INFORMATIEUITWISSELING GGZ/RVDK1 Ter ondersteuning van de activiteiten van de Raad voor de Kinderbescherming in de regio’s om contact te leggen met GGZ-organisaties met als doel informatieuitwisseling in casuïstiek, is dit document ontwikkeld. Het bestaat uit drie onderdelen: een algemene inleiding met achtergrondinformatie, een stappenplan en een voorbeeldbrief. Dit zijn hulpmiddelen. Er is goed over de inhoud nagedacht, maar regionale situaties kunnen ertoe leiden gebruik en teksten te wijzigen. Dit kan: gebruik ze naar eigen inzicht. Verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de regio’s. 1. Algemene informatie 1.1 Inleiding Informatieverstrekking door GGZ (psychiater/psycholoog, verder: behandelaar) is in principe alleen mogelijk indien de cliënt schriftelijk toestemming geeft dat de behandelaar informatie over hem/haar mag verstrekken. Deze toestemming betreft niet alleen dat er informatie wordt afgegeven, maar ook welke informatie wordt gevraagd (geïnformeerde toestemming). In urgente situaties mag met inachtneming van de hieronder beschreven zorgvuldigheid informatie mondeling uitgewisseld worden, met een schriftelijke bevestiging. Verder gaat het hier niet om informatieuitwisseling bij een reeds bestaande samenwerking van medewerkers van verschillende zorginstellingen rondom de zorg van een gezin of systeem. Daarbij geldt eveneens de beschreven zorgvuldigheid. Indien de cliënt geen toestemming wil geven, dan kan de behandelaar alleen in uitzonderlijke situaties, op grond van een conflict van plichten, informatie aan derden verstrekken. Als de cliënt wel toestemming geeft is het de wettelijke verantwoordelijkheid van de behandelaar om vervolgens de afweging te maken of het geven van de gevraagde informatie te verantwoorden is. Om hierover nadere afspraken te maken, is in 2013 het ‘Model Samenwerkingsafspraken informatieuitwisseling’ opgesteld door een landelijke werkgroep. Dit model bevat een handreiking voor procesafspraken tussen GGZ, AMK,BJZ, RvdK over informatieuitwisseling. Niet over de afweging voor een besluit door de behandelaar over het wel of niet verstrekken van informatie. Hiervoor hebben diverse GGZ- organisaties zelf richtlijnen opgesteld. 1.2 Zwijgplicht is een zeer zwaarwegend uitgangspunt Als grondregel geldt voor de behandelaar in de GGZ de zwijgplicht: informatie over de cliënt wordt niet aan derden verstrekt, tenzij…. De behandelaar is door zijn beroepscode aan de zwijgplicht gehouden; het ongefundeerd en ongedocumenteerd doorbreken ervan is grond voor klachten en eventueel voor tuchtrecht. 1 Dit document is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van de Raad voor de Kinderbescherming. Advies is gegeven door Vera Schuller en Sil van Beekum, beleidsadviseurs Raad voor de Kinderbescherming, Peter den Boer, psychiater PuntP Amsterdam, Ans van der Knaap, juridisch medewerker PuntP Amsterdam. 1 Document informatieuitwisseling GGZ; Raad voor de Kinderbescherming, Den Haag, november 2013; R.B. Bolt ([email protected]) versie 1.0 Let op: het bestaan van ketenafspraken in convenanten of modellen en ook de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling ontslaan de hulpverlener niet van de plicht steeds opnieuw een zorgvuldige, onderbouwde en gedocumenteerde afweging te maken om wel of geen informatie te delen. Ook als de cliënt toestemming heeft gegeven, verplicht dit de hulpverlener niet om informatie te delen. De zwijgplicht is dus een heel zwaarwegend principe waar alleen onder zeer zwaarwegende omstandigheden van wordt afgeweken. Het is belangrijk dat de medewerkers van de Raad hiervan doordrongen zijn en dit respecteren. Een