Misschien eerst een stukje voorgeschiedenis over hoe u terecht

advertisement
Nu het stof is gaan liggen: een interview met Johan Leman
door Jogchum Vrielink1
Vorig jaar nam Johan Leman nogal opvallend afscheid van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen
en voor Racismebestrijding – een centrum dat het grote publiek tot dan toe quasi met hem
vereenzelvigde. De dichtgeslagen deuren resoneerden nog enkele weken in de media.
Inmiddels is enige tijd verstreken en Johan Leman is nu voltijds professor aan het departement
antropologie van de K.U. Leuven. In dit meer serene klimaat spraken wij hem. Het werd een open
gesprek. Niet alleen over zijn tijd op het Centrum, maar ook over de toekomst en over vrije
meningsuiting, de antidiscriminatiewet, vrouwen, het Vlaams Blok en de Islam.
TvMR: Hoe bent u eigenlijk oorspronkelijk terechtgekomen in de migrantensector?
Leman: Ik ben begonnen bij de Dominicanen. Na mijn studies filosofie en theologie heb ik –
enigszins ongepland – een doctoraat in de antropologie gemaakt. Het is langs die weg dat ik enkele
engagementen in het Brusselse heb opgedaan, eerst bij het Centrum voor Welzijnszorg en daarna bij
de Foyer.
In ‘89 vroeg Paula D’hondt me dan of ik haar kabinetschef wilde worden op het Koninklijk
Commissariaat voor het Migrantenbeleid (KCM). Dit verbaasde me, want ik had geen politiek
engagement. Aanvankelijk heb ik ook geweigerd, maar omdat zij bleef aanhouden, heb ik
uiteindelijk geaccepteerd.
Aan het einde van de vier jaar KCM, kwam er dan het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor
Racismebestrijding. In mijn tweede termijn begon daar alles echter steeds moeilijker te gaan. Door
een geheel van factoren werd mij het functioneren daar steeds moeilijker werd gemaakt.
TvMR: U duidt op de politisering van het Centrum, met alle complexe beheersstructuren van
dien. Wanneer is dit beginnen spelen?
Leman: Toen ‘paars-groen’ aan de macht kwam, heeft men alle benoemingen van eerdere
regeringen ongedaan willen maken. Aanvankelijk werd ook ik gerekend als een CVP-benoeming en
wilde men mij weg. Geleidelijk kwam daar echter verandering in, bijvoorbeeld doordat mensen die
overgingen van de CVP naar de VLD perfect konden vertellen dat ik eigenlijk geen CVP’er was. Op
dat punt zijn er dan ook toenaderingen geweest, van meer dan een partij, met de vraag of ik niet bij
hen wilde gaan. Ik moest een politieke affiniteit te kennen geven, laten weten dat ik op hun lijn zat
en hen in kritische dossiers zou volgen. Omgekeerd zou dat betekend hebben dat zij ook bereid
zouden zijn met mij in gesprek te gaan als een geprivilegieerde partner.
Nu is dat systeem niet zo uitzonderlijk in België. Mijn voormalige adjunct was bijvoorbeeld attent
voor de wind die van PS-zijde kwam, maar in Wallonië is dat sowieso sterker. Dit betekent niet dat
die mensen onbekwaam zijn, maar het kan mijns inziens wel de geloofwaardigheid van het Centrum,
althans aan Vlaamse kant, vroeg of laat in het gedrang brengen.
1
Instituut voor Vreemdelingenrecht en Rechtsantropologie, K.U. Leuven.
1
TvMR: Die politisering is wel merkwaardig te noemen in het licht van het feit dat paars-groen
juist altijd zie een einde te zullen maken aan het systeem van politieke benoemingen, een
systeem dat volgens hen juist kenmerkend was voor de CVP-regeringen.
Leman: In het begin zeiden ze dat, maar het is één van de grootste, meest flagrante leugens die ik
ooit heb gehoord. Ze hebben het zelfs verder doorgevoerd! Misschien was het voor mijn komst
anders, maar in mijn tijd was ik veel vrijer onder de CVP-regeringen dan met paars-groen. Hoe dan
ook verwaarloosde ik in de nieuwe situatie mijn politieke dekking te verzorgen. Als ik dat wel had
gedaan, dan was ik veilig geweest.
