen die verslaafd zijn, predikanten die verslaafd zijn aan porno op internet. De Heere zegt vanavond: ‘Reinigt u! Sta op, doe die ban uit het midden van je leven weg’ (Jak. 4:4,8). Ik heb onlangs in Goes mogen spreken en daar heb ik het met nog veel ingrijpender woorden gezegd: ‘Pas op, kind van God, dat je niet als Ananias en Saffira dood valt.’ Hoe lang worstel je al met deze zonde? Je blijft maar doorgaan. Laat het op dit moment een liefderijke waarschuwing mogen zijn van de Meester, Die zegt: ‘Dit is de ban waarom het zo donker is in je leven. Dit is er fout in je leven: de bevrediging van je hartstochten.’ Maar het hoeft niet alleen internet te zijn. Er kunnen zoveel concrete zonden tussen mij en de Heere God instaan. Het kan zijn dat je ooit vreemd bent gegaan, ook als je kind van God bent. Je wordt er toch bang van als je alles om je heen hoort! Wie van ons is hier schuldig aan? Als we nu voor Gods rechterstoel staan, zien we dat pornografie één van de verschrikkelijkste pijlen van de duivel is, waar velen voor vallen. Paulus noemt dit als eerste in de zondenregisters (Gal. 5:19; Kol. 3:5). Maar wat dacht u van de zonde van de tong? Wat wordt er ook niet een schade aangericht door de tong, door de roddel van vrouwen onderling! Wat een schade wordt er niet aangericht elke keer als je de telefoon pakt om te kletsen over die vrouw in de gemeente die je niet uit kunt staan... In de Bijbel staat dat de tong een moordpijl is, een scheermes. Er staat in de Bijbel dat de tong een vuur is, een lucifer die een bos in brand kan steken (Jak. 3:1-14). Zaai jij misschien zoveel verderf in jullie gemeente door jouw tong? Zit je te roddelen op verjaardagen over al die mensen die het verkeerd doen? Of over die predikant die het ook altijd verkeerd doet? Liegen, overdrijven, grootspreken… Kun je als vader je drift niet inhouden door voortdurend uit te vallen tegen je kinderen? Ik heb een vraag. Is jouw tong gedoopt in het bloed van Christus? Kunnen anderen aan mijn spraak horen dat ik Christus navolg? Als er iemand is die roddelt, probeer ik hem door een eenvoudig woord af te leiden en zeg ik: ‘Laten we dit niet doen, daar schieten we toch niets mee op?’ Als iemand iets over een bepaalde persoon beweert, vraag jij dan: ‘Ben je al bij die persoon zelf geweest?’ Dat is toch naar de Schrift? Ga eerst naar die persoon zelf (Mat. 18:15). Als die niet luistert, ga naar de ouderling van de gemeente. En pas dan mag het in de openbaarheid gebracht worden. Door de zonde van de tong wordt verschrikkelijk veel kwaad aangericht. Maar er is ook de zonde van de hoogmoed. Misschien ben jij het, die zegt: ‘Ik heb eigenlijk helemaal geen concrete zonden, maar de zonde van de hoogmoed… Alles draait om mezelf. Ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken…’ Het gaat om jou; jij presteert zo goed. Jij geeft zo goed les, maar de ander zie je niet. Het draait om jou, je wilt altijd in het middelpunt staan. Of misschien ben je wel op een ziekelijke manier bezig met je lichaam. Je bent dag in dag uit bezig om het er goed uit te laten zien. Je probeert maar te lijnen en het ene na het andere loop je af. Je wilt er mooi en leuk uitzien. Maar de Meester, Die daar heeft gehangen in Zijn naaktheid en in Zijn schande, Die veracht was, Hem heb je niet in het oog. Hoogmoed, alles draait om mezelf. En dan de geest van veroordeling die onze hele reformatorische gezindte ziek maakt. Door mijn hoogmoed veroordeel ik alles wat niet in mijn straatje past. Die dominee deugt niet en dat deugt niet, en die deugt niet, en ik veroordeel maar. Denk er dan om dat er staat: ‘Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Want met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke mate gij meet, zal u wedergemeten worden (Mat.7:1,2)’ Dit betekent dat als ik de centimeter naast iemand leg, ik zelf ook met dezelfde centimeter gemeten zal worden. Weet je wat de Heere nu zegt in Jakobus 4:8? ‘Naakt tot God, en Hij zal tot u naken. Reinigt de handen, gij zondaars, en zuivert de harten, gij dubbelhartigen!’ Als we klagen over geestelijke dodigheid, hoor dan wat de Heere tegen ons allemaal zegt. Hij zegt: ‘Reinigt de handen. Zuiver je hart.’ Belijd maar: ‘Heere, hierin ben ik schuldig, Reinig mij, opdat ik meer en meer tot eer van U mag leven!’ Maar laten we daarom radicaal zijn! Er was eens een boer die een aap had. En die aap deed heel veel dingen die hij niet mocht. Op een gegeven moment was de boer het zat. Hij zei tegen zijn slaaf: ‘Joh, neem die aap mee achter de schuur en sla zijn staart er maar af, want ik ben het zat. Misschien dat hij daarvan leert!’ De slaaf nam de aap mee en verdween achter de schuur. Hij nam zijn bijl mee. De boer stond op een afstand te luisteren. Ineens hoorde hij een grote brul. Hij dacht: ‘Zo, die staart is er af!’ Maar hij hoorde nog een tweede brul, een derde brul, een vierde brul, een vijfde brul. De boer dacht: ‘Wat gaat er nu gebeuren?’ Hij liep naar de slaaf om eens polshoogte te nemen en toen hij achter de schuur keek, zag hij daar een heleboel stukjes staart liggen. Hij zei tegen zijn slaaf: ‘Joh, wat heb je nu gedaan?’ ‘Nou,’ antwoordde de slaaf, ‘ ik dacht: als ik nu in één keer zijn staart eraf sla, zal het wel pijn doen. Daarom zal ik er maar elke keer een klein stukje af slaan, dan zal het minder pijn doen!’ Zo is het nu ook vaak in de levensheiliging. We koesteren onszelf zo vaak en denken: stukje voor stukje. Maar als de Heere op dit moment duidelijk maakt wat er fout is in ons leven, laten we dan radicaal alles weg doen wat niet tot eer van Hem is. En dat niet in eigen kracht. Vlucht nu tot het Lam van God, Dat de zonde der wereld wegneemt. Vlucht nu tot de grote Zondenvernieler: Jezus, de Heere! Zullen we in de zonde blijven leven, opdat de genade des te meerder worde? Zullen we de zonde blijven koesteren? Nee toch? Dat zij verre! Wij zijn immers samen met Christus gekruisigd? (Rom. 6:6). Het kan misschien zo zijn dat het heel erg sterk overgekomen is dat ik gefocust heb op de zonde van de seksualiteit, de pornografie. Er zijn toch meerdere zonden en ik heb ook meer dingen genoemd. Maar ik heb het sterk op mijn hart dit te zeggen, omdat ik er, en dat meen ik echt serieus, bijna dagelijks mee geconfronteerd word. Ik heb gezegd dat het één van de vurigste pijlen van de satan is. Maar een tweede pijl is de pijl van het materialisme. En misschien zijn daar in de gereformeerde gezindte nog wel veel meer mensen in verstrikt. Het lijkt veel onschuldiger als je als vrouw en moeder zo gericht bent op de verzorging van je kinderen, dat ze altijd de mooiste kleren aan moeten hebben. Dat je echt stad en land afreist om ze er goed uit te laten zien. Of dat je alles doet aan je huis, je tuin, je auto. Dat kan ook een bepaalde strik van de duivel zijn. Maar luister eens! Waar ben jij vol van? Misschien wel van iets wat niet genoemd is. Waar sta jij mee op en waar ga jij mee naar bed? Waar denk jij voortdurend aan, waar zijn jouw gedachten vol van? Dat is misschien wel jouw boezemzonde, dat is misschien wel jouw stain-de-weg! Belijdf je zonden heel concreet (1Joh. 1:19) en ontvang vergeving aan de voet van het kruis. Wij hebben immers een Voorspraak bij de Vader (1 Joh. 2:1-2). Kijk het Reformatorisch Dagblad maar eens na. Als je ziet wat voor advertenties er in staan… Wat een prachtige zitkamers allemaal! Maar de Heere wil dat we matig leven. Dat is een vrucht van de Heilige Geest (Gal. 5:22). De Heere wil dat we sober en ingetogen leven. We mogen ons huis leuk inrichten, maar het hoeft niet allemaal het duurste van het duurste te zijn. Het kan een strik van de duivel zijn. De grote vraag is: wie of wat staat op nummer1 in mijn leven? 7. JE HEBT EEN DAGELIJKSE BEKERING NODIG! Zoals jullie weten, hebben we op de jongerenavonden de laatste drie jaar veel met elkaar stilgestaan bij het komen tot Christus. En jullie is veelvuldig voorgehouden dat we tot Christus mogen komen zoals we zijn. Nu nog een woord tot degenen die de Heere niet kennen. We hebben hier zo vaak mogen horen dat wij als zondaren - zonder enige voorwaarde - bij Christus welkom zijn. Jij die de Heere niet kent, jou moet verkondigd worden dat de hemelse Dokter er voor iedereen is. Ook voor jou! Niemand wordt uitgezonderd. Iedereen mag - met eerbied gesproken - tot de hemelse Arts komen. Zijn er jongeren die deze hemelse Arts nodig hebben? Nogmaals, er zijn dan géén voorwaarden. Wij mogen niet zeggen: ‘Maar ja, je moet wel zondenovertuiging hebben.’ Nee, iedereen is onvoorwaardelijk welkom. Iedereen mag komen zoals hij is met al zijn zonden, leegheid en nood. Toch zou ik hier een komma willen zetten. Niet voor degenen die de Heere niet kennen, maar voor de kinderen van God. Geen punt. En wat staat er dan na die komma? We mogen niet blijven wie we zijn! Ik mag tot Christus komen zoals ik ben, maar ik mag niet blijven wie ik ben. Dat kan toch niet! Als de Heere in ons leven komt en in ons gaat werken, dan vernieuwt Hij ons van dag tot dag, staat er in de Korinthebrief (2 Kor. 4:16). Elke dag gaat de Heere ons meer en meer bijschaven, opdat wij het beeld van de Heere Jezus Christus gelijkvormig worden. Dan blijven we niet wie we zijn. We zullen de werken van het vlees, die in Galaten 5 staan beschreven, gaan verlaten. Maar de vruchten van de Heilige Geest zullen meer en meer door ons heen tot uitdrukking komen. Ja, de Heere gaat ons als een aarden vat gebruiken, als een loot die geënt is op de Wijnstok. Hij laat ons meer en meer vrucht dragen. We gaan meer en meer de vruchten van de Heilige Geest voortbrengen. Welke vruchten? Blijdschap, liefde, vrede, goedertierenheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid (= zelfbeheersing) (Gal. 5:22). Naarmate mijn geestelijke ogen geopend worden voor het doodsprincipe van Romeinen 6 zal ik sterven aan de werken van het vlees en tevens Christus opstandingskracht ervaren, zodat de vruchten van de Geest in mij zichtbaar worden. Persoonlijk ben ik wel eens bang dat er velen zijn die Romeinen 7 gebruiken om in de zonde verder te blijven leven. Ben jij het misschien, die je innerlijke leegte probeert te verbergen achter die ene tekst: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam der zonde en des doods?’ Je blijft je verschuilen achter Rom.7:14 en je zegt: ‘Ja, we blijven ellendig, we blijven zondaar tot onze laatste doodssnik. En die boezemzonde in mijn leven, ja, de Heere geeft die boezemzonde als een doorn in mijn vlees, zodat ik maar laag bij de grond blijf en ik het bloed van Christus nodig zou krijgen…’ Maar dit is vreselijk, dit is geen Bijbelse gedachte. Want op Romeinen 7 volgt Romeinen 8. En in Romeinen 8:37 staat: ‘Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft.’ Christus heeft overwonnen aan het kruis over de duivel, over de zonde. Christus is Overwinnaar! Zou Hij dan geen Overwinnaar willen zijn in jouw leven? Zou Hij door de Heilige Geest niet zoveel kracht willen geven om die boezemzonde uit je leven weg te bannen? Ik ben ervan overtuigd dat de Heere overwinning wil geven in ons leven. Niet in eigen kracht, maar ziende op hetgeen Hij heeft gedaan aan het kruis van Golgotha. Ziende op de verheerlijkte, Opgestane Heere! Blijf je niet verontschuldigen door Romeinen 7 dusdanig te koesteren dat je zonden aan de hand blijft houden. Romeinen 6 leert ons dat de gelovigen samen met Christus gekruisigd zijn, opdat zij de zonde niet meer zouden dienen (Rom 6:6; 6:12, 18). Tot onze doodssnik blijven we bedelaars, maar laten we niet gebruiken om daarmee in de zonde te blijven voortleven. De Heere wil overwinning geven, Hij wil reiniging geven. Zijn opstandingsleven in de gelovigen! (Rom. 6:8). 