informatieverzoek kan een behandelaar in een dilemma brengen. In een bestaande samenwerking tussen medewerkers van verschillende partnerinstellingen rondom een cliënt of cliëntsysteem zal het uitwisselen van informatie meer vanzelfsprekend zijn dan in een situatie waarin nog geen samenwerking is met de volwassenen GGZ. Het conflict speelt het meest wanneer informatie wordt gevraagd tegen de wens van een cliënt in. Dat laatste kan schadelijk zijn voor de behandelrelatie; dit betrekt de behandelaar in zijn afweging om wel of niet informatie te verstrekken. In sommige van deze gevallen kan het verstrekken van informatie zelfs het risico van kindermishandeling vergroten. In dit geval zou, in overleg met de cliënt, een onafhankelijk collega de informatie kunnen verstrekken om de reeds kwetsbare relatie tussen cliënt en behandelaar te beschermen, na bijvoorbeeld een dossieronderzoek en een gesprek met de cliënt. Een dilemma is er per definitie als er geen toestemming is gegeven. Dan dient informatieverzoeken een ultimum remedium te zijn. 1.3 Conflict der plichten Van de zwijgplicht kan worden afgeweken in een aantal gevallen. Een van die gevallen is het zogenaamde conflict van plichten. Hieraan ligt ten grondslag de notie dat een behandelaar door zijn beroepsgeheim in de knel kan komen. Er kunnen zich situaties voordoen waarin de behandelaar alleen door te spreken zijn cliënt kan helpen, of anderen tegen de cliënt kan beschermen, terwijl hij voor dit spreken geen toestemming krijgt. Er kan in dat geval sprake zijn van een conflict van plichten. De plicht om te zwijgen vanwege het beroepsgeheim botst met de plicht om de cliënt te helpen, juist door met een ander over hem te spreken. Het gaat dan altijd om een cliënt (of derde die beschermd moet worden tegen cliënt) die zich in een ernstige situatie bevindt. Dus er kan van de zwijgplicht worden afgeweken in het belang van de cliënt of wanneer er gevraag dreigt voor anderen, zoals een voorgenomen moord, maar ook inzake kindermishandeling. In de (tucht)rechtspraak wordt in geval van een conflict van plichten erkend dat een behandelaar ook zonder toestemming van de cliënt over hem mag spreken. Uiteraard moet een dergelijk besluit om de zwijgplicht te doorbreken zorgvuldig worden genomen. Hierbij worden (dikwijls) de cumulatieve criteria van Leenen gehanteerd: Toestemmingsvereiste: alles is in het werk gesteld om toestemming van de patiënt tot doorbreking van het beroepsgeheim te verkrijgen Schadevereiste: het niet doorbreken levert naar alle waarschijnlijkheid ernstige schade op Conflict van plichten: de zwijgplichtige verkeert in gewetensnood door het handhaven van de zwijgplicht Subsidiariteit: er is geen andere weg dan doorbreken van het 2 Document informatieuitwisseling GGZ; Raad voor de Kinderbescherming, Den Haag, november 2013; R.B. Bolt ([email protected]) versie 1.0 beroepsgeheim om het probleem op te lossen Doelmatigheid: het moet vrijwel zeker zijn dat door de beroepsgeheimdoorbreking de schade aan de ander (of de patiënt zelf) kan worden voorkomen Proportionaliteit: het beroeopsgeheim wordt zo min mogelijk geschonden. Beantwoording van deze aanvullende vijf vragen leidt doorgaans tot een zorgvuldige besluitvorming. 1. Kan ik door te spreken zwaarwegende belangen van mijn cliënt of van zijn kinderen behartigen? 2. Is er een andere mogelijkheid om ditzelfde doel te bereiken zonder dat ik mijn beroepsgeheim hoef te verbreken? 3. Waarom is het niet mogelijk om toestemming van de cliënt te vragen of te krijgen voor het bespreken van zijn situatie met iemand die hem kan helpen? 