Een tweede element dat mij parten heeft gespeeld, is dat ik mij bemoeide met een dossier rond de
Belgische ambassade in Sofia. Daar zijn visa verstrekt aan personen die hier mensenhandel hebben
georganiseerd. Daarvan heb ik keiharde bewijzen. In plaats van een onderzoek naar deze kwestie,
kwam er in reactie op mijn nota’s terzake controle op het Centrum! Blijkbaar zijn er redenen
waarom men hiervan geen probleem wilde maken.
Dan is er ook nog het proces rond het Vlaams Blok: als je niet wint in de politiek, verlies je. Dat
heeft zeker ook meegespeeld.
Een laatste factor die zeker invloed heeft gehad, is dat ik in het dossier rondom de
Islamvertegenwoordiging een duidelijke positie innam.
Kortom: ik lag moeilijk in bepaalde dossiers en was politiek niet ingedekt. Hierdoor heeft de
politisering zich doorgezet: men wilde mij onschadelijk maken. Ik mocht wel blijven, maar in een
soort bloempotfunctie. Daarvoor paste ik: dus toen zich ook nog die kwestie aandiende met de
Afghaanse asielzoekers, heb ik gezegd: ‘ik ben hier weg’.
TvMR: Als u nu terugkijkt over de periode, wat zijn dan zaken waarover u tevreden bent?
Leman: Ten eerste, het Centrum zelf. Het is al bij al toch een instelling geworden met gezag, dat is
niet evident. Ten tweede, het feit dat we de antiracismewet meer ingang hebben doen vinden. Men
kan zeggen dat het nog meer had moeten zijn, maar ik denk niet dat we een slagveld hadden moeten
openen inzake racisme. Ik vind dat we dit op een vrij gedoseerde manier hebben gedaan. Natuurlijk
zijn er tekortkomingen in de toepassing, maar die zijn vooral eigen aan het instrument: met een
strafwet krijg je op bepaalde zaken – als tewerkstelling en huisvesting – gewoon geen vat. Daarvoor
zijn die materies bewijsrechtelijk te gecompliceerd.
Een ander succesverhaal is de nationaliteitsverwerving. Mensen zeggen vaak te gemakkelijk dat de
nationaliteit niet belangrijk is. Het maakt echter wel degelijk een verschil: je staat gewoon in een
steviger positie.
Ook de Islam-executieve beschouw ik in zekere zin als een succes2. Gegeven de politieke
moeilijkheidsgraad was de totstandkoming ervan op zich namelijk al een prestatie. Het was wel
beter geweest, als het direct in 1991 geregeld had kunnen worden. Destijds was er door
De Executieve van de Moslims, of Islam-executieve, is de officiële gesprekspartner van de Belgische overheid. Door
middel van het Koninklijk besluit van 4 mei 1999 houdende erkenning van de leden van het Executief van de Moslims
van België (B.S., 1 juni 1999) kreeg deze instelling een aantal opdrachten toegewezen. Voor meer informatie zie de
homepage van de Executieve: http://www.embnet.be/Nederlands/indexned.htm. De totstandkoming van de Executieve is
echter allesbehalve probleemloos verlopen en ook op haar huidige functioneren is veel kritiek (zie o.m. A. OVERBEEKE,
“Moslimverkiezingen: een Belgisch experiment”, in N.F. VAN MANEN (red.), De multiculturele samenleving en het
recht, Nijmegem, Ars Aequi Libri, 2002, 321-331).
2
2
democratische stemming een Islamvertegenwoordiging samengesteld, zonder politieke tussenkomst.
Merkwaardig genoeg werd die vertegenwoordiging geweigerd door de PS. Als men het toen gewoon
had laten regelen door de religieuze vertegenwoordigers zelf, dan was het in een serener klimaat
totstandgekomen. Nu heeft het nog eens acht jaar geduurd, eer er iets uitkwam.
Niet dat het ideaal is nu. Om een beeld van vader Eyskens te gebruiken: ik droomde dus van een
renpaard en wat er gekomen is, is een muilezel. Desondanks denk ik dat het beter is dan niets. Er is
toch al iets hè: in Frankrijk en Duitsland is zelfs dat nog niet gelukt.
TvMR: Zijn er zaken waar u spijt van hebt, dingen die u heeft onderschat?
