Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding Hoofdstuk 1 Speuren en onderzoeken In hoofdstuk 1 gaan leerlingen zelf speuren, onderzoeken en ontdekken. Ze leren onderzoeken in hun eigen omgeving en in een laboratorium. Ook leren ze hoe ze er van binnen uitzien. Ook leren leerlingen hoe ze een verslag dienen te schrijven. Overzicht ICT De paragrafen 1.4 Schatten en meten en 1.5 Je binnenste kunnen in plaats van uit het boek, volledig op ICT (i-clips) worden gemaakt. De Test jezelf op paragraaf niveau vindt u in het leerwerkboek. Daarnaast vindt u op i-clips een ICT-oefentoets over het complete hoofdstuk. Toelichting Practica 1.1 Je omgeving onderzoeken Practicum 1 Een dier waarnemen Zorg voor een ruime hoeveelheid pissebedden. Stimuleer de leerlingen om respectvol met deze kleine beestjes om te gaan. Practicum 2 Een kijkje door de microscoop Een standaardpracticum waar geleerd wordt om met de microscoop te werken. Ook het maken van tekeningen komt in dit practicum aan bod. 1.2 Onderzoeken en ontdekken Practicum 1 Een theezakje als heteluchtballon Dit practicum is ook prima geschikt als demonstratieproef. Daag daarbij de leerlingen uit om heel goed waar te nemen. Gebruik voor dit practicum de ouderwetse, ‘gewone’ theezakjes. De theezakjes voor 1 kop thee zijn minder geschikt. Practicum 2 Hoe laat je een ballon zweven? De aluminium partyballonnen, te koop bij geschenkwinkels, sommige bloemenshops, in ziekenhuizen en op Schiphol, voldoen uitstekend. Ze blijven minimaal 2 weken goed; daarna lopen ze langzaam leeg. Motiveer de leerlingen door ze in het begin te laten schatten of raden hoeveel van deze ballonnen nodig zijn om zichzelf de lucht in te krijgen. Laat de ballonnen na de proef rustig zweven. Soms gaat de ballon toch, onder invloed van luchtstroming, verschillende kanten op. 1.3 Het lab Practicum 1 Werken met de brander Een standaardpracticum waar geleerd wordt veilig met de brander om te gaan. Omdat het werken met de brander een vaardigheid is die nog meerdere keren voorkomt, is het zeer aan te raden dit practicum uit te laten voeren. Het laten uitvoeren van het branderpracticum is in dit hoofdstuk gekoppeld aan andere veiligheidsvoorschriften tijdens practicum. Een ‘branderdiploma’ is onder het kopje aanvullend materiaal bijgevoegd. Natuurlijk kunt u er ook zelf één ontwerpen, of andere eisen toevoegen. Het is leuk om het diploma te voorzien van een foto van leerlingen terwijl ze met de brander bezig zijn. De diploma’s kunnen worden opgehangen in het lokaal, net zo lang tot iedereen het behaald heeft. Daarna kunnen leerlingen het bewaren in hun map. Practicum 2 Suiker verhitten in een vlam Een op het oog simpele proef, waarbij de veiligheid voorop staat. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 1 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding Leerlingen zijn toch verwonderd dat je een glazen buisje zomaar in een vlam kunt houden. Laat de leerling tijdens het bewegen van de buis goed kijken naar veranderingen van de suiker. Niet alleen kijken, ook ruiken is een waarneming. Laat enkele leerlingen foto’s of een videoclipje van de proef maken. De mooiste kunt u belonen, en gebruiken als instructie, of om te demonstreren aan groepen waar u niet toekomt aan het practicum. Ook kunt u de foto’s of video gebruiken bij dezelfde groep om de manier van (veilig) werken te evalueren. 1.4 Schatten en meten Practicum 1 Een éénsecondenslinger De meeste leerlingen zullen door ‘trial and error’ de lengte gaan variëren. Prima. Controleer de slinger niet met behulp van een stopwatch, maar door de lengte op te meten! Is deze verwondering eenmaal gewekt, dan kunt u de leerlingen wijzen op de grafiek. (alleen v: En eventueel, vooruitlopend op paragraaf 4, de formule voor de slingerlengte.) Een leuke uitbreiding van dit practicum is om met de hele klas een ‘slingerrek’ te maken. Voor in de klas komt met statiefmateriaal een horizontale stang. Daaraan komen dan slingers met een slingerlengte van 0,25 s, 0,5 s, 1 s, 2 s, 4 s etc.... Verdeel deze tijden onder verschillende groepjes. Is het slingerrek compleet, dan kun je controleren of ze wel synchroon lopen. Ook kunt u de kijkvraag stellen: ‘Is een slinger die twee keer zo langzaam slingert ook precies twee keer zo lang?’ Practicum 2 Een reageerbuiszandloper en een erlenmeyerwaterklok Glazen buizen met een platte bodem zijn hier het handigst, maar gewone reageerbuizen voldoen ook prima. Nog veel mooier worden de klokken met gekleurd zand respectievelijk vloeistoffen. Als extra uitdager kunt u de vloeistofklok ook van beneden naar boven laten lopen! Laat de leerlingen zelf bedenken hoe. Hint: gebruik olie en water. Deze twee practica zijn uitstekend parallel uit te voeren. Dit gebeurt ook in de DO-IT. Toelichting Do-it’s 1.1 Wie is de dader? De leerlingen zijn bezig met het doen van waarnemingen en de verwerking ervan in een tekening. Motiveer de leerlingen om creatief met het politiedossier om te gaan. Zie ook: Aanvullend materiaal 1.2 Knalt een ballon altijd in een vlam? Zie de proefjes beschreven op de kaartjes bij ‘aanvullend materiaal’. Laat de leerlingen bij de voorbereiding van de demonstratie eerst zelf ‘puzzelen’ en uitproberen. Dit werkt uitdagender dan alles precies voor te kauwen. In grote of onrustige klassen kunt u de proeven ook als demonstratieproef voor de klas uit (laten) voeren. U kunt de leerlingen de proef dan thuis laten voorbereiden. Uiteraard kunt u de kaartjes ook vervangen door, of uitbreiden met andere ballonproefjes. Veel leuks is te vinden op de site www.ontdekplek.nl, waar u naar het onderdeel encyclopedDoe gaat. Ook met zoeken op encyclopedoe komt u bij dit onderdeel terecht. De experimenten zijn alfabetisch gerangschikt en via de B komt u heel wat leuke experimenten met ballonnen tegen. Stimuleer uw leerlingen deze site eens op te zoeken. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 2 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding 1.3 Spoor jij de dief op? In deze rechercheurs ‘case’ leren leerlingen spelenderwijs omgaan met laboratoriumbenodigdheden, en ze leren goed waarnemen. Niet alleen kijken, maar ook horen en voelen. De potjes en reageerbuizen kunnen natuurlijk met 1001 dingen gevuld worden. In enthousiaste klassen kunt u hier ook leerlingen bij betrekken! Enkele tips en suggesties: Vullingen voor de ondoorzichtige potjes: · een magneet (in dat geval ook in één van de reageerbuizen wat ijzerpoeder, of een mengsel van ijzerpoeder en bijvoorbeeld zand) · gel (potje niet helemaal vullen; bij schudden moet het blubberig klinken) · zaagsel · stuk ijzer of nikkel of voorwerp dat aangetrokken wordt door magneet · water met iets drijvends, bijvoorbeeld klein stukje hout · een elastiek van deksel naar bodem met in het midden een zwaar voorwerp zodat je een soort elastiekmotor krijgt · een stalen veer met een knikker erop · een kattebelletje · stroop; busje niet helemaal vullen en deksel hermetisch sluiten! · van die kleine snoepjes die in je mond knallen, en aan de andere kant van het busje (op z’n kant leggen) een klein beetje water Vullingen voor de reageerbuizen: · een mengsel van enkele poeders, bijvoorbeeld poedersuiker, zand en ijzerpoeder · een verzadigde suikeroplossing · laagjes gekleurde vloeistoffen die niet mengen, bijvoorbeeld limonadesiroop, zonnebloemolie, spiritus · een buis met lucht, afgesloten door een kurk met een klein beetje parfum aan de onderkant · een buis met rook, afgesloten door een kurk · een buis met een stripje papier waar met citroensap een ‘geheime’ boodschap op is geschreven. Bij verhitting boven een vlam wordt deze zichtbaar. · een buis met een zwart stukje papier waar met fluoriserende stift iets op is geschreven; bij uv-licht wordt deze boodschap leesbaar Verdere tips bij uitvoering: De verschillende onderdelen van deze do-it kunnen ook verdeeld worden. Bijvoorbeeld een groepje onderzoekt wat in de potjes zit, een andere groep onderzoekt op vingerafdrukken, een andere groep verhit de buis met suikeroplossing en geheimschrift boven de brander. Zeker als u de do-it in combinatie met de twee practica uitvoert, is verdeling in groepen, al of niet roulerend, aan te raden. Laat de leerlingen bij het opruimen de potjes en buisjes weer vullen voor de volgende klas. Het scheelt u werk, en de leerlingen vinden het leuk. Ze kunnen ook met verrassende ideeën voor vullingen komen. (Wel toezicht op houden.....) 