Colloque interdisciplinaire | Interdisciplinair colloquium À quoi l’humain est-il lié ? De l’autonomie et de l’autodétermination. Is de mens aan iets gebonden ? Over vrijheid, zelfstandigheid en zelfbeschikking Brussel 11-12 | 03 | 2016 Bruxelles en collaboration avec | in samenwerking met L’Université Catholique de Louvain La Neuve – faculté de théologie De Katholieke Universiteit Leuven Introduction Mark Butaye o.p. La question de l’autonomie est posée de nos jours de façon très radicale, au point de se transformer en droit à l’autodétermination : par exemple, le droit de décider de la fin de sa vie, le droit à l’euthanasie, y compris pour les mineurs, ou le droit revendiqué à définir sa propre identité sexuelle, hors de toute contrainte imposée, même biologique. Ce concept d’autonomie - je détermine ma propre loi, ou je suis libre de toute loi imposée du dehors - est-il le résultat d’une évolution remontant aux Lumières, le développement continu de l’idée d’un être humain libre ? Est-il le résultat d’une tradition spirituelle ? Le droit à l’autodétermination semble vouloir faire du sujet humain une instance intouchable, que personne ne peut remettre en question. Quel est le fondement de cette revendication et quels en sont les arguments ? Est-ce que l’être humain perd des valeurs importantes lorsqu’il veut faire du droit à l’autodétermination un absolu, presque sanctifié ? Un sujet qui veut s’émanciper de toute influence extérieure, qui ne se soumet à rien qu’il n’aurait lui-même validé représente-t-il un progrès ? Quelles sont les répercussions de cette recherche d’autodétermination, de cette pression en faveur de l’originalité, de la singularité ? À l’opposé, la dépendance - et les êtres humains rendus parfois dépendants - ont-ils encore quelque valeur ? Y a-t-il une ou des dépendances qui se présentent comme nécessaires et valides, sans pour autant dénier la liberté humaine ? L’amour, qui rend libre et qui offre la liberté, n’implique-t-il pas une dépendance, au moins ne promet-il pas une responsabilité ? Il est clair que cette revendication d’autonomie entre directement en conflit avec des traditions spirituelles ou religieuses valorisant l’obéissance, la prédominance de la communauté, la transcendance de l’autre. etc. Ces questions se déclinent en divers contextes et disciplines, entre autre : - en psychologie, ou en pédagogie, se pose la question du développement personnel, l’adieu à l’autorité parentale. L’autonomie semble être la condition sine qua non de l’épanouissement personnel. Mais qu’en est-il de l’être humain qui ne parvient pas à cette autonomie ? Que vautil ? La requête d’autodétermination radicale ne fait-elle pas des victimes ? - la théologie et la spiritualité chrétiennes ont une langue tradition autour de cet axe : l’être humain est créé libre, mais dans certaines limites, marquées par sa responsabilité envers son Créateur et envers son prochain. Mais cela donne lieu à plusieurs débats en éthique chrétienne : la conscience personnelle bien formée (et qu’est-ce que cela veut dire ?) est-elle la mesure de l’action ? ou bien appartient-il à une communauté et doit-il sa liberté à une liberté partagée ? Et dans la spiritualité dominicaine ? - en anthropologie culturelle, il est question du respect par principe des traditions et origines propres (identité collective), au sein desquelles l’être humain existe. Aujourd’hui l’on ne conteste pas l’importance d’appartenir à une ou plusieurs cultures et on la considère comme constitutive pour la personne, son ‘network’, une société. - comment d’autres religions, et en particulier l’Islam, traitent-elles de ces questions ? - en philosophie on oppose souvent autonomie et liberté d’une part, déterminisme et hétéronomie d’autre part. Ou on essaie de dessiner les limites de l’autonomie comme valeur. - dans les sciences de la nature, l’être humain est souvent décrit comme un être qui se meut dans un monde qui le dépasse, et sur lequel il n’a pas de prise : un être plus déterminé que libre… - et la question ne retentit-elle pas en quelque sorte dans le domaine des arts où la création semble redevable à l’unicité ou à une exigence d’originalité quoique cadrée aussi par des courants pragmatiques. - et comment le droit reconnaît-il le droit à l’autodétermination ____ Inleiding – Mark Butaye o.p. De vraag naar autonomie wordt vandaag heel radicaal gesteld. Zij tendeert naar een punt waar ze omslaat in het recht op zelfbeschikking. Men