Accounting samenvatting H1 tm H5

advertisement
Accounting samenvatting H1 – H5
De kern van het Boekhoudkundig model
Financial accounting betreft de (financiële) verslaggeving naar buiten, door middel van het
jaarverslag: bestuursverslag + jaarrekekening (financiële kern van het jaarverslag) +
accountantsverklaring + ………
In de jaarrekening is onder andere het Eigen Vermogen te vinden. Het EV weerspiegelt de
‘welvaart’ van een onderneming.
Er wordt gekeken naar de omvang en de samenstelling van het eigen vermogen. Dit heet:
dubbelboekhouden.
Dit is uit de balans af te lezen.
1. Men begint altijd met een beginbalans.
2. Dan gebeuren er allerlei zaken/transacties. De boekhouding doet twee dingen: het 1.
Verzamelen van die gebeurtenissen/transacties in een periode en het 2. Verwerken van deze
gegevens. Zij leggen deze vast in een dagboek.
3. Vervolgens kan men een eindbalans opstellen, wat op zijn beurt weer de
openings/beginbalans is voor de volgende periode.
Balans:
debetzijde
Activa
Bezittingen(assets)
Dualiteit (van de balans)=
creditzijde
Passiva
=
Schulden (liabilities) + eigen vermogen
(stockholders equity)
De balans rapporteert tweeledig over het Eigen Vermogen,
maar rapporteert ook tweeledig over de herkomst en besteding
van het werkzame vermogen in een organisatie.
Resultatenrekening:
De rekening die inzicht geeft in de toe- en afnames in een periode van het EigenVermogen is
de Winst- en Verliesrekening. Hierin worden alle opbrengsten en kosten vermeld.
De winst en verliesrekening kan ook als een balans worden weergegeven. In dat geval staan
de kosten debet en de opbrengsten credit (omdat het EV in de balans credit staat, is een
toename credit en afname debet).
Kasstroomoverzicht:
Het kasstroom is een periodeoverzicht van alle geldstromen. Deze is ook tweeledig: alle
geldinstromen naar herkomst en gelduitstromen naar besteding gerangschikt.
Deze is ook in balansvorm weer te geven: dan staan de toenamen links(debet) en de
afnamen rechts(credit).
Het grootboek:
1. Vastleggen van gegevens over transacties etc wordt gedaan in een dagboek.
2. Verwerken van de gevolgen van die transacties doen we in een grootboek. Voor elke
gebeurtenis is in he grootboek een aparte rekening gemaakt, waarin de beginstand,
mutaties en eindstand zichtbaar zijn. Beginstand + toenames – afnames = eindstand.
Grootboekrekeningmutaties zien er als volgt uit:
Rekening
van bezit
Rekening
van schuld
Beginstand Afnames
Afnames
Beginstand
Rekening
Eigen
Verogen
Afnames
toenames
Eindstand
Toenames
Eindstand Toenames
Eindstand
Beginstand
De toenames/afnames worden gepositioneerd aan de hand van waar zij een rekening van
zijn: als iets debet op de balans staat, dus een bezit is, staan de toenames links.
Is iets een schuld of heeft het betrekking tot EV, zij staan credit op de balans, dan staan de
toenames ook aan de creditkant van een grootboekrekening.
Debiteren van een grootboekrekening:
iets aan de debetkant noteren
Crediteren van een grootboekrekening:
iets aan de creditkant noteren.
De Engelse naam voor een grootboekrekening is een T-account.
Willen we in staat zijn om vanuit het grootboek ook de winst- en verliesrekening op te
stellen, dan moeten we het grootboek uitbreiden met een grootboekrekening voor elke
kostenpost en voor elke opbrengstenpost. Dit heten de hulprekeningen Eigen Vermogen
Door middel van een grootboek een balans en resultatenrekening op te stellen heet de
intracomptabele wijze.
Journaalposten
Een journaalpost krijg je door elke gebeurtenis in een dagboek te formuleren in termen van
de te debiteren en de te crediteren grootboekrekeningen met de bijbehorende bedragen.
