WJ200-frequentieregelaar Verkorte handleiding

advertisement
WJ200-frequentieregelaar
Verkorte handleiding
• Eenfasige ingang
200V-uitvoering
• Driefasige ingang
200V-uitvoering
• Driefasige ingang
400V-uitvoering
Handleidingnummer: NT3251AX
Maart 2012
Raadpleeg de gebruikershandleiding
voor meer informatie
Hitachi Industrial Equipment Systems Co., Ltd.
Inleiding
Hartelijk dank voor de aanschaf van de Hitachi WJ200-frequentieregelaar.
Lees deze verkorte handleiding en de uitgebreide handleiding zodat u precies weet hoe u te
werk moet gaan en hoe u omgaat met de veiligheidsmaatregelen van het product voordat u het
gebruikt om een veilig en correct gebruik te garanderen.
Houd er rekening mee dat deze verkorte handleiding is bedoeld voor elk product en moet
worden geleverd aan de eindgebruiker van de omvormer.
Veiligheidsmaatregelen
Lees deze verkorte handleiding en de bijgevoegde documenten zorgvuldig door voordat u de
frequentieregelaar installeert en gebruikt.
Onderhoudsitems in deze verkorte handleiding zijn uitsluitend items met waarschuwingen.
Lees voordat u met de onderhoudswerkzaamheden begint deze uitgebreide handleiding
volledig door. (U kunt de uitgebreide handleiding van onze website downloaden.)
In de uitgebreide handleiding zijn veiligheidsvoorschriften in twee niveaus ingedeeld,
WAARSCHUWING en VOORZICHTIG.
WAARSCHUWING
:
geeft aan dat onjuist gebruik gevaarlijke situaties kan opleveren die
persoonlijk letsel of de dood kunnen veroorzaken.
VOORZICHTIG
:
geeft aan dat onjuist gebruik gevaarlijke situaties kan opleveren die matig
persoonlijk letsel of fysieke schade kunnen veroorzaken.
VOORZICHTIG
Merk op dat zelfs een situatie van een niveau
ernstige gevolgen kan opleveren,
afhankelijk van de omstandigheden. Volg alle veiligheidsvoorschriften op die belangrijke
informatie voor de veiligheid bevatten. Let ook op de items en instructies die in de tekst onder
“Let op” zijn genoemd.
VOORZICHTIG
Veel afbeeldingen in de uitgebreide handleiding geven de frequentieregelaar weer zonder de
kappen en/of onderdelen die het zicht belemmeren.
Gebruik de frequentieregelaar niet in de status zoals is afgebeeld. Als u de kappen en/of
onderdelen hebt verwijderd, moet u ze opnieuw in de oorspronkelijke situatie terugplaatsen voordat
u het apparaat gebruikt en alle aanwijzingen in de uitgebreide handleiding volgen bij het werken
met de frequentieregelaar.
1. Installatie
VOORZICHTIG
- Installeer de frequentieregelaar op een niet-brandbaar oppervlak, bijvoorbeeld metaal. Anders
bestaat er brandgevaar.
- Plaats geen brandbare materialen in de buurt van de frequentieregelaar. Anders bestaat er
brandgevaar.
- Houd bij het dragen van de frequentieregelaar niet de bovenste kap vast. Anders loopt u de kans
op letsel en schade doordat de frequentieregelaar valt.
- Zorg ervoor dat geen vreemde materialen (zoals afgesneden stukken draad, lasmateriaal,
ijzervijlsel, draden en stof) in de frequentieregelaar terechtkomen. Anders bestaat er brandgevaar.
- Installeer de frequentieregelaar op een ondergrond die het in dit document opgegeven gewicht kan
dragen. Anders bestaat kans op letsel doordat de frequentieregelaar valt.
- Installeer de frequentieregelaar tegen een verticale wand die vrij is van trillingen. Anders bestaat
kans op letsel doordat de frequentieregelaar valt.
- Installeer en gebruik de frequentieregelaar niet als deze beschadigd is of als onderdelen
ontbreken. Anders loopt u kans op letsel.
- Installeer de frequentieregelaar op een goed geventileerde locatie binnenshuis die niet blootgesteld
is aan rechtstreeks zonlicht. Vermijd plaatsen waar de frequentieregelaar wordt blootgesteld aan
hoge temperaturen, hoge vochtigheid, condens, stof, explosieve gassen, corrosieve gassen,
brandbare gassen, nevel van slijpvloeistof of zout water. Anders bestaat er brandgevaar.
1
- De frequentieregelaar is een precisie-apparaat. Laat hem niet vallen en stel hem niet bloot aan
hoge belastingen, ga er niet op staan en plaats er geen zware lasten op. Hierdoor kan storing in de
frequentieregelaar optreden.
2. Bedrading
WAARSCHUWING
- Vergeet niet de frequentieregelaar te aarden. Anders loopt u kans op elektrische schokken of
bestaat er brandgevaar.
- Besteed elektrische werkzaamheden uit aan een gediplomeerd elektricien. Anders loopt u kans op
elektrische schokken of bestaat er brandgevaar.
- Zorg ervoor dat de voeding is uitgeschakeld voordat met de bedrading wordt begonnen. Anders
loopt u kans op elektrische schokken of bestaat er brandgevaar.
- Voer de bedradingswerkzaamheden pas uit na installatie van de frequentieregelaar. Anders loopt u
kans op elektrische schokken of letsel.
- De frequentieregelaar moet zijn UITGESCHAKELD voordat een van de schuifschakelaars wordt
verplaatst. Anders loopt u kans op elektrische schokken of letsel.
VOORZICHTIG
-
Controleer of de spanning van de netvoeding overeenkomt met de nominale spanning van uw
frequentieregelaar. Anders loopt u kans op letsel of bestaat er brandgevaar.
Voed de driefasige frequentieregelaar niet met enkelfasige stroom. Anders bestaat er
brandgevaar.
Sluit de netvoeding niet aan op een van de uitgangsklemmen (U, V en W). Anders loopt u kans op
letsel of bestaat er brandgevaar.
Sluit een aardlekschakelaar aan op het ingangscircuit. Anders bestaat er brandgevaar.
Gebruik uitsluitend de voedingskabels, aardlekschakelaar en magneetschakelaars met de
opgegeven capaciteit (nominale waarden). Anders bestaat er brandgevaar.
Gebruik de magneetschakelaars aan de primaire en secundaire kant van de frequentieregelaar
niet om het apparaat uit te schakelen.
Draai elke schroef aan tot het opgegeven koppel. Schroeven mogen niet los blijven. Anders
bestaat er brandgevaar.
Voordat u de schuifschakelaar op de frequentieregelaar gebruikt, moet u de voeding uitschakelen.
Anders loopt u kans op elektrische schokken en letsel.
Controleer of de massa- of aardschroef goed en volledig is aangedraaid.
Controleer eerst of de schroeven van de uitgangsklemmen (U, V en W) goed zijn aangedraaid en
draai vervolgens de schroeven van de ingangsklemmen (R, S en T) aan.
3. Gebruik
WAARSCHUWING
- Raak zolang stroom wordt toegevoerd aan de frequentieregelaar, zelfs als de frequentieregelaar is
uitgeschakeld, nooit een aansluitklem of intern onderdeel van de frequentieregelaar aan en steek
er geen staaf in, controleer geen signalen en sluit geen draad of schakelaar aan en koppel deze
ook niet los. Anders loopt u kans op elektrische schokken en letsel of bestaat er brandgevaar.
- Zorg ervoor dat de kap over de aansluitklemmen gesloten is voordat u de stroomtoevoer naar de
frequentieregelaar inschakelt. Open de kap over de aansluitklemmen niet zolang stroom wordt
toegevoerd aan de frequentieregelaar of zolang interne spanning aanwezig is. Anders loopt u kans
op elektrische schokken.
- Bedien nooit schakelaars met natte handen. Anders loopt u kans op elektrische schokken.
- Als de herstartmodus gekozen is, herstart de frequentieregelaar plotseling na een wachttijd in de
