3. IEPER
3.1. DE SCHONE SLAAPSTER
Ieper: Lakenhalle en Halletoren
Ieper is een rustige stad,
een doodrustig stadje. De
wandeling om de stadswallen
neemt amper een uurtje in
beslag. Vanaf die wallen heb je
een
mooie
kijk
op
de
binnenstad die na de eerste
wereldoorlog volledig werd
heropgebouwd, bijna identiek
aan de volkomen vernielde
stad van voorheen. Pas in
1963 werd de heropbouw van
de lakenhalle voltooid, de
parel op de kroon van een
langzame reconstructie. De
lakenhalle met de hallentoren
is het symbool van het
middeleeuwse Ieper: Ieper,
eerder dan Brugge of Gent,
was het oudste grote centrum
van de wolweverij die het
Vlaanderen van die tijd tot een
van de welvarendste gewesten
van
Noordwest-Europa
maakte.
De stad van het Laken
Over de oorsprong van de stad en haar naam stad tast men in het
duister. In 902 zou de graaf Boudewijn II (879-918) et een versterking hebben
gevestigd. Zeker is dat Boudewijn V (1035-1067) er een kasteel aan de oever
van de Ieperlee bouwde dat hij tegen 1066 met een slotgracht had omringd. De
stad ontwikkelde zich ten oosten van die vesting. Het rechthoekige stratenplan
rondom een groot rechthoekig marktplein getuigt van stadsaanleg. “In een halve
eeuw tijd groeide het uit tot een voorname stad, waarschijnlijk geholpen door de
overstromingen die hem via kanalen toegang tot de zee verschafte. Vandaag is
het een stad in het binnenland. De verzanding van de waterwegen was al een
probleem aan het eind van de twaalfde eeuw; maar bij het begin van de
economische opgang had de stad op zijn minst een even goede locatie voor
overzeese handel als Brugge” (Nicholas 1992:119).
Hoewel de kweek van schapen in schorrengebieden langs de kuststrook
aan de basis lag van het ontstaan van de wolnijverheid in Vlaanderen, legde
Ieper zich al gauw toe op het weven van luxelakens, waarvoor alleen Engelse
wol werd gebruikt. De stad kende een razendsnelle opkomst. Al in 1116
beschikte hij over een eigen schepenbank en voor 1127 werd een jaarmarkt
gehouden, waarvan de oorsprong misschien terug te voeren is tot 1066. Hij
werd druk bezocht door handelaars vanuit heel Europa en al in 1130 wordt er
Iepers laken verhandeld in Novogrod. Om gevolgen van de verzilting van de
De lage landen van belofte I, Vlaanderen 20
waterwegen die Ieper met de zee verbonden tegen te gaan richtte graaf Philips
van den Elzas (1157-1191) de stad Nieuwpoort op als voorhaven (1163). In
1247 beweerden de Ieperlingen zelf in een brief aan de paus dat de stad
200.000 inwoners telde. Dat was een staaltje van schromelijke overdrijving.
Dichter bij de waarheid is de schatting van het kapittel van de Sint
Maartenskathedraal die het in 1258 op 40.000 hield, meer dan aanzienlijk voor
die tijd.
De lakenhalle
Met de bouw van de lakenhalle, en het
belfort, de symbolen van de rijkdom en de
macht van de stad werd begonnen in 1200.
Een eerste fase was in 1230 voltooid. Een
tweede bouwfase werd begonnen in 1285 en
beëindigd in 1304. Het was het grootste civiele
bouwwerk uit de vroege gotiek.
Het belfort, een vierkante toren met een
hoogte van 70 meter, staat midden de 132
meter lange gevel van de lakenhalle. Het
gebouw
diende
het
gilde
van
de
lakenkooplieden tot opslagplaats, keurruimte en
als marktplaats. In het belfort vergaderde de
schepenbank waarvan de voornaamste functie
was om recht te spreken over de burgers en
ingezetenen van de stad.
Aanpalend aan de hallen werd tussen
Ieper: lakenhalle
1620-1624
de
zogenaamde
Nieuwerck
opgetrokken dat dienst deed als stadhuis. Het gebouw, in sierlijke Spaanse
renaissancestijl, contrasteert heel sterk met de monumentale soberheid van de
hallen en het Belfort.
