Toelichting op bekostiging samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs Januari 2014 1) Inleiding Hierbij treft u de geactualiseerde cijfers aan die inzicht geven in de kengetallen en het financieel meerjarenperspectief van uw samenwerkingsverband passend onderwijs en de registratie in BRON. De cijfers en toelichting zijn gebaseerd op de wetgeving passend onderwijs. Het overzicht geeft een indicatie van de bekostiging van het samenwerkingsverband vanaf 1 augustus 2014. Het schooljaar 2014-2015 is voor de bekostiging van passend onderwijs een overgangsjaar. In zowel de cijfers als in deze toelichting zal aandacht worden besteed aan dit overgangsjaar en de periode die daarop volgt. Ten aanzien van eerder verstrekte cijferoverzichten met bijbehorende toelichting zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: - De cijfers van teldatum 1 oktober 2011, op basis waarvan de verevening wordt vastgesteld, zijn geactualiseerd. - De voorlopige cijfers van 1 oktober 2013, op basis waarvan de overgangsbekostiging en herbestedingsverplichting wordt vastgesteld, zijn verwerkt. Ten aanzien van de leerlinggebonden financiering (lgf) kunnen nog wijzigingen worden verwacht. - De groeibekostiging voor het voortgezet speciaal onderwijs (vso) zal in schooljaar 2014-2015 nog eenmaal door het ministerie van OCW en DUO worden uitgevoerd. De peildatum voor de bepaling van de groei is 16 januari 2014. De kosten van de groei worden afgetrokken van de bekostiging van het samenwerkingsverband. Dit betreft circa € 7 per leerling. - In de begrotingsafspraken voor 2014 is opgenomen dat de bezuiniging van € 50 mln. op leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en praktijkonderwijs (pro) vervalt. Daarmee wordt de voorgenomen korting van € 21 mln. op het budget van het samenwerkingsverband ongedaan gemaakt. Deze voorgenomen korting bestond uit: - budget lichte ondersteuning (€ 10 mln.) - regionale expertisecentra (€ 4 mln.) - regionale verwijzingscommissies (€ 7 mln.) De middelen die betrekking hebben op het regionaal zorgbudget en de rec’s zijn zodoende weer opgenomen in deze cijferoverzichten. De rvc’s blijven tot in 2015 actief. Dit budget is in bijgevoegde overzichten dan ook nog niet opgenomen in het budget van de samenwerkingsverbanden. - Voor zover bij DUO bekend en geregistreerd, is de naam van het samenwerkingsverband aangepast. Zoals gezegd betreffen de overzichten voorlopige cijfers. In april 2014 ontvangt ieder samenwerkingsverband een voorlopige beschikking voor de bekostiging in schooljaar 2014-2015. Zodra nieuwe informatie voor u beschikbaar is, wordt dit op de website www.passendonderwijs.nl geplaatst en/of via uw accountmanager gedeeld. Ook op de website van DUO is veel informatie beschikbaar. Zo treft u meer schema’s over de financiële stromen binnen het bekostigingsproces en de tijdslijnen waarlangs de processen worden uitgevoerd aan op: http://duo.nl/zakelijk/PO/passend_onderwijs/ondersteuningsbekostiging.asp Daarnaast blijven wij graag in gesprek over uw verdere wensen. Eventuele suggesties kunt u melden bij uw accountmanager. 2) Algemene toelichting In dit hoofdstuk wordt per schooljaar in hoofdlijnen aangegeven hoe de bekostiging van passend onderwijs eruit zal zien. Schooljaar 2014-2015: overgangsjaar Per 1 augustus 2014 wordt de zorgplicht ingevoerd en wordt het samenwerkingsverband verantwoordelijk voor onder meer de toewijzing van extra ondersteuning aan leerlingen en de beoordeling van de toelaatbaarheid tot het vso. Scholen en het samenwerkingsverband beschikken dit schooljaar over de volgende middelen: 1. Bekostiging. De vso-scholen worden bekostigd op basis van het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober 2013 en de huidige regelgeving. Ook de groeiregeling van 16 januari 2014 wordt nog op basis van de huidige regelgeving uitgevoerd. 