De hemel boven ons ,,Hemel,” roept Bol. Hij wijst met zijn paraplu naar de wolken. ,,Dat zijn wolken,” weet Hoedje. ,,Heb je nog nooit wolken gezien?” ,,Dat huis is tot in de wolken gegroeid,” meent Bol. ,,Het zal wel veel melk gedronken hebben.” ,,Huizen drinken geen melk. Ze worden groot als ze stenen eten. Zo’n huis met zijn kop in de wolken is een wolkenkrabber,” legt Hoedje uit. ,,Een wolkenkrabber?!” Bol krabt zich onder zijn hoedje. ,,Een huis kan niet krabben,” zegt Bol. Ze lopen door. Allebei hebben ze de bolhoed van hun opa op. Hij zakt tot over hun oren. ,,Kijk daar eens!” Bol wijst opnieuw met zijn paraplu. ,,Dat zijn nog altijd wolken, Bol,” antwoordt Hoedje. Hij kijkt zelfs niet op. ,,Een wolk en een appel die elkaar achternazitten.” ,,Een appelballon! Daar kan een hele klas van eten!” roept Bol. Het wolkje en de appelballon spelen tikkertje. Even later verstopt de kleine wolk zich achter de grote. De appelballon zoekt het wolkje. En plotseling springt het wolkje op de rug van de appelballon. Dan vliegt het een open raam van de wolkenkrabber binnen.