foutstatus. Blijf onder die omstandigheden uit de buurt van de machine die door de
frequentieregelaar bestuurd wordt. (Ontwerp de machine op zo’n manier dat de menselijke
veiligheid gegarandeerd kan worden, ook als de frequentieregelaar plotseling start.) Anders loopt u
kans op letsel.
- Selecteer de herstartmodus niet voor het bedienen van een hef- of verplaatsinrichting omdat een
toestand met vrijloop in de herstartmodus kan optreden. Anders loopt u de kans op letsel of schade
aan de machine die door de frequentieregelaar bestuurd wordt.
- Als een startcommando aan de frequentieregelaar is gegeven voorafgaand aan een kortdurende
stroomstoring, kan de frequentieregelaar de werking hervatten nadat er weer stroom wordt
toegevoerd. Als een dergelijke herstart mensen in gevaar kan brengen, moet u een
aansturingscircuit ontwerpen dat voorkomt dat de frequentieregelaar herstart na het hervatten van
2
de stroomtoevoer. Anders loopt u kans op letsel.
- Bereid een extra noodstopschakelaar voor als toevoeging op de stoptoets van de geïntegreerde
operator en/of de optionele operator. Anders bestaat het gevaar voor letsel.
- Als een startcommando aan de frequentieregelaar is gegeven voordat de frequentieregelaar naar
de alarmstatus overschakelt, herstart de frequentieregelaar plotseling als de alarmstatus is
gereset. Controleer voor het resetten van de alarmstatus of geen startcommando is gegeven.
VOORZICHTIG
- Raak het koelelement niet aan, omdat dit tijdens het gebruik van de frequentieregelaar warm
wordt. Anders loopt u kans op brandwonden.
- Met de frequentieregelaar kunt u eenvoudig de snelheid van de motor of machinehandelingen
regelen. Voordat u de frequentieregelaar gebruikt, moet u de capaciteit en nominale waarden
bevestigen van de motor of machine die door de frequentieregelaar bediend wordt. Anders loopt u
kans op letsel.
- Installeer indien nodig een extern remsysteem. Anders loopt u kans op letsel.
- Bij het gebruik van de frequentieregelaar voor het bedienen van een standaardmotor met een
frequentie hoger dan 60 Hz moet u de toegestane motorsnelheden controleren bij de fabrikanten
van de motor en de aan te drijven machine en hun instemming verkrijgen voordat u de
frequentieregelaar gebruikt. Anders loopt u het risico van schade aan de motor en de machine.
- Controleer tijdens de werking van de frequentieregelaar de draairichting van de motor en
controleer op abnormale geluiden en trillingen.
Anders loopt u de kans op schade aan de machine die door de frequentieregelaar bestuurd
wordt.
- HOOGSPANNING: Ook na activering van de noodstop is een gevaarlijke spanning aanwezig. Dat
betekent NIET dat de stroomtoevoer verwijderd is.
4. Onderhoud, controle en vervangen van onderdelen
WAARSCHUWING
- Voordat u de frequentieregelaar inspecteert, moet u de stroomtoevoer uitschakelen en 10 minuten
of langer wachten. Anders loopt u kans op elektrische schokken. (Controleer voor het begin van de
inspectie of het laadlampje van de frequentieregelaar gedoofd is.)
- Wijs één persoon aan voor onderhoud, inspectie en het vervangen van onderdelen.(Verwijder
polshorloges en metalen accessoires zoals armbanden alvorens de onderhouds- en
inspectiewerkzaamheden uit te voeren en gebruik geïsoleerd gereedschap.) Anders loopt u kans
op elektrische schokken en letsel.
- Vertrouw er niet op dat de functie STO de stroomtoevoer naar het motorcircuit ontkoppelt. Isoleer de
toevoer voordat onderhoud wordt uitgevoerd aan het motorcircuit. Zie Functionele veiligheid voor
meer informatie.
5. Overige
VOORZICHTIG
- Gooi de frequentieregelaar niet met het huisvuil weg. Neem contact op met een verwerkingsbedrijf
van industrieel afval bij u in de buurt dat industrieel afval kan verwerken zonder het milieu te
verontreinigen.
WAARSCHUWING
- Modificeer de frequentieregelaar niet. Anders loopt u kans op elektrische schokken en letsel.
6. Bij het gebruik van de noodstopfunctie
WAARSCHUWING
- Controleer bij het gebruik van de noodstopfunctie of deze functie tijdens de installatie goed werkt
(voordat het apparaat in gebruik wordt genomen). Zie Functionele veiligheid voor meer informatie.
3
UL Voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen en instructies
Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen bij probleemoplossing en onderhoud
(Conform norm: UL508C,CSA C22.2 No.14-05)
Waarschuwingsmarkeringen
ALGEMEEN:
Deze apparaten zijn open omvormers. Ze zijn bedoeld voor gebruik binnen een behuizing.
Insulated gate bipolar transistor (IGBT) met microprocessortechnologie. Deze apparatuur
moet worden aangesloten op een enkel- of driefasige voedingsbron en is bedoeld om
driefasige inductiemotoren aan te sturen via een uitgang met variabele frequentie. De
eenheden zijn bedoeld voor algemene industriële toepassingen.
EISEN VOOR AANDUIDINGEN:
Nominale waarden: industriële stuurapparatuur moet duidelijk zijn voorzien van de naam
van de fabrikant, handelsmerk, bestandsnummer of een andere beschrijvende aanduiding
waarmee de organisatie kan worden bepaald die verantwoordelijk is voor het product;
a) “Maximale nominale omgevingstemperatuur 50 ºC.”
b) “De solid state bescherming van de motor reageert tot max. 150% van de FLA”.
c) “Apparaat installeren in een omgeving met vervuilingsgraad 2.”
d) Geschikt voor gebruik in een circuit dat maximaal niet meer dan 100.000 rms
symmetrische ampères, 240 of 480 volt levert.”
e) “Indien beveiligd met zekeringen van klasse CC, G, J of R” of “Indien beveiligd met
een stroomonderbreker met een nominale onderbrekingsstroom van niet minder dan
100.000 rms symmetrische ampères, 240 of 480 volt.”
f) “Geïntegreerde solid-state kortsluitbeveiliging biedt geen beveiliging voor aftakkingen.
Deze beveiliging moet worden verzorgd overeenkomstig de landelijke elektriciteitswet en
aanvullende plaatselijke voorschriften.”
g) “De aandrijving levert geen beveiliging voor te hoge motortemperaturen.”
4
Symbolen voor klemmen en schroefmaat
Vereist koppel
(N-m)
Draaddikte
M3,5
1,0
AWG16 (1,3 mm2)
M4
1,4
AWG12 (3,3 mm2)
M4
1,4
AWG10 (5,3 mm2)
M3,5
1,0
AWG16 (1,3 mm2)
M4
M4
M4
1,4
1,4
1,4
AWG14 (2,1 mm2)
AWG12 (3,3 mm2)
AWG10 (5,3 mm2)
M5
3,0
AWG6 (13 mm2)
M6
M8
3,9 tot 5,1
5,9 tot 8,8
AWG4 (21 mm2)
AWG2 (34 mm2)
M4
1,4
AWG16 (1,3 mm2)
M4
1,4
AWG14 (2,1mm2)
M4
1,4
AWG12 (3,3 mm2)
M5
3,0
AWG10 (5,3 mm2)
M6
3,9 tot 5,1
AWG6 (13 mm2)
Model frequentieregelaar Schroefgrootte
WJ200-001S
WJ200-002S
WJ200-004S
WJ200-007S
WJ200-015S
WJ200-022S
WJ200-001L
WJ200-002L
WJ200-004L
WJ200-007L
WJ200-015L
WJ200-022L
WJ200-037L
WJ200-055L
WJ200-075L
WJ200-110L
WJ200-150L
WJ200-004H
WJ200-007H
WJ200-015H
WJ200-022H
WJ200-030H
WJ200-040H
WJ200-055H
WJ200-075H
WJ200-110H
WJ200-150H
5
Zekeringmaten
In deze handleiding zijn de maten van distributiezekeringen opgenomen om aan te geven dat
de eenheid moet worden aangesloten met een vermelde onvervangbare smeltzekering met een
nominale spanning van 600 VAC met de in onderstaande tabel opgenomen nominale