2. Budget voor lichte ondersteuning. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs ontvangen vanaf schooljaar 2014-2015 de middelen die betrekking hebben op het regionaal zorgbudget en Rebound, Herstart en Op de Rails. De middelen voor de lichte ondersteuning worden als één budget toegekend (in plaats van een apart regionaal zorgbudget en losse middelen voor de reboundvoorzieningen). Overigens zijn in de cijferoverzichten nog niet de cijfers opgenomen die betrekking hebben op het budget voor leerlingen die zijn geïndiceerd voor lwoo en pro. Let op: het budget voor lichte ondersteuning wordt per 1 augustus 2014 gebaseerd op alle voleerlingen in het samenwerkingsverband in plaats van het aantal leerlingen in het 3e en 4e leerjaar van het vmbo. Vanwege de herverdeeleffecten is een overgangsregeling geformuleerd. In 2,5 jaar wordt toegegroeid naar het nieuwe budget. De basis voor deze overgangsregeling is meegenomen in de cijferoverzichten. 3. Reguliere deel van de leerlinggebonden financiering. In het overgangsjaar ontvangt het samenwerkingsverband het reguliere deel van de lgf. De hoogte van het budget is gebaseerd op het aantal leerlingen met lgf binnen het samenwerkingsverband op 1 oktober 2013. 4. Ambulante begeleiding-deel van de leerlinggebonden financiering. De middelen voor de ambulante begeleiding (ab) worden in het overgangsjaar nog direct toegekend aan de vsoscholen. Het samenwerkingsverband maakt afspraken met het vso over de inzet van expertise/ab, eveneens op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober 2013. Let op: als het samenwerkingsverband afspraken over de overdracht van personeel heeft gemaakt met alle vso-scholen waar het ab van ontving, kan het geld voor de ab al dit jaar naar het samenwerkingsverband gaan (‘opting out’). Het samenwerkingsverband ontvangt in april 2014 een overzicht van alle vso-scholen die ab verzorgen binnen het samenwerkingsverband. Indien een samenwerkingsverband gebruik wil maken van opting out, dient dit op uiterlijk 1 mei 2014 aan DUO gemeld te worden. Let op: de instellingen voor cluster 1 en 2 krijgen de verantwoordelijkheid om leerlingen met een visuele, auditieve of communicatieve beperking in het reguliere onderwijs te ondersteunen. De instellingen voor cluster 1 ontvangen daarvoor ook de middelen die nu bestemd zijn voor de regelingen visueel gehandicapten in het regulier onderwijs. De instellingen voor cluster 2 ontvangen de lgf-middelen (zowel het reguliere deel als voor de ab) van leerlingen met lgf cluster 2 in het reguliere onderwijs. Met de instellingen voor cluster 2 moeten afspraken worden gemaakt over begeleiding van leerlingen met een auditieve- en of communicatieve beperking in het reguliere onderwijs. Let op: aan de scholen voor epilepsie wordt bekostiging verstrekt voor een landelijk werkverband epilepsie en onderwijs. Het budget voor ab van de epilepsiescholen zal daarom niet overgaan naar de samenwerkingsverbanden, maar blijft bij de epilepsiescholen (landelijk werkverband). Het samenwerkingsverband ontvangt de ab-middelen van deze scholen dus ook na het overgangsjaar niet. Daartegenover staat dat u zich in het nieuwe stelsel passend onderwijs net als nu voor ambulante begeleiding aan leerlingen met epilepsie tot het landelijk netwerk kunt wenden. Hieruit volgt logischerwijs ook dat de beide epilepsiescholen buiten het systeem van opting out en verplichte herbesteding vallen. Het reguliere deel van de lgfbekostiging van de leerlingen met epilepsie die worden begeleid door een van de epilepsiescholen, is verevend toegekend aan de samenwerkingsverbanden en opgenomen in het normbudget. 