4. Zijn de belangen van de cliënt die ik wil dienen met mijn spreken zo zwaar dat deze naar mijn oordeel opwegen tegen de belangen die de cliënt heeft bij mijn zwijgen? 5. Als ik besluit om te spreken aan wie moet ik dan welke informatie verstrekken zodat het geweld of de mishandeling effectief kan worden aangepakt? Het kan voorkomen dat de behandelaar ondanks toestemming van de cliënt op basis van de criteria moet concluderen dat de gevraagde informatie niet gegeven kan worden. Dat betekent overigens niet dat de zorg over de kinderen niet wordt gedeeld. Voor het (verloop van het] onderzoek is het van belang al in het start-Multi Disciplinair Overleg de vraag te onderzoeken of de informatie van de GGZ behandelaar noodzakelijk is voor het onderzoek en of deze informatie alleen op deze manier is te verkrijgen. 1.4 Invloed van de meldcode Het invoeren van de meldcode beïnvloedt het conflict van plichten, omdat er nu dus ook de plicht is om vermoedens van kindermishandeling intern en/of met het meldpunt KMH te bespreken. Uit de interne bespreking kan geconcludeerd worden dat een melding op zijn plaats zou zijn. Indien een behandelaar besluit om niet te melden, moet dit onderbouwd en gedocumenteerd worden in het dossier. Deze nieuwe plicht kan dus van invloed zijn op het besluit van een behandelaar om mee te werken aan informatie-uitwisseling met de RvdK. 1.5 Korte inhoud van het Model Samenwerkingsafspraken informatie-uitwisseling2 1.5.1 Openheid en Toestemming Informatieverstrekking vindt in principe plaats in openheid en altijd met toestemming van cliënt, behalve in uitzonderlijke situaties. 2 Bron: Model Samenwerkingsafspraken informatie-uitwisseling 3 Document informatieuitwisseling GGZ; Raad voor de Kinderbescherming, Den Haag, november 2013; R.B. Bolt ([email protected]) versie 1.0 Indien toestemming ontbreekt, heeft de behandelaar het recht om informatie te verstrekken indien hij ervan is overtuigd dat: De gevraagde Informatie nodig is om onderzoek naar kindermishandeling mogelijk te maken en zonder deze informatie dit onderzoek belemmerd wordt; De gevraagde informatie nodig is om eraan bij te dragen kindermishandeling te stoppen; De gevraagde informatie nodig is voor een goede uitvoering van de ondertoezichtstelling, gericht op veiligheid. Een verzoek om informatie van de RvdK kan voortvarend worden opgepakt als in het verzoek concreet wordt opgenomen dat en hoe wordt voldaan aan bovenstaande criteria. De inspanningen van de RvdK moeten erop gericht zijn om zo specifiek mogelijk aan te tonen dat aan bovenstaande criteria is voldaan. In verband met de veiligheid of in verband met andere ´vitale´ risico´s voor de minderjarige, kan in uitzonderlijke gevallen een behandelaar besluiten een melding te doen of informatie te verstrekken zonder medeweten van de cliënt. De besluitvorming dient hierbij te voldoen aan de criteria van Leenen. Evengoed moet de cliënt zodra dit mogelijk is hiervan in kennis gesteld worden. 1.5.2 Zorgvuldige informatieverstrekking De informatie beperkt zich tot gegevens die relevant en noodzakelijk zijn voor de inschatting van risico’s op kindermishandeling of een bedreiging van het opgroeien . De informatieverstrekkende partij / de GGZ moet volledige informatie verstrekken zowel met betrekking tot signalen van kindermishandeling als ook informatie over aanwezige beschermende factoren. Een expliciete vraag naar beschermende factoren kan belangrijke informatie opleveren voor de afweging om al dan niet een maatregel te vragen. Een belangrijk aspect is de actualiteit van de informatie. Informatie is beschrijvend en concreet met betrekking tot de invloed van het gedrag dat met de psychiatrische stoornis verbonden is in relatie tot het kind, waaruit de jeugdhulpverlener zelf de conclusies kan trekken met betrekking tot kind(on)veiligheid. 