Een snel verval
Belgische historici uit de 19de eeuw zagen in de vrijheden van de steden
de bakermat van de democratie, maar in werkelijkheid was het bestuur van de
steden in de handen van een handelspatriciaat, ondernemers die wol inkochten
en die ter beschikking stelden van handwerkslieden om de begeerde lakens te
vervaardigen, die ze dan met forse winsten op de internationale jaarmarkten
verkochten. In Ieper was de tegenstelling nog groter dan elders: wonen binnen
de stadskern, binnen de omwalling, was voorbehouden aan de rijken, wol- en
lakenhandelaren en de ‘drapeniers’ die een soort tussenpositie innamen tussen
de handelaren en de ambachtslieden, de ambachtslieden die het laken
vervaardigden en bewerkten, wevers, volders en scheerders, moesten het
stellen met woningen in buitenwijken buiten de stadsmuur, buitenwijken die bij
conflicten en belegeringen steevast werden vernield.
Zoals in andere grote Vlaamse steden leidden die scherpe sociale
tegenstellingen tot onlusten en opstanden aan het eind van de 13 de en het
begin van de 14de eeuw. Uiteindelijk kregen ook enkele vertegenwoordigers van
de ambachten in het stadsbestuur, maar alleen de rijksten onder hen, die de
facto deel gingen uitmaken van het stadspatriciaat.
De glorietijd van Ieper was toen echter al voorbij. Zijn rijkdom was
volledig afhankelijk van de lakennijverheid. Meer dan Brugge, in de eerste
plaats een handelsstad, of Gent, waar ook de scheepvaart en de graanhandel
De lage landen van belofte I, Vlaanderen 21
voor een aanzienlijk deel van de welvaart zorgde, was Ieper gevoelig voor de
toenemende concurrentie. In eerste plaats kwam die concurrentie uit kleinere
steden in de buurt, Poperinge, Wervik, Roeselare of Kortrijk, later van
Brabantse en Engelse lakens. Ieper reageerde door zich toe te leggen op het
weven van lakens van de hoogste kwaliteit, en door te proberen zijn alleenrecht
op de productie van deze textiel veilig te stellen door middel van grafelijke
privileges. Bij de verdediging van dat privilege ging het er hard aan toe: bij
herhaling trokken de Ieperse milities het omringende platteland in of naar de
kleinere steden om daar de weefgetouwen kort en klein te slaan. Het mocht niet
baten, al tijdens de 15de eeuw werden de lakens van de grote Vlaamse steden
gewoon te duur en de strenge kwaliteitseisen en de reglementeringen van de
ambachten belette elke vorm van aanpassing.
Voor Ieper betekende dat de doodssteek. In 1311 had de stad nog
tussen de 20.000 en de 30.000 inwoners, in 1412 nog maar 10.489 en7.626 in
1491. Volgens een beschrijving uit 1474 stond een derde van de woningen er
toen leeg en vervallen bij. Misschien de meest duidelijke aanwijzing is het
aandeel van de stad in de grafelijke belastingen, in 1325 was dat 10,72%, in
1474 nog maar 4,31%. Ieper dommelde in en speelde verder geen rol van
aanzien meer in de gebeurtenissen in Vlaanderen. Alleen de opvattingen van
de Ieperse bisschop Jansenius zorgden in de 17 de eeuw voor enige
opschudding, maar dan wel door zijn franse volgelingen aan het hof van
Versailles.
De lakennijverheid had zich verplaatst naar de landelijke gebieden van
Frans-Vlaanderen. Met als voornaamste centrum Hondschoote ontstond daar
vanaf de 15de eeuw een op kapitalistische leest geschoeide textielindustrie,
ongehinderd door de reglementering van ambachten of gilden. Op zijn
hoogtepunt tussen 1550 en 1569 exporteerde dit centrum jaarlijks meer dan
90.000 stuks saaien. Onder de arbeiders van die industrie zou het vroege
protestantisme een grote opgang kennen. Het was een van de kernen van de
opstand van de Nederlanden.
Ieper in de 16de eeuw, naar Giuiccardini 1
De lage landen van belofte I, Vlaanderen 22
3.2. GEEN HEILIGER PLAATS DAN IEPER
De Last Post in Ieper : zeventig jaar lang al herinneren
klaroenblazers elke avond aan de waanzin van de oorlog en de agonie van
een stad.
