Aaltjes. Algemeen. Aaltjes, rondwormen of nematoda leven in de grond en kunnen aanzienlijke schade veroorzaken maar zijn in een groot aantal gevallen noodzakelijk voor een gezonde groei van planten. Er zijn meer dan 25.000 nematoden beschreven. Ze voeden: - zich met dood organisch materiaal en zijn dan nuttige dieren in de kringloop - of parasiteren op planten en kunnen dan schade veroorzaken. Plantenziekten zoals de bekende aardappelmoeheid. Uit dien hoofde zijn ze dan schadelijk. - Ze kunnen ook in het darmkanaal van zoogdieren zitten en worden dan aangeduid als draadworm. - Er zijn ook aaltjes die andere aaltjes opeten. Ook dan kunnen ze schade aanrichten. Per m2 komen in een gezonde grond tussen de 4 en 10 miljoen van deze wezentjes voor. Bij een lager aantal is er iets mis met je grond. Aaltjes die in Nederland voorkomen zijn heel kleine, minder dan 0,1 mm. In , voornamelijk de tropen, komen ook heel grote, meer dan 8 m, bodembewoners voor die zich voeden met bacteriën, schimmels en insecten. Soorten. De aaltjes waarvan de tuinier het meeste last van kan hebben zijn: Het vrijlevende aaltjes De aaltjes leven vrij in de grond en voeden zich door te zuigen aan de wortels (haarwortels) van de planten. Ze veroorzaken op zichzelf weinig schade aan een gewas maar de schade stelt virussen in staat de plant binnen te dringen waardoor grote schade kan ontstaan. Dat geldt bv. voor schorseneren en uien. De wortelknobbelaaltjes. De vrouwelijke aaltjes van deze soort leven in de wortels van planten en veroorzaken daar knobbeltjes. Deze soort aaltjes verplaatsen zich niet ver, ze komen daardoor vaak plaatselijk voor in een kas. De grootte van de schade wordt bepaald door het aantal aaltjes. Dit aaltje komt hoofdzakelijk voor op rozen maar ook op tomaten, aubergine, schorseneren en uien. De woltelkystenaaltjes. De wijfjes van deze aaltjessoort zitten als kleine kogeltjes, kysten, ter grootte van een speldenknop op de buitenkant van de wortels. Na de oogst sterft het vrouwtje maar de eitjes kunnen vele jaren in de grond overleven. Als op die plaats een plant wordt gezet uit dezelfde plantengroep dan vindt het aaltje zijn waardplant en kan beginnen aan de volgende cyclus. Ze komen voor op aardappels en rode biet. Stengelaaltjes. Komen hoofdzakelijk voor in bloemen en veroorzaken daar zwellingen en wratachtige vergroeiingen. Het blad boven de aantasting blijft vaak geheel groen. Bij een ernstige aantasting ontstaan in de bladeren en bloemen gaten met rafelige randen. Vaak is de stengel vlak onder de bloem aan één kant aangetast, waardoor deze krom groeit en de bloem scheef op de stengel komt te staan. Op de buitenste bolrok ontstaan, vooral vanuit de basis, vuilwitte, later bruinachtige verkleuringen, die naar boven toe uitwaaieren. In latere stadia kan ook wel een marmerachtige tekening ontstaan. Het zieke weefsel is enigszins bruin en korrelig. In zandgrond zal het aaltje na enkele jaren vanzelf verdwijnen in klei- en zavelgrond zijn de overlevingskansen groter. Door de strenge controle komt dit aaltje zelden voor in Nederland. Ze komen voor op selderie en ajuinen. Het bladaaltje. Bladaaltjes leven op en in plantendelen boven de grond. Ze kunnen korte perioden in de grond overleven. Voor hun voeding zuigen ze aan de plant. Doordat de aaltjes een, voor de plant, toxische stof in de cellen brengen tijdens het aanprikken en leegzuigen van cellen ontstaan misvorming in de groeipunten, de bloemknoppen en totale groeiremming. Bij chrysant leidt dit tot groeiremming van de hoofdstengel, waardoor dwerggroei ontstaat en de plant wordt aangezet tot het vormen van zijstelen. Daardoor krijgen de planten een struikvormig uiterlijk. Bladeren die worden aangeprikt vertonen verkleuring van het bladmoes tussen de nerven. Wanneer de aantasting uitbreidt ontstaan V-vormige plekken van necrotisch weefsel. Misvorming en groeiremming ontstaan ook nadat de aaltjes de plant zijn binnengedrongen om zich voort te planten. Lichaamsbouw. Rondwormen hebben een lichaam zonder segmenten met een compleet spijsverteringsstelsel. Ze hebben geen hart-, vaat en ademhalingsstelsel. Ze zijn voor de ademhaling afhankelijk van de opname van zuurstof via de huid. Het vocht in het lijf zorgt voor het transport van de zuurstof en de voeding door het lichaam. Het lichaam beschikt over twee zenuwbanen waarvan er aan de rugzijde en de ander aan de buikzijde ligt. Het lichaam is aan de buitenkant bedekt met een laagje dat we cuticulum noemen en het dier beschermt tegen uitdrogen. De worm moet tijdens de groei regelmatig vervellen omdat dit cuticulum slechts beperkt oprekt. Actief. Aaltjes hebben een levenscyclus* die zich grotendeels in de wortels van planten afspeelt. De jonge larven die net uit het ei gekropen zijn dringen vanuit de grond de wortels binnen. Eenmaal in de wortel ontwikkelen de larven zich tot volwassen vrouwtjes of mannetjes. De vrouwtjes zwellen sterk op, barsten uit de wortel en ontwikkelen zich uiteindelijk tot een aaltje. In de aaltjes bevinden zich de eieren, goed beschermd tegen de buitenwereld. De aaltjes laten makkelijk los van de wortels en vormen zo nieuwe infectiebronnen voor volgende gewassen. Schade. De schade wordt bepaald door het soort aaltje, zo kennen we bladaaltjes, stengelaaltjes en wortelaaltjes. De hobbytuinder heeft de meeste last van wortelkystenaaltjes ze veroorzaken plantenziekten zoals aardappelmoeheid*. In de darmen van dieren leven ze als parasiet*. Ze zuigen aan de plant waardoor deze gaat treuren. Als de wortels worden doorboord vormt de plant vaak snel nieuwe wortels waardoor de plant een wortelbos krijgt hetgeen vaal leidt tot een mindere opbrengst of misvormde vruchten. Preventie. Aaltje vinden we overal. Als te lang dezelfde planten op dezelfde plaats gezet worden kan een explosie van aaltje plaatsvinden. Het toepassen van wisselteelt is dus een eerste preventie. Natuurlijke bestrijding. Aaltjes zijn moeilijk te bestrijden. Plant afrikaantjes tussen je groente. Deze plant trekt aaltjes. Ze vreten van de wortels en gaan dood. Op velden waar lelies en rozen gestaan hebben zaait met na het verwijderen van deze planten steeds vaker afrikaantjes om de grond vrij te maken van aaltjes. Aaltjes kunnen ook ingezet worden tegen andere plaaginsecten en tegen slakken. Als je vastgesteld hebt dat een plant aan de wortels beschadigd is door aaltjes schud dan alle aarde van de plant en dompel de wortels in war met een temperatuur van 45º C. Het water mag niet warmer omdat bij een hogere temperatuur de wortels beschadigd worden. Aardbeienbladaaltje Bladaaltje Geraadpleegde lectuur. Het ecologische handboek van VELT. De beeldbank van ziekten en plagen. Praktische encyclopedie ter bestrijding van ziekten in de tuin.