1.4 Van wie is die voetafdruk? In de context van rechercheurswerk leren leerlingen gegevens te verzamelen, en deze overzichtelijk weer te geven in een tabel en grafiek. (Staaf- en © 2006 Wolters-Noordhoff bv 3 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding lijngrafiek). Ook oefenen leerlingen in het aflezen en interpreteren van deze grafieken. Om de schoenafdrukken te maken kan ook gebruik gemaakt worden van zacht potlood, waterverf (niet te dik!) etc. Gebruik natuurlijk geen permanente kleurstoffen. Verrassend als demo: een schoenafdruk maken van fluorescerende stiften of verf op donker papier. Bij gewoon licht niet te zien, de afdruk wordt pas zichtbaar bij beschijning met UV-licht. Heeft u veel parallelgroepen, dan kan in geval van tijdnood gebruik gemaakt worden van gegevens van één groep. Bewaar dan de voetafdrukken op papier en de gegevens van de tabel. Leerlingen kunnen dan met deze gegevens aan de slag. Buitenvariant: Als het weer en de omgeving (bijvoorbeeld zand of andere ondergrond waarin schoenafdrukken zichtbaar gemaakt kunnen worden) het toelaten, is het des te spannend als de leerlingen buiten voetafdrukken gaan opzoeken en opmeten. Deel de klas dan in twee groepen in: ‘dieven’ en ‘rechercheurs’. ( Een succesfactor bij ons op school was, dat onder de dieven ook de docent en de TOA waren...) De twee groepen kunnen dan om de beurt naar buiten, terwijl de andere groepen alvast met de tabellen en grafieken aan de slag kunnen. NB: daartoe is het uiteraard nodig dat punt 1 t/m 4 van ‘aan de slag’ al binnen gedaan zijn. Differentiatie binnen de klas: Laat bijvoorbeeld één specialistenteam de profieldiepte van een schoonzoel eens nauwkeurig meten op verschillende plekken van de zool, en die gegevens in kaart brengen. Enkele dichtbijopnamen (eenvoudig digitaal toestel met macro-instelling) kunnen daarbij illustratief zijn. Discussier vervolgens over de uniekheid van dit slijtagepatroon. 1.5 Is het een bolletjesslikker? Een speelse manier om de namen van de organen te leren kennen. · Als ‘bolletjes’ kunt u van alles gebruiken: kralen, ‘verrassingseieren’ (het binnenste plastic bolletje van een ‘kindersurprise’) paaseitjes etc.... · Leerlingen zullen voor de speuropdracht waarschijnlijk ook bolletjes gaan verstoppen in het hart, baarmoeder, tussen de organen in... Voor het verstop- en zoekwerk is het leuker om dit maar te laten begaan. Sommige leerlingen komen zelf op het idee dat de bolletjes daar niet kunnen zitten. U kunt ook als docent dit later bespreken. Aan de hand van een torso kan gedemonstreerd worden welke weg de bolletjes in het lichaam afleggen. · U kunt natuurlijk ook wijzen op het gevaar van deze smokkelmethode. · Het opnemen van de tijd voor het in elkaar zetten van de torso kan een extra uitdagend element toevoegen. Let wel op: leerlingen gaan hier soms zo fanatiek mee aan de slag dat ze de organen ook wel eens ‘geforceerd’ op de goede plek proberen te krijgen.... · Laat een leerling een korte videofilm maken van het onderzoeken en in elkaar zetten van de torso. Leuk als vertoning achteraf voor de klas zelf. Ook kunnen goed geslaagde filmpjes in andere klassen vertoond worden. · Maak een fotoserie van de handelingen van het in- en uit elkaar zetten van de torso. Zet de foto’s in random volgorde in een map op de computer. Laat leerlingen als computeropdracht de foto’s op volgorde in een document plakken, met bijschriften waarin de namen van de organen voorkomen. Antwoorden Pulsjes 1.1 Je omgeving onderzoeken Juiste antwoord: C de lichaamslengte Toelichting: Lichaamslengte is een opvallend kenmerk en niet te veranderen door de dader. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 4 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding A en B de kleur en lengte van het haar kan de dader gemakkelijk veranderen. 1.2 Onderzoeken en ontdekken Juiste antwoord: B Doordat de lucht in de ballon warmer is dan de lucht buiten de ballon. Toelichting: Warme lucht heeft een kleinere dichtheid dan koude lucht. De lucht in de ballon is dus ‘lichter’ dan de lucht erbuiten. A is niet goed, want door de stuwkracht van de grote vlam zou de ballon juist naar beneden gaan. C is niet goed. De wind zorgt wel voor een horizontale verplaatsing van de ballon als de ballon eenmaal op hoogte is. 1.3 Het lab Juiste antwoord: A iemand richt de opening van de reageerbuis op de docent. Toelichting: Het richten van de opening van de reageerbuis op jezelf of iemand anders is gevaarlijk tijdens verwarmen van stoffen, omdat er plotseling hete vloeistof uit de reageerbuis kan spatten. B is fout, omdat je wel een reageerbuis in een vlam kunt houden (mits gevuld met een stof en hen en weer bewogen) C is onjuist, omdat op de foto iedereen die aan het werk is een (veiligheids)bril opheeft. 1.4 Schatten en meten Juiste antwoord: B ongeveer 200 kg U kunt het antwoord experimenteel tonen door op een gevoelige bovenweger een volle en een lege ballon te wegen. Laat de leerlingen dan het volume van een ballon schatten, of hoeveel ballonnen er in het lokaal passen etc. Of de tabelwaarde van de dichtheid van lucht om laten rekenen naar de inhoud van het lokaal. 1.5 Je binnenste Juist antwoord: A je hart en je longen B en C zijn niet goed. De dokter luistert via de rug of borst naar hart en longen om te controleren of ze normaal werken. Tips 1.1 Je omgeving onderzoeken Parallel aan of aansluitend op dit hoofdstuk kunt u de Explore-it ‘forensisch lab’, of gedeelten daarvan, doen. Dit is een vakoverstijgend project (nask/bio/verzorging) waarin leerlingen veel basis onderzoeksvaardigheden toepassen in een uitdagende context. 1.2 Onderzoeken en ontdekken Wijs de leerlingen vooral bij deze paragraaf op de site www.ontdekplek.nl. Daar zijn onder het kopje encyclopeDoe zeer veel leuke en eenvoudige experimenten beschreven. Bij deze paragraaf gaat het nog niet zozeer om verklaringen, maar juist om de leerling nieuwsgierig en enthousiast te maken. Bij deze paragraaf is het aan te raden om zowel de theorie als de do-it en practica te doen. Leerlingen en u als docent krijgen zo een goede indruk van de opbouw van een paragraaf, en de kenmerken van de verschillende onderdelen daarvan. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 5 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding 1.3 Het lab Parallel aan of aansluitend op dit hoofdstuk kunt u de Explore-it ‘forensisch lab’, of gedeelten daarvan, doen. Dit is een vakoverstijgend project (nask/bio/verzorging) waarin leerlingen veel basisonderzoeksvaardigheden toepassen in een uitdagende context. 