stroomwaarden of de aanduiding van de motorbeveiligingsschakelaar van het type E in de
handleiding om aan te geven dat de eenheid moet worden aangesloten met een
motorbeveiligingsschakelaar van het type E uit de MMS-serie (LS Industrial System Co.,Ltd,) met
de waarden als weergegeven in de onderstaande tabel:
Model
frequentieregelaar
Type
Zekeringwaarde
WJ200-001S
WJ200-002S
WJ200-004S
10 A, AIC 200 kA
WJ200-007S
20A, AIC 200 kA
WJ200-015S
WJ200-022S
30A, AIC 200 kA
WJ200-001L
WJ200-002L
WJ200-004L
10 A, AIC 200 kA
WJ200-007L
WJ200-015L
15A, AIC 200 kA
WJ200-022L
20A, AIC 200 kA
WJ200-037L
WJ200-055L
WJ200-075L
Type E CMC
MMS-32H,240V,40A
MMS-32H,240V,40A
30A, AIC 200 kA
Klasse J
60A, AIC 200 kA
MMS-100H,240V,80A
WJ200-110L
WJ200-150L
80A, AIC 200 kA
WJ200-004H
WJ200-007H
WJ200-015H
WJ200-022H
10 A, AIC 200 kA
WJ200-030H
WJ200-040H
15A, AIC 200 kA
WJ200-055H
WJ200-075H
30A, AIC 200 kA
WJ200-110H
WJ200-150H
50A, AIC 200 kA
6
MMS-32H,480V,40A
of
MMS-63H,480V,52A
Specificatielabel frequentieregelaar
Op de rechterkant van de behuizing van de Hitachi WJ200-frequentieregelaars zijn
productlabels aangebracht, zoals hieronder is afgebeeld. Controleer of de specificaties op
de labels overeenkomen met de voedingsbron en de veiligheidseisen voor de toepassing.
Modelnaam
Nominale
ingangsspanning
Nominale
uitgangsspanning
-001SF
200-240
Ver: 2.0
2,0/1,3
200-240
05A_T12345_A_-001
Productienummer
1,2/1,0
1005
Specificatielabel frequentieregelaar
Het modelnummer voor een specifieke frequentieregelaar bevat nuttige informatie over de
operationele kenmerken. Raadpleeg onderstaande legenda voor het modelnummer:
WJ200
001
S
F
Type configuratie
F=met toetsenblok
Serienaam
Ingansspanning:
S=enkelfasig, uitvoering 200V
L=driefasig, uitvoering 200V
H=driefasig, uitvoering 400V
Toepasselijke motorcapaciteit in kW
001=0,1kW
002=0,2kW
004=0,4kW
007=0,75kW
015=1,5kW
022=2,2kW
030=3,0kW
7
037=3,7kW
040=4,0kW
055=5,5kW
075=7,5kW
110=11kW
150=15kW
Specificaties frequentieregelaar WJ200
Modelspecifieke tabellen voor frequentieregelaars in 200V- en 400Vuitvoering
De volgende tabellen zijn specifiek voor WJ200-frequentieregelaars in 200V- en 400Vuitvoering. Merk op dat de “Algemene specificaties” op de volgende drie pagina’s van
toepassing zijn op beide uitvoeringen. Voetnoten voor alle specificatietabellen staan onder
de onderstaande tabel.
Item
WJ200-frequentieregelaars, 200V-modellen
Toepasselijke
motorgrootte
kW
pk
Nominale
(kVA)
capaciteit
200 V
240 V
Nominale ingangsspanning
Nominale uitgangsspanning
Nominale uitgangsstroom (A)
VT
CT
VT
CT
VT
CT
VT
CT
VT
CT
Startkoppel
Remmen
Zonder remweerstand
Met remweerstand
Gelijkstroomremmen
Gewicht
kg
lb
Specificaties 1-fasige 200V-uitvoering
002SF
004SF
007SF
015SF
022SF
0,4
0,55
1,1
2,2
3,0
0,2
0,4
0,75
1,5
2,2
1/2
3/4
1,5
3
4
1/4
1/2
1
2
3
0,6
1,2
2,0
3,3
4,1
0,5
1,0
1,7
2,7
3,8
0,7
1,4
2,4
3,9
4,9
0,6
1,2
2,0
3,3
4,5
1-fase: 200 V-15% tot 240 V +10%, 50/60 Hz ±5%
3-fase: 200 tot 240 V (in verhouding tot ingangsspanning)
1,2
1,9
3,5
6,0
9,6
12,0
1,0
1,6
3,0
5,0
8,0
11,0
200% bij 0,5Hz
70%: ≤50Hz 20%: ≤50Hz
100%: ≤50Hz
50%: ≤60Hz 20%: ≤60Hz
50%: ≤60Hz
150%
100%
Frequentie, tijd en kracht instelbaar
1,0
1,0
1,1
1,6
1,8
1,8
2,2
2,2
2,4
3,5
4,0
4,0
001SF
0,2
0,1
1/4
1/8
0,4
0,2
0,4
0,3
8
Specificaties frequentieregelaar WJ200, vervolg…
Item
WJ200-frequentieregelaars, 200V-modellen
Toepasselijke
motorgrootte
kW
pk
Nominale
(kVA)
capaciteit
200 V
240 V
Nominale ingangsspanning
Nominale uitgangsspanning
Nominale uitgangsstroom (A)
Startkoppel
Remmen
VT
CT
VT
CT
VT
CT
VT
CT
VT
CT
Zonder remweerstand
Met remweerstand
Gelijkstroomremmen
Gewicht
kg
lb
Item
WJ200-frequentieregelaars, 200V-modellen
Toepasselijke
motorgrootte
kW
pk
Nominale
(kVA)
capaciteit
200 V
240 V
Nominale ingangsspanning
Nominale uitgangsspanning
Nominale uitgangsstroom (A)
Startkoppel
Remmen
VT
CT
VT
CT
VT
CT
VT
CT
VT
CT
Zonder remweerstand
Met remweerstand
Gelijkstroomremmen
Gewicht
kg
lb
Specificaties 3-fasige 200V-uitvoering
001LF
002LF
004LF
007LF
015LF
022LF
0,2
0,4
0,75
1,1
2,2
3,0
0,1
0,2
0,4
0,75
1,5
2,2
1/4
1/2
1
1,5
3
4
1/8
1/4
1/2
1
2
3
0,4
0,6
1,2
2,0
3,3
4,1
0,2
0,5
1,0
1,7
2,7
3,8
0,4
0,7
1,4
2,4
3,9
4,9
0,3
0,6
1,2
2,0
3,3
4,5
3-fase: 200 V-15% tot 240 V +10%, 50/60 Hz ±5%
3-fase: 200 tot 240 V (in verhouding tot ingangsspanning)
1,2
1,9
3,5
6,0
9,6
12,0
1,0
1,6
3,0
5,0
8,0
11,0
200% bij 0,5Hz
70%: ≤ 50Hz 20%: ≤ 50Hz
100%: ≤ 50Hz
50%: ≤ 60Hz 20%: ≤ 60Hz
50%: ≤ 60Hz
150%
100%
Frequentie, tijd en kracht instelbaar
1,0
1,0
1,1
1,2
1,6
1,8
2,2
2,2
2,4
2,6
3,5
4,0
Specificaties 3-fasige 200V-uitvoering
037LF
055LF
075LF
110LF
150LF
5,5
7,5
11
15
18,5
3,7
5,5
7,5
11
15
7,5
10
15
20
25
5
7,5
10
15
20
6,7
10,3
13,8
19,3
20,7
6,0
8,6
11,4
16,2
20,7
8,1
12,4
16,6
23,2
24,9
7,2
10,3
13,7
19,5
24,9
3-fase: 200 V-15% tot 240 V +10%, 50/60 Hz ±5%
3-fase: 200 tot 240 V (in verhouding tot ingangsspanning)
19,6
30,0
40,0
56,0
69,0
17,5
25,0
33,0
47,0
60,0
200% bij 0,5Hz
20%: ≤ 50Hz
20%: ≤ 60Hz
100%
80%
Frequentie, tijd en kracht instelbaar
2,0
3,3
3,4
5,1
7,4
4,4
7,3
7,5
11,2
16,3
9
Specificaties frequentieregelaar WJ200, vervolg…
Item
WJ200-frequentieregelaars, 400V-modellen
Toepasselijke
motorgrootte
kW
pk
Nominale
(kVA)
capaciteit
380 V
480 V
Nominale ingangsspanning
Nominale uitgangsspanning
Nominale uitgangsstroom (A)
Startkoppel
Remmen
VT
CT
VT
CT
VT
CT
VT
CT
VT
CT
Zonder remweerstand
Met remweerstand
Gelijkstroomremmen
Gewicht
kg
lb
Item
WJ200-frequentieregelaars, 400V-modellen
Toepasselijke
motorgrootte
kW
pk
Nominale
(kVA)
capaciteit
380 V
480 V
Nominale ingangsspanning
Nominale uitgangsspanning
Nominale uitgangsstroom (A)
Startkoppel
Remmen
VT
CT
VT
CT
VT
CT
VT
CT
VT
CT
Zonder remweerstand
Met remweerstand
Gelijkstroomremmen
Gewicht
kg
lb
Specificaties 3-fasige 400V-uitvoering
004HF
007HF
015HF
022HF
030HF
040HF
0,75
1,5
2,2
3,0
4,0
5,5
0,4
0,75
1,5
2,2
3,0
4,0
1
2
3
4
5
7,5
1/2
1
2
3
4
5
1,3
2,6
3,5
4,5
5,7
7,3
1,1
2,2
3,1
3,6
4,7
6,0
1,7
3,4
4,4
5,7
7,3
9,2
1,4
2,8
3,9
4,5
5,9
7,6
3-fase: 400 V-15% tot 480 V +10%, 50/60 Hz ±5%
3-fase: 400 tot 480 V (in verhouding tot ingangsspanning)
2,1
4,1
5,4
6,9
8,8
11,1
1,8
3,4
4,8
5,5
7,2
9,2
200% bij 0,5Hz
70%: ≤ 50Hz
20%: ≤ 50Hz
100%: ≤ 50Hz
20%: ≤ 60Hz
50%: ≤ 60Hz
50%: ≤ 60Hz
150%
100%
Frequentie, tijd en kracht instelbaar
1,5
1,6
1,8
1,9
1,9
2,1
3,3
3,5
4,0
4,2
4,2
4,6
Specificaties 3-fasige 400V-uitvoering
055HF
075HF
110HF
150HF
7,5
11
15
18,5
5,5
7,5
11
15
10
15
20
25
7,5
10
15
20
11,5
15,1
20,4
25,0
9,7
11,8
15,7
20,4
14,5
19,1
25,7
31,5
12,3
14,9
19,9
25,7
3-fase: 400 V-15% tot 480 V +10%, 50/60 Hz ±5%
3-fasig: 400 tot 480 V (in verhouding tot ingangsspanning)
17,5
23,0
31,0
38,0
14,8
18,0
24,0
31,0
200% bij 0,5Hz
20%: ≤ 50Hz
20%: ≤ 60Hz
80%
Frequentie, tijd en kracht instelbaar
3,5
3,5
4,7
5,2
7,7
7,7
10,4
11,5
10
De volgende tabel laat zien voor welke modellen derating vereist is:
1-fasige 200VDerating
uitvoering
vereist
WJ200-001S
-
WJ200-002S
-