1.5.3 Gebruik van de gegevens voor het doel waarvoor ze zijn verstrekt. De informatie mag alleen worden verstrekt en gebruikt voor het doel waarvoor ze gevraagd worden: een inschatting van de risico’s voor de veiligheid van een kind in een onderzoek naar kindermishandeling of het wegnemen van andere ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige. Indien de ontvanger de gegevens (ook) voor een ander doel wil gebruiken, dan dient eerst overleg plaats te vinden met de verstrekker. 1.5.4 Het vragen van informatie door AMK,BJZ en RvdK 4 Document informatieuitwisseling GGZ; Raad voor de Kinderbescherming, Den Haag, november 2013; R.B. Bolt ([email protected]) versie 1.0 Hoe moeten zorgverleners worden benaderd als informant? Zo spoedig mogelijk, zodat er tijd is voor zorgvuldige informatieverstrekking en om informatieverstrekking met de cliënt te bespreken; overleg in dit (eerste) contact ook zaken als waarom, hoe en wanneer informatie nodig is. Duidelijk maken waarom informatie nodig is en welke informatie nodig is en tussen wie de informatie-uitwisseling plaatsvindt ; Overleg over mondelinge of schriftelijke informatie en tijdpad; Gerichte vragen stellen naar feiten, gedragingen, symptomen. Bijvoorbeeld: Wat is de hulpvraag Aanleiding voor geboden zorg Startdatum van de behandeling Voortgang en indien nodig diagnose, gericht op de betekenis voor de veiligheid van de kinderen. Gevolgen van de stoornis voor gedrag van de cliënt in relatie tot de veiligheid van of tot andere vitale risico´s voor de minderjarige Aangeven over welke deskundigheid degene die de vragen stelt, beschikt om de antwoorden te duiden. De raadsonderzoeker dient een schriftelijke weergave te overleggen na mondeling informatieverstrekking zodat de informatieverstrekker de kans krijgt e.e.a. te verifiëren. Dit verslag moet worden opgenomen in het cliëntdossier van de behandelaar. Ook de wijze waarop de verstrekte informatie in het eindrapport is vermeld, dient ter verificatie aan de behandelaar voorgelegd te worden. Dat laatste geldt ook voor schriftelijke informatie. Dit is het recht van autorisatie door de hulpverlener die de informatie heeft verstrekt. Als dezelfde informatie ook voor een ander doel wordt gebruikt dan oorspronkelijk gevraagd dan heeft de informatieverstrekker opnieuw het recht van autorisatie. De volgende vragen niet stellen: Een oordeel over de geschiktheid van ouders om een kind op te voeden en te verzorgen of over de noodzaak van de (verlenging van) een kinderbeschermingsmaatregel. Zo min mogelijk naar een oordeel vragen, zo veel mogelijk naar feiten, gedrag en andere concrete gegevens. 5 Document informatieuitwisseling GGZ; Raad voor de Kinderbescherming, Den Haag, november 2013; R.B. Bolt ([email protected]) versie 1.0 2. Te nemen stappen NB Er wordt uitgegaan van twee contact momenten tussen de medewerker RvdK en de behandelaar: Aan het begin van het onderzoek, om contact te leggen, kennis te maken en procesafspraken te maken over de informatieuitwisseling. Een tweede moment is wanneer er daadwerkelijk informatieuitwisseling plaatsvindt. Deze twee momenten kunnen ook samenvallen, afhankelijk van het verloop van het onderzoek en van het moment waarop duidelijk wordt dat het nodig is (en onderbouwd kan worden) om een behandelaar als informant te raadplegen. 