Iedere avond om acht uur precies stopt een agent van de Ieperse
stadspolitie het verkeer dat uit en naar de stad passeert. Daarop posteren twee
muzikanten van de lokale brandweer zich midden in de straat en steken in
perfecte eenklank de klaroen voor de dagelijkse Last Post – een klagerige
sonnerie ter ere van de soldaten van het Britse leger die tijdens de grote oorlog
in 1914-18 in het Ieperse sneuvelden.
4 uur 25: het fatale uur
“Dante was nog niet geboren toen ze
in Ieper begonnen met de bouw van de
Lakenhal”, dat bedacht de Italiaanse
sterreporter Luigi Barzini die in november
1914 voor de Corriere della Sera verslag
uitbracht
van
het
eerste
Duitse
bombardement op Ieper. “Het is moeilijk”,
seinde de Italiaan naar zijn redactie, “om
onpartijdig te blijven in de oorlog tussen
Duitsland en de bibliotheek van Leuven,
tussen Duitsland en de kathedraal van
Reims, tussen Duitsland en de Hallen van
Ieper.”
Barzini was de stad binnengeslopen in het gezelschap van een andere
sterverslaggever, Albert Londres, van de Franse Le Matin. Samen werden ze
met stomheid geslagen toen ze vanuit de Elverdingestraat plots op de Ieperse
Grote markt belandden. “Beeld je eens in wat iemand zou voelen mocht hij op
een verlaten en tot puin vetrappeld San Marco-plein aankomen en daar getuige
zijn van de langzame doodstrijd van het paleis van de dogen”, schreef Barzini.
Het eerste bombardement van Ieper begon op zondag 22 november
1914. De klokken uit de hallentoren waren al met een hels fracas naar beneden
geploft toen Barzini en Londres vanuit Vlamertinge in Ieper arriveerden. Ze
zagen hoe de gigantische wijzerplaat van het uurwerk nog net aan de
onthoofde Hallentoren bleef hangen. Volgens Pierre Loti, die de verminkte stad
enkele maanden later bezocht, vlak voor het tweede bombardement in mei
1915, stonden de wijzers op vier uur vijfentwintig – “l’heure tragique”.
Maar die zondag in november 1914, noteerde Barzini, bleven de Duitse
obussen inslaan op het hart van Ieper dat nochtans had opgehouden te
kloppen. Tussen de Sint Martinus-kathedraal en de Hallen gaapte een hele
krater, veroorzaakt door een 320 mm obus. Als bij wonder was het borstbeeld
van de negentiende-eeuwse burgemeester Alfons van de Peerenboom, wat
verderop in een plantsoen, ongedeerd gebleven.
Het beeldje van Van den Peereboom, de auteur van het veeldelige
Ypriana, staat er trouwens nog. Trouwens, ondanks de verwoestingen van de
Great War kan de wandelaar die zich bedient van de geschriften van Van den
Peereboom of van de negentiende-eeuwse kaart van Philippe Popp, feilloos zijn
weg vinden in het hedendaagse Ieper. Want de stad binnen de omwalling
De lage landen van belofte I, Vlaanderen 23
verschilt weinig van het Ieper dat in november 1914 in de as werd gelegd. Op
enkele bouwwerken na is de nieuwe stad een perfecte replica van de oude. Zo
hebben de Ieperlingen, aangevoerd door stadsarchitect Jules Cooman het
gewild. De restauratie werd pas in de jaren zestig beëindigd met de afwerking
van de Lakenhal.
DE LAATSTE SLUIT DE MENENPOORT
Symbool van de herrijzenis van
Ieper is een van die nieuwe bouwsels,
de Menenpoort, een monumentaal
ontwerp van Sir Reginald Bloomfield,
opgetrokken waar ooit de oude
Antwerpse Poort stond. Hierlangs
passeerden tijdens de grote oorlog
duizenden soldaten op weg naar of
terug van het front. “De laatste in de rij
sluit de Menenpoort”, was een van de
soldatengrappen.
Na de oorlog was het plan
uitgewerkt om de stukgeschoten en platgebrande stad te bewaren als een
blijvend memoriaal voor de waanzin van de oorlog. Winston Churchill steunde
het voorstel. Van hem citeert de museumgids van In Flanders Field : “Ik zou
graag heel Ieper als ruïne willen verwerven. Voor het Britse volk bestaat er
nergens een plaats die heiliger is.”