5. Overige middelen samenwerkingsverband. Door het vervallen van de bezuiniging op passend onderwijs en de extra middelen voor lwoo/pro, is het budget van samenwerkingsverbanden hoger geworden. Het betreft de budgetten die gemoeid zijn met de regionale expertisecentra, steunpunten autisme, compensatieregeling AWBZ en de terugplaatsing ambulante begeleiding. Deze worden per 1 augustus 2014 toegekend aan het samenwerkingsverband, op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober 2013 (exclusief de leerlingen ingeschreven op het vso). In het overgangsjaar zijn van dit budget de middelen voor groei in het (v)so afgetrokken, omdat de groeibekostiging van 16 januari 2014 voor het (v)so in schooljaar 2014-2015 nog eenmaal door het ministerie van OCW en DUO zal worden uitgevoerd. Let op: de materiële bekostiging wordt in 2014 toegekend vanaf 1 augustus tot 1 januari 2015; dus voor 5/12e. Daarna gaat het materiële deel van de nieuwe bekostiging van start. Schooljaren 2015-2016 tot en met 2019-2020: nieuwe bekostigingssystematiek met overgangsregeling verevening Per 1 augustus 2015 gaat de nieuwe bekostigingssystematiek passend onderwijs van start. In de periode tot 1 augustus 2020 vindt een correctie op het budget plaats in verband met de verevening. Scholen en samenwerkingsverbanden beschikken over de volgende middelen: 1. Basisbekostiging. Alle scholen, ook de vso-scholen, krijgen basisbekostiging. Dit is de bekostiging voor onderwijs die scholen rechtstreeks van de Rijksoverheid ontvangen. 2. Ondersteuningsbekostiging. Vso-scholen ontvangen naast de basisbekostiging ook een bedrag per leerling die door het samenwerkingsverband naar de school verwezen wordt: de ondersteuningsbekostiging. Dit bedrag is gebaseerd op 3 categorieën met elk hun eigen prijs en wordt overgeheveld van het normbudget voor zware ondersteuning van het verwijzende samenwerkingsverband. DUO voert deze verplichte overdracht uit op basis van het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober in het voorafgaande schooljaar. Indien de ondersteuningsbekostiging het normbudget voor zware ondersteuning (zie punt 4) overschrijdt, wordt dit verrekend met de lumpsum van de scholen binnen het samenwerkingsverband. Het budget voor lichte ondersteuning valt buiten deze verrekening en blijft dus altijd ter beschikking van het samenwerkingsverband. Let op: vanaf schooljaar 2015-2016 is de bekostiging van het vso gebaseerd op het aantal leerlingen op 1 oktober van het voorgaande schooljaar en is er geen sprake meer van landelijke groeiregelingen. Op basis van de wetgeving passend onderwijs dienen de samenwerkingsverbanden zelf zorg te dragen voor een adequate overdracht van middelen indien er sprake is van groei na de teldatum. 3. Budget voor lichte ondersteuning. Zie schooljaar 2014-2015. Let op: per 1 augustus 2015 worden de samenwerkingsverbanden verantwoordelijk voor de toewijzing van lwoo en pro. Omdat er sprake is van kalenderjaarbekostiging worden zij per 1 januari 2016 budgettair verantwoordelijk, waarbij het beschikbare budget per samenwerkingsverband is gemaximeerd naar rato van het aantal lwoo- en pro-leerlingen op 1 oktober 2012. Voorlopig blijven de huidige landelijke criteria voor de toewijzing van lwoo en pro en de lwoo-licenties behouden. Medio 2014 wordt besloten wat hiermee gebeurt. Er zijn wel al mogelijkheden voor opting out. Dit betekent dat samenwerkingsverbanden vanaf 1 augustus 2015 zelf kunnen bepalen welke criteria voor lwoo en pro gelden en welke scholen in aanmerking komen voor een lwoo-licentie. Voorwaarde is dat alle besturen met een vestiging binnen het samenwerkingsverband hiermee instemmen. 