8. WORDT MEER EN MEER EEN VOORBEELD IN PRAAT, GEWAAD, GELAAT EN DAAD. Als de Heere in je leven gaat werken – vroeger kreeg ik de kriebels bij dit soort opmerkingen, maar ik ga steeds meer inzien dat het een waarheid is – dan word je een voorbeeld in je praat. Op een verjaardag zullen ze merken dat je niet meer meedoet aan rare praat of aan praat waar je niets aan hebt. Je leert meer te zwijgen. Als ik terugkijk in mijn eigen leven, dan kon ik vroeger zo makkelijk overal over praten. En als je dan later over die gesprekken nadacht, schaamde je jezelf diep en dan dacht je: ‘O, wat heb ik allemaal gezegd!’ Je leert steeds meer iedere morgen vragen: ‘O Heere, zet een wacht voor mijn lippen.’ Je leert meer om door middel van je tong Gods eer te bedoelen (Jak. 3:1-11). Maar ook in je gewaad in je kleding word je een voorbeeld. De mensen om je heen zullen zien dat je niet meer van deze wereld bent. Je wandelt niet naar het schema van deze wereld (Rom. 12:2). Je mag goed gekleed gaan, maar je hoeft niet mee te doen met de mode van deze wereld. En waar ik toch altijd heel verdrietig over word is, dat ik iedere keer moet zien dat er toch vrouwen zijn die op de één of andere manier door middel van hun kleding iets tot uitdrukking willen brengen wat niet naar de Schrift is, waarin we lezen dat we kuis en ingetogen gekleed moeten gaan (1 Tim. 2:8-15; 1 Petr. 3:1-5). Maar ze zullen het ook zien aan ons gelaat. We gaan niet elke dag chagrijnig door het leven. We lopen niet met de neus tussen onze benen, maar we wassen en zalven ons aangezicht en we gaan onze weg met blijdschap. Dan hoeven anderen niet te weten welke strijd er soms in de binnenkamer woedt. Natuurlijk mag je dat tegen bepaalde mensen wel zeggen, maar je loopt hier niet mee te koop. Je aangezicht straalt ondanks alles toch, omdat je mag weten dat de Heere met en bij je is. Kunnen de mensen in jouw ogen kijken, de ogen die een spiegel van de ziel zijn? Kunnen ze daar iets in lezen van de liefde van Christus? Maar ook in je daad wordt het zichtbaar. Je doet niet meer datgene waarvan je weet dat het naar je vlees en naar jouw eigen wil is. Nee, het wordt steeds meer jouw gebed: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? (Hand. 9:6a). Kunnen de mensen aan jouw levenswandel zien dat je anders bent op je werk? Of is het op je werk, dat ze zeggen: ‘Híj een christen? Nog nooit iets van vernomen. Hij doet gewoon mee met ons!’ Is je levenswandel een getuigenis? Misschien zijn er onder ons die niet zo makkelijk praten en die zich soms wel eens een beetje gebrekkig voelen. Ze zouden graag meer van de Heere Jezus willen getuigen, maar durven het niet of vinden het moeilijk. Ik zou hen graag een bemoediging meegeven. Ik kom er steeds meer achter dat het waar is wat in het Woord staat, dat vrouwen vaak door een stille en zachtmoedige geest, die kostelijk is voor God, hun man of hun naaste kunnen winnen. Dus vrouwen onder ons, jullie kunnen door je levenswandel, door te laten zien hoe je bijvoorbeeld met je kinderen omgaat, een getuigenis zijn voor de wereld. Dan zet je in de supermarkt niet ineens een grote mond op, omdat je kind ergens aanzit, maar je neemt het even bij je en zegt: ‘Waarom doe je dat? Dat moet je niet doen. Daarom zou ik zeggen: Getuig door je levenswandel, en zonodig door woorden. Nu even een persoonlijke vraag. Kijk nu eens terug in je eigen leven. Vind je iets terug van deze aspecten? Natuurlijk, we mogen er geen grond van maken, want Christus is de enige grond van de zaligheid. Maar mag je nu zien dat de Heere jou reinigt en gereinigd heeft? Dat Hij je geleerd heeft Hem te volgen? Is Hij alles voor je geworden? Als Hij alles voor je is geworden, dan ben jij meer en meer gestorven aan jezelf. Dan gaat het er niet meer om wat ik wil. 9. BEDENK DAT JE LICHAAM EEN TEMPEL IS VAN DE HEILIGE GEEST. We gaan in onze gedachten even naar het Oude Testament. We zien daar het volk Israël in de woestijn gelegerd. Allemaal verschillende tenten. En we zien mensen af en aan lopen. Tent in, tent uit. In de ene tent wordt gelachen, in de andere tent gegeten en weer ergens anders is het luidruchtig. Kortom, alles gebeurt in zo’n tent. Maar er is één andere tent: de tent der samenkomst. Als je deze tent nadert, moet je stil zijn. Dan vraagt de Heere eerbied en diep ontzag. Waarom? Omdat de levende God Zichzelf wilde openbaren vanuit de tent der samenkomst.. En een ieder die deze tent aanraakte met zijn vingers, moest met de dood gestraft worden. O, je kon deze tent niet ongestraft aanraken, want het was de tent van de levende God. Deze tent had God als Zijn woonplaats uitgekozen. En nu moet je luisteren. Weet je wat er bij jouw bekering is gebeurd? Weet je wat er bij jouw wedergeboorte is gebeurd? Toen heeft God intrek genomen in jouw lichaam. Toen heeft God - door Zijn Heilige Geest - in jouw onheilige lichaam intrek genomen en Hij heeft het tot Zijn tempel gemaakt. In 1 Kor. 6:19 en 20 staat het: ‘Of weet gij niet, dat ulieder lichaam een tempel is van den Heiligen Geest, Die in u is, Dien gij van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt? Want gij zijt duur gekocht; zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn.’ Hoor je dat? Je bent niet meer van jezelf. Je bent duur gekocht door het bloed van Christus. Als we nu eens werkelijk zouden beseffen dat de Heilige Geest in ons lichaam woont, de Heilige Geest, zou er dan geen diepe eerbied in ons leven behoren te zijn voor God? Zou dan niet alle oppervlakkigheid, zelfzucht, onbezonnenheid en perversiteit moeten wijken? Besef jij, lieve vriend of vriendin, dat je de Heilige Geest van God met je meedraagt? Weet je hoe het komt dat veel kinderen van God nederlaag op nederlaag moeten lijden? Weet je hoe het komt dat veel kinderen van God niet kunnen strijden tegen de zonde, en dat zij soms moeten beamen: ‘De zonden zijn zo veel en ik kan er niet van loskomen!’? Het heeft er echt mee te maken dat je onvoldoende beseft dat de Heilige Geest in je woont. Want als dat nu tot je doordringt, zou het een totale overgave in je leven tot gevolg hebben (Rom. 12:1-2). De Heere wil jou iets openbaren. Hij wil je bekendmaken: ‘Ik woon in jouw tempel.’ Hij wil door de Heilige Geest bewerken dat we overwinning over zonden zullen krijgen en dat we een heilig leven voor de Heere mogen leven (Rom. 8:2). Want als ik besef dat de Heilige Geest in mijn lichaam woont, dan kan ik mijn lichaam toch niet meer verkankeren door het roken? Dat kan toch niet?! Dan kun je als christen, als een kind van God, toch niet roken? Er zijn predikanten die in de prediking de schoonheid van Christus bezingen en die uit de kerk direct een sigaret opsteken. Dat kan toch niet!? Hoe kun je dan met je hand, met een muisklik, naar die pornografische sites kijken? De Heilige Geest is bij mij en in mij! In mijn lichaam woont God. En overal waar wij gaan en staan, is God aanwezig. Kun je dan begrijpen dat we de Heilige Geest bedroeven? ‘Bedroeft de Heilige Geest niet!’ (Efez. 4:30). We bedroeven de Heilige Geest door zonden toe te laten in ons leven. 10. DIT IS DE WIL VAN GOD: UW HEILIGMAKING. ZONDER HEILIGMAKING ZAL NIEMAND DE HEERE ZIEN. De Heere wil heiligmaking in ons leven bewerkstelligen. Hij wil ons door de Heilige Geest steeds meer heiligen. Hij wil ons afzonderen van deze wereld. Hij wil dat wij de dingen zullen zoeken die boven zijn en niet die op de aarde zijn. Maar hoe zit het dan met de heiligmaking? Wat is nu Gods aandeel in de levensheiliging en wat is mijn aandeel? Het eerste dat je tot je door moet laten dringen is, dat rechtvaardiging en heiliging altijd bij elkaar horen en dat je ze niet moet losmaken. Ten tweede moeten we beseffen dat er een verschil is tussen de volgende zaken: - Christus is voor mij gekruisigd (in mijn plaats). - Ik ben met Christus gekruisigd. Als je voor het eerst mag zien dat jouw zonden vergeven mogen zijn, geeft dit grote vreugde. Je mocht zien op het Lam van God. Je ogen werden geopend voor de dierbaarheid, voor de gewilligheid van Christus om jou, ellendeling, zalig te maken. Maar dat is één kant van de zaak. Daar hebben velen nog wel inzicht in. Maar nu het tweede punt. Op dit punt is ons inzicht zo gebrekkig! Nu is het niet alleen zo dat Christus voor mij gekruisigd is aan het kruis, maar ik ben ook met Christus gekruisigd! (Rom. 6). O, wat een bevrijding is dit! Dan mogen we zien dat we met Christus aan het kruis zijn gegaan. Dan mogen we zien dat het handschrift van de zonde, (Kol. 2:14) de oude mens, aan het kruis van Golgotha is genageld. Dan mogen we zien dat ík niet meer leef, (Gal. 2:20) maar dat Christus in mij leeft. Ik ben dood voor de zonde (Rom. 6:8). Ja, anders gezegd: de macht van de zonde is gebroken (Rom. 6:9,12). Vroeger wandelde ik naar mijn zondige natuur. Ik wandelde mijn oude mens na. En dag op dag verzondigde ik het. Ik kwam dieper en dieper in de zonde terecht. Maar die macht is gebroken, omdat ik door het geloof mocht zien dat ik samen met Christus gekruisigd ben. En daarom zeiden de oudvaders - het zijn twee Latijnse termen -: extra nos en in nobis: Christus buiten ons en ook Christus in ons, dat wil zeggen: ik met Christus. En dan wil ik nog iets zeggen over Gods aandeel en ons aandeel in de levensheiliging. In de Dordtse Leerregels, hoofdstuk 3 en 4, wordt over de wedergeboorte gesproken. Het gaat daar over de wil. In de wedergeboorte wordt onze wil vernieuwd, levend gemaakt. De wil die boos was, wordt goed; de wil die niet wilde, wil nu metterdaad; de wil die wederspannig was, wordt gehoorzaam. Kortom: onze verdorven wil gaat willen wat God wil. Daar zijn we totaal bij betrokken. Als de Heere wederbarend in ons leven komt, dan wordt onze wil gehoorzaam. En dan ga ik willen wat God wil. Daarom kun je als kind van God nooit zeggen: ‘Ik wil niet wat God wil’, want dat is je oude natuur. Onze gehele door de zonde overheerste natuur is samen met Christus gekruisd. Het lichaam der zonde is oneffectief gemaakt (Rom. 6:6). Het vroegere werkterrein van de zonde, het gebied waar de oude mens overheerstte, heeft in Christus zijn macht en zeggenschap verloren. De zonde mag en kan eigenlijk geen greep meer hebben in het leven van een gelovige. Maar de nieuwe mens wil wat God wil. En daar zijn we volledig bij betrokken. En weet je wat nu nodig is? Neem veel de toevlucht tot de Bron, tot de Wijnstok, tot de Heere Jezus Christus. Dat kan in de binnenkamer of onder de verkondiging van het Woord of achter het stuur van je auto of achter het aanrecht. Leef dicht bij de Heere Jezus. Leef zoals je leefde toen je in de eerste liefde wandelde. Toen was elke zonde je te veel. Nu, zo behoort het nu eigenlijk elke dag te zijn. En zoals je de rechtvaardiging door het geloof hebt ontvangen, zo is het nu ook met de heiligmaking. Door het geloof. En wat is dan de heilig-making? Het is wat God in Zijn woord zegt: ‘Ik ben opgehouden van de zonde.’ Dan is de macht der zonde gebroken’. Ik ben gestorven, Heere, U zegt het in Uw woord. Ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij.’ Heiligmaking is worden wie je in Christus bent. Ik leer meer en meer toeeigenen hetgeen ik in de wedergeboorte reeds hebt ontvangen. 11.WIJ WORDEN GEROEPEN OM ANDEREN VOOR CHRISTUS TE WINNEN. Als jij de Heere kent, mag jij ook een evangelist zijn. Wat laten wij makkelijk mensen om ons heen voor eeuwig de verdoemenis in gaan en wat laten we mensen makkelijk voor eeuwig verloren gaan. Misschien wel in jouw eigen familie. Je durft nooit eens een gesprek aan te knopen. Maar er staat toch in Spreuken 24: ‘Red degenen, die ter dood gegrepen zijn; want zij wankelen ter doding, zo gij u onthoudt.’? O, laten we dan ook evangelisten zijn, op onze plaats, in alle voorzichtigheid, in alle eenvoud. Getuig door middel van je levenswandel, zonodig met woorden! 12. BEDENK DAGELIJKS DAT DIT LEVEN VOORBEREIDINGSTIJD IS OP DE EEUWIGHEID. We zijn op reis naar de rechterstoel van Christus (2 Kor. 5:10). Het is mijn hartelijke begeerte dat zondaren de Heere Jezus mogen leren kennen. Zo zijn we in het jaar 2000 de jongerenavonden begonnen. Maar het is ook mijn begeerte dat wij elkaar als een reine maagd aan Christus mogen voorstellen (2 Kor. 11:2). Het zou zo mooi zijn als de mensen in onze omgeving gaan zeggen: ‘Ziet, hoe lief ze elkander hebben. Ze bereiden zich voor op de eeuwigheid!’ ‘Daar in de Alblasserwaard bereiden ze zich voor om Christus te ontmoeten!’ Zoals jij je in je verkeringstijd voorbereidt op jullie huwelijk. Je doet er alles aan om het goed voor elkaar te krijgen. Hoe bereiden we ons voor op de eeuwige bruiloft, op de eeuwige toekomst die aanstaande is? We zien de Heere Jezus met eer en heerlijkheid gekroond (Hebr. 2:9). En Hij komt op de wolken van de hemel. O, zullen we dan in de zonde blijven leven? Zullen we dan een mager christelijk leven leiden? Zullen we dan maar met weinig tevreden zijn? O nee, laten we ons hart uitstrekken en met Paulus zeggen: ‘Ik jaag ernaar; ik ga voor de hoofdprijs!’ (met eerbied gesproken). (Fil. 2:12; Hebr. 6:1). 13. ZOEK DE GEMEENSCHAP DER HEILIGEN. Helaas voelen heel veel kinderen van God zich eenzaam. Dat heeft ook vaak te maken met je eigen instelling. Misschien leg je niet zo gemakkelijk contact met anderen. Onderzoekt eens 1 Korinthe 12 en Romeinen 12 vers 1 t/m 8. Binnen het Lichaam van de Heere Jezus kan geen enkel lid ontbreken. Ook jij niet! Zoek daarom binnen je gemeente broeders en zusters op. Misschien ben jij een pink in je gemeente of je bent een knie of je bent een elleboog of een wijsvinger. Kortom, ieder is binnen zijn gemeente een onderdeel van het lichaam van Christus zijn. En dat moeten we niet veronachtzamen. Het is heel kostbaar als je een broeder of zuster in de Heere mag kennen, waar jij je leven mee deelt, waar jij je zielsworstelingen mee deelt. We hebben elkaar nodig. In een huwelijk is het soms zo dat het niet helemaal klikt tussen een man en een vrouw. Eén van beiden is ongelovig. Het is het mooiste als je als gezin, als man en vrouw de dingen met elkaar kunt delen. Maar dat kan heel moeilijk liggen. Als dat voor jou ook zo ligt, bidt de Heere dan of je iemand op je weg mag krijgen met wie je jouw nood mag delen. Een vader of moeder in Israël, noemden ze dat vroeger wel. Soms kun je erg verwikkeld zitten in vragen of zielsworstelingen. En dan is het kostbaar iemand te kennen bij wie je jouw hart op tafel durft te leggen. En dat niet alleen. Misschien is er in jouw leven wel iets waar je geen raad mee weet, bijvoorbeeld een bepaalde boezemzonde of iets wat er in je leven gebeurd is. Je durft er niet mee naar de predikant te gaan… dat zou natuurlijk ook een goede zaak zijn, maar die drempel kan wel eens heel erg hoog zijn). Zoek iemand op die een nabij leven met God mag kennen, zodat je samen voor deze zaken kunt bidden. (Weet ook dat we als SRA een emailadres hebben waar je gebruik van kunt maken). We hebben elkaar nodig, dat wil ik benadrukken. Want de Heere wil dat het Lichaam functioneert. De kooltjes in het vuur houden elkaar ook brandend. Een kooltje op zichzelf dooft uit. 1. GRAAG NOG IETS MEER OVER GODS AANDEEL EN ONS AANDEEL IN DE LEVENSHEILIGING. De kernhoofdstukken in de Bijbel met betrekking tot levensheiliging moet je voor jezelf eens biddend doorlezen en op je in laten werken. Het zijn Rom. 6:1-14 en ook Joh. 15 (over de Wijnstok en de ranken), Efeze 4 en Kolossensen 3. We moeten beseffen en benadrukken dat we in Christus volkomen heilig zijn (1 Kor. 1:30). Het is niet: Christus en mijn heiligmaking waardoor ik uiteindelijk de hemel zal ingaan. Nee, het is Christus alleen. Toch zegt de Heere: ‘Zonder heiligmaking zal niemand de Heere zien’ (Hebr. 12:14). Nu niet (we zullen Zijn gemeenschap, Zijn zoete liefde dan niet ervaren), maar ook straks niet. De Heere wil ons heiligen, afzonderen van deze wereld (1 Joh. 2:15-17; Lev. 20:26). Maar wat is heiligmaking dan? Gods aandeel is: de Heilige Geest werkt door mij heen. Denk aan het beeld van de Wijnstok in Johannes 15. De wijnstok stuwt de sappen door de ranken. Wij moeten maar één ding doen: ons voortdurend aan de Bron laven. Voortdurend de toevlucht nemen tot Christus. Voortdurend in gemeenschap met Hem verkeren. En als je de rust in Christus mag ervaren, heb je geen behoefte meer aan de dingen om je heen. Dan wordt je verzadigd door de sappen uit de Wijnstok en ontbreekt het verlangen om te zondigen. Zelf zie je de vruchten niet altijd. Anderen zien het wel. Ik zie het bij verschillende jongeren om me heen die ik de afgelopen jaren heb leren kennen. Eerst leefden zij in bepaalde zonden en verkeerde gewoonten. Langzamerhand ging dat meer en meer veranderen. We moeten elkaar geen wetten opleggen, maar persoonlijk kan ik bijvoorbeeld niet begrijpen dat mensen op wintersportvakantie gaan. Dat is cultuurbarbarisme. Maar daarmee moet ik de ander niet veroordelen. Ik moet de ander als volgt benaderen: ‘Ik mag geloven dat hij een kind van God is en dat hij in de binnenkamer gemeenschap met de Heere heeft. Hij zal het dus zelf ook voor de Heere neerleggen en als hij er dan vrijmoedigheid voor heeft, dan mag hij dat doen.’ We mogen dus niet oordelen, maar moeten er vanuit gaan dat de ander ook gemeenschap heeft met de Heere in de binnenkamer. De één kan wel op wintersportvakantie gaan en de ander niet. De één kan wel een televisie hebben en de ander niet. Ik kan het beide niet, maar we laten elkaar daarin vrij! We moeten oppassen voor veroordelen. We mogen elkaar wel in de liefde bevragen. Bijvoorbeeld ‘Kun jij je kinderen in deze tijd met een televisie opvoeden?’ Spreek er met elkaar over. Vraag het aan de Heere en leg het Hem voor. De Heere zal er in je ge-weten wel of geen vrijmoedigheid voor geven. Zonder Hem kunnen we immers niets doen (Joh. 15: 5b). Als we dicht bij de Wijnstok zijn, dan brengen we veel vrucht voort. En de Landman, de Vader, wordt daarin verheerlijkt. Met eerbied gesproken ziet de Vader toe hoe de Heilige Geest door ons heen vruchten werkt tot eer van de Drie-enige God. 2. ALS JE ONBEKEERD BENT, BEN JE VOLGENS U NIET GEROEPEN TOT HEILIGMAKING, MAAR JE WORDT DAN TOCH VOOR VEEL ZONDEN BEWAARD? Ja, dat is een vraag die je wel vaker krijgt. Ik denk toch dat we weer terug moeten naar die ene tekst: ‘Zonder geloof is het onmogelijk om God te behagen’ Hebr. 11:6a). Dus als we niet geloven, kunnen we God met al onze werken niet behagen. Want het is niet: Christus en onze goede werken. Nee, het is Christus alleen. En als we nu geen deel hebben aan Christus, dan brengen we stinkende vruchten voort. Dan zijn het stinkende goede werken. Voor een onbekeerd mens is maar één ding noodzakelijk: wedergeboorte. Maar ik vraag me af waarom je deze vraag stelt. Waarom denken mensen door een goed leven bij God in een goed blaadje te komen? Er is een prachtig boekje in de boekhandel en dat heet: ‘Zitten, wandelen, standhouden’. In dat boekje wordt tot uitdrukking gebracht dat we in ons leven eerst moeten leren zitten (Efeze 2). Wanneer we geleerd hebben te zitten, kunnen we daarna pas leren wandelen (Efeze 4). En pas daarna kunnen we standhouden in ons leven (Efeze 6). We moeten eerst leren wat het betekent om te rusten in het volbrachte werk van de Heere Jezus Christus, om daar hartelijk ‘amen’ op te leren zeggen, om daar niets aan toe te voegen. O, als de Heere je ogen daar voor opent, dan ligt daar zoveel blijdschap in, dan wil je niets meer aan die prijs toevoegen! Want dan zeg je: ‘Heere, het is een volkomen verzoening.’ De laatste keer dat ik aan de Avondmaalstafel zat, mocht ik me zo verwonderen over de woorden ‘een volkomen verzoening voor al onze zonden’! Volkómen, niets meer van mij. Christus alleen. Als we zo leren zitten, leren leunen en steunen op het volbrachte werk van Christus, kunnen we vanuit die positie leren wandelen en dus strijden tegen de zonde. Niet in eigen kracht, maar ziende op de overwinningskracht van Christus. Alleen dan kunnen we standhouden. Daar staat het Oude Testament vol van. Simson leefde niet dicht bij de Heere en hij viel in de zonde. David was niet op zijn plaats voor in het leger, hij was thuis en toen werd hij verleid tot zonde. Als wij niet dicht bij de Bron leven, zullen wij onherroepelijk in zonden vallen. 3. KUNT U NOG IETS MEER ZEGGEN OVER DE INWENDIGE STRIJD UIT ROMEINEN 7 VERS 15 EN VERS 18? ‘HETGEEN IK WIL DAT DOE IK NIET, MAAR HETGEEN IK HAAT DAT DOE IK.’ HET BLIJFT TOCH NOG STEEDS EEN STRIJD, WANT DE OUDE MENS BLIJFT TOCH TOT DE DOOD TOE? HOE KUNNEN WE DIE ZO VEEL MOGELIJK TEN ONDER BRENGEN? Een hele mooie vraag. Ik heb niet gezegd dat er geen strijd meer is. Tot de dood toe blijft er strijd. Maar deze week hoorde ik een kandidaat zeggen: ‘Als wij de duivel een poot tussen de deur geven, dan wordt de strijd alleen maar heviger en dan gaan we de strijd verliezen.’ Ik heb geprobeerd dit tot uitdrukking te brengen door concreet te zijn: Wat is dan die poot van satan tussen mijn deur? Wat is dan die zonde die ik aan de hand houd? Blijf ik de zonde koesteren of is het een strijd? Ik heb dit persoonlijk ook in mijn leven ervaren. De Heere heeft mij overwinning gegeven over een bepaalde boezemzonde. Dat was niet in eigen kracht. Het is een geweldige strijd geweest, totdat ik voor het eerst heel duidelijk mocht zien dat ik met Christus gekruist ben. En toen ik dat zag, heeft de Heere mij overwinning gegeven. Toen werd Christus opstandingsleven in mij geopenbaard. Dat wil zeggen dat de Heere mij dusdanig in mijn gedachtewereld en in mijn handel en wandel kracht gaf, dat ik de verleiding kon weerstaan. En dat is alleen de Heilige Geest in mij. Maar ik heb ook ervaren dat de duivel zijn poot weer tussen de deur kan krijgen, wanneer ik ’s morgens de Heere niet zoek. Als ik weer bij Hem vandaan ga, probeert satan mij op mijn zwakke plekken weer te laten struikelen. De oude mens blijft een realiteit tot de dood toe. Dat is waar. Maar in de praktijk zal hij steeds meer afsterven. Principieel is de oude mens totaal dood. Maar in de praktijk zien we dat het een proces is van almeer sterven. Hoe kunnen we de oude mens zoveel mogelijk ten onder brengen? Door de tweevoudige boodschap van het kruis (Christus voor mij; Ik met Christus gekruisigd - volgens Romeinen 6) door openbaringskennis dieper te leren verstaan. Door voortdurend te zien op het Lam van God en door dicht bij het Kruis te leven. Als je Jesaja 53 leest en tot je door laat dringen, dan zeg je: ‘Wat is de zonde verschrikkelijk!’ Ik hoorde van iemand die bij ‘The Passion of the Christ’ was geweest dat ze in die film tien minuten lang de zweepslagen van de Heere Jezus laten zien. Je ziet dan dat de stukken vlees in het rond vliegen. Dat is helaas geromantiseerd! De Heilige Geest wil echter in jouw hart de bittere realiteit laten ervaren, laten gevoelen hoe verschrikkelijk de zonde is. De film kan niet uitdrukken wat de Heilige Geest wel in mijn binnenste kan leren, want Hij wil de wet in mijn binnenste schrijven en wil mij meer en meer leren hoe verschrikkelijk de zonde is. Wat kun je walgen van jezelf als je na een visite naar huis rijdt en achter je stuur nog eens nadenkt over wat je gezegd hebt. Hoe komt het dat ik er weer in ben gevallen? Maar dán het medicijn, het geneesmiddel! Kun je er nog mee voortleven? Of bid je direct: ‘O God, wat ben ik toch een walgelijk mens in mezelf; Heere, wilt U me reinigen en besprenkelen met Uw dierbaar bloed!’? (2 Kor. 10:5). En als je dan thuiskomt, pak je de telefoon en je belt die broeder of zuster op en vraagt vergeving. De Heere wil dat we het Hem berouwvol belijden, maar Hij wil ook dat we het in orde maken met de mensen. Als we dat meer mogen doen, dan zien we overwinning. Nogmaals: het is geen vrucht van eigen akker, maar het is van en door de Heilige Geest. 4. HOE KOM IK VRIJ VAN ZONDEN? Ik heb maar één antwoord: ‘Door dicht bij de Heere Jezus te leven’. Door de stilte te zoeken, door in de rust te blijven. Dicht bij het Woord. Ds. Schaafsma heeft hier eens gezegd: ‘Not babbling, but Bibling.’ We moeten niet babbelen, praten, maar we moeten Bijbeltaal leren spreken. We moeten meer gevonden worden in het Woord. Er is zo weinig kennis van het Woord. Neem het Woord door, persoonlijk of met elkaar. Worstel er doorheen! Leer te zien wie je in Christus bent. Daar is te weinig kennis van. Lees biddend Romeinen 6-8. In deze hoofdstukken wordt het geheim van de vrijmaking van zonden behandeld! 5. IN HEBR. 6:4 EN 5 GAAT HET OVER MENSEN DIE DE GAVE VAN DE HEILIGE GEEST HEBBEN GESMAAKT. KAN IK AFVALLIG WORDEN, KAN GODS GEEST ZICH GEHEEL TERUGTREKKEN? Dit is een hele moeilijke vraag. Ik probeer er iets van te zeggen. Het zal geen sluitend antwoord zijn. Ik heb onlangs een Bijbelstudie gehouden over de Amalekieten. Als je er thuis de Concordantie op naslaat, dan zie je dat er op een paar plaatsen in de Bijbel over de Amalekieten wordt gesproken (Exodus 17:8-16; Deut. 25:17-19; 1 Samuël 15). Amalek is een beeld van het vlees. Al heel vroeg in de woestijn, toen het water uit de steenrots kwam, kreeg het volk Israël strijd met de Amalekieten (Exodus 17:8-13). Nu, de steenrots is het beeld van Christus, waarover in 1 Korinthe 10:4 wordt gesproken. Als een zondaar Christus leert kennen, komt er ook direct de strijd met Amalek. Als wij de Heere Jezus leren kennen, als wij wedergeboren worden, dan krijgen we meteen strijd met het vlees, met de ‘oude mens’. Daar had je vroeger helemaal geen last van. Toen je niet wedergeboren was, had je geen last van de zonde. Ja, je had wel eens algemene overtuigingen, maar het werd je niet echt tot droefheid. Het werd je geen diepe smart. Maar toen je werd wedergeboren, toen werden de zonden zo bitter als de dood. Het volk Israël wordt opgeroepen om alle Amalekieten uit te roeien. Op een gegeven moment blijven er nog een paar over. En dan krijgt Saul namens Samuël opnieuw de opdracht: ‘Roei alle Amalekieten uit’ (1 Sam. 15:3). Roei alles van het vlees uit, roei al je zonden uit je leven uit. Je kunt geen zonden aan de hand houden. En wat doet Saul dan? Hij gehoorzaamt niet. Er staat in een hoofdstuk daarvoor dat de Geest des Heeren vaardig was geweest over Saul. En dan staat er: ‘Toen week de Geest des Heeren.’ De Heere week omdat Saul niet luisterde naar de Heere. Saul liet de Amalekieten wel ombrengen, maar al het vee en al de goederen nam hij mee. En dan zegt Samuël zo heel aangrijpend:’Saul, wat zijn die schapen die om je heen mekkeren?’ En dan geeft Saul er een hele vrome draai aan. Er staat in hetzelfde gedeelte dat Saul zijn koningschap verloor, zijn roeping. Hij verloor zijn koningschap omdat hij de Amalekieten niet met wortel en tak had uitgeroeid. Nu de toepassing naar ons toe. Als wij bepaalde zonden in ons leven aan de hand houden, dan kan het ons duur komen te staan. Gods kinderen zondigen niet goedkoop. Achteraf kan je soms zien: Is die persoon wel wedergeboren geweest? Is die persoon wel ooit een kind van God geworden? Achteraf kun je dat pas zien. Kunnen wij afvallig worden? De Dordtse Leerregels zeggen heel duidelijk dat we niet afvallig kunnen worden. Degene die wedergeboren is, kan niet afvallen (Joh. 10:28-29). Maar de wedergeboorte door de Heilige Geest wordt vergeleken met de wind. We weten niet vanwaar hij komt en waar hij heengaat. Dus: in hoeverre heeft iemand de wedergeboorte niet ingebeeld? Kan Gods Geest Zich geheel terugtrekken? Als dit gebeurt, moet je achteraf zeggen: ‘Je bent niet wedergeboren geweest.’ Maar nu één ding. Nu kun jij als een Judas terugkeren. Judas mocht en kon terugkeren tot de Heere. Hij kon terugkeren en zijn zonden belijden en zeggen: ‘Heere, hier ben ik, ik heb het totaal verzondigd.’ Belijdt heel concreet je zonden (1 Joh. 1:9). God zal je niet afwijzen. De Meester is daar en Hij roept u! Hij laat Zijn doorboorde handen zien en Zijn doorstoken zijde. Rechtvaardigmaking en heiligmaking. Er kwam water en bloed uit. De Heere zegt: ‘Kom nu opnieuw en belijd je zonden! Zoals je in het begin de toevlucht tot Mij hebt genomen, kom zo weer opnieuw.’ De Heere wil dat je komt, dat jij je zonde concreet zult belijden. 