WJ200-004S

WJ200-007S
WJ200-015S
-
WJ200-022S
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
:derating vereist
-:geen derating vereist
3-fasige 200Vuitvoering
WJ200-001L
WJ200-002L
WJ200-004L
WJ200-007L
WJ200-015L
WJ200-022L
WJ200-037L
WJ200-055L
WJ200-075L
WJ200-110L
WJ200-150L
Derating
vereist
-


-
-
-

-



3-fasige 400Vuitvoering
WJ200-004H
WJ200-007H
WJ200-015H
WJ200-022H
WJ200-030H
WJ200-040H
WJ200-055H
WJ200-075H
WJ200-110H
WJ200-150H
-
Derating
vereist


-
-
-

-



-
Gebruik de deratingcurven om de optimale draaggolffrequentie van de frequentieregelaar
te bepalen en de derating van de uitgangsstroom te vinden. Zorg ervoor dat u de juiste
curve gebruikt voor het modelnummer van uw WJ200-frequentieregelaar. Raadpleeg de
uitgebreide handleiding voor meer informatie over de deratingcurven. (U kunt de
uitgebreide handleiding van onze website downloaden)
11
Algemene systeembeschrijving
Een motorbesturingssysteem bevat uiteraard een motor en een frequentieregelaar en een
stroomonderbreker of zekeringen voor de veiligheid. Als u een motor op een testbank met
een frequentieregelaar verbindt om aan de slag te gaan, is dat alles wat u op dit moment
nodig hebt. Maar een systeem kan ook een groot aantal extra componenten bevatten.
Sommige zijn bedoeld voor geluiddemping, terwijl andere de remprestaties van de
frequentieregelaar helpen verbeteren. De onderstaande afbeelding en tabel geven een
systeem weer met alle optionele componenten die u mogelijk nodig hebt in de uiteindelijke
toepassing.
Van voeding
Naam
Onderbreker,
MCCB of GFI
Systeemonderbreker
Wisselstroomspoel aan
ingangszijde
Radioruisfilter
EMC-filter *1
L1 L2 L3
+1
Frequentieregelaar
+
GND
T1 T2 T3
Radioruisfilter
(gebruiken in
niet-CE
toepassingen)
DC-spoel
Radioruisfilter
M
Thermische
schakelaar
Uitgangskant
Wisselstroomspoel
LCR-filter
Functie
Een gegoten stroomonderbreker (MCCB), een
aardlekschakelaar (GFI) of een onderbreker met zekering.
OPMERKING: de installateur moet de NEC en plaatselijke
regels volgen om veiligheid en naleving te waarborgen.
Dit is handig bij het onderdrukken van harmonischen
welke zijn opgewekt in het stroomnet en bij het verbeteren
van de vermogensfactor.
WAARSCHUWING: bij sommige toepassingen is een
wisselstroomspoel aan de ingangszijde verplicht om
schade aan de frequentieregelaar te voorkomen. Zie de
waarschuwing op de volgende pagina.
Elektrische ruisinterferentie kan ontstaan bij apparatuur in
de omgeving zoals een radio-ontvanger. Dit magnetische
spoelfilter beperkt de uitgestraalde ruis (ook bruikbaar aan
de uitgang)
Vermindert de geleide ruis op de stroomdraden tussen de
frequentieregelaar en het energiedistributiesysteem.
Aansluiten op de primaire (ingangs-)kant van de
frequentieregelaar.
Dit capacitieve filter beperkt ruis afgegeven door de
netstroomdraden naar de ingangskant van de
frequentieregelaar.
Onderdrukt harmonischen gegenereerd door de
frequentieregelaar. Beschermt echter niet de
bruggelijkrichter met ingangsdiode.
Elektrische ruisinterferentie kan ontstaan bij apparatuur in
de omgeving zoals een radio-ontvanger. Dit magnetische
spoelfilter beperkt de uitgestraalde ruis (ook bruikbaar aan
de ingang)
Deze spoel reduceert de trillingen in de motor veroorzaakt
door de wisselende golfvormen van de frequentieregelaar,
door de golfvorm af te vlakken tot ongeveer de kwaliteit
van het lichtnet. Dit is tevens bruikbaar voor het beperken
van harmonischen als de bedrading van de
frequentieregelaar naar de motor langer is dan 10 meter.
Filter voor het vormen van sinusgolven aan de
uitgangskant.
Opmerking 1) zie voor CE-toepassing pagina 91 “CE-EMC installatierichtlijn”.
12
Draaddikte en zekeringmaat vaststellen
De maximale motorstroom in de toepassing bepaalt de aanbevolen draaddikte. Dde
volgende tabel geeft de draaddikte weer in AWG. De kolom“Stroomkabels” verwijst naar
het ingangsvermogen van de frequentieregelaar, uitgangsdraden naar de motor, de
massa-aansluiting en andere componenten die zijn weergegeven in de “Algemene
systeembeschrijving” op pagina 12. De kolom “Signaalkabels” heeft betrekking op elke
draad die is aangesloten op de twee groene connectoren net binnen het voorpaneel.
Motoruitgang
kW
Bedrading
Model frequentieregelaar
pk
VT CT VT CT
0,2 0,1
0,4 0,2
0,55 0,4
¼
½
¾
1,1 0,75 1,5
2,2
3,0
0,2
0,4
0,75
1,1
1,5 3
2,2 4
0,1 ¼
0,2 ½
0,4 1
0,75 1,5
WJ200-001SF
WJ200-002SF
WJ200-004SF
AWG16 / 1,3 mm
(alleen 75°C)
1
WJ200-007SF
AWG12 / 3,3 mm2
(alleen 75°C)
20A
2
3
1/8
¼
½
1
WJ200-015SF
WJ200-022SF
WJ200-001LF
WJ200-002LF
WJ200-004LF
WJ200-007LF
AWG10 / 5,3 mm2
30A
AWG16 / 1,3 mm2
10A
AWG14 / 2,1 mm2
(alleen 75°C)
AWG12 / 3,3 mm2
(alleen 75°C)
AWG10 / 5,3 mm2
(alleen 75°C)
AWG6 / 13 mm2
(alleen 75°C)
AWG4 / 21 mm2
(alleen 75°C)
AWG2 / 34 mm2
(alleen 75°C)
15A
3
2
WJ200-015LF
3,0 2,2
4
3
WJ200-022LF
5,5 3,7
7,5
5
WJ200-037LF
7,5 5,5
11 7,5
10
15
7,5
10
WJ200-055LF
WJ200-075LF
15
11
20
15
WJ200-110LF
18,5 15
25
20
WJ200-150LF
0,75
1,5
2,2
3,0
4,0
1
2
3
4
5
½
1
2
3
4
WJ200-004HF
WJ200-007HF
WJ200-015HF
WJ200-022HF
WJ200-030HF
15
18,5
AWG16 / 1,3 mm
2
10A
20A
18 tot 28
AWG / 0,14 tot
2
0,75 mm
afgeschermde
bedrading
(zie opmerking
4)
30A
60A
80A
80A
2
10A
AWG14 / 2,1 mm2
AWG12 / 3,3 mm2
15A
(alleen 75°C)
5,5 10 7,5
WJ200-055HF
AWG10 / 5,3 mm2
30A
7,5 15 10
WJ200-075HF
(alleen 75°C)
2
AWG6 / 13 mm
11 20 15
WJ200-110HF
50A
(alleen 75°C)
2
AWG6 / 13 mm
15 25 20
WJ200-150HF
50A
(alleen 75°C)
Opmerking 1: Lokale bedrading moet worden gedaan met een UL-genoteerde en CSAgecertificeerde aansluitklem met gesloten lus voor de desbetreffende draaddikte. De
klem moet worden vastgezet met de door de fabrikant van de klem opgegeven
krimptang.
Opmerking 2: Houd rekening met de capaciteit van de te gebruiken stroomonderbreker.
Opmerking 3: Gebruik een dikkere draad wanneer de stroomkabel langer is dan 20 meter.
Opmerking 4: Gebruik 18 AWG / 0,75 mm2 voor de alarmsignaalkabel (klemmen [AL0], [AL1],
[AL2]).
5,5 4,0
7,5
11
Zekering (UL-waarde,
klasse J, 600 V ,
maximaal toegestane
stroom)
1/8
¼
½
2,2 1,5
0,4
0,75
1,5
2,2
3,0
Signaalkabe
ls
Stroomkabels
Toepasselijke
apparatuur
7,5
5
WJ200-040HF
13
De ingang van de frequentieregelaar op een voeding aansluiten
In deze stap sluit u de bedrading aan op de ingang van de frequentieregelaar. Eerst moet
u bepalen of het model van uw frequentieregelaar alleen driefasenstroom nodig heeft of
alleen eenfasestroom. Alle modellen hebben dezelfde voedingsklemmen [R/L1], [S/L2] en
[T/L3]. Raadpleeg daarom de specificatielabels (op de zijkant van de
frequentieregelaar) voor het geschikte type voedingsbron! Bij frequentieregelaars
die eenfasestroom accepteren en die als zodanig zijn aangesloten, blijft klem [S/L2]
leeg.
Gebruik ringkabelschoenen voor een stevige verbinding.
1-fase 200 V 0,1 tot 0,4 kW
3-fase 200 V 0,1 tot 0,75 kW
1-fase
RB
L1
+1
3-fase
+
-
N U/T1 V/T2 W/T3
Ingangsvermogen
Afgifte aan motor
RB PD/+1 P/+ N/R/L1 S/L2 T/L3 U/T1 V/T2 W/T3
Ingangsvermogen
Afgifte aan motor
Chassisaarding (M4)
1-fase 200 V 0,75 tot 2,2kW
3-fase 200 V 1,5 tot 2,2 kW
3-fase 400 V 0,4 tot 3,0kW
1-fase
RB
L1
+1
3-fase
+
-
N U/T1 V/T2 W/T3
Ingangsvermogen
Chassisaarding (M4)
14
Afgifte aan motor
RB PD/+1 P/+ N/R/L1 S/L2 T/L3 U/T1 V/T2 W/T3
Ingangsvermogen
Afgifte aan motor
3-fase 200 V 3,7kW
3-fase 400 V 4,0kW
R/L1
Chassisaarding (M4)
S/L2
RB
PD/+1
T/L3
U/T1 V/T2 W/T3
Ingangsvermogen
P/+
N/-
Afgifte aan motor
3-fase 200 V 5,5 tot 7,5kW
3-fase 400 V 5,5 tot 7,5kW
R/L1 S/L2
T/L3
U/T1 V/T2 W/T3
PD/+1 P/+
N/-
RB
Ingangsvermogen
15
G
G
Afgifte aan motor
3-fase 200 V 11kW
3-fase 400 V 11 tot 15kW
R/L1 S/L2
T/L3
U/T1 V/T2 W/T3
PD/+1 P/+
N/-
RB
Ingangsvermogen
G
G
Afgifte aan motor
3-fase 200 V 15kW
R/L1 S/L2
T/L3
U/T1 V/T2 W/T3
PD/+1 P/+
N/-
RB
Ingangsvermogen
G
G
Afgifte aan motor
Opmerking: een frequentieregelaar die wordt gevoed met een draagbare generator kan
een vervormde golfvorm van de voedingsstroom ontvangen, waardoor de generator
oververhit raakt. Normaal gesproken moet de capaciteit van de generator vijfmaal die van
de frequentieregelaar bedragen (kVA).
16
Het toetsenblok op het voorpaneel gebruiken
Neem er even de tijd voor om vertrouwd te raken met de toetsenblokindeling die in de
volgende afbeelding is weergegeven. De display wordt gebruikt voor het programmeren
van de parameters van de frequentieregelaaren voor het bewaken van specifieke
parameterwaarden tijdens het gebruik.
(1) POWER-LED
(4) RUN-LED
(5) Monitor-LED [Hz]
(2) ALARMLED
(6) Monitor-LED [A]
(3) Programma-LED
(8) 7-seg-LED
(7) LED startcommando

