Dr. Ben Witteman: ‘Ze denken dat voeding een ander verhaal is’ ‘Medicus moet bereid zijn nieuwe wegen in te slaan’ De kennis onder artsen over voeding neemt toe maar kan nog veel beter. Vooral bij huisartsen is er nog een wereld te winnen, zegt maag- darm- en leverspecialist dr. Ben Witteman van het Edese Valleiziekenhuis. Over te veel eten, te weinig en verkeerd. Tekst en foto’s: Jan van Klinken A ls Witteman niet uit zichzelf geïnteresseerd zou zijn in voeding, zorgen zijn patiënten wel dat zijn aandacht erop gericht blijft. Met name lijders aan de ziekte van Crohn zijn vaak met voeding in de weer. Ze hopen op die manier de ongemakken van hun ziekte te verlichten. Bovendien kampt menige Crohnpatiënt met ondervoeding. “Vroeger kregen kinderen met de ziekte van Crohn prednison, nu pakken we het probleem aan met sondevoeding.” Witteman steunt patiënten die met gezonde voeding aan de gang gaan daarin van harte. Hij vindt dat alles wat een patiënt zelf probeert te doen om zijn of haar ziekte draaglijker te maken, zijn medewerking verdient. “Doe wat je denkt dat goed voor je is. Het is op zich al heel belangrijk dat mensen zelf iets kunnen doen. Als patiënt moet je voor je gevoel alles uit handen geven. Emotioneel is het dan prettig dat je zelf met goede voeding iets bijdraagt aan je welbevinden. Aan de hand van wetenschappelijke onderbouwing adviseren we daarbij welke patiëntgerichte voeding de beste is.” Samenwerking met Wageningen Vanuit zijn visie op de rol van voeding zal hij een patiënt die het Moermandieet wil volgen, niet laten vallen. “Vaak kunnen wij de patiënt aanvullende adviezen geven vanuit de resultaten van klinisch wetenschappelijk voedingsonderzoek waardoor de zelfbehandeling met voeding en daardoor het welbevinden beter wordt,” zo voegt hij eraan toe. De naam van de Vlaardingse arts kent hij trouwens nog van heel vroeger. Zowel zijn vader als zijn broer waren duivenhouders. Zoals bekend was ook Moerman een groot duivenliefhebber. Zodoende heeft Witteman al in zijn jeugd van hem gehoord. Dat Witteman zich verdiept in de relatie tussen voeding en ziekte houdt vooral verband met de aanwezigheid van de universiteit van Wageningen in de 4 onmiddellijke omgeving van het ziekenhuis waaraan hij is verbonden. Tussen Ede en Wageningen is in de loop der jaren een hechte alliantie ontstaan. Zelf werkt Witteman in de praktijk nauw samen met prof. dr. ir. Ellen Kampman, onder de lezers van dit blad bekend vanwege haar referaat tijdens de jaar­ vergadering in 2009 van de Moermanvereniging in Baarn. Witteman: “De samenwerking met Wageningen heeft toekomst. De universiteit levert de wetenschappelijke kennis, wij tekenen voor de klinische inbreng en de patiënten. Dat gebeurt natuurlijk in andere ziekenhuizen ook zoals in Maastricht, VU en AMC, maar van de perifere ziekenhuizen zijn wij een van de weinige. Daarbij komt dat Wageningen wereldwijd bekend is. Als je in internationale academische kringen zegt dat je uit Nederland komt, vragen ze of je van Leiden bent of van Wageningen.” Onder de maat Ook voordat Witteman in het Vallei­ ziekenhuis werkzaam was, had hij al een meer dan gemiddelde belangstelling voor voeding ontwikkeld. Hij studeerde in Leiden, waar hij veel zegt te hebben geleerd van diëtisten, met name Anne Wipkink. Daarna was hij werkzaam in het UMC St. Radbout in Nijmegen. “Daar was men nogal voedingminded.” Wat ook bijdroeg, was dat hij in Wageningen werd gevraagd voor de medisch ethische toetsingscommissie. Dat artsen zich verdiepen in de relatie tussen voeding en gezondheid, zou naar de mening van Witteman vanzelfsprekend moeten zijn. “In de praktijk laat de aandacht echter veel te wensen over. Met name onder huisartsen is de belangstelling onder de maat. In de opleiding was er tot voor kort nauwelijks aandacht voor.” Een werkgroepje waaraan hij deelnam, wilde enkele jaren geleden in de gesignaleerde leemte voorzien en organiseerde vijf symposia in het land. Dat leverde welgeteld vijf inschrijvingen op. “Met name onder huisartsen leeft het idee dat ze er zijn om ziekten te bestrijden en dat voeding een ander verhaal is”, heeft Witteman gemerkt. Er is naar zijn zeggen wel wat aan het veranderen. Hij wijst op de aandacht die er tegenwoordig is voor overgewicht en dus voor overvoeding. “Iedereen is ermee bezig, zelfs in die mate dat er sprake is van wildgroei. Om dat tegen te gaan, willen we hier een regionaal project opzetten om te bezien hoe we de verschillende geledingen met elkaar kunnen laten samenwerken. Ook willen we meer eenheid in de behandeling, bijvoorbeeld aan de hand van de BMI (Body Mass Index - red.).” Het is naar zijn overtuiging van groot belang dat de aanpak van overgewicht goed wordt geregeld omdat