Overweging Harrie van Heugten Viering zondag 9 september 2012 Landelijk wordt er deze dagen aandacht gegeven aan het monumentale groen dat er nu in Nederland nog aanwezig is. Denk maar eens aan stadsparken en hofjes als groene oases in grote steden. Maar ook aan boerenerven, kasteelparken en nationale parken. Groen dat inspireert om er eens op uit te trekken. En dan niet alleen vandaag!. We kunnen blij zijn dat er ondanks alle bezuinigingen nog zoveel groen is. En tegelijkertijd moeten we waakzaam blijven. Er zijn zoveel bedreigingen voor de natuur in een wereld, waarin macht, geld en de zo hoog opgehemelde economische groei de boventoon voeren.Het groen van Heden vindt zijn oorsprong in het groen van Toen. Het groen van Heden zal evolueren naar het groen van de Toekomst. Groen, leven, natuur, Het is één grote samenhang. Wat hebben we met al dat groen? Hoe komt het dat we er zo aan hechten? We omringen ons met groen in huis en in de tuin. Huisje, boompje, beestje. En als het even lukt trekken we de natuur in, of haasten we ons naar ons volkstuintje om te werken, zaaien en oogsten. Die behoefte aan groen moet ergens diep in onze genen opgeslagen liggen. Onze verre voorouders hebben zich al van begin af aan omgeven geweten door groen van planten, struiken en bomen. Ze hebben er van gegeten, geleefd en genoten. Ook wij doen dat nog. En aan de mineraalwaarde en geneeskracht van planten kunnen we allang niet meer voorbij gaan. Al het groen dat er is heeft dus een wezenlijke betekenis voor de mensheid. Zeker ook als zuurstofproducent vormt het als het ware de longen voor al wat leeft en adem heeft op aarde . In de vieringencyclus van de 4 elementen hebben we kennis mogen maken met alle facetten van het leven. Groen blijkt onlosmakelijk met het leven en dus ook met ons verbonden.Het groen zoals wij het nu kennen gaat ver terug in de ontstaansgeschiedenis van de aarde. De mens stapt pas later in. In het zojuist gelezen Genesisverhaal, één van vele scheppingsverhalen die er in omloop zijn in de wereld, verhaalt de schrijver hoe de Eeuwige de mens vormde uit natte aarde, hem zijn levensadem in blies en zo tot een levend wezen maakte. Vervolgens: hoe de Eeuwige een paradijselijke tuin aanlegde waarin de mens kon wonen en alles kon vinden wat zijn hartje begeerde. Wat ons bij het verhaal aanspreekt in verband met ons thema is dat de Eeuwige de mens dus bracht in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. En dat blijkt nogal een grote opdracht te zijn. De schrijver zal vermoedelijk zijn eigen leefomgeving in het dal van de Eufraat als model voor de tuin van Eden genomen hebben. Evenwel midden in de hof van Eden plaatst de verteller de levensboom als symbool voor de zich steeds vernieuwende natuur. Deze zich eeuwig herhalende cyclus van leven in planten, dieren en mensen suggereert een ogenschijnlijke onsterfelijkheid. De hof situeert hij in het oosten en is niets anders is dan onze eigen mensenwereld. Worden ook wij dan niet geroepen te werken op de akker, die in feite de hele wereld is? De Eeuwige legt de zorg voor zijn tuin, de Gods hof ,in handen van ons mensen. Om die te bewerken en te bewaren. Wij zijn de werkers en de rentmeesters geworden. Het bewerken van de aarde en het nut daarvan daar kunnen we ons wel iets bij voorstellen. Kijk maar om je heen. Er zijn siertuinen met de mooiste bloemen, moes- en kruidentuinen en je ziet ook nog enkele boomgaarden. Bedenk dat groenten en fruitsoorten die we nu eten en bloemen die we nu zien vaak eeuwenoud blijken te zijn. Uit de tijd dat er alleen nog maar kleinschalig geproduceerd werd. Nu komen veel oude en vergeten