4. Normbudget voor zware ondersteuning. Elk samenwerkingsverband ontvangt een normbudget voor zware ondersteuning. De omvang van dit budget wordt bepaald op basis van het aantal leerlingen binnen het samenwerkingsverband (exclusief de leerlingen ingeschreven op het vso) op 1 oktober in het voorafgaande schooljaar, vermenigvuldigd met een landelijk normbedrag. Hierin zijn het reguliere deel van de lgf, het ab-deel van de lgf, de ondersteuningskosten van het vso en overige middelen van het samenwerkingsverband opgenomen. Het normbudget is hoger dan vorig jaar is aangegeven in verband met het vervallen van de bezuiniging op lwoo/pro. Let op: indien het totale leerlingenaantal (exclusief de leerlingen ingeschreven op het vso) binnen het samenwerkingsverband daalt, daalt ook het normbudget op basis waarvan het budget (na verrekening van de verevening) tot stand komt. Let op: het samenwerkingsverband heeft in schooljaar 2015-2016 nog de verplichting tot herbesteding bij de vso-scholen waar het eerder ambulante begeleiding van ontving, tenzij is gekozen voor ‘opting out’. De omvang van de herbestedingsverplichting wordt gebaseerd op de lgf-bekostiging op 1 oktober 2013. 5. Verevening. Op basis van de normbekostiging ontstaat een gelijke verdeling van het budget over alle samenwerkingsverbanden. Dit wijkt echter af van de huidige situatie. Daarom bestaat voor de periode 2015-2020 een overgangsregeling om stapsgewijs tot de normbekostiging te komen (verevening). In deze periode wordt in afnemende mate een correctiebedrag opgeteld bij (in het geval van een negatieve verevening) of afgetrokken van (bij een positieve verevening) het normatieve budget.1 Dit bedrag wordt bepaald door het verschil tussen de ondersteuningskosten (inclusief lgf) in de betreffende regio op 1 oktober 2011 en het normbudget per 1 oktober 2011. In schooljaar 2015-2016 ontvangen samenwerkingsverbanden 100% van het correctiebedrag. Dit wil zeggen dat zij op basis van de telling op 1 oktober 2011 gecompenseerd worden voor de verandering in de bekostiging. In schooljaar 2019-2020 worden de samenwerkingsverbanden voor het laatst gecompenseerd voor een deel van het vereveningsbedrag. In 2020-2021 is geen sprake meer van een overgangsregeling en ontvangt het samenwerkingsverband het ongecorrigeerde normbudget. De stappen voor de verevening zijn opgenomen in de concept-AMvB die in het voorjaar van 2013 voorlag voor de internetconsultatie. Voorgestelde stappen voor afbouw/oploop zijn: 100%, 90%, 75%, 60% en 30% of bij opbouw 0%, 10%, 25%, 40%, en 70%. Let op: indien het aantal leerlingen in het vso na 1 oktober 2011 groeit of het totale aantal leerlingen in het samenwerkingsverband (exclusief de leerlingen ingeschreven in het vso) daalt, wordt dit dus niet gecompenseerd via de overgangsregeling. In de cijferoverzichten is zichtbaar gemaakt of er in uw samenwerkingsverband sprake is van een groei tussen 1 oktober 2011 en 1 oktober 2013 en of er een verandering van het totale aantal leerlingen in het reguliere onderwijs heeft plaatsgevonden. Indien u momenteel een bovengemiddeld aantal geïndiceerde leerlingen hebt, zal in de overgangssituatie via de vereveningsregeling stapsgewijs een deel van de bekostiging worden afgebouwd tot het landelijk gemiddelde. Indien u minder dan het gemiddelde aantal geïndiceerde leerlingen hebt, zal de verevening voor u stapsgewijs oplopen tot het landelijk gemiddelde. 1 Schooljaren 2020-2021 en verder: nieuwe bekostigingssystematiek Per 1 augustus 2020 is de verevening afgerond. Samenwerkingsverbanden ontvangen het volledig verevende normbudget voor zware ondersteuning. Planning Hieronder treft u een overzicht aan van de belangrijkste data voor de bekostiging passend onderwijs. - 1 oktober 2011: basis voor de overgangsregeling voor de verevening. Leerlingen die na deze datum nog worden ingeschreven in het vso of lgf krijgen, tellen niet mee voor de overgangsregeling. - 1 augustus 2014: het vso wordt bekostigd op basis van de telling op 1 oktober 2013. Het samenwerkingsverband ontvangt het reguliere schooldeel van