1.5 Je binnenste Ga met de leerlingen eens kijken naar filmpjes op www.beeldbank.schooltv.nl. Op deze filmpjes kunnen de leerlingen de organen in hun binnenste aan het werk zien. Kies Biologie, dan het Menselijk lichaam en vervolgens een orgaanstelsel. Bij deze paragraaf is het aan te raden om zowel de theorie als de do-it en practica te doen. Leerlingen en u als docent krijgen zo een goede indruk van de opbouw van een paragraaf, en de kenmerken van de verschillende onderdelen daarvan. Vanaf de eerste les, voor de duur van hoofdstuk 1, behangt u de wand van het klaslokaal met de wandplaten die u voorradig hebt over de anatomie van de mens (verschillende orgaanstelsels, skelet). Ook zet u bijvoorbeeld een torso neer en plastic modellen van onderdelen van het menselijk lichaam. Doel: de leerlingen krijgen een indruk van de verschillende manieren waarop de biologie naar het menselijk lichaam kijkt. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 6 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding Hoofdstuk 2 Sportief en sterk In hoofdstuk 2 leren leerlingen zelf van alles rond het thema Sportief en sterk. Aan bod komen het skelet, gewrichten, spieren, maar ook evenwicht en beweging. Leerlingen onderzoeken hoe sterk botten zijn en welke blessures ze kunnen oplopen. Ook leren ze hoe je spierkracht en andere krachten meet en tekent Ook ontdekken leerlingen of ze beter in zeewater blijven drijven dan in gewoon water. Overzicht ICT De paragrafen 2.1 Botten en 2.7 Hefbomen kunnen in plaats van uit het boek, volledig op ICT (i-clips) worden gemaakt. De Test jezelf op paragraaf niveau vindt u in het leerwerkboek. Daarnaast vindt u op i-clips een ICT-oefentoets over het complete hoofdstuk. Toelichting Practica 2.1 Botten Practicum 1 Wat zit er in botten? Dit practicum is een proef waarbij de leerlingen waarnemingen met hun eigen zintuigen doen, voelen, ruiken, zien. Hieruit moeten ze dan conclusies trekken over lijmstof en kalk in de botten. Practicum 2 Stevige botten? De leerling maakt zelf een model van botten en voert hiermee een eenvoudig proefje uit. Hieruit trekt de leerling conclusies over de stevigheid van platte en ronde botten. 2.2 Soorten krachten Practicum 1 De zwevende paperclip · De meeste leerlingen verbazen zich over de zwevende paperclip, vooral als er een stukje papier tussen magneet en paperclip wordt gehouden. Probeer het ook eens met andere voorwerpen en materialen. Blijft een punaise ook zweven? Een plastic onderdeeltje van een balpen? Wat gebeurt er als je een stukje metaal tussen paperclip en magneet houdt? Knip het magnetisme door met een metalen schaar! Practicum 2 Een sliert paperclips · De vraag is, of je een paperclip magnetisch kunt maken. Als er een sliert paperclips aan een magneet hangt, is een leerling al snel geneigd de vraag met ja te beantwoorden. Maar: door welke kracht blijft de onderste paperclip hangen, van de magneet of van de op één na onderste paperclip? De leerlingen zullen de paperclips los van de magneet moeten onderzoeken op magnetisme. Practicum 3 Spankracht in verschillende draden · De materiaalsterkte van draden is de laatste jaren enorm toegenomen. Een dun nylondraadje heeft vaak al een treksterkte van 10 of 20 kg. Zoek draadjes die bij minder dan 5 kg knappen, bijvoorbeeld naaigaren, rijggaren, stopgaren etc. · Gebruik een klein emmertje (speelgoedwinkel) en vochtig zand. Dit zand is zwaarder, schept gemakkelijker en geeft minder rommel. Als de emmer aan het touwtje enkele centimeters boven de tafel (of vloer) hangt, dan kun je ook een hoop ellende voorkomen. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 7 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding 2.3 Krachten meten Practicum 1 Verschillende krachtmeters De leerlingen kunnen de proef met alledaagse voorwerpen uitvoeren. Vooraf is het wenselijk om de verschillende krachtmeters met verschillende meetbereiken te laten zien en te demonstreren. Practicum 2 Uitrekking van een veer Bespreek vooraf met de leerlingen de proef met het elastiek op bladzijde 158 van het boek. Bij de nabespreking kan het verschil tussen de beide grafieken (elastiek en veer) aan bod komen. 2.5 Spieren Practicum 1 De dikte van je armbuigspier Een practicum waarbij de leerling metingen doet bij een proefpersoon. Het gaat om nauwkeurig meten en het verklaren van de verschillen tussen de proefpersonen. Practicum 2 Welke arm is het sterkst? Zorg voor een ruime hoeveelheid voorwerpen (zware en minder zware) die in de emmers gelegd kunnen worden. Stimuleer de leerlingen om zorgvuldig met de proefpersonen om te gaan en nauwkeurig de tijd op te meten. 2.6 Krachten in evenwicht Practica 1 en 2 ‘Krachten bij drijven en zinken’ en ‘Opwaartse kracht en verplaatst water’. Een extra proef met een ‘zware’ metalen bak. De leerling kan door het berekenen van het volume berekenen hoeveel lading de bak (het schip) kan vervoeren. 2.7 Hefbomen Practicum 1 De liniaal als hefboom Een bijzonder goed bruikbaar alternatief is de ‘Easy-Line Mathematische weegschaal’ van de firma Opitec. www.opitec.nl. Een bouwpakketje voor maar € 4,20. Het werkt nauwkeuriger dan de liniaal op het potlood. Toelichting Do-it’s 2.1 Hebben meisjes een ander skelet dan jongens? Bij deze groepsopdracht is het zinvol een duidelijke rolverdeling binnen de groep aan te brengen. De groepsgrootte (zes leerlingen) is dusdanig groot, dat het gevaar van enkele leerlingen die alles doen, en enkele die erbij staan te niksen of gaan klooien, op de loer ligt. De tijd die u investeert in de rolverdeling binnen de groep, verdient u dubbel en dwars terug tijdens de uitvoering. Als u vaker met dat soort rolverdelingen binnen een groep werkt, kunt u die uiteraard (eventueel aangepast) aanhouden. Een suggestie voor deze opdracht: -een ‘captain’ ziet erop toe dat de anderen hun taak zo goed mogelijk uitvoeren. Hij of zij levert ook het eindresultaat in op de afgesproken tijd, en ziet erop toe dat alle groepsleden de opdrachten in het werkboek maken. -één vrouwelijk ‘proefpersoon’, waarvan de maten worden opgemeten. -één mannelijk ‘proefpersoon’ waarvan de maten worden opgemeten. -een ‘schoolarts’ (spannend met witte labjas...) meet de maten op. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 8 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding -een notulist noteert de gegevens in de tabel, en leest ze later weer op voor de tekenaars. - een ‘chef tekenaar’ maakt de tekening van de botten op ware grootte. Hij of zij krijgt hulp van de proefpersonen en de schoolarts. Het onderzoek levert hoogstwaarschijnlijk geen éénduidig antwoord op de onderzoeksvraag, maar dat ik ook niet echt noodzakelijk. Bij de afronding van het onderzoek kunt u bijvoorbeeld de volgende aspecten aan de orde laten komen: -Hoe komt het dat je geen verschil vindt: ligt dat aan de tekening van het skelet, of zijn er echt geen verschillen? -Het belang van vergelijking van een even grote jongen en meisje. -Misschien vind je nu nog geen verschillen, maar hoe zit dat op latere leeftijd? Wat verandert er tijdens de groei, welke verschillen in bouw vertonen volwassen mannen en vrouwen? Bij welke delen van het skelet verwacht je wel verschillen, en bij welke niet? (bijv. kaken, bekken, ....) 2.2 Welke botten zijn het sterkst? Het practicum van de voorafgaande paragraaf ( ‘Stevige botten’) kan prima als basis van deze DO-IT dienen, maar daag de leerlingen vooral uit zelf te experimenteren om een zo sterk mogelijk bot te maken. Als uitbreiding Kun je ook nog onderzoeken bij welke kracht een ‘bot’ doorbuigt. Plaats daartoe twee tafels een eindje uit elkaar, leg het ‘bot’ er op, en hang steeds zwaardere gewichtjes aan het bot. Is een bot die de sterkste duwkrachten kan hebben ook het meest bestand tegen trekkrachten? uitbreiding 2: de sterkte van de kalkschaal van een ei. Van enkele (hardgekookte!!!) eieren onderzoeken bij welke kracht de schaal breekt. De druk van boven naar beneden (een ei rechtop) en van opzij (een ei op z’n kant) vergelijken. Een demonstratie van hoe verrassend sterk zo’n kalkschaal is: Ga voorzichtig staan op een tree eieren. (10 x 10) 2.3 Is bungeejumpen gevaarlijk? Het plaatje bij de proef wekt de indruk dat de bak water naast de grondplaat van het statief staat. Om de proef echter goed te kunnen uitvoeren kunt u het best de statiefgrondplaat aan een tafelrand zetten en de bak met water op de grond. Een playmobiel-poppetje werkt het prettigst. Met plakband zijn de poppetjes eenvoudig te verzwaren door er een blokje mee op de rug te plakken (zie foto in leerboek op blz. 50). 