RUN
PWR
Hz
ALM
A
PRG
(15) USB-connector
(10) STOP/RESET-toets
(9) RUN-toets
RUN
1
STOP
RESET
ESC
2
SET
(11) ESC-toets
(12) Toets omhoog
(13) Toets omlaag
(16) RJ45-connector
(14) SET-toets
Legenda toetsen en indicatoren
Items
(1) POWER-LED
(2) ALARMLED
(3) Programma-LED
(4) RUN-LED
(5) Monitor-LED [Hz]
(6) Monitor-LED [A]
(7) LED startcommando
(8) 7-seg-LED
(9) RUN-toets
(10) STOP/RESET-toets
(11) ESC-toets
(12) Toets omhoog
(13) Toets omlaag
(14) SET-toets
(15) USB-connector
(16) RJ45-connector
Inhoud
Gaat branden (groen) als de frequentieregelaar wordt ingeschakeld.
Gaat branden (rood) als er een fout in de frequentieregelaar is opgetreden.
 Gaat branden (groen) als de display een instelbare parameter weergeeft.
 Knippert als de instelling onjuist is.
Gaat branden (groen) als de frequentieregelaar de motor aandrijft.
Gaat branden (groen) als de getoonde gegevens betrekking hebben op de frequentie.
Gaat branden (groen) als de getoonde gegevens betrekking hebben op de stroom.
Gaat branden (groen) als een startcommando naar de operator verzonden wordt. (De
RUN-toets is actief.)
Toont elke parameter, bewaakt enz.
Activeert de frequentieregelaar.
 Laat de frequentieregelaar naar een stop vertragen.
 Reset de frequentieregelaar als er een fout is opgetreden
 Ga naar de bovenkant van de volgende functiegroep als een functiemodus wordt
weergegeven
 Annuleer de instelling en keer terug naar de functiecode als gegevens worden
weergegeven
 Verplaatst de cursor één cijfer naar links in de modus cijfer-naar-cijfer
 1 seconde ingedrukt houden zorgt voor weergave van gegevens van , ongeacht de
huidige weergave.
 Vergroot of verklein de gegevens.
 Beide toetsen tegelijk indrukken opent de bewerking cijfer-naar-cijfer.
 Ga naar de modus gegevensweergave als een functiecode wordt weergegeven
 Sla de gegevens op en keer terug naar de functieweergave als gegevens worden
weergegeven.
 Verplaatst de cursor één cijfer naar rechts in de modus cijfer-naar-cijfer
Aaansluiting USB-connector (mini-B) voor gebruik PC-communicatie
Sluit RJ45-connector aan voor bediening op afstand.
17
Toetsen, modi en parameters
Met het toetsenblok kunnen modi en parameters
gewijzigd worden. De term functie is van toepassing op
bewakingsmodi en parameters. Deze zijn allen
bereikbaar via functiecodes, primaire codes van
4 tekens. De verschillende functies zijn onderverdeeld
in gerelateerde groepen, herkenbaar aan het meest
linkse teken zoals weergegeven in de tabel.
Functiegro
ep
“d”
“F”
“A”
“b”
“C”
“H”
“P”
“U”
“E”
Type (categorie) functie
Bewakingsfuncties
Belangrijkste profielparameters
Standaardfuncties
Afstemfuncties
Intelligente klemfuncties
Functies m.b.t. motorconstante
Ingang voor pulssequentie, koppel,
EzSQ en communicatiefuncties
Door gebruiker geselecteerde
parameters
Foutcodes
RUN

RUN
1
STOP
RESET
ESC
2
SET
PWR
Hz
ALM
A
PGM
Modus voor
toegang
Monitor
Programma
Programma
Programma
Programma
Programma
PRG LEDindicator

Programma

Programma

−
−





Op de volgende pagina kunt u zien hoe u de parameters bewaakt en/of programmeert.
Navigatiekaart toetsenblok
De WJ200-serie frequentieregelaars beschikt over veel programmeerbare functies en
parameters. Deze worden op de volgende pagina's uitgebreid behandeld, maar u hebt
toegang tot slechts een paar items nodig om de opstarttest uit te voeren. De menustructuur
maakt gebruik van functie- en parametercodes om programmering en bewaking mogelijk te
maken met slechts een 4-cijferig display en toetsten en LED’s. Daarom is het belangrijk
om bekend te raken met de basis navigatiekaart van parameters en functies in het
onderstaande schema. Later kunt u deze kaart als referentie gebruiken.
18
Weergave functiecode
SET
Groep “d”
Weergave
functiecode
: Gaat naar weergave gegevens
SET


.
ESC


Weergave functiecode
ESC : Springt naar de volgende groep

ESC
Groep “F”
Weergave
functiecode
Opslaan
SET


.



SET
ESC
SET
ESC
.
Weergave gegevens (F001 tot F003)
Gegevens knipperen niet door synchronisatie in realtime
ESC
SET
: Slaat de gegevens op in EEPROM en keert terug naar de weergave
ESC
: Keert terug naar de weergave functiecode zonder gegevens op te slaan.
functiecode.
Groep “A”
Weergave
functiecode
SET




SET
ESC
SET
ESC


ESC
Groep “b”


Weergave gegevens
Als gegevens veranderd zijn, knippert de display, wat
aangeeft dat nieuwe gegevens nog niet zijn
geactiveerd.
SET
: Slaat de gegevens op in EEPROM en keert
terug naar de weergave functiecode.
ESC : Annuleert de wijziging van gegevens en keert
terug naar de weergave functiecode.
Druk in de weergave van functiecode of

gegevens tegelijkertijd op de toetsen omhoog

en omlaag om de ééncijferige
bewerkingsmodus in te schakelen.
Opmerking: Door op de [ESC]-toets te drukken, gaat de display naar het begin van de
volgende functiegroep, ongeacht de inhoud van de display. (bijv.   [ESC]  )
19
[Voorbeeld instelling]
Na het inschakelen kun je van . display wisselen om de gegevens van 
(startcommandobron) te wijzigen.
 Druk op de [ESC]-toets om de
functiecode weer te geven
 Gegevens van  verschijnen op de
display na de eerste maal inschakelen
ESC
.