Per gebeurtenis wordt een journaalpost gemaakt.
1. Eerst vermelden de rekening(en) die gedebiteerd moet(en) worden + bedrag
2. Daarna de rekening(en) die gecrediteerd moet(en) worden + bedrag. Daar zet je het
woordje ‘aan’ voor.
Voorbeeld:
Gebeurtenis: 15/7 voor 80 verkocht aan Joosten goederen, op rekening. De inkoopprijs
hiervan is 45
Journaalpost:
debiteuren 80
Aan voorraad
45
Aan Br.winst op verk. 35
Journaalposten worden genoteerd in het Journaal. Journaalposten zijn in feite opdrachten tot
het debiteren en crediteren van grootboekrekeningen. Het feitelijk debiteren/crediteren vindt
in het grootboek zelve plaats.
Schematische samenvatting:
Hoofdstuk 1 The Financial Statements
Financial statements: 1. income statement (resultatenrekening/winst en verliesrekening)
2. Statement of retained earnings (rekening van ingehouden winsten)
3. Balance sheet (balans)
4. Statement of cash flows (kasstroomoverzicht)
Financial accounting: Biedt informative aan externen (aandeelhouders en
kredietverstrekkers)
Management accounting: Biedt informatie aan internen (managers)
GAAP:
Generally accepted accounting principles: professionele
richtlijnen, geformuleerd door de Financial Accounting Standards
Board. Zodat de informative objectief is.
Accountants gebruiken alleen objectieve gegevens, rapporteren wat er voor iets betaald is
(bijvoorbeeld 50.000 als er 50.000 betaald is terwijl 70.000 waard was), en tenslotte houden
ze geen rekening met inflatie.
De accounting vergelijking: Totale bezittingen = Totale schulden + Eigen vermogen
Netto inkomen = Totale opbrengsten en verdiensten – totale kosten en verliezen
Hoofdstuk 2 Transaction Analysis
Een transactie:
Elke gebeurtenis dat een financiele impact heeft op de organisatie.
Twee kanten: je geeft iets op en je krijgt er iets voor terug. Dus er
veranderen minimaal twee rekeningen(accounts, dagboek).
Prepaid expense/ vooruitbetaalde kosten: Je hebt de kosten nog niet gemaakt, dus het is
= asset
nog een bezit/asset.
Accrued Libilities/ nog te betalen kosten:
= liability
Eigen Vermogen:
Je hebt deze kosten al gemaakt, maar moeten
nog betaald worden, dus een schuld/liability
Uitgegeven aandelen + staande ingehouden winsten +(– dividenten +
(opbrengsten – kosten))
Hoofdstuk 3,4,5 Accrual Accounting & Income
Trial balance (kolommenbalans)
Een trial balance (proefbalans) bevat alle T-accounts.
Unadjusted trial balance
Niet gecorrigeerde saldibalans. De gegevens zijn niet up-to-date. Er is geen rekening
gehouden met afschrijvingen en deferrals en accruals.
Adjusted trial balance
De aangepaste saldibalans.
Regeltjes conform GAAP
Accrual accounting:
Time-period concept:
Revenu principle:
Matching principle:
noteer de transactie als deze verdient wordt.
er is vastgesteld om de hoeveel tijd de financial statements
worden opgesteld.
opbrengsten moeten worden genoteerd als deze verdiend zijn
noteer kosten als deze gemaakt worden en haal die van de
opbrengsten af.
Deferral en Accruals.
Deferral: VOOR
opbrengst ontvangen vóór de dienst en kosten betaald vóór de dienst.
Accruals: NA
opbrengst ontvangen NA de dienst en kosten betaald NA de dienst
deferral: prepaid
accruals: payable, receivable
Ratio’s
current ratio: Total current assets(vlottend bezit) / Total current liabilities
Meet de mogelijkheid van de organisatie om kortlopende schulden te betalen door middel
van vlottende activa.