Leman: Tewerkstelling! Strategisch gezien had tewerkstelling al in het eerste rapport van het KCM
moeten zitten. Kennelijk zet namelijk het eerste dossier de toon: alle elementen uit het eerste rapport,
waaronder nationaliteit en Islam zijn later omgezet in beleid of regelgeving. Wat ontbrak was de
tewerkstelling.
Idealiter had de academische wereld dit direct moeten signaleren. Maar die hebben zich – tot onze
verbazing – vastgebeten in dat, voor ons onbelangrijke, integratieconcept. Dat hebben wij in het
politieke milieu nooit begrepen: voor ons was dat alleen maar een inleidend stuk dat er evengoed
niet kunnen staan. De academische wereld heeft daarover echter vervolgens een paar jaar zitten
emmeren. Dit is echt een verloren discussie geweest die bovendien in de weg heeft gestaan van de
introductie van de belangrijkere tewerkstellingsproblematiek. Maar ik verwijt het ook vooral onszelf:
wij hadden er direct aan moeten denken en bijvoorbeeld al in 1989 moeten pleiten voor quota.
TvMR: De strijd tegen het Vlaams Blok noemde u niet bij de successen, noch bij de zaken
waar u spijt van had. Waaronder zou u het plaatsen?
Leman: Die strijd is nog niet voorbij, maar ik zou het zeker opnieuw doen. Het zou toch een inbreuk
zijn op het gelijkheidsbeginsel, indien we wél de cafébaas zouden aanpakken die een allochtoon een
pint weigert, maar niet het georganiseerde racisme van het Front National of het Vlaams Blok.
Maar het proces was niet zozeer een persoonlijk initiatief, het Centrum was niet mijn privé-tuin. Het
dossier is ontwikkeld door de cel antiracisme. Daarna is het aan mij voorgelegd en ik heb het dan
actief voorde Raad van Bestuur verdedigd. Het is echter de Raad die vervolgens unaniem heeft
beslist te dagvaarden.
TvMR: Je hoort regelmatig dat het Vlaams Blok-proces een jacht is op politiek incorrecte
opinies. Wat vindt u daarvan?
Leman: Bij de samenstelling van het dossier heeft het Centrum zich puur gericht op de
discriminerende beleidsmaatregelen die het Blok voorstelt in het zeventig-puntenplan en niet op de
racistische publicaties of meningsuitingen van de partij en haar leden. We hebben dat bewust
gedaan, om zoveel mogelijk uit de discussie te kunnen blijven rondom de vrijheid van
meningsuiting. Iemand heeft natuurlijk het recht op slechte smaak en het recht om omstreden dingen
te zeggen en schrijven. Juist daarom hebben wij ons in het dossier strikt gehouden aan actieve en
systematische oproepen tot discriminatie.
Het Blok heeft echter de indruk gewekt dat het wél alleen maar over meningsuitingen zou gaan en
een aantal journalisten is hen daarin gevolgd. Dat is de macht van de media: door dit alles is de
publieke opinie inmiddels gekeerd. Vlaanderen kiest voor de vrije meningsuiting. Maar in het proces
3
gaat het om meer dan enkel opinies. Wij richten ons op het ‘herhaaldelijk en systematisch aanzetten
tot racisme en haat’. Blijkbaar is dat echter zo’n genuanceerd onderscheid dat het volledig verloren
gaat als het wordt uitvergroot in het Laatste Nieuws. De publieke opinie is dus gedraaid en de
politiek draait daar uiteraard in mee.
TvMR: Is de publieke en politieke opinie ook niet gekeerd, omdat men zich vragen stelt bij de
opportuniteit van het proces?
Leman: Ik wist wat er kon gebeuren, maar mijn punt is altijd geweest dat het Centrum zijn job doet
zolang het er is. Natuurlijk ‘speelt’ het Blok ook met het proces en natuurlijk hebben zij scenario’s
klaarliggen. Maar het Blok is een voortvloeisel uit ons Belgische systeem: een systeem waarin
niemand zijn verantwoordelijkheid durft op te nemen. Je ziet dat bij de rechterlijke macht in het
Blokproces en je ziet hetzelfde spelen in die ambassade-affaire. Dit is de Belgische ziekte: het niet
opnemen van je verantwoordelijkheid. Wanneer je in dit land komt aan zaken die enige emotie
kunnen uitlokken, dan trekken mensen zich terug. Ik ben echter van mening dat instellingen moeten
draaien! Als je lesgeeft, moet je goed lesgeven. Als je rechter bent, moet je goede rechtspraak
leveren. Als iedereen gewoon zo goed mogelijk zijn job doet, dan krijg je een goed draaiende
democratie. Als je telkens op een bepaald punt terugtrekt, dan kom je nergens en daarmee speel je
het Blok pas in de kaart!