er een direct verband is tussen overvoeding en ziekte, waaronder kanker. “Daarom zou het heel mooi zijn als we erin slagen dat goed te regelen. Dan kan dat dienen als voorbeeld voor andere regio’s. Het gaat bijvoorbeeld om samenwerking tussen internist, diëtist, huisarts, fysiotherapie, gedrag- en gezinstherapeuten, scholen, GGD en voedingsmiddelenleveranciers. Ook zorgverzekeraars zijn zeer geïnteresseerd. Dat alleen al is het bewijs dat voeding en ziekte met elkaar te maken hebben. Zorgverzekeraars zien dat mensen die overvoed zijn, minder gezond zijn en meer onkosten voor de gezondheidszorg met zich meebrengen.” Beter uit de operatie Waar de focus binnen het Valleiziekenhuis ook sterk op gericht is, is de zogeheten klinische voeding. Bekend is bijvoorbeeld dat patiënten bij een goede voeding beter uit de operatie komen. Onderzoek heeft dat aangetoond. Witteman: “De vraag is natuurlijk wel wat goede voeding is. Dat kan per patiënt variëren. Wij willen dat in samenwerking met Wageningen gaan onderzoeken. Je kunt je voorstellen dat iemand die chemotherapie krijgt, andere voeding nodig heeft dan iemand die bestraald wordt. Behandelen is één ding maar ondersteuning met voeding is eveneens relevant.” “Wat ook meespeelt”, zegt de arts, “is dat mensen ouder worden en nog behandelingen ondergaan waarvan je vroeger gezegd had: laten we dat maar niet meer doen. Denk aan uitgezaaide leverkanker. De resultaten zijn goed maar de ondersteuning moet nog verbeteren. De conditie van deze mensen is vaak toch minder. Het is zaak om mensen zo goed mogelijk door de behandeling te krijgen.” Een volgende stap is een eventueel verband in kaart te brengen tussen voeding en overleving. Is de kans op recidief kanker te beïnvloeden, hoe is die kans terug te dringen en wat kan voeding daaraan bijdragen? Witteman: “Daarbij moeten we niet alleen kijken naar de voeding maar ook de algehele conditie meenemen. Dat zijn nog tamelijk onontgonnen gebieden. Op initiatief van Ellen Kampman wordt hier verder onderzoek naar gedaan.” Om op dat terrein vooruitgang te boeken, zou Witteman het sterk toejuichen dat er een leerstoel Klinische Voeding wordt ingesteld. Zelf ijvert hij daar sterk voor. “Het gaat dan om ondersteuning van patiënten. Zeg maar: preventie bij zieke mensen. Wat Ellen Kampman doet, gaat vooral over preventie bij gezonde mensen. Hoe kun je zo gezond mogelijk eten om te voorkomen dat je allerlei ziektes krijgt? Deze leerstoel gaat over klinische voeding. Bij welke voeding heeft een Behandelen is één ding maar ondersteuning met voeding is eveneens relevant. patiënt baat? Het zou heel belangrijk zijn als die leerstoel er komt. Er wordt veel beweerd maar er is tot nu toe weinig wetenschappelijk bewijs. Het gaat overigens niet alleen over voeding maar bijvoorbeeld ook over ondersteuning met fysiotherapie. Dat heeft net zo goed een gunstig effect op het genezingsproces en welbevinden van de patiënt.” Commercieel verhaal Het belang van een goede conditie illustreert hij aan de hand van een voorbeeld uit de praktijk. Ede is een van de zogeheten topklinische ziekenhuizen en heeft zich binnen dat circuit gespecialiseerd in de behandeling van slokdarmkanker. “Aan die behandeling is vaak een grote operatie verbonden met wachttijden. Dat hield voorheen in dat patiënten ondervoed aan de operatie begonnen. Ze zijn al een tijd ziek en door de wachttijd wordt de ondervoeding alleen maar erger. Vroeger zei men om die reden dat je zo snel mogelijk moest opereren. Nu zeggen we: Benut die wachttijd door de ondervoeding te bestrijden en de conditie te verbeteren. Dan zal de patiënt beter uit de operatie komen. Een patiënt zei: Ik fiets graag. Nou, prima. Dat is alleen maar goed voor hem. Vijf dagen na de operatie liep hij al weer. Een operatie is een aanslag op je calorieën en eiwitten. Standaard krijgen patiënten nu sondevoeding. De volgende vraag is hoe we dat verder kunnen verbeteren.” Een interessant onderzoek dat bij het Valleiziekenhuis in de pijplijn zit, heeft betrekking op de toediening van vitamine B12 aan Crohnpatiënten. De belangstelling van Witteman werd gewekt toen hij van diverse patiënten hoorde dat ze zich er heel goed bij voelen. De vermoeidheid verdwijnt, vertelden ze hem. Hij deed een kleine test. En warempel, acht van de tien patiënten bleek zich er beter bij te voelen. Daar gaat Witteman nu op door. Als medicus moet je bereid zijn om nieuwe wegen in te slaan, wil hij maar zeggen. Net zo goed als dat hij soms oude paden moet verlaten. “Vroeger zeiden de moeders dat je drie keer op een dag melk moet drinken. Dat zal vast goed voor je zijn als je houthakker bent maar niet als je een zittend leven leidt. Het was gewoon een commercieel verhaal.” 5