ESC
SET
 Druk op de [ESC]-toets om naar de
functiegroep  te gaan

ESC
 Druk eenmaal op de [ESC]-toets om naar
de functiegroep  te gaan



 Druk op de toets Omhoog om het verhogen
van de functiecode te wijzigen (  )
 Druk op de SET-toets om de gegevens weer te geven van de 
SET
De display licht continu op.


ESC

 Druk op de toets Omhoog om de
gegevens te verhogen (  )
SET


 Druk op de SET-toets om de gegevens
in te stellen en op te slaan
Als gegevens veranderd zijn, knippert
de display, wat aangeeft dat nieuwe
gegevens nog niet zijn geactiveerd.
SET :Legt de gegevens vast, slaat deze op en keert terug naar de functiecode
ESC :Annuleert de wijziging en keert terug naar de functiecode
Functiecode xxx is voor monitor en kan niet worden gewijzigd.
Functiecodes xxx anders dan  hebben betrekking op de prestaties net na het wijzigen van
de gegevens (voordat op de SET-toets gedrukt is) en zullen niet knipperen.
20
Als een functiecode wordt
weergegeven…
ESCtoets
SETtoets
Als gegevens worden weergegeven…
Annuleert de wijziging en keert terug naar de
functiecode
Legt de gegevens vast, slaat deze op en keert terug
naar de functiecode
Ga naar de volgende functiegroep
Gaat naar de gegevensweergave
 -toets
Functiecode verhogen
Gegevenswaarde verhogen
 -toets
Functiecode verlagen
Gegevenswaarde verlagen
 Opmerking
Na langer dan 1 seconde de [ESC]-toets ingedrukt te hebben, verschijnt de weergave d001, ongeacht de
situatie. De weergave wisselt echter zolang de [ESC]-toets ingedrukt blijft als gevolg van de oorspronkelijke
functie van de toets.
(bijv..         … wordt weergegeven . na 1 seconde)
21
Verbinding maken met PLC's en andere apparaten
Frequentieregelaars (aandrijvingen) van Hitachi zijn voor veel soorten toepassingen
inzetbaar. Tijdens de installatie maakt het toetsenblok van de frequentieregelaar (of een
ander programmeerapparaat) de eerste configuratie eenvoudiger. Na installatie ontvangt
de frequentieregelaar zijn stuuropdrachten gewoonlijk via de klem voor de besturingslogica
of de seriële interface van een ander stuurapparaat. In een eenvoudige toepassing zoals
besturing van de snelheid van een enkele transportband, bieden een start/stop-schakelaar
en een potentiometer de operator alle benodigde besturing. In een geavanceerde
toepassing kan een programmable logic controller (PLC) de systeembesturingseenheid
zijn, met meerdere verbindingen met de frequentieregelaar.
Het is niet mogelijk om alle mogelijke soorten toepassingen te beschrijven in deze verkorte
handleiding. U moet de elektrische kenmerken weten van de apparaten die u op de
frequentieregelaar wilt aansluiten. Daarna kunnen deze sectie en de volgende secties over
I/O-klemfuncties u helpen om die apparaten snel en veilig te verbinden met de
frequentieregelaar.
VOORZICHTIG: Het is mogelijk om de frequentieregelaar of andere apparaten te
beschadigen als uw toepassing de maximale stroom- of spanningskenmerken van een
aansluitpunt overschrijdt.
De verbindingen tussen de frequentieregelaar
en andere apparaten zijn afhankelijk van de
elektrische invoer- en uitvoerkenmerken aan
beide kanten van de verbinding, weergegeven
in het schema rechts. De instelbare ingangen
van de frequentieregelaar accepteren een
PNP- of NPN-uitgang van een extern apparaat
(zoals een PLC). Op de volgende pagina zijn
de interne elektrische componenten van de
frequentieregelaar
op
elke
I/O-klem
weergegeven. In sommige gevallen moet u
een voedingsbron in de bedrading van de
interface opnemen.
Ingangscircuit
signaal
retour
Uitgangscircuit
Uitgangscircuit
signaal
retour
Ingangscircuit
WJ200frequentieregelaar
Ander apparaat
P24
+-
24 V
1
2
…
Ingangscircuits
3
…
Om schade aan de apparatuur te voorkomen
en om de toepassing goed te laten werken,
raden we aan om een schema te tekenen van
elke verbinding tussen de frequentieregelaar
en het andere apparaat. Neem de interne
componenten van elk apparaat op in het
schema zodat dit een volledig circuit wordt.
WJ200-frequentieregelaar
Ander apparaat
7
Na het maken van het schema:
GND
L
1. Controleer of de stroom en spanning voor
elke component binnen de
werkingslimieten van elk apparaat vallen.
2. Zorg ervoor dat de logica (actief hoog en actief laag) van elke ON/OFF-verbinding
correct is.
3. Controleer het nulpunt en het meetbereik (eindpunten curve) voor analoge
verbindingen en zorg ervoor dat de schaalfactor van ingang tot uitgang correct is.
4. Begrijp wat er gaat gebeuren op systeemniveau als een bepaald apparaat plotseling
uitschakelt, of inschakelt na andere apparaten.
22
Voorbeeld bedradingsschema
Het onderstaande schema is een algemeen voorbeeld van de logische klembedrading, in
aanvulling op de algemene stroom- en motorbedrading zoals beschreven op de
voorafgaande pagina's. Het doel van deze pagina is u te helpen bepalen wat de juiste
verbindingen zijn voor de verschillende hieronder afgebeelde klemmen voor de eisen van
uw toepassing.
Onderbreker,
MCCB of GFI
WJ200
R
Voedingsbron, 3fasig of 1-fasig, per
model
frequentieregelaar
U(T1)
(L1)
Motor
V(T2)
S
(L2)
W(T3)
T
N(L3)
PD/+1
24 V
Jumperdraad
(PNP-logica)
P24
+-
P/+
PLC
Rem eenheid
(optioneel)
N/-
Voorwaarts
L
GND voor logische ingangen
AL1
Intelligente ingangen,
7 klemmen
OPMERKING: voor de bedrading
van intelligente I/O- en analoge
ingangen moet u een getwist
paar/afgeschermde kabel
gebruiken. Bevestig de
afgeschermde draad voor elk
signaal uitsluitend aan de
betreffende gemeenschappelijke
klem op de frequentieregelaar.
De ingangsimpedantie van elke
intelligente ingang bedraagt
4,7 kΩ
Remweerstand
(optioneel)
RB
L
Thermistor
Gelijkstroomspoel
(optioneel)
Relaiscontacten,
type 1 wisselcontact
AL0
1
2
3/GS1
4/GS2
AL2
Ingangscircuits
Uitgangscircuit
[5] instelbaar als
discrete ingang of
thermistoringang
Open collectoruitgang
Freq. aankomstsignaal
11/EDM Belasting
5/PTC
Belasting
12
6
+
-
7/EB
CM2
Meter
Afsluitweerstand (200Ω)
(Wijzigen met schuifschakelaar)
EO
L
Meter
GND voor logische uitgangen
SP
Seriële communicatiepoort
(RS485/Modbus)
-
RS485
zendontvanger
AM
Analoge referentie
0~10 V gelijkstroom
4~20mA
L
H
L
+
-
O
OI
Ong. 10 kΩ
-
RS485
zendontvanger
Ong.100Ω
Ingang voor pulssequentie
24 V gelijkstroom 32 kHz max.
SN
10V gelijkstroom
L
L
-
USB
zendontvanger
EA
OPMERKING: gebruikelijk
voor RS485 is “L”.
RJ45-poort
(Optionele poort voor operator)
USB-poort (mini B)
(pc-communicatiepoort)
USB-voeding: zelfvoedend
L
Optie
poortcontroller
L
GND voor analoge signalen
L
23
L
Optie poortconnector
Specificaties signalen besturingslogica
De klemmen van de besturingslogica bevinden zich net achter de voorste kap van de behuizing. De relaiscontacten bevinden zich
links van de klemmen van de logica. Het label van de klemmen is hieronder afgebeeld.
RS485
gebruikelijk
SN
Relaiscontacten
Logische ingangen
7
6
5
4
3
2
1
L PLC P24
Jumperdraad
SP EO EA
H
O
OI
L
AM CM2 12
11
AL2 AL1 AL0
Uitgang
Ingang
RS485
gebruikelijk puls- pulssequentie
sequentie
Klemnaam
P24
PLC
1
2
3/GS1
4/GS2
5/PTC
6
7/EB
GS1(3)
GS2(4)
PTC(5)
Omschrijving
Analoge
ingang
Analoge
uitgang
Logische
uitgang
Nominale waarden
+24 V voor logische ingangen