TvMR: Hebt u eigenlijk persoonlijke ervaringen met het Vlaams Blok?
Leman: Ja, van enkele persoonlijke kennissen vermoed ik zelfs dat ze erop stemmen. Ik sta ook echt
op het standpunt dat niet elk lid van het Vlaams Blok een racist is. Voor wat betreft sommige
kopstukken ligt dat echter anders. Mijn ervaringen daarmee zijn dan ook veel minder gunstig.
Ook is er vaak ongewenst contact geweest. Dan heb ik het niet over hate-mail, iedereen in het
publieke leven krijgt dat waarschijnlijk wel. Paula D’hondt had dat en ik heb haar erfenis gekregen.
Nee, het ging echt om stalking. Ze wisten je altijd en overal te vinden: op mijn werk door infiltratie,
op de universiteit enkele keren n door lessen te verstoren, maar ook thuis. Echt fascistische
praktijken. Ze hebben een manier van ‘politiek voeren’ die fataal is voor een democratie.
TvMR: U bent dus ook een voorstander van het cordon sanitaire?
Leman: Ja, hoewel het cordon ook zeker geen enig zaligmakend middel is. In de afschaffing ervan
zie ik echter geen heil: geen cordon in Vlaanderen is toch riskant hoor.
Ideaal zou zijn als we direct in 1993 de antiracismewet hadden kunnen laten toepassen op het
zeventigpunten-programma. De partij was dan blijven bestaan, maar het programma zou zijn
aangepast. Maar dat ging toen niet: we zaten met de bestaande procedure rond het persmisdrijf3. Het
heeft al drie jaar geduurd alvorens we dat uit de Grondwet hadden gekregen. Dit is nu eenmaal zo
gelopen en we moeten dus zoeken naar andere manieren om het Blok af te stoppen. Het heeft al drie
3
Tot in 1999 behoorden racistische persmisdrijven tot de bevoegdheid van het Hof van Assisen. Dit was verankerd in
artikel 150 G.W. Na veel discussie en een lange politieke procedure heeft men in 1999 “drukpersmisdrijven” die door
racisme of xenofobie ingegeven zijn” weten te onttrekken aan de bevoegdheid van Assisen, door ‘correctionalisering’.
Zie: Wijziging aan de Grondwet (art. 150) van 7 mei 1999, B.S. 29 mei 1999. Voor duiding, zie o.m. VOORHOOF, D.,
“De ‘correctionalisering’ van racistische drukpersmisdrijven: naar een effectieve vervolging”, in De Gordiaanse knoop
van de antidemocratische partijen. De wet als tweesnijdend zwaard?, Gent, Mys & Breesch, 2001, 38-63.
4
jaar geduurd alvorens we dat uit de Grondwet hadden gekregen. Dit is nu eenmaal zo gelopen en we
moeten dus zoeken naar andere manieren om het Blok te stoppen.
TvMR: In het Vlaams Blok proces heeft het Centrum dus zogezegd geprobeerd weg te blijven
van de pure meningsuitingen. Op grond van de algemene rechtspraak over de antiracismewet
krijg je echter wél juist de indruk dat vooral de meningsuiting wordt geviseerd. Wat is
daarvoor de reden als het Centrum zich hier niet op wilde blindstaren?
Leman: Dat is geen bewuste keuze geweest, maar alleen een probleem van bewijslast. Iets wat in
het publiek gezegd is of wat op papier staat, is duidelijk. Met zaken over huisvesting of
tewerkstelling is het woord tegen woord: daar kreeg je met de antiracismewet geen vat op.
Desalniettemin zijn er zeker zaken op het vlak van de meningsuiting geweest waar we intern zware
discussies over hebben gevoerd. Vooral publicaties en boeken lagen mij daarbij nauw aan het hart.
Persoonlijk was ik altijd bijzonder terughoudend om daarin op te treden. Vooral bepaalde
Franstaligen hadden dat echter minder en ik was dan ook steeds aangewezen op de consensus die
daaromtrent ontstond. Maar we zaten daar toch af en toe in een schemerzone.