2.4 Hoe soepel bewegen streetdancers? Het werkt uiteraard heel stimulerend als je de bewegingen van jezelf of van je groepsgenoten mag analyseren. Ook een foto van jezelf of een klasgenoot met daarbij de namen van je gewrichten geschreven, is natuurlijk leuker dan van een anoniem figuur. Afhankelijk van de tijd binnen een les, kunt u de foto- of filmopdracht ook als huiswerk opgeven. U kunt deze do-it ook uitstekend in het computerlokaal uit laten voeren. In dat geval maken de leerlingen gebruik van foto’s en video’s van ‘échte’ streetdancers. Afbeeldingen met zoekwoord ‘streetdance’ , levert al een schat aan bruikbare foto’s en videofragmenten, bijvoorbeeld de site http://www.digischool.nl/ckv1/dans/STREETDANCE.htm In plaats van de foto’s uit te laten printen en in het werkboek te plakken, kunt u de leerlingen de opdracht ook volledig digitaal laten maken. Ze kunnen dan de foto(‘s) in paint of ander tekenprogramma plakken, en de tekening dan voorzien van bijschriften, en, nog mooier, plaatjes van de diverse gewrichten. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 9 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding 2.5 Hoe zet je kracht met je arm? De leerlingen doen waarnemingen aan hun armspieren tijdens het uitvoeren van bewegingen. De leerlingen denken na over het verloop van de armbeweging tijdens het kogelstoten. Motiveer de leerlingen om zorg te besteden aan het maken van het model. Laat de leerlingen de modellen onderling vergelijken. 2.6 Waarom blijf je in een bubbelbad niet drijven? In deze DO-IT onderzoeken leerlingen op een eenvoudige manier het verschil in opwaartse kracht in gewoon water, zout water en water met luchtbellen. Het gaat hier niet om kwantitatieve berekeningen van de opwaartse kracht. Door nauwkeurig waarnemen zie je het verschil in drijfvermogen in zoet water, zout water en in water met luchtbellen. Het leukst is om verschillende soorten ‘poppetjes’ te gebruiken die allemaal ongeveer dezelfde dichtheid als water hebben. U kunt denken aan: figuurtjes van lego of playmobiel, kleine fruitsoorten zoals druiven en aardbeien, een gekookt ei, Niet opgeblazen ballonen gevuld met water, plastic kraaltjes etc. Het spreekt meer tot de verbeelding om de leerlingen van die materialen ook echt eenvoudige poppetjes te laten maken, maar noodzakelijk is dit natuurlijk niet. Als het maken van het bubbelbad met de aquariumpomp teveel gedoe geeft, dan kunt u volstaan met alleen een zoet- en zoutwatervariant. Het is daarbij dan wel aardig om de zoutconcentratie steeds op te voeren, en waar te nemen wat er nog meer gaat drijven. Het bubbelbadgedeelte kan dan als gedachteexperiment gedaan worden. (De leerlingen hebben nu ervaren dat water en zeewater een kracht omhoog uitoefenen. Op de plek waar geen water is, maar luchtbellen, kan dat water dus ook niet voor een opwaartse kracht zorgen.) 2.7 Hoe til je zware gewichten in de sportschool? Dit is een ontwerpopdracht waarvoor de leerlingen eerst practicum 1 en 2 van paragraaf 2.7 moeten uitvoeren. Op een idee te krijgen van de werking van katrollen, takels en hefbomen: verwijs leerlingen naar de theorie in paragraaf 2.7 Hefbomen. Antwoorden Pulsjes 2.1 Botten Juiste antwoord: C meer dan 25 botjes in een hand. Toelichting: A en B zijn onjuist, er zitten 27 botjes in de hand. 2.2 Soorten krachten Juist antwoord: C de windkracht Toelichting: De windkracht drukt een vlieger schuin omhoog. De windkracht kun je ontbinden in twee componenten: de verticale component is de opwaartse kracht (lift), de horizontale component is de stuwende kracht achter de horizontale beweging. A is niet goed, want met als je uit het water omhoog wordt getrokken is de opwaartse kracht groter dan de zwaartekracht. B is niet goed, want de spankracht is even groot als de zwaartekracht. 2.3 Krachten meten Het juiste antwoord is A Iedere weegschaal geeft 25 kg aan Toelichting: De beide weegschalen zijn “parallel” geschakeld. De zwaartekracht wordt over beide weegschalen verdeeld. Als beide weegschalen op elkaar zouden liggen © 2006 Wolters-Noordhoff bv 10 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding (“in serie”) zou de bovenste weegschaal 50 kg aangeven en de onderste iets meer, want het gewicht van de bovenste weegschaal wordt ook meegewogen. B is fout, het meisje zou 100 kg wegen. C is fout, tenzij Bianca haar gewicht volledig verplaatst naar één been. 2.4 Botten bewegen Juiste antwoord: C vingers en tenen Toelichting: veel bewegingen mogelijk door het grote aantal botjes en gewrichtjes. A en B hebben minder mogelijkheden tot beweging. 2.5 Spieren Juiste antwoord: C je bilspieren Toelichting: deze zijn groter en zwaarder dan A en C. 2.6 Krachten in evenwicht Juiste antwoord: B in zeewater Toelichting: De dichtheid van zeewater (zout water) is groter dan de dichtheid van het water in een zwembad. Hiermee vallen de antwoorden A en C automatisch af. 2.7 Hefbomen Het juiste antwoord: A Door haar handen naar voren te bewegen gaat haar zwaartepunt ook naar voren. Het evenwicht is verstoord. De balans slaat door naar voren. B is fout, het ‘achterdeel’ van haar lichaam wordt juist lichter, dus kan ze nooit naar achteren vallen. C is fout, alleen als het dragende meisje haar handen richting hoofd van het gedragen meisje verplaatst kan het evenwicht bewaard blijven. Tips In de catalogus van Opitec: http://www.opitec.nl staan vele werkstukjes die bij het vak techniek gemaakt kunnen worden en die uitstekend bij dit hoofdstuk passen. De pakketjes zijn zeer betaalbaar, vaak nog onder de € 5,-- per stuk. 2.1 Botten Ga met de leerlingen eens kijken naar Biobits Onderbouw. In deze serie gaat Blok 57 over het geraamte. Laat de leerlingen kijken naar korte filmpjes over het skelet op www.beeldbank.schooltv.nl (menselijk lichaam, geraamte – bouw). Begin het hoofdstuk met de Do-it of anders met practicum 2.1. De leerlingen gaan dan direct zelf aan de slag. 2.4 Botten bewegen Laat de leerlingen kijken naar korte filmpjes over het skelet op www.beeldbank.schooltv.nl (menselijk lichaam, geraamte – werking). Gewrichten worden ook in machines gebruikt. Laat de leerlingen de toepassingen van gewrichten bij machines en gereedschappen zien. Leerlingen zien technische toepassingen van gewrichten in het dagelijks leven. 2.5 Spieren Bekijk met de leerlingen ook eens spieren bij dieren. Bijvoorbeeld spieren en pezen in kippenvleugeltjes of ledematen van andere dieren. Laat de leerlingen op internet opzoeken welke spiergroepen je allemaal kunt trainen. Op fitness-island.com zijn allerlei trainingsoefeningen en schema’s te © 2006 Wolters-Noordhoff bv 11 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding vinden. Ook de anatomie is te zien waarbij de verschillende spierbundels oplichten als de muis erover heen gaat. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 12 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding Hoofdstuk 3 Ik maak contact! In dit hoofdstuk leert de leerling over zintuigen. Hoe reageer je op prikkels? Hoe komt geluid in je oor, en vervolgens bij de hersenen? En wat is geluid eigenlijk? De leerling leert wat geluid is, hoe het oor werkt, maar ook het verschil tussen hoge en lage tonen en hoe geluid in beeld gebracht kan worden. Overzicht ICT De paragrafen 3.1 Prikkels en 3.5 Beeld en geluid kunnen in plaats van uit het boek, volledig op ICT (i-clips) worden gemaakt. De Test jezelf op paragraaf niveau vindt u in het leerwerkboek. Daarnaast vindt u op i-clips een ICT-oefentoets over het complete hoofdstuk. Toelichting Practica 3.2 Geluid horen en maken Practicum 1 Trillingen laten zien Zorg dat de toongenerator op een lage frequentie staat ingesteld. De stemvork kan ook in de hand gehouden worden. Na het aanslaan langzaam naar het pingpongballetje bewegen. De proef kan worden uitgebreid door met een aangeslagen stemvork net een wateroppervlakte aan te raken Practicum 2 Rinkelende bel in vacuüm Zeer geschikt als demonstratie. Zorg dat het geheel op een isolerende ondergrond staat. Tijdens het vacuümzuigen en daarna een korf over het geheel plaatsen. 3.4 Hoge en lage tonen Practicum 1 Geluid van glazen Deze proef is uit te breiden met metalen voorwerpen. of door de glazen met verschillende hoeveelheden water te vullen. Geeft slaolie in een glas een andere toon dan evenveel water? Practicum 2 Een gehoortest Laat de leerlingen er eerst even mee 'spelen'. Overtuig ze na het 'spelen' ervan eerlijk te zijn naar elkaar. 3.5 Beeld en geluid Practicum 1 Een slinger met zand Voor leerlingen misschien wat moeilijk uitvoerbaar. U kunt het dan ook als demonstratiepracticum gebruiken. Het wordt voor leerlingen leuker als u de beschikking hebt over een digitale camera waarmee foto's kunnen worden gemaakt i.p.v de tekeningen. Toelichting Do-it’s Do-it 01 Hoe snel gaat jouw sms-je? In deze Do-it onderzoekt de leerling sms’en. Wie kan er het snelste? En hoelang duurt het om een bericht te versturen? Ook gaat de leerlingen nieuwe sms woorden en emoticons verzinnen. Hoe zie een emoticon voor “ik heb een goed cijfer” er uit? U kunt de leerlingen laten raden naar de betekenis van verschillende nieuwe emoticons. De leerling gaat creatief aan de slag met communicatie. Tenslotte maakt de leerling nog een ontwerp van een telefoon met een handig sms-toetsenbord. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 13 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding U kunt de leerling laten nadenken of er nog nieuwe toepassingen mogelijk zijn voor de mobiele telefoon. Eerst werd er alleen mee gebeld, vervolgens kon je er ook mee fotograferen, inmiddels zijn het zowel telefoons, camera’s als mp3 spelers. Wat is de volgende stap? Wat is handig om nog meer met een mobieltje te kunnen? Do-it 02 Wat weet jij van geluid? Na het maken is het spelen van het spel belangrijk. Leerlingen hebben er veel plezier in elkaars spel te spelen. Neem hier de tijd voor. Er zijn vele mogelijkheden. Het kan ook een memoriespel (zie voorbeeld in de vragen en opdrachten) zijn of een dobbelspel met kaartjes. Hoe hoger het aantal ogen hoe moeilijker de vraag. Laat ze op google (bordspelen) zoeken naar voorbeelden en ideeën. Do-it 03 Hoe krijg je piepende oren? Bij deze Do-it wordt een overzicht gemaakt van hoe het oor werkt en krijgt de leerling inzicht in gehoorbeschadiging. Hoe kan hard geluid het gehoor beschadigen? Welk onderdeel raakt beschadigd door hard geluid? Wat voor verschillende gehoorbeschermers zijn er? Als aanvulling kunt u de leerlingen (bijvoorbeeld middels internet) laten onderzoeken of gehoorbeschadiging door lawaai (lawaaidoofheid) te vergelijken is met doofheid bij ouderen. Ook kunt u de leerling zelf oorbeschermers laten maken. Do-it 04 Wat hoort een vleermuis? Voor deze Do-it gaat de leerling een mondelinge presentatie voor de klas voorbereiden. De presentatie gaat over vleermuizen. Hoe leven vleermuizen, hoe jagen ze, welke geluiden maken ze? De leerling krijgt op deze manier inzicht in echolocatie, het lokaliseren van objecten door geluidsweerkaatsing. Waarom maken vleermuizen hierbij gebruik van zulke hoge tonen? Maken mensen eigenlijk ook gebruik van echolocatie? Denk hierbij bijvoorbeeld aan sonar, een techniek die gebruikt wordt om onder water te navigeren. Do-it 05 Hoe herken je geluid aan een plaatje? De leerlingen maken een computerpresentatie over drie verschillende soorten geluiden. Een microfoon wordt aangesloten op de computer. Vervolgens worden verschillende geluiden opgenomen, en weergegeven in een grafiek. Dit plaatje wordt in PowerPoint geplakt. Het is de bedoeling dat leerlingen de verschillende plaatjes aan de juiste geluiden koppelt. U kunt verschillende geluiden toevoegen, eventueel zelfs leerlingen met muziekinstrumenten laten experimenteren. Welk plaatje hoort bij welk instrument. Ook kunt u de leerlingen drie liedjes laten horen, en vervolgens worden de liedjes in een andere volgorde op beeld gepresenteerd (zonder geluid). Kunnen de leerlingen raden welke liedjes bij welke beeldfilmpjes horen? Antwoorden Pulsjes 3.1 Prikkels Juiste antwoord: C in je huid 3.2 Geluid horen en maken Juiste antwoord: A De klankkast versterkt het geluid 3.3 Oren Juiste antwoord: C Door een dans te vliegen 3.4 Hoge en lage tonen Juiste antwoord: Uitgaande van de lezer geeft het linker glas een hoger toon. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 14 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding Dus antwoord A is goed. Hoe voller het glas is, hoe groter de massa die moet trillen. 3.5 Beeld en geluid Juiste antwoord: C Tips 3.2 Geluid horen en maken Laat leerlingen zelf muziekinstrumenten meenemen. Organiseer samen met uw muziekcollega kleinschalige projecten met muziekinstrumenten over klank en klankversterking. 3.4 Hoge en late tonen Laat leerlingen eens een gitaar stemmen met behulp van een stemfluitje. De gehoortest kan ook klassikaal met hand opsteken gedaan worden. Kijk voor een uitbreiding van de extra ook eens op: http://www.dvd-home.nl/artikel/ddex5.1.htm http://www.dvd.nl/achtergrond.php?id=12&page=6 3.5 Beeld en geluid Deze paragraaf kunnen leerlingen ook op de computer doen. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 15 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding Hoofdstuk 4 Show! Dit hoofdstuk begint met uit welke kleuren wit licht bestaat, wat lichtbronnen zijn en wat het verschil tussen ultraviolet en infrarood straling is. Vervolgens onderzoekt de leerling hoe hij al deze dingen kan waarnemen: hoe werkt het oog? Daarna wordt ingegaan op elektronisch licht, stroomsterkte, geleiders en isolatoren en de aansluiting van verlichting. Ook wordt de terugkaatsing van licht, het spiegelen, behandeld. In welke richting wordt licht teruggekaatst? Wat is de invalshoek en de hoek van terugkaatsing? Wat is de voorwerpsafstand? Tot slot wordt de werking van holle en bolle lenzen bestudeerd. Overzicht ICT De paragrafen 4.3 De stroomkring en 4.6 Filmen met je ogen kunnen in plaats van uit het boek, volledig op ICT (i-clips) worden gemaakt. De Test jezelf op paragraaf niveau vindt u in het leerwerkboek. Daarnaast vindt u op i-clips een ICT-oefentoets over het complete hoofdstuk. Toelichting Practica 4.1 Zien Practicum 1 De kleurentol Indigo ligt qua kleur tussen blauw en violet in. Gebruik dus een potlood uit de tekendoos die tussen deze 2 kleuren zit. Practicum 2 Wit licht ontleden Deze proef is geschikt als demonstratieproef. Beweeg het bakje heen en weer over de overheadprojector. Practicum 3 Kleuren in een CD Tip: Vraag of leerlingen oude CD’s/DVD’s mee willen nemen. 