Debt ratio:
Totale schulden (liabilities)/ totale bezittingen(assets)
Meet het aandeel in een organisatie dat is gefinancierd met geleend geld.
Tweede deel accounting
H6
Revenue principle
Opbrengsten moeten worden geregistreerd wanneer deze verdiend zijn.
1. Goederen of diensten moeten geleverd zijn. 2. Er is voldoende aanleiding dat betaling
verwacht kan worden. 3. De prijs staat vast of is af te leiden. 4. Er is voldoende
betalingszekerheid.
Sales Returns and Allowances
Goederen die retour worden gezonden omdat ze kapot zijn of er een afspraak is dat
producten die niet aan de volwachting voldoen binnen een tijdsbestek terug mogen worden
gestuurd.
Net sales, netto omzet
Sales revenue(omzet) – (kortingen en retourzendingen)
Gross profit (bruto winst)
Gross profit= Net Sales – Cost of Goods Sold
Pross Profit Percentage = Gross Profit / Net sales
Meet hoeveel procent van de omzet over blijft.
Accounts receivable vs Notes receivable, Trade receivables vs nontrade receivables.
Accounts receivable zijn vorderingen op klanten die nog niet meteen betaald hebben. Notes
receivable zijn een soort contracten, overeenkomsten, beloftes die in de toekomst worden
nagekomen. Deze zijn meer contractueel bepaald.
Trade receivables zijn verdiensten door middel van handel in producten, non-trade door
andere bezigheden.
Receivables Turnover en Collection period
Receivables turnover = hoeveel keer per jaar verwisselt je debiteurenbestand.
Net Sales / AVERAGE Net Trade Receivables
= aantal keer per jaar
Average Collection period = deze ratio meet de gemiddelde tijd waarin klanten hun
rekeningen betalen.
365 / Receivables turnover = aantal dagen
Internal Control of Cash
Interne controle door middel van voorschriften en procedures dat de geldvoorraad ongeveer
klopt. Hierin moet een verdeling in taken zijn: degene die het geld aanneemt mag dit niet
registreren in de boekhouding.
H7
FIFO, First in – First Out
Goederen die het eerst gekocht/geproduceerd zijn, het eerste verkopen.
Perpetual (individueel) FIFO= Berekening met voorraden die verkocht worden meteen van
de op dat moment actuele voorraad af halen volgens FIFO systeem.
Periodic (collectief) FIFO= Berekening met voorraden die verkocht worden pas op het eind
van een periode (maand/jaar) van de ingekochte/geproduceerde voorraden afhalen volgens
FIFO systeem.
LIFO, Last in – First Out
Goederen die het laatst gekocht/geproduceerd zijn, het eerste verkopen. LIFO kan voordelig
zijn voor de winst op papier wanneer de inkoop/productiekosten dalen.
Perpetual (individueel) LIFO= Berekening met voorraden die verkocht worden meteen van
de op dat moment actuele voorraad af halen volgens LIFO systeem.
Periodic (collectief) LIFO= Berekening met voorraden die verkocht worden pas op het eind
van een periode (maand/jaar) van de ingekochte/geproduceerde voorraden afhalen volgens
LIFO systeem.
LIFO en FIFO toepassingen
1. FIFO kan voordelig zijn voor de winst op papier wanneer de inkoop/productiekosten
stijgen.
2. LIFO kan voordelig zijn voor de winst op papier wanneer de inkoop/productiekosten
dalen.
3. Het kan interessant zijn om bij de aandeelhouders en de belastingdienst een ander
systeem toe te passen. Bij de aandeelhouders het systeem waarin de winst maximaal is, bij
de belastingdienst het systeem waarbij de winst minimaal is, zodat er minde belasting
betaald hoeft te worden.
4. Volgens de IFRS mag LIFO eigenlijk niet toegepast worden. In de US wel volgens US. GAAP.
Lower of Cost or Market
Voorraden die nog liggen van
het voorgaande jaar/periode
waarderen tegen de laagste
waarde van de
inkoop/productieprijs of
tegen de marktwaarde.