groentesoorten weer terug op de markt. Van kleine eilandjes bewerkte grond te midden van ongerepte natuur, is ons landschap veranderd in kleine eilandjes natuur in een uitgestrekt cultuur landschap. Het bewerken van de grond is van kleinschalig naar grootschalig gegaan. Over voor- en nadelen is er veel verschil van mening. Stop je evenwel het bewerken van de grond, dan wordt deze vanzelf weer door planten in de natuur opgenomen. En komt zo in de bewaarzone. Tegenover een houding van nut en bruikbaarheid kan men best een houding leren ontwikkelen van genieten en het leven vieren Soms schrik je er van te lezen hoeveel oud groen en bos er moet verdwijnen ten behoeve van voedsel voor enorme veestapels, of voor het produceren van bio-ethanol. Natuur is voor sommige mensen kennelijk pas interessant als er met groot materieel op gewerkt kan worden en zeer productief is. Je kunt je afvragen, hebben we de aarde wel goed bewaard? Hoe dan ook het is ieders verantwoordelijkheid. Hoe ligt het bij de overheid, de politiek? Gevaar voor uitputting ligt op de loer. Alhoewel er andere prioriteiten liggen in deze crisistijd is er tijdens de verkiezingen bij bijna alle partijen, de een iets meer dan de ander, de bereidheid met het oog op de toekomst meer werk te gaan maken van het behoud van de natuur en het duurzaam omgaan met energie, verwerken van afval via recycling, vermindering van de Co2 uitstoot enz. Duurzaamheid, verantwoordelijkheid, respectvol omgaan met en het bewaren van de natuur die ons nu nog rest, zouden veel hoger in het vaandel van de politieke partijen mogen staan in het belang van komende generaties. Om zo een schone, rechtvaardige wereld te creëren, waarin het leven voor ieder mens goed zal zijn! Tegenwoordig kun je je wel eens afvragen hoever de hedendaagse mens vervreemd is van de natuur? Neemt hij nog de tijd te genieten van een zonsopkomst of zonsondergang? Snuift hij nog de geur van de aarde en de gewassen op? Voelt hij met zijn handen nog de grond zoals sommigen van ons dat vroeger ervaren hebben bij het rapen van aardappels? In de vervreemding spelen een aantal factoren een rol. Zeker is dat een groot deel van de jeugd zodanig op gaat in de virtuele wereld, dat ze nauwelijks meer buiten komen. Laat staan dat ze de bossen intrekken. Hoe dichtbij kun je eigenlijk komen? Veel mensen - en onder u ook wel enkelen, denk ik - hebben wel eens in de natuur ervaren hoe intens ze zich er mee verbonden voelden. Ook al was het maar even. Zwervend wandelen in de natuur: op een strand langs de zee, in duinen, bossen en heide, in stilte-gebieden geeft kalmte, rust en stilte. De natuur wordt dan als een vindplaats van je diepere zelf. Hoe dichtbij de natuur was Franciscus die dieren en planten aansprak met broeders en zusters. Peter Nissen beschrijft in het tijdschrift “Speling” hoe de natuur een vindplaats is geworden voor de dichter Leo Herberghs: “De godsbeelden die verbonden zijn met mythische werelden hebben afgedaan. Het goddelijke berust in de dingen zelf, in de natuur, in het ongerepte. Het goddelijke is eenvoudig geworden: het is om ons heen. Het koninkrijk van God is niet een mythische werkelijkheid ver van ons vandaan, in een andere wereld of een verre toekomst. Het koninkrijk is er al, het is gekomen in de dingen, de stenen, de bomen, de planten, de dieren en de mensen”. Je kunt je gedragen voelen door de natuur en tegelijkertijd ontzag hebben voor haar kracht. Je kunt onder de indruk zijn van de schoonheid van de natuur, van haar overvloed en variatie. Je kunt je tegen de natuur verzetten en je kunt met haar meebewegen. En je kunt je eindeloos over de natuur verwonderen.