Cijfer je papier met de getallen 1 t/m 10. Zet bij elk getal het Nederlandse woord met de Engelse vertaling. Example: • Strijken = Iron 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Key. • • • • • • • • • • 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Kleding = Clothes. Gazon, grasveld = Lawn Keuken = Kitchen Wedstrijd = Competition Uitzicht = View Uitrusting = Equipment. Verhuizen = Move Stad = Town Lang = Tall Mensen = People.