Er zou wat verderop een nieuwe stad worden opgetrokken. Maar de
terugkerende bewoners gingen in het verzet. Een van hen was de
stadsarchitect Jules Coomans, die betoogde: “beseffen degenen die zoiets
voorstellen eigenlijk wel dat ze zich verlustigen in de ellende die de oorlog ons
bracht en dat ze daarbij geen acht slaan op onze pijn?”
Een delegatie werd uitgestuurd die de steun kreeg van koning Albert om
de stad in haar oorspronkelijke staat te hertstellen. Eens die toestemming een
feit was, haastte elke Belgische bouwondernemer zich richting WestVlaanderen en vooral naar Ieper om zijn deel van de reconstructie van de
verwoeste gewesten te bemachtigen. Tegelijk ontstond er een ferme speculatie.
Er werd grof betaald voor ruïnes waaraan een belofte voor schadevergoeding
was verbonden. Sommige percelen wisselden verscheidene keren van eigenaar
nog voor met de wederopbouw werd
begonnen.
Voor de vernieling telde Ieper zo’n
17.500 inwoners. In mei 1915, toen een
nieuwe maandenlange beschieting van
de stad begon, werden zij die nog niet
waren gevlucht, verplicht geëvacueerd.
Toch waren sommige bewoners in de
loop van 1916, toen het op het Ieperse
front relatief rustig was, teruggekeerd.
Ze werden evenwel opnieuw verdreven
Ieper in 1915
door de derde Slag om Ieper in 1917.
De lage landen van belofte I, Vlaanderen 24
Toen in 1927 de Menenpoort werd ingehuldigd waren er iets meer dan
achtduizend Ieperlingen teruggekeerd. De anderen waren uitgeweken naar
Brugge, Oostende of Gent, of ze waren als vluchteling naar Noord-Frankrijk
getrokken en hadden zich daar definitief gevestigd.
De idee om elke dag de Last Post te laten blazen als eerbetoon voor
gesneuvelde soldaten van het Britse imperium komt van de toenmalige Ieperse
politiecommissaris. Pierre Vandenbraambussche. Hij lanceerde zijn voorstel na
de inhuldiging van de Menenpoort waarop 54.896 namen van vermiste Engelse
soldaten staan. Pas in 1928 werd de traditie, die alleen tijdens de Tweede
Wereldoorlog werd onderbroken, ingezet.
Bij de inhuldiging van de Menenpoort had iedereen zich ten volle
rekenschap gegeven van het aantal Britten dat tijdens die vier jaar in het
Ieperse aan zijn einde kwam. Hun aantal wordt op zo’n 250.000 geschat. De
Duitse verliezen waren navenant.
Ingekort naar : Rik van Cauwelaert 1998, « Geen heiliger plaats dan Ieper »,
Knack 11 november 1998, 4344.
Ieper:Menenpoort
De lage landen van belofte I, Vlaanderen 25
3.3. DE IJZERTOREN
De Eerste Wereldoorlog betekende een waterscheiding in de
geschiedenis van de Vlaamse Beweging. Voor die oorlog streefde deze
beweging naar erkenning en gelijkberechtiging van het Nederlands en de
Nederlandstaligen binnen het Belgische staatsbestel. Het Vlaams
nationalisme was een onderdeel van de Belgische trots. Na WOI
veranderde dit streven in een eis naar autonomie, naar grotere
zelfstandigheid voor een eentalig Nederlands gebied, zoniet volledige
onafhankelijkheid. Aan de basis van deze verandering lagen twee
bewegingen die tijdens WOI ontstonden: het ‘activisme’ in bezet België,
en de ‘frontbeweging’ binnen het leger dat aan het IJzerfront vocht.
Het activisme
Het activisme was een minderheidsgroep binnen de Vlaamse beweging
die binnen bezet België bereid was om mee te werken met de Duitse militaire
overheden om een aantal Vlaamse eisen te verwezenlijken. De gouverneur,
generaal von Bissing, speelde daarop in door het voeren van een
‘Flamenpolitik’. Het meest spectaculaire resultaat van deze politiek was
ongetwijfeld de vernederlandsing van de Universiteit van Gent in 1916.