de lgf-middelen op basis van de stand van 1 oktober 2013. De ab-middelen gaan in principe nog naar het vso, ook op basis van de teldatum 1 oktober 2013, behalve als er is gekozen voor ‘opting out’. Het budget voor lichte ondersteuning wordt gebaseerd op alle leerlingen in het vo in plaats van het aantal leerlingen in het 3e en 4e leerjaar in het vmbo. - 1 januari 2015: het materiële deel van het nieuwe normbudget gaat van start. - 1 augustus 2015: de nieuwe bekostigingssystematiek gaat van start, met daarbij de verevening. Het samenwerkingsverband ontvangt de personele bekostiging vanaf deze datum volgens de nieuwe systematiek. - 1 augustus 2015: de samenwerkingsverbanden passend onderwijs worden verantwoordelijk voor de toewijzing van lwoo en pro. - 1 januari 2016: de samenwerkingsverbanden passend onderwijs worden budgettair verantwoordelijk voor lwoo en pro. - 1 augustus 2020: overgangsregeling verevening afgerond: gelijke verdeling van ondersteuningsmiddelen naar rato van het aantal leerlingen over het land. 3) Toelichting op de specifieke onderdelen van het cijferblad Het geactualiseerde cijferoverzicht bestaat uit 10 tabbladen. Deze worden hieronder toegelicht. Tabblad 1: bekostiging samenwerkingsverband vanaf 2014 Het eerste tabblad geeft een indicatie van de bekostiging van het samenwerkingsverband vanaf 1 augustus 2014. Het gaat om een voorlopige berekening op basis van de huidige prijzen en leerlingaantallen. De uiteindelijke berekening kan daarom nog anders uitvallen. U vindt steeds op de linkerzijde het prijspeil en op de rechterzijde het totale bedrag voor uw samenwerkingsverband (het prijspeil vermenigvuldigd met het aantal leerlingen uit blad 2). De informatie is gebaseerd op de leerlingenaantallen op 1 oktober 2013 (stand december 2013). Het correctiebedrag voor de verevening is ongewijzigd: dit is gebaseerd op de leerlingenstand van 1 oktober 2011. Wat het prijspeil betreft is voor de personele bekostiging uitgegaan van het schooljaar 2014-2015 en voor de materiële bekostiging van kalenderjaar 2014. Let op: de opgenomen bedragen betreffen zowel de personele als de materiële bekostiging. Zoals eerder gemeld wordt de materiële bekostiging in 2014 toegekend van 1 augustus tot 1 januari 2015; dus voor 5/12e. Daarna gaat het materiële deel van de nieuwe bekostiging van start. Indien u deze cijfers gebruikt als een indicatie voor een meerjarige begroting, is het belangrijk om u te realiseren dat ze gebaseerd zijn op gelijkblijvende prijzen en leerlingenaantallen. Indien bijvoorbeeld de doorverwijzing naar het vso afneemt of u andere beslissingen neemt voor wat betreft de uitgaven voor extra ondersteuning op reguliere scholen, kunnen de leerlingenaantallen en daarmee bedragen wijzigen. Op het eerste tabblad zijn de volgende onderdelen te onderscheiden: 1. Budget voor lichte onderwijsondersteuning. De bekostiging die het samenwerkingsverband ontvangt voor lichte onderwijsondersteuning is opgebouwd uit het regionale ondersteuningsbudget, Rebound en Herstart/Op de rails. In totaal gaat het om afgerond € 401 per vmbo-leerling in het 3e of 4e leerjaar of € 87 per totaal aantal leerlingen in het vo. Dit is hoger dan het bedrag dat eerder aan u is gecommuniceerd. De reden hiervoor is dat de bezuiniging ter grootte van € 14 mln., die in de vorige overzichten was verwerkt, in deze overzichten is teruggedraaid. In een later stadium zal ook het budget van de rvc’s (€ 7 mln.) worden toegevoegd aan het budget van de samenwerkingsverbanden. Dat is in deze overzichten nog niet verwerkt. Let op: in het overzicht is zowel het bedrag per vmbo-leerling in het 3e en 4e leerjaar opgenomen, als het bedrag per totaal aantal leerlingen in het vo. Op dit moment wordt het budget voor lichte ondersteuning nog gebaseerd op het aantal vmbo-leerlingen