TvMR: U bedoelt dat dergelijke zaken op het grensvlak liggen van de bevoegdheden van een
staat? Heeft u voor uzelf een beeld van hoe ver een staat mag gaan in dit soort zaken en waar
de grenzen liggen?
Leman: Je moet daarin een evenwicht zoeken: enerzijds kan je niet een zodanige neoliberale staat
krijgen die mensen volledig aan hun lot overlaat op dit vlak. Dat is gewoon oneerlijk tegenover de
zwakkeren. Anderzijds moet je natuurlijk ook uitkijken dat je niet belandt in een systeem dat alle
reëel bestaande en betekenisvolle ongelijkheid begint te bestrijden en uitvlakt. Dat is natuurlijk net
zo onrechtvaardig.
Zeker op het vlak van de opinie moet je uiterst voorzichtig en terughoudend zijn. Ook op het vlak
van de goede en slechte smaak, daarover kan en mag een staat in beginsel niet oordelen. Je moet het
vooral hebben over de feitelijke discriminaties zonder rechtmatige grond en over oproepen daartoe
met een grote impact. Wat betreft de andere zaken zou ikzelf zeer aarzelend zijn om daarin op te
treden.
TvMR: Denkt u dat het Centrum zich met de komst van de antidiscriminatiewet 4 dan ook zal
afkeren van de meningsuiting en zich meer zal richten op discriminatoire daden?
Leman: In theorie zou discriminerend gedrag in elk geval makkelijker aan te pakken moeten zijn
met de nieuwe antidiscriminatiewet. Als ik nu nog op het Centrum zou zitten, dan zou ik ook
inderdaad trachten vooral jurisprudentie rond tewerkstelling en huisvesting te ontwikkelen. De
meningsuiting zou ik nu zoveel mogelijk laten rusten. Ook het strafrecht zou ik vanaf nu zo min
mogelijk gebruiken. De burgerrechtelijke mogelijkheid is immers een grote vooruitgang.
Toch voorzie ik ook wel een aantal grote moeilijkheden met de nieuwe wet, vooral gezien de
vaagheid van de normstelling die aanleiding zal geven tot veel tegenstrijdige toepassingen. Wat is
4
Wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot
oprichting van een centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, B.S. d17 maart 2003. Zie uitgebreid:
X, Vrijheid en gelijkheid. De horizontale werking van het gelijkheidsbeginsel en de nieuwe antidiscriminatiewet,
Antwerpen, Maklu, 2003, 835p.
5
bijvoorbeeld een redelijke aanpassing5? Ook stelt zich volgens mij een probleem met het vaststellen
van wat nu wel en niet discriminatie op grond van godsdienst is. Ik was geen voorstander van
opname van die grond. Je zit daar toch duidelijk met een afbakeningsprobleem. Zijn sekten
bijvoorbeeld godsdiensten of niet? En zo nee, wie bepaalt er dan wat een sekte is? Ik vind dat
allemaal niet zo evident hoor.
TvMR: Hoe staat u eigenlijk tegenover de bevoegdheidsuitbreiding die de antidiscriminatiewet
voor het Centrum heeft gebracht?6
Leman: Voor mij had het niet in de huidige, overweldigende mate gemoeten. Het hoefde ook niet
strikt racisme te blijven, maar een geleidelijke groei was beter geweest. Op een aantal gronden had
men wellicht beter nog een tijdlang op een andere manier gewerkt, bijvoorbeeld door middel van een
specifiek Centrum of Instituut. De grote uitbreiding is bovendien problematisch vanwege het feit dat
men er relatief weinig middelen voor heeft vrijgemaakt.
TvMR: Wat betreft ‘de Islam’ hebt u het al gehad over de Islam-executieve, maar er hebben
op dat vlak meer zaken gespeeld in uw periode. Abou Jah-Jah en de AEL bijvoorbeeld. Heeft
u contact met hen gehad?
Leman: Ja, en hoewel ik het niet eens ben met een aantal van Abou Jah-Jah’s opvattingen, geef ik
die man wel een aantal pluspunten mee. Zo is hij voor een belangrijk aantal jongeren toch een
herkenningspunt. Jongeren die moeilijk een ander herkenningspunt vinden. Natuurlijk kan je zeggen
dat dat ook geldt voor het Blok en het ‘Blok-publiek’, maar ik vind dat het toch wel om
fundamenteel andere zaken gaat. Ten aanzien van die allochtone jongeren speelt een verregaande
discriminatie. Daar voeg ik wel onmiddellijk aan toe dat die discriminatie geen grond voor crimineel
gedrag is. Het is niet omdat je werkloos bent, dat je auto’s kapot mag gaan slaan! Maar dat ze in hem
een herkenningspunt vinden, dat is zo en dat is belangrijk.