24 V gelijkstroom, 100 mA. (niet kortsluiten met
klem L)
Gemeenschappelijke
intelligente Om te veranderen naar type NPN verwijdert u de
ingang
jumperdraad tussen [PLC] en [L] en sluit u deze
aan tussen [P24] en [PLC]. In dit geval schakelt het
verbinden van [L] met [1]~[7] elke ingang IN.
Verwijder de jumperdraadbij het gebruik van een
externe voeding.
Discrete logische ingangen
27 V gelijkstroom maximaal (gebruik PLC of een
(Klemmen [3],[4],[5] en [7] hebben externe voeding gerefereerd naar klem L)
een dubbele functie. Zie de
volgende beschrijving en de
bijbehorende pagina's voor
details.)
Noodstopingang GS1
Noodstopingang GS2
Motorthermistoringang
De werking is gebaseerd op ISO13849-1
EB(7)
Ingang pulssequentie B
EA
Ingang pulssequentie A
L (in bovenste rij) *1
11/EDM
GND voor logische ingangen
Discrete logische uitgangen [11]
(Klem [11] heeft een dubbele
functie. Zie de volgende
beschrijving en de bijbehorende
pagina's voor details.)
12
Discrete logische uitgangen [12]
CM2
AM
EO
GND voor logische uitgang
Analoge spanningsuitgang
Uitgang pulssequentie
L (in onderste rij) *2
OI
GND voor analoge signalen
Analoge stroomingang
O
Analoge spanningsingang
24
*4
Sluit de motorthermistor aan tussen PTC en klem L
om de motortemperatuur te bepalen. Stel  op
 in.
2 kHz max.
[PLC] is gebruikelijk
32 kHz max.
[L] is gebruikelijk
Totaalstroom van ingang [1]~[7] (retour)
50 mA max. stroom status AAN
27 V gelijkstroom maximale spanning status UIT
CM2 is gebruikelijk
Als de EDM is geselecteerd, is de functionaliteit
gebaseerd op ISO13849-1
4 V gelijkstroom maximale spanningsdepressie
status AAN
50 mA max. stroom status AAN
27 V gelijkstroom maximale spanning status UIT
CM2 is gebruikelijk
100 mA: [11], [12] retourstroom
0~10 V gelijkstroom 2 mA maximum
10 V gelijkstroom 2 mA maximum, 32 kHz
maximum
Totaalstroom van [OI], [O], en [H] (retour)
Bereik 4 tot 19,6 mA, 20 mA nominaal,
ingangsimpedantie 100 Ω
Bereik 0 tot 9,8 V gelijkstroom, 10 V gelijkstroom
nominaal,
ingangsimpedantie 10 k Ω
Klemnaam
Omschrijving
H
SP, SN
AL0, AL1, AL2 *3
Nominale waarden
+10 V analoge referentie
Seriële communicatieklem
Gemeenschappelijk wisselcontact
10 V gelijkstroom nominaal, 10 mA max.
Voor RS485 Modbus-communicatie
250 V wisselstroom, 2,5 A (R belasting) max.
250 V wisselstroom, 0,2 A (I belasting, P.F.=0,4)
max.
100 V wisselstroom, 10 mA min.
30 V gelijkstroom,
3,0A (R belasting) max.
30 V gelijkstroom,
0,7 A (I belasting, P.F.=0,4)
max.
5 V gelijkstroom,
100 mA min.
Opmerking 1: De twee klemmen [L] zijn binnen de frequentieregelaar elektrisch met elkaar
verbonden.
Opmerking 2: We adviseren het gebruik van [L] logische GND (rechts) voor logische ingangscircuits
en [L] analoge GND (links) voor analoge I/O-circuits.
Opmerking 3: Zie pagina 42 voor meer informatie over foutsignalen.
Opmerking 4: Zie pagina 96, “Functionele veiligheid” voor details
Bedradingsvoorbeeld van klem besturingslogica (NPN-logica)
Jumperdraad
(PNP-logica)
SN
SP
7/EB
EO
6
EA
5/PTC 4/GS2 3/GS1
H
O
OI
1
2
L
AM
L
CM2
PLC
P24
12
11/EDM
RY
RY
Variabele weerstand
voor instellen freq.
(1kΩ-2kΩ)
Freq. meter
Opmerking: Als een relais is verbonden met de intelligente ingang, moet u een diode
installeren over de relaisspoel (blokkeerspanning) om de uitschakelpiek te
onderdrukken.
Voorzichtig bij instellen intelligente klemmen
Door de stroom in te schakelen als de ingang naar de intelligente klemmen zich in een van de
volgende situaties bevindt, kunnen de ingestelde gegevens geïnitialiseerd worden.
Zorg ervoor dat u de volgende handelingen niet uitvoert bij het veranderen van de
functietoewijzing van de intelligente ingangsklem.
1) Stroom inschakelen terwijl [intelligente ingangsklemmen 1/2/3 AAN zijn] en [intelligente
ingangsklemmen 4/5/6/7 UIT zijn].
2) Na conditie onder 1) stroom uitschakelen.
3) Na conditie onder 2) stroom inschakelen terwijl [intelligente ingangsklemmen 2/3/4
AAN zijn] en [intelligente ingangsklemmen 1/5/6/7 UIT zijn].
25
NPN-/PNP-logica van intelligente ingangsklemmen
Met een jumperdraad wordt tussen de NPN- en PNP-logica geschakeld, zoals hieronder te zien
is.
NPN-logica
2
1
PNP-logica
L PLC P24
2
1
L PLC P24
Jumperdraad
Jumperdraad
Draaddikte voor besturings- en relaisklemmen
Gebruik draden binnen de hieronder aangegeven specificaties. Voor een veilige bedrading en
betrouwbaarheid wordt aangeraden om adereindhulzen te gebruiken, maar als massieve draad of
litzedraad wordt gebruikt, moet de afstriplengte 8 mm zijn.
Klem besturingslogica
Klem relaisuitgang
8 mm
Klem
besturingslogica
Relaisklem
Massief
mm2 (AWG)
0,2 tot 1,5
(AWG 24 tot 16)
Litze
mm2 (AWG)
0,2 tot 1,0
(AWG 24 tot 17)
Adereindhuls
mm2 (AWG)
0,25 tot 0,75
(AWG 24 tot 18)
0,2 tot 1,5
(AWG 24 tot 16)
0,2 tot 1,0
(AWG 24 tot 17)
0,25 tot 0,75
(AWG 24 tot 18)
26
Aanbevolen adereindhuls
Voor een veilige bedrading en betrouwbaarheid wordt aanbevolen om de volgende
adereindhulzen te gebruiken.
Draaddikte
mm2 (AWG)
0,25 (24)
Modelnaam van
adereindhuls*
AI 0.25-8YE
0,34 (22)
0,5 (20)
L [mm]
Φd [mm]
ΦD [mm]
12,5
0,8
2,0
AI 0.34-8TQ
12,5
0,8
2,0
AI 0.5-8WH
14
1,1
2,5
0,75 (18)
AI 0.75-8GY
14
1,3
* Leverancier: Phoenix contact
Krimptang: CRIPMFOX UD 6-4 of CRIMPFOX ZA 3
2,8
Φd
8
L
ΦD
Hoe aan te sluiten?
(1) Druk een oranje bedieningshendel omlaag met een platte schroevendraaier (breedte max. 2,5 mm).
(2) Steek de geleider er in.
(3) Trek de schroevendraaier eruit, de geleider zit nu vast.
2,5 mm
Druk een oranje
Steek de
Trek de schroeven-
bedieningshendel
geleider erin.
draaier eruit om de
omlaag.
27
geleider vast te zetten.
Lijst met intelligente klemmen
Intelligente ingangen
De volgende tabel bevat de lijst met functies die aan elke intelligente ingang toegewezen
kunnen worden. Zie de uitgebreide handleiding voor meer informatie.
Symbool
FW
RV
CF1
CF2
CF3
CF4
JG
DB
SET
2CH
FRS
EXT
USP
CS
SFT
AT
RS
PTC
STA
STP
F/R
PID
PIDC
UP
DWN
UDC
OPE
SF1~SF7
OLR
TL
TRQ1
TRQ2
BOK
LAC
PCLR
ADD
F-TM
ATR
KHC
MI1~MI7
AHD
CP1~CP3
ORL
ORG
SPD
GS1
GS2
485
PRG
HLD
ROK
Code
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
11
12
13
14
15
16
18
19
20
21
22
23
24
27
28
29
31
32~38
39
40
41
42
44
46
47
50
51
52
53
56~62
65
66~68
69
70
73
77
78
81
82
83
84
Overzichtstabel ingangsfuncties
Naam functie
Voorwaarts starten/stoppen
Achterwaarts starten/stoppen
Multi-speed selectie, bit 0 (LSB)
Multi-speed selectie, bit 1
Multi-speed selectie, bit 2
Multi-speed selectie, bit 3 (MSB)
Joggen
Extern gelijkstroomremmen
Instellen (geselecteerd) gegevens 2e motor
Versnellen en vertragen in twee fasen
Vrijloop stoppen
Externe fout
Beveiliging tegen starten zonder toezicht
Overschakelen naar lichtnetvoeding
Softwarevergrendeling
Selectie analoge ingangsspanning/-stroom
Frequentieregelaar resetten
Thermische beveiliging PTC-thermistor
Starten (3-draadse interface)
Stoppen (3-draadse interface)
FWD, REV (3-draadse interface)
PID uitschakelen
PID resetten
Functie afstandsbediening OMHOOG
Functie afstandsbediening OMLAAG
Wissen gegevens afstandsbediening
Besturing operator
Multi-speed selectie, bitwerking bit 1~7
Beperking overbelasting bronomschakeling
Selectie koppellimiet