4.3 De stroomkring In een normaal klaslokaal zijn de twee practica goed uitvoerbaar. De drie 1,5 V batterijen zijn goed achter elkaar te plaatsen in een gordijnrail of (door midden gezaagde) pvc-buis. Er kan natuurlijk ook een platte 4,5 V batterij gebruikt worden. Als je voedingsapparaten ter beschikking hebt, dan bespaart dat nogal wat batterijen. Bij het 2e practicum is het verstandig om het geheel te laten uitvoeren in een grote platte metalen bak vanwege het morsen. Een handdoek onder het bekerglas voldoet ook. 4.4 Schaduwen Practicum 1 Verplaatsing van licht Zorg ervoor dat het papier groot genoeg is zodat het licht er niet langs gaat. Verduister het lokaal zodat het geheel duidelijker zichtbaar wordt. Practicum 3 Voorwerpen en schaduw Bij dit practicum wordt er van uitgegaan dat het koffiekopje ondoorzichtig is en het theekopje doorzichtig. 4.5 Spiegelen Practicum 1 Spiegelen De loodlijn is niet getekend. De leerlingen zullen deze zelf moeten tekenen. Het kan handig zijn als leerling nummer 2 de spiegel vasthoudt zodat deze tijdens het tekenen en meten niet verschuift. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 16 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding Practicum 2 Gezichtsveld Laat de leerlingen de eerste keer op een ‘normale’ afstand voor de spiegel staan. Hoe je normaal in een spiegel kijkt. Het is ook mogelijk om de 2 situaties te tekenen i.p.v. een foto te maken 4.6 Filmen met je ogen Practicum 1 Camera obscura Als variatie kunnen leerlingen met de camera obscura naar buiten kijken. Practicum 2 Een foto maken Als variatie zou er overtrekpapier als scherm gebruikt kunnen worden. Als dit is vastgezet kan de leerling het voorwerp overtrekken zodat er een ‘echte’ foto ontstaat. Practicum 3 Pupillen Zorg ervoor dat de lamp niet te fel is i.v.m. eventuele beschadigingen aan het oog. Toelichting Do-it’s Do-it 01 Hoe zien jouw kleren eruit in de disco? Leerlingen kunnen zelf een (schoenen)doos meenemen als voorbereiding. De ruimte waar deze do-it wordt gedaan dient verduisterd te kunnen worden. Do-it 02 Hoe werkt je oog? In deze Do-it maakt de leerling een tekening en een model van het oog, en leert op deze wijze hoe het oog werkt en hoe het er van binnen uit ziet. Eerst wordt, met behulp van een spiegel, een tekening van het eigen oog gemaakt. Vervolgens wordt een model van het oog gemaakt. Om wat verder in te gaan op hoe het oog op prikkels reageert, kunt u de leerlingen (in tweetallen) naar elkaars ogen laten kijken in verschillende (licht/donker) situaties. Op deze manier kunnen ze zien hoe de lens van grootte verandert wanneer er meer of minder licht in valt. Do-it 03 Bibber jij bij een zenuwspel? Voor deze Do-it maken uw leerlingen een zenuwspiraal. Hoe maak je de spiraal moeilijker? Bij wie gaat het lampje niet branden? En om het spel extra spannend te maken, kunt alle leerlingen op 1 spiraal beurtelings het spel laten spelen. U kunt de snelste leerling bijvoorbeeld een klein prijsje geven. Do-it 04 Hoe maak je gekleurde schaduwen? Leerlingen kunnen spelenderwijs veel over schaduwen te weten komen. Zo kunnen ze zelf gaan onderzoeken hoe de schaduw van een speler verandert als ze dichterbij een spot staan die boven de speler hangt. Hiervoor zullen ze echter wel gestimuleerd moeten worden om dit uit te gaan zoeken. Tip: indien leerlingen dit uit gaan proberen is het handiger om één spot te hebben branden. Do-it 05 Wat kun jij zien via de spiegel? Met een passpiegel en een gordijn kunnen leerlingen deze proef in het echt doen. Met bijvoorbeeld tape kunnen stukken van de spiegel afgeplakt worden die niet nodig zijn om jezelf helemaal te kunnen zien. Do-it 06 Is je oog een camera? Hoe een camera obscura gemaakt moet worden kan een leerling o.a. vinden in de vrije encyclopedie: Wikipedia. Surf hiervoor naar http://nl.wikipedia.org en © 2006 Wolters-Noordhoff bv 17 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding zoek op camera obscura. Eventueel staat er een uitleg voor het maken van de camera obscura in practicum 1 bij deze paragraaf. Antwoorden Pulsjes 4.1 Zien Het juiste antwoord is: A. Het zonlicht wordt door de waterdruppels gesplitst, net zoals bij een prisma. Uit het zonlicht ontstaan de kleuren van het spectrum. Deze kleuren zie je in de lucht. Het spreekwoord luidt niet voor niks: Ochtendrood, water in de sloot. 4.2 Ogen Juiste antwoord: B 12 4.3 De stroomkring Juiste antwoord: C meer dan 25 Toelichting: In huis vind je waarschijnlijk wel twintig tot veertig elektromotoren, die allerlei dingen aandrijven. In een koelkast zit bijvoorbeeld een pomp, en een magnetron gebruikt twee motoren: één voor de ventilator en één voor de ronddraaiende plaat. In een stereo-installatie zitten misschien wel zeven kleine elektromotortjes, een computer heeft er een stuk of acht, en een videorecorder heeft er minstens twee. En wat te denken van: stofzuigers, vrieskisten, mixers, blenders, wasautomaten en allerlei elektrisch speelgoed. 4.4 Schaduwen Het juiste antwoord is: B Als een voorwerp dicht bij de lichtbron staat, dan is de schaduw groot. Wordt het voorwerp dichter naar het scherm geschoven, dan wordt de schaduw kleiner. 4.5 Spiegelen Over de oplossing van dit Pulsje valt te discussiëren. Eén ding is in ieder geval duidelijk, een spiegel doet niks met onder en boven en antwoord B is daarom fout. Het is waar als er gezegd wordt een spiegelbeeld zit omgekeerd, antwoord C. Echter als Anouk haar rechterhand omhoog doet en haar spiegelbeeld zou dezelfde kant opkijken. Dan heeft haar spiegelbeeld haar linkerhand in de lucht. Links en rechts zijn dan omgekeerd, antwoord A. 4.6 Filmen met je ogen Het juiste antwoord is: B. In een camera zit een bolle lens (positief). Een bolle lens is instaat een beeld te vormen. Dit beeld is een reëel beeld en staat op zijn kop. Dit wordt in deze paragraaf uitgelegd. Tips Voor zowel enkele do-its als practica zijn (schoenen)dozen nodig. Laat alle leerlingen er minimaal één meebrengen. Als ze dan vervolgens in groepjes werken zijn er voldoende dozen. Par. 4.3 Een demo van simulatiesoftware van “Crocodile Clips” is gratis te downloaden bij Eurofysica: http://www.eurofysica.nl/arachna.aspx?id=285&lng=4. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 18 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding Uitleg over stroomkringen en serie- en parallelschakeling. Leerlingen kunnen ook zelf allerlei schakelingen maken. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 19 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding Hoofdstuk 5 Survival In dit hoofdstuk leert de leerling onder andere enkele aspecten over survival in de natuur. De leerling leert hoe drinkwater te maken uit de natuur, onderzoekt hoe een goed vuur gemaakt moet worden en hoe belangrijk planten zijn om te overleven. Daarnaast wordt ingegaan op warmte en warmtetransport. Overzicht ICT De paragraaf 5.4 Planten maken kan in plaats van uit het boek, volledig op ICT (i-clips) worden gemaakt. De Test jezelf op paragraaf niveau vindt u in het leerwerkboek. Daarnaast vindt u op i-clips een ICT-oefentoets over het complete hoofdstuk. Toelichting Practica 5.1 Water zuiveren Practicum 1 Filtreren Een standaardpracticum waar geleerd wordt wat de eigenschappen zijn van een oplossing en suspensie. Wijs de leerlingen erop dat de waarnemingen heel erg belangrijk zijn bij deze proef. Voordat dit practicum gedaan wordt kan ook gebruik gemaakt kunnen worden van de ICT om de leerlingen een filtreeropstelling te laten bouwen. Het practicum kan afgesloten worden door de leerlingen een overzicht te laten maken van de eigenschappen van een suspensie en oplossing. Uiteraard moet dit onderdeel klassikaal besproken worden. Practicum 2 Stoffen in zeewater Regenwater is over het algemeen makkelijk te krijgen. Sneeuw of ijs kan ook gebruikt worden (dat is ook neerslag). Neem anders gedestilleerd water. Deze proef is de vereenvoudiging van de standaard indamp opstelling met indampschaal, driehoek, brander en driepoot. Deze proef kan natuurlijk ook gedaan worden. Wanneer zeewater ingedampt wordt kan het zout gaan wegspatten. Dit zout is vrij warm. Laat de leerlingen bij deze proef in ieder geval een bril dragen. 