2.1 Voorbereiding door medewerker RvdK 1. Bij Start-MDO: het lijkt nodig of het zou nodig kunnen zijn om tijdens het onderzoek een behandelaar van de ouders als informant te benaderen. Nagaan of de behandelaar de belangen van client of zijn/haar kinderen behartigt door informatie te delen; Nagaan of de informatie ook op een andere wijze verkregen kan worden zodat de behandelaar niet gevraagd hoeft te worden zijn beroepsgeheim te doorbreken. Indien in deze fase al mogelijk: Formuleer waarom de informatie nodig is en wat je precies wilt weten. 2. (Eerste) gesprek met de ouders: Overleg met ouders over benaderen behandelaar, vraag naar zijn/haar naam en overleg over de op te vragen informatie (wat je wilt weten en waarom) en vraag hiervoor schriftelijk toestemming . Indien men deze toestemming niet wil geven, vraag dan waarom niet (soms blijkt bij doorvragen dat een cliënt iets heel anders begrepen heeft). Indien cliënt bij haar/zijn weigering blijft, is het belangrijk om dit aan de behandelaar te kunnen melden. 3. (Eerste) contact leggen met de GGZ organisatie en de behandelaar (telefonisch of schriftelijk). Liefst telefonisch en bespreken hoe je het proces gezamenlijk in kunt richten. Indien niet door urgentie gedwongen bij voorkeur nog geen inhoudelijke informatie van behandelaar vragen. Wel kan informatie gegeven worden aan de behandelaar waaruit de motivatie voor het verzoek om informatie blijkt en waar cliënt al toestemming voor heeft gegeven aan de raadsmedewerker. Spreek af met wie, wanneer, hoe, waarom en waartoe. Aandacht voor de houding van ouders t.a.v. de informatie-uitwisseling. Bespreekpunten: Voorstellen / introductie (wie ben je, wat doe je) 6 Document informatieuitwisseling GGZ; Raad voor de Kinderbescherming, Den Haag, november 2013; R.B. Bolt ([email protected]) versie 1.0 Aanleiding voor het contact Heeft ouder wel/geen toestemming gegeven voor informatie-uitwisseling. Indien er geen toestemming is, dan uitleggen waarom je toch het verzoek doet. Indien er wel toestemming is, vragen waar het ondertekende formulier heen gestuurd kan worden. Verzoek tot medewerking, verzoek tot bespreking met de client. 4. Indien telefonisch contact gelegd: hetgeen is afgesproken bevestigen met een brief. Of hier ondertekende toestemmingsverklaring meesturen. 5. Eventueel een tussen-MDO om de te stellen vragen te formuleren, de positie van de behandelaar zorgvuldig te overwegen en te formuleren aan de hand van de kopjes in de voorbeeld-brief. 6. Eventueel een tweede gesprek met de ouders om te bespreken welke informatie men precies gaat vragen en waarom; indien nog niet gevraagd, schriftelijke toestemmingsverzoek. Uitvoering 7. Schriftelijk (bij voorkeur) of mondeling informatieverzoek op basis van richtlijnen. Doel van de informatie en type informatie. (zie ‘Handvatten voor een brief’). 8. Indien de informatie mondeling verstrekt is: schriftelijk weergave van het gesprek voorleggen aan informatie verstrekker ter verificatie en daarna de wijze waarop de informatie in het rapport is verwerkt eveneens ter verificatie. Dit laatste ook bij schriftelijke informatie. 9. Indien behandelaar de informatie niet wil afgeven/accorderen, escaleren conform interne richtlijnen (interne contactpersoon) naar GGZ contactpersoon. 10. Weging informatie en besluit in MDO Afronding 11. Informeren GGZ informant over besluit en over uitkomst zitting. 12. Afronding: afronding en archivering conform het Model. 