in het 3e en 4e leerjaar. Per 1 augustus 2014 wordt dit budget echter gebaseerd op het totale aantal leerlingen in het vo. Vanwege de herverdeeleffecten is een overgangsregeling geformuleerd. Hierdoor wordt een correctiebedrag vastgesteld. Dat is het verschil tussen het bedrag dat uw samenwerkingsverband had gekregen als de oude verdeelsleutel was gehanteerd, en het bedrag dat u ontvangt op basis van de nieuwe verdeelsleutel. Basis voor dit correctiebedrag is 1 oktober 2013. Vanaf de invoering wordt gedurende 2,5 jaar een percentage van dit correctiebedrag toegevoegd aan, dan wel afgetrokken van, het regionale zorgbudget zoals uw samenwerkingsverband dat ontvangt op basis van de nieuwe verdeelsleutel en de T-1-telling. Bij samenwerkingsverbanden die er als gevolg van de nieuwe verdeelsleutel op vooruit gaan wordt het correctiebedrag in mindering gebracht zodat zij niet direct dit gehele voordeel ontvangen. Bij samenwerkingsverbanden die er als gevolg van de nieuwe verdeelsleutel op achteruit gaan wordt het correctiebedrag toegevoegd zodat zij niet direct het gehele financiële nadeel ondervinden. Per jaar ziet dit er als volgt uit: - - - - Van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2014 wordt het budget voor lichte ondersteuning gebaseerd op het totaal aantal vo- leerlingen in het samenwerkingsverband op 1 oktober 2013. Vervolgens wordt hier 2/3e van het correctiebedrag aan toegevoegd dan wel van afgetrokken. Aangezien halverwege het jaar 2014 wordt gestart met de nieuwe systematiek is ook de helft van het budget, en dus ook het halve correctiebedrag, beschikbaar van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2014. In kalenderjaar 2015 is het budget voor lichte ondersteuning gebaseerd op het totaal aantal vo- leerlingen in het samenwerkingsverband op 1 oktober 2014. Vervolgens wordt hier twee derde van het correctiebedrag (zoals bepaald op basis van 1 oktober 2013) aan toegevoegd dan wel van afgetrokken. In het kalenderjaar 2016 is het budget voor lichte ondersteuning gebaseerd op het totaal aantal vo-leerlingen in het samenwerkingsverband op 1 oktober 2015. Vervolgens wordt hier 1/3e van het correctiebedrag (zoals bepaald op basis van 1 oktober 2013) aan toegevoegd dan wel ervan afgetrokken Vanaf kalenderjaar 2017 is het budget voor lichte ondersteuning volledig gebaseerd op het totale aantal leerlingen in het vo: er vindt geen correctie meer plaats. 2. Bekostiging zware ondersteuning 2014-2015. Het samenwerkingsverband ontvangt in het overgangsjaar 2014-2015 voor zware ondersteuning een overgangsbekostiging (het reguliere deel van de leerlinggebonden financiering op 1 oktober 2013) en een normbekostiging van € 16,65 per leerling (de ‘overige middelen van het samenwerkingsverband’). In dit bedrag is verwerkt dat de groeibekostiging voor het vso in schooljaar 2014-2015 nog eenmaal door het ministerie van OCW en DUO zal worden uitgevoerd. De vso-scholen ontvangen dit jaar nog direct de overgangsbekostiging voor ambulante begeleiding. Als het samenwerkingsverband afspraken over de overdracht van personeel heeft gemaakt met alle vso-scholen waar het ambulante begeleiding van ontving, kan het geld voor de ambulante begeleiding al dit jaar naar het samenwerkingsverband gaan (‘opting out’). 