WB 2.2 F - InfoDWI

advertisement
WATERWERKBLAD
WB 2.2 F
Herziening van januari 1983
LEIDINGMATERIALEN
Gietijzeren buizen/nodulair,
hulpstukken en verbindingen
DATUM: JUNI 2004
Auteursrechten voorbehouden
1.
Titels van de vermelde normen en andere publicaties
NEN 1006
Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties
(AVWI-2002)
NEN 6910
Uitwendige bekleding met (asfalt)bitumen van
ondergronds te leggen stalen buizen en hulpstukken
NEN 6913
Inwendige bekleding met (asfalt)bitumen van
ondergronds te leggen stalen vaten, buizen en
hulpstukken
ISO 2531
Nodulair gietijzeren buizen, hulpstukken en verbindingen
voor water of gastoepassingen
Kiwa ATA
Attest op toxicologische aspecten
BRL-K17504 Gevulcaniseerde rubberafdichtingen voor
drinkwaterleidingen
2.
2.1
Leidingmateriaal
Gegevens buizen
De gegevens zijn beperkt tot de buismiddellijnen 80-200 mm en de
voor de waterleidingdoeleinden gebruikelijke drukklasse met een
proefdruk van 5 MPa (50 kgf/cm2). Voor grotere middellijnen en
andere drukklassen zie de betreffende normbladen.
d
w
2.1.1 Buizen met mof en spieënde (centrifugaal gegoten)
Norm
Nom.
middellijn
DN
Middellijn
D
in mm
Wanddikten en gewichten
(proefdruk 5 MPa
(50 kgf/cm2)
w
in mm
ISO 2531/
1979
DIN 28600
Ned.norm
in ontwerp
Massa
per m
in kg
Massa
mof
in kg
80
98
6,0
12,2
3,4
100
118
6,1
15,1
4,3
125
144
6,2
18,9
5,7
50
170
6,3
22,8
7,1
200
222
6,4
30,6
10,3
Uitgave Samenwerkende Drinkwaterbedrijven
Opmerkingen
Standaardlengten:
4 tot 6 m
Wanddikteformule
5,8 + 0,003 DN
Voor bestellingen zie Werkblad 0
Pagina 2 van 4
2.1.2
WATERWERKBLAD
WB 2.2 F
Buizen met flenzen
Norm
Nom.
middellijn
DN
Middellijn
d
in mm
Wanddikten en
gewichten (proefdruk
5 MPa (50 kgf/cm2)
w
in mm
ISO 2531/
1979
DIN 28614
Ned.norm
in ontwerp
Massa
per m
in kg
Gewichten flenzen bij
drukklassen
ND 10
massa
in kg
ND 16
massa
in kg
ND 25
massa
in kg
80
98
8,1
16,1
3,0
2,9
2,9
100
118
8,4
20,4
3,3
3,3
3,8
125
144
8,8
26,4
4,0
4,0
4,6
150
170
9,1
32,4
4,9
4,9
5,9
200
222
9,8
46,1
6,6
6,6
8,7
Opmerking:
Buizen met flenzen DN 80 worden geleverd in lengten
1-3 m, de overige nummers in lengten van 1-4 m.
2.2
2.2.1
2.2.2
2.2.3
2.2.4
2.2.5
2.2.6
Eigenschappen
Hoge treksterkte - ten minste 400 N/mm2 (40 kg/mm2).
Grotere rek (ten opzichte van lamellair gietijzer).
Grote druksterkte.
Goed elektrisch geleidend vermogen.
Goed dempingvermogen.
Weerstand tegen corrosie is goed in vergelijking met staal, alhoewel
bescherming in veel gevallen toch noodzakelijk is.
2.3
2.3.1
2.3.2
2.3.3
Toepassing
Geschikt voor drinkwaterleidingen.
Geschikt voor zowel boven- als ondergrondse leidingen.
Buizen met flenzen worden hoofdzakelijk toegepast aan boord van
schepen.
Opmerking: buizen met flenzen zijn niet toelaatbaar voor grondleidingen
(dit in verband met starheid van de verbinding, waardoor kans op breuk
bij grondzettingen).
2.4
Beschermingen
2.4.1 De inwendige bescherming tegen corrosie moet worden uitgevoerd met
een bekleding voorzien zijn van een door Kiwa afgegeven Attest
Toxicologische Aspecten (ATA). Het aanbrengen van de in- en
uitwendige bekleding moet door het KIWA worden goedgekeurd.
2.4.2 De soort bescherming kan afhankelijk zijn van de omstandigheden
(hoedanigheid van de grond, belang van de leiding, aard van het te
transporteren water). Onder andere kunnen worden toegepast:
a. Inwendige bescherming.
- Asfaltbitumen volgens NEN 6913.
Pagina 3 van 4
WATERWERKBLAD
WB 2.2 F
- Cementmortel volgens NEN 6914 (in voorbereiding).
b. Uitwendige bescherming.
- Asfaltbitumen volgens NEN 6910.
- Polyetheen sleeving, danwel polyetheen vaste bekleding.
3.
Hulpstukken
De toe te passen hulpstukken moeten zijn uitgevoerd overeenkomstig
ISO-norm 2531/1979 en moeten voldoen aan de eisen gesteld in de
desbetreffende Kiwa BRL´s.
4.
4.1
Verbindingen
Uitvoeringen
Pagina 4 van 4
WATERWERKBLAD
WB 2.2 F
4.2
Eigenschappen en toepassing
4.2.1 De flensverbinding is trekvast en star en wordt voor bovengrondse
leidingen toegepast. De overige in 4.1 aangegeven verbindingen met
rubberring zijn beweeglijk en kunnen zowel voor de ondergrondse als
bovengrondse leidingen worden toegepast. Met deze verbindingen kan,
ten opzichte van de buisas een hoekverdraaiing worden gemaakt van
circa 3 - 5° (afhankelijk van de uitvoering). Een hoekverdraaiing mag
alleen worden uitgevoerd na montage van de verbinding.
De verbindingen met rubberring zijn in trekvaste en niet trekvaste
uitvoering leverbaar.
4.2.2 Bij de pakkingbusverbinding bestaat er kans op het vast gaan zitten
van de bouten (roestvaststalen bouten toepassen dan wel de bouten
ingieten in asfaltbitumen).
4.3
Het maken van de verbinding
Bij het maken van de verbinding moet er op worden gelet dat:
a. de mof en het spie-eind goed worden schoongemaakt en gedesinfecteerd (1 deel chloorbleekloog 15% op 10 delen water);
b. de afdichtingring goed wordt schoongemaakt en op de juiste wijze
wordt aangebracht. De afdichtingring moet voldoen aan de eisen
gesteld in Kiwa BRL-K17504;
c. het glijmiddel gelijkmatig op het spie-eind en de afdichtingring
wordt aangebracht. Het glijmiddel moet voorzien zijn van een door
Kiwa afgegeven Attest Toxicologische Aspecten (ATA);
d. het spie-eind, over de door de fabrikant aangegeven lengte, goed
gecentreerd in de mof wordt geschoven en dat de hartlijn van mof
en spie-eind daarbij één rechte lijn vormen;
e. voor het in elkaar schuiven van mof- en spie-eind en voor de
montage van de verbinding het daarvoor bestemde gereedschap
wordt gebruikt.
Download