7 Document informatieuitwisseling GGZ; Raad voor de Kinderbescherming, Den Haag, november 2013; R.B. Bolt ([email protected]) versie 1.0 III. Handvatten voor een brief van RvdK aan behandelaar GGZ Geachte (naam behandelaar), Voorstellen Mijn naam is … en ik ben werkzaam als …. bij de Raad voor de Kinderbescherming (regio). (eventueel verwijzen naar eerder mondeling/telefonisch contact). Aanleiding voor het contact De RvdK doet onderzoek naar de mate waarin (naam kind(eren)) in hun veiligheid en ontwikkeling worden bedreigd met als doel te bepalen of het door de RvdK noodzakelijk wordt geacht om bij de rechter een ondertoezichtstelling en/of uit huis plaatsing te vragen voor (naam kind(eren)) en voorstellen te doen voor passende oplossingsmogelijkheden. Zorgen Dit onderzoek vindt plaats naar aanleiding van een melding door (…) Feiten benoemen die ten grondslag liggen aan de zorgen. (kort en bondig). Uit contacten met de (ouder) begrijp ik dat u behandelaar bent van (…). Hierbij verzoek ik u vriendelijk om het verstrekken van informatie met als doel de risico’s voor de veiligheid van (…) beter te kunnen inschatten en passende oplossingsmogelijkheden aan te dragen. Toestemmingsvereiste: inspanningen verricht om toestemming van de ouders te verkrijgen Indien toestemming is verkregen: Voor het opvragen van informatie hebben we toestemming van de ouder(s), de heer en/of mevrouw (namen ouder(s). In de bijlage treft u het toestemmingsformulier aan. Ga verder bij de paragraaf: Inhoud van de gevraagde informatie. Indien geen toestemming is verkregen: Ik heb dit informatieverzoek en de inhoud ervan op (datum) besproken met (naam ouder(s)). Client(en) wil(len) geen toestemming geven voor het verstrekken van informatie omdat (reden weigering) . Toch ben ik van mening dat het voor de inschatting van de veiligheid van de kinderen noodzakelijk is dat ik de volgende informatie bij u inwin.( Argumentatie) Ik verwijs in dit kader naar het (naam protocol/document) dat is ondertekend door (namen ondertekenaars). Ik realiseer me dat u in principe gehouden bent aan uw zwijgplicht en dat u alleen onder zwaarwegende omstandigheden mee kan werken aan het verstrekken van informatie. 8 Document informatieuitwisseling GGZ; Raad voor de Kinderbescherming, Den Haag, november 2013; R.B. Bolt ([email protected]) versie 1.0 Wij hebben de noodzaak om het verzoek tot informatie zorgvuldig afgewogen en zijn van mening dat de aan u gevraagde informatie noodzakelijk is voor een betrouwbare inschatting van de risico’s voor de veiligheid van (naam kind) en het wegnemen van andere ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige. Schadevereiste (geef een toelichting waaruit blijkt dat indien de RvdK niet kan beschikken over de gevraagde informatie, er kans op ernstige schade ontstaat) Subsidiariteit (Geef een toelichting waaruit blijkt dat de behandelaar de enige is die de gevraagde informatie kan verschaffen) Doelmatigheid (Geef een toelichting waaruit blijkt dat met de gevraagde informatie schade aan het kind/de kinderen kan worden voorkomen). Proportionaliteit (Geef een toelichting waaruit blijkt dat er heel specifieke informatie wordt gevraagd, bijv. in relatie tot de specifieke situatie van het kind/de kinderen). Inhoud van de gevraagde informatie Ik heb in het kader van het inschatten van de risico’s voor de veiligheid van (namen) de volgende vragen: (vragen zo concreet, specifiek en feitelijk mogelijk formuleren, alleen wat noodzakelijk is voor het onderzoek in de zaak, indien mogelijk relatie leggen met specifieke situatie van het kind/de kinderen, vragen naar onderbouwing). Voorbeeldvragen, afhankelijk van situatie:3 Met betrekking tot de psychiatrische stoornis Wat is de beschrijvende diagnose? Is er sprake van een of meerdere (psychiatrische en somatische) aandoeningen? Wat is het huidige toestandsbeeld? Wat is de invloed van de psychiatrische stoornis op het dagelijks functioneren en in het contact met anderen en in het bijzonder met het kind / de kinderen? Met betrekking tot de behandeling 3 Bron: Arkin, Amsterdam, Vragen Rvdk aan GGZ 9 Document informatieuitwisseling GGZ; Raad voor de Kinderbescherming, Den Haag, november 2013; R.B. Bolt ([email protected]) versie 1.0 Sinds welke datum is betrokkene in behandeling bij de instelling; Welke vormen van behandeling (ambulant en/of klinisch) zijn ingezet tot nu toe? Wat is het te verwachten behandeltraject? Wat is het effect van de behandeling tot nu toe op het functioneren van betrokkene en de symptomatologie inhet contact met anderen en inhet bijzonder met het kind/de kinderen? Wat is de inschatting t.a.v. de therapietrouw tot nu toe in het naleven van de afspraken in het behandelplan? Beschermende factoren en risicofactoren Welke beschermende factoren zijn aanwezig in de zorg voor de kinderen? In hoeverre is er sprake van een ondersteunend netwerk in het algemeen en in het bijzonder in de zorg voor de kinderen? Is er sprake van ziektebesef en/of inzicht bij betrokkene? Welke stressfactoren zijn aanwezig, zoals (dreigende) life events of chronische stressoren? Is er ooit sprake geweest van gedrag, voortkomend uit de psychiatrische stoornis,m dat gevaar heeft opgeleverd voor betrokkene zelf of zijn/haar omgeving, in het bijzonder de kinderen? Is betrokkene het afgelopen jaar met een Bopz maatregel gedwongen opgenomen? Zo ja, beschrijf de aanleiding (luxerend moment), het psychiatrisch beeld en de gevaarscriteria. Zijn er vanuit uw ervaring met betrokkene andere feiten en/of omstandigheden die belangrijk kunnen zijn voor het onderzoek dat de RvdK verricht. Deze vragen zijn mede geformuleerd door (naam Gedragsdeskundige), (indien van toepassing: GZ psycholoog) en gebaseerd op de Handleiding Informatieuitwisseling tussen GGZ, AMK, Bureau Jeugdzorg en RvdK. De antwoorden op deze vragen worden gebruikt voor een inschatting van de risico’s voor de veiligheid van (naam kind(eren)) in bovengenoemd onderzoek en voor het wegnemen van andere ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van (naam kind(eren)). Gezien de spoed van de situatie, verzoek ik u vriendelijk uw reactie binnen (afhankelijk van graad van urgentie en gemaakte afspraken) weken toe te sturen naar (adres). Indien deze termijn niet haalbaar is, kunt u mij dan alstublieft zo spoedig mogelijk laten weten welke termijn wel haalbaar is. Indien u niet bereid bent te beantwoorden, verneem ik graag hiervan zo spoedig mogelijk de reden. 10 Document informatieuitwisseling GGZ; Raad voor de Kinderbescherming, Den Haag, november 2013; R.B. Bolt ([email protected]) versie 1.0 Indien deze brief aanleiding geeft tot nadere vragen, bijvoorbeeld over het doel van de gevraagde informatie, dan verzoek ik u vriendelijk contact met mij op te nemen via onderstaande telefoonnummers. De door u verstrekte informatie zal ter verificatie aan u worden voorgelegd evenals de verwerking ervan in het rapport. Indien het wenselijk is de informatie voor een ander doel te gebruiken dan zal opnieuw contact met u worden opgenomen voor verificatie. De door u verstrekte informatie en de weging ervan zal worden besproken in een Multi Disciplinair overleg met ondergetekende en (naam GDer), (indien van toepassing GZ/psycholoog). De RvdK houdt zich aan hetgeen in het Model Samenwerkingsafspraken Informatie uitwisseling GGZ, AMK, BJZ en RvdK gesteld is met betrekking tot archivering en dossiervorming. Bij voorbaat dank voor uw aandacht en vriendelijke groet, (ondertekenking) Contactgegevens (directe telefoonnummers etc) Naam GD/er Contactgegevens (directe telefoonnummers etc) 11 Document informatieuitwisseling GGZ; Raad voor de Kinderbescherming, Den Haag, november 2013; R.B. Bolt ([email protected]) versie 1.0