kan daarbij spontaan denken aan domeinen uit de antropologie en de ethiek, bijvoorbeeld bij kwesties zoals het beleven en het begeleiden van het levenseinde; in kwesties zoals euthanasie, zelfs voor minderjarigen. Maar de vraag reikt veel verder. Is het begrip autonomie – ik bepaal zelf ‘mijn eigen wet’ , of ik sta vrij en ongebonden tegenover elke mij opgelegde wet van buitenaf – het resultaat van een evolutie die teruggaat op de Verlichting in het verlengde van de gedachte omtrent de menselijke vrijheid ? Is de menselijke zelfstandigheid geënt op een spirituele traditie ? Het recht op zelfbeschikking lijkt te mens een statuut te willen toekennen dat hem onaantastbaar maakt en dat niemand in vraag kan stellen. Waarop steunt een dergelijke drang en welke argumenten worden hier ingeroepen ? Verliest de mens belangrijke waarden wanneer de mens het recht op zelfbeschikking als een absolute, bijna heilige eis claimt ? Is de mens die zich wil losmaken van elke externe invloed, die zich aan niets wil onderwerpen dat hij niet eerst zelf heeft erkend en gevalideerd, een vertegenwoordiger van vooruitgang ? En welk weerslag heeft dit zoeken naar zelfbeschikking, de drang naar volledige eigenheid of originaliteit ? Is – integendeel - afhankelijkheid een waarde ? Hoever mag afhankelijkheid reiken, indien men rekening wil houden met het feit dat mensen afhankelijk, onderhorig, gemaakt worden ? Kan men een afhankelijkheid aanwijzen die noodzakelijk is voor de mens, die hem voluit recht doet en toch zijn vrijheid niet ondermijnt ? Van liefde wordt gezegd dat zij vrij maakt en vrijheid creëert. Impliceert zij afhankelijkheid ? Of noopt zij niet minstens tot verantwoordelijkheid ? En hoe moet men in de liefde die verhouding kwalificeren waarbij de mens zich een soort onlosmakelijke aanwezigheid aan de ander aanmeet ? Komt de eis tot zelfbeschikking onvermijdelijk in conflict met spirituele en godsdienstige tradities die bijvoorbeeld belang hechten aan gehoorzaamheid, aan de voorrang van de gemeenschap op het individu of die de transcendentie van de andere vooropstellen ? Vragen rond vrijheid, zelfstandigheid en zelfbeschikking duiken telkens op in diverse contexten en in verschillende disciplines. Zo bijvoorbeeld : - in de psychologie en de pedagogie waar het gaat over de persoonsontwikkeling, over afscheid nemen van gezag en autoriteit. De menselijke zelfstandigheid lijkt een noodzakelijke voorwaarde te zijn voor de persoonlijke ontplooiing. Maar hoe zit het dan met de mens die niet in staat is een dergelijke autonomie te verwerven ? Welke waarde kent men hem dan toe ? Maakt de eis naar radicale zelfbeschikking slachtoffer ? - de theologie en de christelijke spiritualiteit kennen een lange traditie inzake de menselijke vrijheid : zij stelt dat de mens vrij is geschapen, maar dat zijn vrijheid beperkt is door de verantwoordelijkheid ten opzichte van zijn Schepper, van zijn naaste en van de schepping zelf. Dat geeft aanleiding tot cruciale vraagstellingen inzake het menselijk geweten, de persoonlijke overtuiging en positie van de individuele gelovige, het toebehoren tot een gemeenschap. - de culturele antropologie kent waarde toe aan de eigenheid en aan de interacties van culturen en volkeren. Niemand lijkt te kunnen leven tenzij binnen de band met een cultuur, een gemeenschapsidentiteit, een ‘buurtbesef’. Wettigen de inzichten uit de culturele antropologie de gedachte dat de ‘culturele identiteit’ constitutief is voor de persoon, voor zijn functioneren in een ‘netwerk’, voor de gezinsvorm, en voor een samenleving ? - hoe gaan andere godsdiensten zoals bijvoorbeeld de islam en het lutheranisme deze vragen ontwikkelen. En worden die vragen vanuit deze godsdiensten niet nog pertinenter wanneer de band kerk-staat erg nauw wordt ? - de filosofie telt soms autonomie tegenover vrijheid, determinisme tegenover heteronomie. Of men poogt de grenzen van de autonomie te benoemen, ze als waarde te erkennen, of ze te doorbreken. - in de natuurwetenschappen wordt de mens soms beschreven als iemand die ‘ergens een plaats heeft in de ruimte’ die hem te boven gaat, waar hij geen greep op heeft, waarin hij een radertje is dat moet gehoorzamen aan wetten die hem ontsnappen. - Komen dergelijke vragen ook niet voor in de kunst waar de creatie, het scheppend werk, schatplichtig is aan een eis tot uniekheid, originaliteit, terwijl het niet lijkt te kunnen ontsnappen aan de heersende kunststromingen ? _____________