ALS INVENTORY/VOORRAAD
DAALT, WORDEN DE COSTS
OF GOODS SOLD HOGER.
Inventory Turnover
Meet hoe vaak de gemiddelde voorraad is gemaakt en verkocht gedurende een periode.
Cost of Goods Sold/ AVERAGE Inventory
H8
Fixed Asset Turnoverratio
Net Sales Revenue / AVERAGE Net Fixed Assets
De omzet in verhouding tot de vaste activa. Ratio meet de mogelijkheid van het bedrijf om
omzet te genereren op een investering in vaste activa.
Acquisition cost
Aankoopkosten. De waarde die op de balans mogen worden gezet bij het kopen van
Materiele vaste Activa. Alle kosten, verbonden met de aankoop, tot het in gebruik nemen
van de aankoop, mogen geactiveerd worden.
Acquisitiekosten bij bouwen: Alle materialen en arbeid, een redelijk gedeelte van de vaste
kosten (zoals afschrijving op betonmolen etc) én rente op de lening gedurende de bouw.
Repairs/herstellen: kosten, winst en verliesrekening (verhoogt niet productiviteit en
levensduur van een actief). Extraordinary repairs/buitengewone herstelwerkzaamheden:
balans/kapitaal (verhoogt de levensduur van een actief). Additions/uitbreiding:
balans/kapitaal (verhoogt productiviteit en levensduur van actief.
Afschrijvingen
Het gebruik van een actief brengt kosten met zich mee, omdat ze verminderen in waarde bij
ingebruikneming. Dit zijn de afschrijvingskosten.
Benodigdheden voor afschrijvingen te berekenen zijn: 1. De acquisitiekosten 2. De geschatte
levensduur en 3. De geschatte restwaarde.
Straight-line methode(lineair): (acquisitiekosten – restwaarde)/levensduur
Units-of-Production methode:
1.(Acquisitiekosten – restwaarde)/levensduur in hoeveelheden. = depreciation rate
($ per hoeveelheid)
2.(depreciation rate x Geproduceerde hoeveelheid)
= Afschrijvingskosten
($ in totaal)
Accelerated Depreciation methode: Netto Boekwaarde x (2/levensduur)
Netto Boekwaarde = Aquisitiekosten – gecumuleerde afschrijvingen.
Restwaarde wordt buiten beschouwing gelaten in de berekening.
Deze methode berust zich op de veronderstelling dat de kosten van een actief
gedurende een tijd ongeveer gelijk blijven, zoals in plaatje aangegeven.
H9
Quick Ratio
Quick Ratio = Quick Assets / current liabilities
Meet in welke mate een onderneming op korte termijn aan de verplichtingen kan voldoen.
(Liquiditeit)
Voorraden/Inventory zit niet in quick assets!!
Accounts Payable Turnover
Meet hoe snel een bedrijf de handelsrekeningen betaald
Cost of Goods Sold / Average Accounts Payable
In dagen: 365 / Accounts Payable Turnover
Working Capital
Working Capital = Vlottende activa – Vlottende schulden
Voorraden/Inventory zit wel in current assets!!
Operating Lease en Capital/Financial Lease
Operating lease zonder contract voor korte tijd. Geen economisch risico voor huurder.
Capital Lease voor langere termijn, contractueel bepaald, met economisch risico voor de
leaser. Capital Lease resulteert in het registreren van een actief en schuld.
H14
Winstgevendheidmaatstaven
Return on Equity
EV
= Net income / AVERAGE Stockholders Equity
Meet hoeveel er wordt verdiend voor elke dollar die geinvesteerd is bij de eigenaren.
Return on Assets
VV
= (Net Income + interest expense)/ AVERAGE Total Assets
Financial Leverage
= Return on Equity – Return on assets
Financial leverage is het voordeel (of nadeel) dat bestaat uit het resultaat van verdiensten op
het eigen vermogen dat niet af hangt van de opbrengst over activa.