5.2 Warmte binnenhouden Practicum 1 Warmte verplaatsing Dit practicum is ook prima geschikt als demonstratieproef. U kunt een viertal leerlingen de tijd laten meten tot een luciferskop ontvlamt. Van de metingen is een grafiek te maken. Laat de leerlingen de grafiek verklaren. Zorg ervoor dat de luciferskoppen zoveel mogelijk in contact komen met de staaf. Dus goed aandrukken. In plaats van een normale gloeilamp kunt u ook een infrarood-lamp gebruiken. Practicum 2 Warmtegeleiders Boter smelt vrij snel en is daarom goed voor deze proef geschikt. In plaats van boter kunt u kiezen voor bolletjes paraffine. 5.6 Gevaarlijke warmte: brand! Practicum 1 Brand Dit practicum geeft aan dat bij een brand soms roet ontstaat en soms niet. Dat hangt af van de verdeeldheid van de brandbare stof. Een stof, die goed verdeeld is, brandt zonder roet. Bij proef b wordt een simpele manier van brand blussen getoond: de zuurstoftoevoer afsluiten. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 20 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding Practicum 2 Brand blussen Deze essentiële proef leert de leerlingen om te gaan met branden. Bij brand is er bij vele mensen direct chaos in het hoofd. Door bedachtzaam met brand om te gaan, kun je veel leed voorkomen. Het is belangrijk dat alle leerlingen het blussen van branden op verschillende manieren oefenen, zodat ze bij een echte brand niet in paniek raken. Laat de leerlingen een bloemenspuitje, dat mag ook een andere schone spuit zijn, bijvoorbeeld een spuit waarin ruitontdooier of een schoonmaakmiddel heeft gezeten, meenemen en daarmee een blusspuit voor de barbecue maken. Dus een etiket erop met het opschrift ‘Sproeischuim Blust barbecuebrand’. Op het etiket komt een beschrijving hoe je een barbecuebrand blust. Toelichting Do-it’s Do-it 01 Hoe kom je aan drinkwater? Bij deze Do-it maken de leerlingen een apparaat waarin rivierwater gezuiverd kan worden. Misschien kunt u iemand van een waterzuiveringsinstallatie uitnodigen om het een en ander aan de klas te vertellen? Do-it 02 Welke thermoskan wint? Let op de veiligheid. De leerlingen gaan om met kokend heet water! De leerlingen moeten 15 minuten wachten voordat ze een resultaat zien. In die tijd kan geïnventariseerd worden hoe elke groep de thermoskannen heeft gemaakt. Leuk is dan om te voorspellen welke thermoskan wint. Iedereen spreekt zijn voorkeur uit. De voorkeuren worden genoteerd. De leerlingen zetten de argumenten voor hun keuze op papier. Dit materiaal kan later in een klassengesprek of groepsgesprek gebruikt worden. U kunt de leerlingen namen laten bedenken voor hun thermoskannen. Laat ze dan een sticker maken. De sticker gaat tijdelijk op de thermoskan en daarna in het werkboek. U kunt de leerlingen ook naar ander isolatiemateriaal laten kijken: waarom isoleert dubbelglas beter dan enkel glas? Isoleert sneeuw? (denk hierbij aan een Iglo). Kijk ook naar verschillen winterjassen, of de werking van verschillende stoffen of voering. Wat is beter, dons of thermo-voering, en waarom? Do-it 03 Welke planten zijn giftig? De leerling gaat een boekje maken over giftige planten. De leerling zoekt op het internet naar verschillende giftige planten en maakt daar een beschrijving van. Welke delen van de plant zijn giftig? Zijn de planten giftig voor mensen, dieren, of voor allebei? Zijn er kenmerken waaraan je giftige planten kunt herkennen? Kan een plant zowel giftig als gezond zijn? (denk bijvoorbeeld aan een brandnetel). Do-it 04 Hoe komt die appelboom daar? In deze Do-it maken de leerlingen een poster van de ontwikkeling van een appel. Op deze manier krijgt de leerling inzicht in de groei van een appel. Misschien kunt u, ter ondersteuning van de paragraaf ‘planten maken’ een bloem meenemen, waarin de leerling de meeldraad, de stamper, het kroonblad, etc kan zien. Daarnaast kunt u de leerlingen een vleesetende plant laten zien en hierbij enkele vragen stellen: hoe werkt het, waarom komen de vliegen naar de plant toe, wordt deze plant door insecten of door de wind bestoven, etc. Do-it 05 Kun je overleven zonder licht? Bij deze Do-it maakt de leerling een proefverslag met foto’s, waarin onderzocht wordt of planten beter in het licht of in het donker ontkiemen. De ontkieming van tuinkerszaadjes, geplaatst in zowel een doorzichtig als een ondoorzichtig © 2006 Wolters-Noordhoff bv 21 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding kokertje, wordt gevolgd. U kunt verder ingaan op planten die niet aan zonlicht worden blootgesteld, bijvoorbeeld asperges en witlof. U kunt de leerling vragen waarom asperges en witlof allebei wit zijn, en of er ook groene asperges of groenlof bestaan. Wat zijn de overeenkomsten tussen de groeiomstandigheden van deze planten? Misschien kunt u iemand uitnodigen die asperges en/of witlof verbouwt, en die het een en ander over de groei van deze planten uitlegt? Do-it 06 Hoe maak je een goed kampvuur? De leerling maakt een stripverhaal over hoe je een goed vuur maakt. Waar moet je op letten als je een vuurtje maakt? Wat zijn de gevaren? (denk hierbij niet alleen aan brandgevaar voor mensen, maar ook bijvoorbeeld aan bosbranden) Antwoorden Pulsjes 5.1 Water zuiveren Juiste antwoord: B Nee, de mens heeft geen weerstand tegen de bacteriën die in het water voorkomen. Toelichting: Van de bacteriën die in het water zitten kan een mens ziek worden en hierdoor (chronisch) ziek of vergiftigd van worden. In het ergste geval sterft de mens. A is fout, Het hangt af van de mate van vervuiling van het water. Ook waarmee het water vervuild is is van belang (denk hierbij aan blauwalg in de zomer in meren en plassen). C is onjuist, in het water moet een kleine hoeveelheid zouten opgelost zijn. Het drinken van alleen maar zuiver water is niet aan te raden. Het is trouwens wel van belang om bij de leerlingen aan te geven wat zuiver water is. Voor veel leerlingen is dit water uit de kraan. In de chemie is dit natuurlijk anders. 5.2 Warmte binnenhouden Het juiste antwoord: C De temperatuur van beide vloerbedekkingen is gelijk. Toelichting: Beide vloerbedekkingen bevinden zich lange tijd in dezelfde ruimte en hebben daardoor de temperatuur van de omgeving aangenomen. A Dat iets warm aanvoelt, zegt niets over de temperatuur. Deze ervaring geeft aan dat de warmte van je voet minder snel afgegeven wordt. B De plavuizen geleiden de warmte goed en zullen daardoor koud aanvoelen. Ze onttrekken warmte aan je voeten. 5.3 Planten bekijken Juiste antwoord: C De stengel; groeit onder de grond. 5.4 Planten maken Juiste antwoord: C 100 centimeter 5.5 Planten eten Juiste antwoord: B De plant heeft extra voedingsstoffen nodig 5.6 Gevaarlijke warmte: brand! Juiste antwoord: C Je rolt je klasgenoot in een branddeken. Toelichting: Bij brand moet je de brandbare stof weghalen, de brand afkoelen of de zuurstoftoevoer afsluiten. A is niet goed. Omdat je niet weet waardoor de brand is ontstaan, weet je ook niet of water de brand wel kan blussen. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 22 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding B is ook een optie, maar koolstofdioxide veroorzaakt ook ijsvorming, waardoor de huid kan bevriezen. LET OP: Veel kleding is tegenwoordig synthetisch en daardoor zeer brandbaar. De brandende kleding geeft akelige brandwonden! Het aantal mensen met brandwonden heeft een parallel met het gebruik van synthetische stoffen in kleding. Wijs de leerlingen op het gebruik van branddekens, thuis of onderweg. Tips 5.1 Water zuiveren Om alle scheidingsmethoden in beeld te brengen, zouden de leerlingen een muurkrant kunnen maken waarin alle scheidingsmethoden benoemd worden in dit hoofdstuk. In deze muurkrant moet dan o.a. staan: hoe heet het mengsel, hoe heet de scheidingsmethode, hoe ziet het mengsel er voor de scheiding uit, hoe zien de stoffen eruit na de scheiding, etc. Deze muurkrant kan ook gemaakt worden als opdracht in plaats van de Do-it. Leerlingen die erg handig zijn met de computer kunnen eventueel dit ook digitaliseren. Bij het ICT gedeelte worden de verschillende scheidingsmethoden ook uitgelegd a.h.v. een aantal tekeningen. 