6. KUNT U IETS VERTELLEN VAN DE VREUGDE EN BLIJDSCHAP EN VREDE ALS WE WERKELIJK ONS LEVEN IN GODS HAND HEBBEN GEGEVEN EN HIJ ONS LEVEN LEIDT? Dat is een hele mooie vraag om mee af te sluiten. Als ik terugkijk in mijn eigen leven, dan moet ik zeggen dat de dienst der zonde een zeer onrustig leven geeft. Dag in dag uit het besef: sterven is God ontmoeten. O, wat kan dat een onrustig leven geven. Je weet dat er zonden in je leven zijn en dat je geen vrede hebt gevonden in het bloed van Christus. Als ik vannacht God moet ontmoeten, dan is het voor eeuwig te laat. Toen ik met vrienden een werelds leven leidde in Amerika, is de Heere met kracht in mijn leven gekomen. Na een bange worsteling mocht ik het Woord openen bij de volgende woorden: ‘Maar een ieder die de Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden (Rom. 10:13).’ Wat een bemoediging voor een ieder die in nood is. O, wat gaf dat in eerste instantie een blijdschap in mijn ziel. Ik heb toen gezongen:‘God heb ik lief, want die getrouwe Heer hoort mijn smeking!’ (Psalm 116 vers 1 berijmd). Toen ik het aan mijn vrienden vertelde, zeiden ze: ‘Baantje heeft een vieze oen gezien.’ Maar dat deed er niet meer toe. De Heere gaf een vreugde die alle verstand te boven gaat. Als er jongeren zijn die deze vrede en rust ook hebben gevonden, zullen zij met mij beamen dat er geen beter leven is dan een leven met de Heere. Maar toen is er door allerlei oorzaken weer veel duisternis in mijn leven gekomen. Het had ook alles te maken met het feit dat ik onvoldoende helderheid had in Gods Woord. Ik ben toen erg verward geweest over de verschillende theologieën die ik hoorde. Ik was als een schip op zee. Ik werd heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees. Er was veel innerlijke twijfel (Jak. 1:6). Het kwam door uitdrukkingen als: ‘Zien is nog geen hebben’. Laten we daar maar niet teveel over uitweiden. Toen heeft de Heere uiteindelijk volle ruimte gegeven. Ik mocht zien dat al mijn zonden alleen om het bloed van Christus in een zee van eeuwige vergetelheid waren geworpen. Het waren woorden tijdens een avondmaalsdienst in Sliedrecht: ‘Komt dan en laat ons tezamen rechten, al zijn je zonden nog zoveel, Ik zal ze maken als witte wol’ (Jes. 1:18). Ik mocht zien dat Christus daar voor mij heeft gehangen. Dat gaf een vrede en blijdschap die alle verstand te boven gaat. Ik moet eerlijk zeggen dat wij ook na ontvangen genade niet gevrijwaard zijn van strijd. Want de Heere zegt dat wij door veel verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk der hemelen. Denk maar aan de kritiek die je soms op je af krijgt of aan de smaadheid die je moet dragen. De zorgen in je gezin, de zorg met betrekking tot je studie, de zorgen van het kerkelijke leven. Maar toch: volle vrede in je hart! Vroeger had ik vrienden in de wereld. Maar als het erop aan kwam, waren ze er niet. Maar als je nu broeders en zusters in de Heere hebt ontvangen, merk je dat je mag strijden voor dezelfde zaak. Je hebt maar één begeerte: dat Gods koninkrijk uitgebreid mag worden, dat Zijn Naam verheerlijkt wordt! Je krijt een verlangen naar gebed voor herleving, ook hier in Nederland. Je smeekt hartstochtelijk: ‘Heere, zou U stromen op het droge en water op het dorstige willen geven?’ (Jes. 44:3-4). Zijn er mensen die dat met mij verlangen? Die verlangen dat de Heere krachtig zal gaan werken in Nederland? De Heere bepaalde me in het gebed bij de woorden die de Bijbel spreekt over Elia (Joh. 5:1718). Hij was een man van gelijke bewegingen als wij. Zijn er hier die datzelfde verlangen hebben, wiens dagelijks gebed het is: ‘Heere, stort op hen een milde regen!’? Want dan zullen we nog meer blijdschap en vrede mogen ervaren! Want het geeft je vreugde en blijdschap als je mag zien dat de Heere zondaren trekt uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Er is in de hemel blijdschap over één zondaar die zich bekeert. Maar ook op aarde is er blijdschap onder Gods kinderen. Wat kan het een blijdschap geven als je hoort dat iemand door de Heere is gearresteerd en als je ziet dat de Heere verder werkt in zo iemand en dat je mag horen dat ze vrede voor hun hart hebben mogen ervaren. Als je mag horen dat de onrust is geweken. Als je mag horen dat ze elke dag in de hand van de Heere mogen leggen. Iedere morgen bid ik: ‘Heere, ik leg heel de dag in Uw hand.’ Vroeger moest ik alles beheersen. Als ik in de file stond, o, wat gaf dat een irritatie. ‘Waarom sta ik in de file, ik had daar moeten zijn!’ Nu bid ik eenvoudig: ‘Heere, U hebt het zo gewild, want U leidt alle dingen.’ Dan mag er gewoon vrede zijn in mijn hart. En dan kom je een half uur later aan en blijkt dat de Heere je nog wil gebruiken om op dat moment iemand te ontmoeten die een bemoediging nodig had. De Heere leidt alle dingen. Geloven we dat nog? Kinderen van God onder ons, geloven we dat de Heere alles leidt, ook zelfs misschien die ziekte in uw of jouw leven? Dwars door alles heen zie ik dat de Heere een tegenstroom gaat creëren. Er komen jongeren en ouderen die niet willen wandelen volgens het schema van deze wereld. Zij willen niet met alles meedoen. Er is een verlangen: ‘Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?’ Maar dan zullen ze ook zien hoe groot de Koning is die wij dienen en hoe heerlijk de God is die wij mogen kennen! Dan schieten woorden al-tijd tekort. Groot spreken van de Meester. Grootspreken van de Heere Jezus; dat moeten we vooral doen! We zullen in de hemel allemaal een palmtak in de handen krijgen gedrukt en eeuwig de eerkroon mogen dragen. Niet door ons, maar door Hem, door Hem alleen, om het eeuwige welbehagen. Omdat God van eeuwigheid gedachten des vredes over ons heeft gehad. Het is mijn verlangen dat wij dit allen deelachtig mogen worden! Amen.