Ten tweede: ik kon met de man praten, wat met andere groepen wel minder het geval was. En ten
slotte heb ik situaties gekend waarin hij de boel op stelten had kunnen jagen en waarin hij dat niet
gedaan heeft. Dat spreekt ook voor hem.
Als het over de ‘Israël-Joodse kwestie’ gaat, dan speelt hij met vuur, maar over het geheel genomen
waren mijn contacten met Abou Jah Jah tamelijk goed. Van een andere aard waren echter mijn
contacten met echte extremisten als Bastin7. Die trachtte zelfs te infiltreren op het Centrum, door
De antidiscriminatiewet stelt in artikel 1, § 3 dat het ontbreken van redelijke aanpassingen voor personen met een
handicap een discriminatie vormt in de zin van de wet. Een aanpassing wordt als redelijk beschouwd indien deze geen
onevenredige belasting betekent of waarvan die belasting in voldoende mate gecompenseerd wordt door de bestaande
maatregelen. Zie K. VAN DEN LANGENBERGH, “Discriminatie van gehandicapten bij aanwerving: een verkennende
analyse”, in X, Vrijheid en gelijkheid. De horizontale werking van het gelijkheidsbeginsel en de nieuwe
antidiscriminatiewet, Antwerpen, Maklu, 2003, 573-610.
6
Met de totstandkoming van de wet is het Centrum niets alleen bevoegd voor ‘rasgerelateerde gronden’, maar ook voor
de volgende ‘non-raciale gronden’ van de nieuwe wet: seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, fortuin, leeftijd,
geloof of levensbeschouwing, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, handicap en fysieke eigenschap. De enige
grond die uitgesloten is van de bevoegdheid van het Centrum is geslacht. Zie o.m.: P. POPULIER en J. VRIELINK, “Alle
mensen zijn gelijk, maar sommige mensen zijn meer gelijk dan anderen. Over mannen, vrouwen paritaire democratie en
geslachtsdiscriminatie”, TBP, nr. 10, 2003, 682-696.
7
Bedoeld wordt de tot de Islam bekeerde Belg Jean-François Bastin (of Abdullah Abu Abdulaziz), oprichter van
Mouvement Jeunes Musulmans (MJM). Bastin deed mee aan de verkiezingen van 18 mei 2003 in Brussel met de Parti
Citoyenneté et Prospérité (PCP), een moslimpartij (zie: http://www.particp.be/). Bastin kreeg hierbij een aanzienlijk
aantal stemmen.
5
6
medewerkers te intimideren. Dat is echt een gevaarlijk ventje, wellicht nog een slag erger dan het
Blok.
TvMR: Een nieuwe, of eigenlijk, opgerakelde discussie rondom de Islam is de
hoofddoekkwestie. Wat vindt u daarvan?
Leman: Ja, dat zijn de Franstaligen die weer een tik hebben meegekregen van Frankrijk. Dat sijpelt
dan binnen via de PS en de MR en dan nadien naar de VLD: typisch. Alsof die hoofddoek een
prioriteit is! Het Centrum wordt zelfs ingeschakeld, zij moeten er een grote nota over maken. Terwijl
we in feite met die hoofddoeken geen problemen hebben in België. Laten we er dan ook alsjeblieft
geen van maken! In plaats daarvan zouden we ons beter bezighouden met echte problemen, zoals de
tewerkstelling. Maar goed, ik ben daar weg en heb er natuurlijk niets meer over te zeggen.
TvMR: Een laatste vraag: wetend wat u nu weet, zou u het opnieuw doen?
Leman: Absoluut, als er dingen zijn in mijn leven die ik anders zou doen dan hebben ze niets met
mijn werk te maken. Ik zou mijn ervaringen in het sociale en politieke nergens voor willen ruilen.
Het zijn ervaringen die je nooit aan de universiteit opdoet, maar nu is het juist hoog tijd me met het
academische bezig te houden.
7
Download