5.2 Warmte binnenhouden Er zijn folders over isoleren in huis. Verzamel die en bespreek ze met de leerlingen. Discussieer over de functie van het isoleren en van het ventileren. Meer informatie over warmte-isolatie is te vinden op de site http://nl.wikipedia.org/wiki/Warmte-isolatie. Daarnaast leent deze paragraaf zich er uitstekend voor om op de computer te doen! Door de interactieve leermethode die in deze computerparagraaf voorkomt, leren de leerlingen spelenderwijs. Op de site http://www.nvon.nl/na/lesmateriaal/selecties/onderbouw.html vind u een zelfuitpakkend bestand met applet en lesbrief waarmee leerlingen het verband kunnen zien tussen de temperatuur van een stof en de snelheid van de moleculen. Op deze site treft u ook een zelfuitpakkend bestand met proefjes over warmtestroming aan en een zelfuitpakkend bestand met proefjes over warmte geleiding. 5.6 Gevaarlijke warmte: brand! Meer informatie over het blussen van branden is te vinden op de site http://www.scoutquest.com/nl/scout/tech/vuur/brand.shtml. Op de website van het Nibra http://www.nifv.nl is een overzicht van de taken die we stellen aan brandweer en ambulancepersoneel te vinden. Voor de leerlingen is deze site minder belangrijk. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 23 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding Hoofdstuk 6 Dierentuinen In een dierentuin is van alles te zien en te ontdekken. In dit hoofdstuk leert de leerling van alles over de dierenwereld die hij in een dierentuin kan terugvinden. De leerling leert onder andere iets over de lichaamstaal van dieren en mensen, hoe mensen en dieren leren, wat dieren eten, wat een voedselkringloop is en hoe water schoon gehouden wordt. Kortom, de volgende keer als de leerling naar een dierentuin gaat, zal hij of zij met andere ogen naar de dieren en de omgeving kijken. Overzicht ICT De paragrafen 6.2 Eten of gegeten worden en 6.5 Leren kunnen in plaats van uit het boek, volledig op ICT (i-clips) worden gemaakt. De Test jezelf op paragraaf niveau vindt u in het leerwerkboek. Daarnaast vindt u op i-clips een ICT-oefentoets over het complete hoofdstuk. Toelichting Practica 6.4 Water, water, water Practicum 1 Chocolade smelten Bij deze proef moeten de leerlingen au bain Marie toepassen. De meeste leerlingen kennen deze methode niet. Wijs hen op deze methode van verwarmen, en warm houden. De stukje chocolade moeten klein gebroken zijn. Dat verkort de smelttijd. De faseovergangen zijn smelten en stollen. Practicum 2 De waterkringloop De opstelling die gebouwd moet worden is niet de opstelling zoals deze getekend is bij de proef. Het is mogelijk om ook de opstelling te maken zoals deze bij de proef getekend is. Let hierbij wel op dat het schoteltje heet wordt. Na de proef kan eventueel een kringgesprek gestart worden of je waterdamp kunt zien. Toelichting Do-it’s Do-it 01 Houden dierentuinen rekening met dieren? De leerlingen maken een PowerPoint presentatie over dierentuinen in Nederland. De leerling onderzoekt hoe dierentuinen rekening houden met de natuurlijke leefomgeving van de dieren. Waar moet op gelet worden? Hoe leven dieren op dezelfde plek samen? Waarom is het belangrijk om rekening te houden met de natuurlijke leefomgeving? Do-it 02 Wie eet wie? Bij deze Do-it maakt de leerling kaarten met daarop de eetgewoontes van tuinorganismen. Op elke kaart komt “wie ze eten” en “door wie ze gegeten worden”. Vervolgens neemt elke leerling een kaart, en vormt met de bijbehorende leerlingen een voedselketen. Op deze wijze wordt op praktische wijze kennisgemaakt met een voedselweb van tuinorganismen. Welke plaats neemt de mens eigenlijk in in dit web? Do-it 03 Hoe maak jij het water van de nijlpaarden schoon? De leerlingen gaan water zuiveren, en een poster maken met de voedselkringloop in nijlpaardenwater. De leerling leert twee manieren van water zuiveren: zuiveren door filtreren en zuiveren door de voedselkringloop. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 24 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding U kunt de leerling laten nadenken over watervervuiling en hoe dat de voedselkringloop verstoren, en eventuele gevolgen hiervan. Do-it 04 Stijgt het water als het ijs smelt? Voor deze Do-it gaan de leerlingen een proefverslag maken, waarin de vraag centraal staat of water stijgt of daalt als het ijs smelt. Wat uitvoering en uitwerking betreft spreekt deze proef voor zich. Do-it 05 Aapt een aap echt na? Bij deze Do-it analyseren leerlingen het gedrag van een aap, aan de hand van een film over apen. Het gaat hier om het leerproces van apen, wat hebben ze geleerd en hoe (door beloning, straf, inzicht, etc) en wat is aangeboren gedrag? Vervolgens gaan de leerlingen voor zichzelf na wat ze hebben aangeleerd, en wat is aangeboren. Hoe hebben ouders de leerlingen bepaalde dingen bijgebracht, (door middel van straf of beloning?), en hoe hebben leerlingen zichzelf dingen aan geleerd? Do-it 06 Hoe praten dieren? In deze Do-it maken de leerlingen een kwartetspel over lichaamstaal van dieren. Wat zeggen verschillende houdingen over de dieren? Aan de hand van het kwartetspel lezen de leerlingen de lichaamstaal van dieren. Communiceren mensen eigenlijk ook door middel van lichaamstaal? U kunt de leerlingen laten raden hoe iemand zich voelt door naar de lichaamstaal te kijken. Om de beurt beelden leerlingen een bepaald gevoel uit, en mogen de andere leerlingen raden om welk gevoel het gaat. Antwoorden Pulsjes 6.1 Naast de deur Juiste antwoord: B rivieren, meren en plassen 6.2 Eten of gegeten worden? Juiste antwoord: B Schildpadden 6.3 Een kringloop Juiste antwoord: C 100 kilo 6.4 Water, water, water Juist antwoord: C Als er water is, dan drinkt de pinguïn water en anders sneeuw of ijs. Toelichting: Sneeuw of ijs is gestold water. Dit smelt in de bek van de pinguïn A is niet goed, de temperatuur speelt geen rol. B is ten dele goed. Normaal gesproken drinkt een pinguïn gewoon water. Als dit er niet is, dan neemt de pinguïn ijs of sneeuw. Trouwens, in sneeuw en ijs zitten veel voedingsstoffen voor de pinguïn. 6.5 Leren Juiste antwoord: B Makaken vinden de aardappels zo lekkerder. 6.6 Praten met je lijf Juiste antwoord: In onze cultuur is het antwoord A, duim omhoog. In andere culturen kan het echter iets anders betekenen (in Iran en Somalië is het bijvoorbeeld een obsceen gebaar). © 2006 Wolters-Noordhoff bv 25 Biologie-nask vmbo kgt Docentenhandleiding Tips Algemeen: Wijs de leerlingen vooral bij deze paragraaf op de site www.ontdekplek.nl. Daar zijn onder het kopje encyclopeDoe zeer veel leuke en eenvoudige experimenten beschreven. Deze experimenten kunnen de leerlingen ook op weg helpen met het bedenken van hun do-it’s 6.4 Water, water, water Voor de faseovergang rijpen: een stukje glas dat enige tijd in de vriezer gelegen heeft is vaak voldoende koud om ijskristallen te laten vormen op het oppervlak. Dit lukt helaas niet altijd. Een filmpje (Duitstalig) over ijskristallen is terug te vinden bij encyclopedoe, zoeken onder de letter ‘I’. (is wel realplayer voor nodig. Deze is gratis te downloaden). Het is zeker de moeite waard om ook de leerlingen op dit filmpje te attenderen. © 2006 Wolters-Noordhoff bv 26