3. Bekostiging zware onderwijsondersteuning vanaf 2015-2016 - Normbekostiging totaal: per leerling in het samenwerkingsverband (exclusief de leerlingen ingeschreven op het vso) ontvangt het samenwerkingsverband een bedrag van afgerond € 504 per vo-leerling. - Verevening: het bedrag van uw vereveningsregeling is weergegeven. Dit vereveningsbedrag is gebaseerd op het aantal leerlingen met zware ondersteuning op 1 oktober 2011 ten opzichte van het landelijk gemiddelde. - Ondersteuningskosten: de bedragen voor een leerling in het vso categorie 1, 2 en 3 zijn weergegeven. Ook is weergegeven wat de totale kosten van het vso binnen het samenwerkingsverband zijn op basis van het aantal leerlingen van blad 2. Deze kosten zullen in mindering worden gebracht op uw normbudget. In de feitelijke situatie zal dit in schooljaar 2015-2016 gebeuren op basis van de leerlingtelling van 1 oktober 2014. In deze sheet is uitgegaan van peildatum 1 oktober 2013. - Resterend ondersteuningsbudget: dit is het bedrag dat resteert wanneer de verrekening heeft plaatsgevonden van het normatieve ondersteuningsbudget met de ondersteuningskosten van de leerlingen op het vso en de verevening. Dit is het budget dat beschikbaar is voor ondersteuning van leerlingen in het reguliere onderwijs. - Ontwikkeling ondersteuningsbudget bij gelijkblijvende leerlingenaantallen: tot slot treft u op dit tabblad een berekening van het ondersteuningsbudget in de periode waarin de overgangsregeling geldt (schooljaar 2015-2016 tot en met 2019-2020). Daarbij wordt uitgegaan van gelijkblijvende prijzen, leerlingenaantallen en verwijzingen naar het vso. Tabblad 2: kengetallen leerlingen op basis van 1/10/2013 Het tweede tabblad geeft een overzicht van het aantal leerlingen op 1 oktober 2013 binnen het samenwerkingsverband en het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2013 extra ondersteuning ontving, uitgesplitst naar onderwijssoort (stand december 2013). Het betreft informatie over: 1. Leerlingen. Het aantal leerlingen dat naar school gaat op een van de scholen binnen het samenwerkingsverband. Allereerst treft u de aantallen vo-leerlingen aan, uitgesplitst naar LWOO en PRO. Het totaal aantal leerlingen is van belang voor de vaststelling van de normbekostiging, waaruit de zware vormen van onderwijsondersteuning van het samenwerkingsverband kunnen worden gefinancierd. Ook is het aantal leerlingen dat woonachtig is in het samenwerkingsverband weergegeven. Dit geeft zicht op het aantal potentiële leerlingen binnen het samenwerkingsverband. Ten tweede is het aantal vso-leerlingen weergegeven dat woont in het gebied van het samenwerkingsverband. Dit aantal is van belang voor de ondersteuningsbekostiging die het samenwerkingsverband aan het vso moet gaan betalen. Let op: dit geldt alleen bij de invoering van het nieuwe stelsel. Samenwerkingsverbanden worden op dat moment verantwoordelijk voor de leerlingen die wonen binnen de grenzen van het samenwerkingsverband. Vervolgens, in de structurele situatie, is vooral het aantal leerlingen dat het samenwerkingsverband zelf verwijst uitgangspunt, ook als de leerling vervolgens naar een ander samenwerkingsverband verhuist. In de structurele situatie geldt alleen bij een eerste inschrijving nog het woonplaatsprincipe; daarna het verwijzingsprincipe. 2. Rugzakken. Het aantal leerlingen met lgf-bekostiging cluster 3 en 4 dat naar school gaat op één van de scholen in het samenwerkingsverband, onderverdeeld naar lgf in het lwoo/ pro en in overig vo. De aantallen zijn aangegeven per onderwijssoort. 3. Deelnamepercentages. De deelnamepercentages van het samenwerkingsverband voor lichte en zware onderwijsondersteuning afgezet tegen het landelijk gemiddelde. 4. Cluster 1- en 2- leerlingen. Het aantal leerlingen met een indicatie voor cluster 1 en 2. In de eerste kolom is aangegeven hoeveel leerlingen met lgf cluster 1 en 2 zijn ingeschreven op een vo school in het samenwerkingsverband. In de tweede kolom is aangegeven hoeveel leerlingen wonen binnen de grenzen van het samenwerkingsverband en ingeschreven staan in het vso cluster 1 en 2. Op basis van deze cijfers kunnen afspraken worden gemaakt met de instellingen over begeleiding van leerlingen met een visuele, auditieve en of communicatieve beperking. Tabblad 3 tot en met 7: samenstelling samenwerkingsverband Deze bladen bevatten