Daardoor werd voor het eerst mogelijk om in België universitair onderwijs te
genieten in het Nederlands. Ook met de geleidelijke splitsing van de ministeries
werd een aanvang gemaakt. Toen de door de activisten opgerichte ‘raad van
Vlaanderen’ op 22 december 1917 de Vlaamse onafhankelijkheid uitriep,
gebeurde dit echter tegen de zin van de bezetter in die de raad ontbond.
De frontbeweging
De Frontbeweging ontstond
onder
de
Nederlandstalige
soldaten aan het IJzerfront.
Oorspronkelijk bedoeld als een
culturele vereniging ter ‘morele
verheffing’ van het leven aan het
front, groeide ze al gauw uit tot
een meer politieke beweging die
de
misstoestanden
in
het
Belgische leger aan de kaak
stelde. De mythe van de
Nederlands onkundige officieren
die brave Vlaamse boerenjongens
met hun onbegrijpelijke bevelen
de dood instuurden moet met een
Loopgraven bij Diksmuide
korrel zout worden genomen. Als
onafhankelijk opperbevelhebber
van het Belgische leger sprong koning Albert uiterst omzichtig met het leven
van zijn manschappen om. Hij weigerde het Belgische leger in te zetten voor de
offensieven van de Engelse en Franse legerleiding. Het waren moordende
offensieven, vooral voor de eigen troepen, meestal zonder blijvend resultaat. De
muiterijen waartoe dergelijke zinloze slachtpartijen aanleiding gaven in het
De lage landen van belofte I, Vlaanderen 26
Engelse en Franse leger tonen voldoende aan dat taalverschil tussen leiding en
manschappen niet noodzakelijk was opdat zinloze orders tot openbare wrevel
en opstandigheid zouden leiden.
Het hielp natuurlijk wel, en er kan niet worden ontkend dat het
grotendeels Franstalige en Nederlandsvijandige officierencorps van het
Belgische leger maar weinig gehoor had voor de problemen van de
overwegend Vlaamse soldaten, de piotten.
Repressie
Door haar kritiek wekte de frontbeweging uiteraard het argwaan op van
de legerautoriteiten. De leden ervan werden van verraad verdacht, ook al omdat
sommigen inderdaad kontakten probeerden te leggen met de activisten aan de
andere zijde van het front. Repressie was het resultaat.
Repressie sloeg uiteraard
ook toe op de activisten na de
geallieerde overwinning en de
bevrijding van België. Zij hadden
immers
met
de
vijand
samengewerkt.
De ‘verworvenheden’ van
het activisme werden ongedaan
gemaakt en het zou tot 1930 duren
eer
de
Gentse
Universiteit
voorgoed
onderwijs
in
het
Nederlands kon verstrekken. De
bitterheid die door deze repressie
werd verwekt was een van de
De IJzertoren
redenen waarom de radicale
vleugel van de Vlaamse Beweging
zich tijdens de Tweede Wereldoorlog halsoverkop in de collaboratie stortte,
maar zeker niet de enige of de voornaamste.
De IJzertoren
Het monument bij uitstek van de Vlaamse beweging is de IJzertoren bij
Diksmuide, een stadje aan de IJzer. De eerste werd gebouwd tussen 1926 en
1930 ter nagedachtenis van gesneuvelden van de Frontbeweging en van de
Vlaamse gesneuvelden in het algemeen.
Kort na de tweede wereldoorlog werd hij, tijdens twee aanslagen in 1945
en 1946, opgeblazen. De daders werden nooit gesnapt, maar moeten
waarschijnlijk worden gezocht in kringen van het verzet. Voor hen was en blijft
de radicale Vlaamse beweging immers onlosmakelijk verbonden met de
collaboratie.
Tussen 1956 en 1965 werd er een nieuwe toren opgetrokken.
Het monument werd in 1986 door de Vlaamse raad uitgeroepen tot
« Memoriaal van de Vlaamse Ontvoogding », niet zonder de ergernis te wekken
van heel wat vrijzinnige Vlamingen die zich niet noodzakelijk herkennen in een
toren in de vorm van een kruis waarop, eveneens in kruisvorm, de letters
prijken « AVV, VVK », « Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus ».
De lage landen van belofte I, Vlaanderen 27
Download