EPS
Net income / AVERAGE outstanding stocks
Als er preferente aandeelhouders zijn, eerst preferente dividenten van het Net income af.
Quality of Income
= (Cash Flow from Operating Activities)/ Net Income
Ratio hoger dan 1 is goed
Profit Margin
= Net income / Net Sales
Hoeveel blijft er over van de netto verkopen
Fixed Asset Turnover
= Net Sales Revenue/ AVERAGE Net fixed assets
Meet de mogelijkheid om omzet te draaien op een investering in vaste activa
Liquiditeitsmaatstaven
Mate waarop een onderneming op korte termijn aan de schulden kan voldoen.
Cash ratio
cash / current liabilities
Meet de hoeveel van de vlottende schulden direct te betalen is
Current Ratio
Current assets / Current Liabilities
Deze ratio meet de mogelijkheid van een onderneming op korte termijn om vlottende
schulden te betalen
Quick Ratio
Quick assets / Current Liabilities
Deze ratio meet ook de mogelijkheid van een onderneming om een schuld zeer snel te
betalen
Receivable Turnover
Net credit sales / AVERAGE net receivables
Meet hoe snel een onderneming haar geld terug betaald aan crediteuren.
Average Age of Receivables
365/ Receivable turnover
Meet de gemiddelde aantal dagen tot de vorderingen van de debiteuren zijn buitgemaakt.
Inventory Turnover
Cost of Goods Sold/ AVERAGE Inventory
Meet hoe snel een onderneming haar voorraad verkoopt.
Average Days Supply in Inventory
365/Inventory turnover
Accounts Payable Turnover
Cost of goods sold/ AVERAGE Accounts Payable
Meet hoe snel een onderneming haar crediteuren betaald.
Average Age of Payables
365/Accounts Payable Turnover
Solvabiliteit
Mate waarop een onderneming op lange termijn aan de schulden kan voldoen.
Times Interest Earned
(Net income + Interest expense + income tax expense)/ interest expense
Meet hoe vaak je je rentekosten terugverdient. Banken kunnen hieraan zien of je de rente
nog kan betalen.
Cash Coverage
(Cash flow from operating activities Before Interest and Taxes)/ interest paid
Meet hoeveel geld er verdiend is met obligaties in een periode.
Debt-to-Equity ratio
Total Liabilities/Stockholders’ Equity
Meet de hoeveelheid schulden in verhouding tot de hoeveelheid EV.
P/E Ratio (price/earnings)
Current Market Price per Share/Earnings Per Share
Meet de relatie tussen de huidige marktprijs van een aandeel en de opbrengsten per
aandeel.
Dividend Yield
Dividends Per Share/ Market Price Per Share
Dit ratio wordt meestal gebruikt om dividend betalingen te vergelijken tussen bedrijven
EBIT (Earnings Before Interest and Taxes)
Globale maatstaf om mogelijkheden tot de schulden te betalen te meten.
EBITDA (Earnings Before Interest, Taxes, Depreciations and Amortizations)
Negeert geld dat nodig is voor het working capital te doen groeien en voor herinvestering.
H13
Kasstroomoverzicht
Directe methode heb je alle kasstromen en uitgaven
opgesomd.
Indirecte methode(>>>>>>>>) ga je uit van de netto
winst, die reken je om naar de operationele
kasstroom. Eenvoudigste. Hier zitten ook kosten bij
die geen uitgaven zijn, zoals afschrijvingskosten.
Capital Acquisitions Ratio
Cash flow from operating activities / cash paid for property, plant and equipment
Meet het aandeel van de aankopen in property, plant en equipment wat gefinancierd is door
de operating activities.
Free Cash Flow
Cash flow from operating activities – dividends – capital expenditures
Dit meet over het algemeen de mogelijkheid van een bedrijf in de toekomst haar eigen
investeringen kan financieren.
Download