gegevens over de scholen die binnen uw samenwerkingsverband vallen (op basis van de teldatum 1 oktober 2013). Blad 3 bevat de WEC-scholen waar leerlingen uit de regio zijn ingeschreven, inclusief gegevens over het type leerlingen dat zij huisvesten. Blad 4 geeft weer welke leerlingen door welke WEC-scholen op dit moment ambulant worden begeleid. Blad 5 bevat de gegevens van de reguliere scholen binnen uw samenwerkingsverband. Blad 6 bevat een overzicht met detailgegevens over de rugzakken per school in uw samenwerkingsverband. Op blad 7 vindt u een overzicht van de in uw samenwerkingsverband deelnemende besturen. Tabblad 8: kengetallen leerlingen per (deel van) gemeente Het achtste blad geeft informatie over aantal en type leerlingen binnen de (delen van de) gemeenten die binnen de regio van uw samenwerkingsverband vallen. Deze informatie verschaffen wij op verzoek van verschillende gemeenten. Per samenwerkingsverband staat weergegeven: 1. Het aantal leerlingen dat is ingeschreven op scholen voor vo in de gemeente. Indien er geen vo-school staat in de gemeente, is het aantal leerlingen logischerwijs 0. 2. Het aantal in de gemeente woonachtige leerlingen uit het reguliere vo (inclusief lwoo/pro). Dit geeft het potentiële aantal leerlingen in de samenwerkingsverbanden vo weer. 3. Het aantal leerlingen dat woont in de gemeente en staat ingeschreven in het vso. Daarbij is onderscheid gemaakt in categorie 1, 2 en 3. Dit zijn de leerlingen waarvoor het samenwerkingsverband de ondersteuningskosten moet betalen in de overgangsperiode. 4. Het aantal leerlingen in met een rugzak cluster 3 of 4. 5. Het aantal leerlingen met een indicatie voor cluster 1 en 2. In de eerste kolom is aangegeven hoeveel leerlingen die wonen in de gemeente en staan ingeschreven in het vso cluster 1 en 2. In de tweede kolom is aangegeven hoeveel leerlingen met een rugzak cluster 1 en 2 zijn ingeschreven op een vo school in de gemeente. Tabblad 9: ontwikkeling leerlingen 2010-2013 Op het derde tabblad is de ontwikkeling van het aantal leerlingen binnen het samenwerkingsverband dat extra ondersteuning nodig heeft in de periode van 1 oktober 2010 tot 1 oktober 2013 te zien en hoe deze ontwikkeling zich verhoudt tot het landelijk gemiddelde. De opzet van dit tabblad is vergelijkbaar met de opzet van tabblad 2. Tabblad 10: verevening Op het laatste blad vindt u meer informatie over de overgangsregeling verevening. Het vereveningsbedrag wordt bepaald door het verschil tussen de ondersteuningskosten per samenwerkingsverband (inclusief lgf) per 1 oktober 2011 en het normatieve ondersteuningsbudget, ook berekend op basis van de leerlingenaantallen per 1 oktober 2011. Op het tabblad zijn de volgende bedragen opgenomen: 1. Normbekostiging totaal. Het hierboven beschreven bedrag van € 504 dat het samenwerkingsverband per leerling (exclusief de leerlingen ingeschreven op het vso) vanaf schooljaar 2015-2016 zal ontvangen. 2. Normbekostiging verevening. Van de totale normbekostiging maakt € 479 deel uit van de verevening. Het normatieve ondersteuningsbudget wordt gevormd door de normbekostiging verevening te vermenigvuldigen met de leerlingaantallen binnen het samenwerkingsverband op 1 oktober 2011. 3. Ondersteuningskosten. De kosten aan zware ondersteuning die binnen het samenwerkingsverband werden gemaakt op 1 oktober 2011. Het gaat daarbij om de ondersteuningskosten voor leerlingen op het vso, het reguliere deel van de lgf-bekostiging en het gedeelte voor ambulante begeleiding. 4. Verevening. Het normatieve ondersteuningsbudget minus het totaal aan zware ondersteuningskosten op 1 oktober 2011 vormt het uiteindelijke vereveningsbedrag. Hiermee wordt het budget van de samenwerkingsverbanden in de periode van schooljaar 2015-2016 tot en met 2019-2020 (gedeeltelijk) gecompenseerd.