Koppellimiet schakelaar 1
Koppellimiet schakelaar 2
Rembevestiging
Annulering LAD
Pulsteller wissen
ADD-frequentie inschakelen
Klemmenmodus forceren
Toestemming voor invoer koppelopdracht
Gegevens watt-uur wissen
Universele ingang (1)~(7)
Aanhouden analoog commando
Meertraps standenschakelaar (1) - (3)
Grenssignaal nul-retour
Triggersignaal nul-retour
Wisselen snelheid/positie
STO1-ingang (signaal betr. veiligheid)
STO2-ingang (signaal betr. veiligheid)
Communicatiesignaal starten
Uitvoeren programma EzSQ
Uitgangsfrequentie behouden
Toestemming voor startcommando
28
Symbool
EB
DISP
NEE
Code
85
86
255
Overzichtstabel ingangsfuncties
Naam functie
Detectie draairichting (fase B)
Weergavebeperking
Niet toegewezen
Intelligente uitgangen
De volgende tabel bevat de lijst met functies die aan elke intelligente uitgang toegewezen
kunnen worden. Zie de uitgebreide handleiding voor meer informatie.
Symbool
RUN
FA1
FA2
OL
OD
AL
FA3
OTQ
UV
TRQ
RNT
ONT
THM
BRK
BER
ZS
DSE
POK
FA4
FA5
OL2
ODc
OIDc
FBV
NDc
LOG1~3
WAC
WAF
FR
OHF
LOC
MO1~3
IRDY
FWR
RVR
MJA
WCO
WCOI
FREF
REF
SETM
EDM
Code
00
01
02
03
04
05
06
07
09
10
11
12
13
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
31
32
33~35
39
40
41
42
43
44~46
50
51
52
53
54
55
58
59
60
62
OP
nee
63
255
Overzichtstabel uitgangsfuncties
Naam functie
RUN-signaal
Frequentie aankomst type 1 - constante snelheid
Frequentie aankomst type 2 - over frequentie
Meldingssignaal vooraf bij overbelasting
PID-afwijking foutsignaal
Alarmsignaal
Frequentie aankomst type 3 - ingestelde frequentie
Drempel koppel te groot/klein
Onderspanning
Signaal koppellimiet
Looptijd verlopen
Bedrijfstijd verlopen
Thermische waarschuwing
Signaal remvrijgave
Signaal remfout
Signaal nulsnelheidsdetectie Hz
Excessieve snelheidsafwijking
Positionering voltooien
Frequentie aankomst type 4 - over frequentie
Frequentie aankomst type 5 - ingestelde frequentie
Meldingssignaal vooraf bij overbelasting 2
Detectie verbinding verbroken analoge spanningsingang
Detectie verbinding verbroken analoge spanningsuitgang
PID-uitgang tweede fase
Detectie verbinding met netwerk verbroken
Functie logische uitgang 1-3
Waarschuwingssignaal levensduur condensator
Waarschuwingssignaal koelventilator
Signaal startcontact
Waarschuwing oververhitting koelelement
Detectie lage belasting
Algemene uitgang 1-3
Signaal frequentieregelaar gereed
Voorwaartse werking
Achterwaartse werking
Signaal belangrijke storing
Venstervergelijker voor analoge spanningsingang
Venstervergelijker voor analoge stroomingang
Bron frequentiecommando
Bron startcommando
2e motor in bedrijf
STO (Safe Torque Off) prestatiemonitor
(uitsluitend uitgangsklem 11)
Optie controlesignaal
Niet gebruikt
29
Intelligente ingangsklemmen gebruiken
Klemmen [1], [2], [3], [4], [5], [6] en [7] zijn identieke programmeerbare ingangen voor
algemeen gebruik. De ingangscircuits kunnen de interne (geïsoleerde) +24 V-veldvoeding
van de frequentieregelaar of een externe voeding gebruiken. In deze sectie zijn acties voor
ingangscircuits beschreven en hoe deze correct aangesloten kunnen worden op
schakelaars of transistoruitgangen van veldapparaten.
De WJ200-frequentieregelaar bevat selecteerbare sink (NPN)- of source (PNP)-ingangen.
Deze termen verwijzen naar de verbinding met het externe schakelapparaat–dit verlaagt
de stroom (van de ingang naar GND) of het voert de stroom van een bron (uit een
voeding) naar de ingang. Merk op dat de naamgevingsconventie sink/source in uw land of
sector kan afwijken. Volg in elk geval de bedradingsschema's in deze sectie voor uw
toepassing.
De frequentieregelaar heeft een jumperdraad
voor het instellen van de keuze voor NPN- of
PNP-ingangen. Om deze te bereiken, moet u
de voorkant van de behuizing van de
frequentieregelaar
verwijderen.
In
de
afbeelding rechtsboven is de jumperdraad
afgebeeld als verbonden met het logische
klemmenblok (connector). Als u moet
wisselen naar een PNP-verbinding verwijdert
u de jumperdraad en sluit u deze aan als
afgebeeld in de afbeelding rechtsonder.
Logische ingangen
7
6
5
4
3
2
1
L PLC P24
Jumperdraad
Logische NPN-verbinding
7
6
5
4
3
2
1
L PLC P24
Jumperdraad
Logische PNP-verbinding
VOORZICHTIG: Zorg ervoor dat de stroomtoevoer naar de frequentieregelaar UIT is
geschakeld voordat u de positie van de jumperdraad verandert. Anders kan het
schakelschema van de frequentieregelaar beschadigd raken.
Jumperdraad
[PLC] klembedrading– De [PLC] klem
voor NPN-logica
WJ200-frequentieregelaar
(Programmable Logic Control-klem) is
P24
genoemd voor het opnemen van
verschillende apparaten die aangesloten
Gemeenschappelijke ingang
24 V
PLC
kunnen worden op de logische ingangen
van de frequentieregelaar. Let in de
+
afbeelding rechts op de [PLC] klem en de
1
jumperdraad. Dde jumperdraad tussen
[PLC] en [L] stelt de ingangslogica in op
Ingangscircuits
PNP. Dit is de standaardinstelling voor
EU- en VS-versies. In dit geval verbindt u
7
de ingangsklem met [P24] om dit te
activeren. Als u daarentegen de
jumperdraad tussen
[PLC] en [P24]
Logische GND
L
plaatst, wordt de ingangslogica op NPN
Jumperdraad
ingesteld. In dat geval verbindt u de voor PNP-logica
ingangsklem met [L] om dit te activeren.
Het bedradingsschema op de volgende pagina’s toont de vier combinaties voor het gebruik
van PNP- of NPN-ingangen, en het gebruik van de interne of een externe
gelijkstroomvoeding.
30
De twee onderstaande schema’s tonen ingangscircuits met de interne 24 V-voeding van
de frequentieregelaar. Elk schema toont de verbinding voor eenvoudige schakelaars of
voor een veldapparaat met transistoruitgangen. Merk op dat het in het onderste schema
nodig is om klem [L] alleen aan te sluiten bij gebruik van het veldapparaat met
transistoren. Zorg ervoor om de juiste verbinding van de jumperdraad te gebruiken die
voor elk bedradingsschema is afgebeeld.
NPN-ingangen, interne voeding
Jumperdraad = positie [PLC] – [P24]
Jumperdraad
WJ200
P24
PLC
Veldapparaat
GND
24 V
Gemeenschappelijke ingang
+
-
Logische GND
L
1
1
Ingangscircuits
7
7
Ingangsschakelaars
Open collectoruitgangen,
NPN-transistoren
PNP-ingangen, interne voeding
Jumperdraad = positie [PLC] – [L]
Veldapparaat
Gebruikelijk
voor [P24]
Jumperdraad
WJ200
P24
PLC
Logische GND
1
24 V
Gemeenschappelijke ingang
+
-
L
1
Ingangscircuits
7
naar PNPvoorspanningscircuits
7
Ingangsschakelaars
GND
PNP-transistor
PNP-uitgangen
31
De twee onderstaande diagrammen tonen ingangsbedradingen met een externe voeding.
Bij gebruik van de “NPN-ingangen, externe voeding” in onderstaand bedradingsschema,
moet u ervoor zorgen dat u de jumperdraad verwijdert en een diode gebruikt (*) met de
externe voeding. Dit voorkomt problemen met de voeding als de jumperdraad per ongeluk
op de verkeerde plaats is aangebracht. Sluit voor de “PNP-ingangen, externe voeding” de
jumperdraad aan zoals in onderstaand schema is getekend.
NPN-ingangen, interne voeding
Jumperdraad = verwijderd
WJ200
*
Veldapparaat
PLC
24 V
+
-
P24
24 V
Gemeenschappelijke ingang
+
-
+
-
24 V
GND
Logische GND
L
1
1
Ingangscircuits
7
7
Ingangsschakelaars
Open collectoruitgangen,
NPN-transistoren
* Opmerking: Verwijder de jumperdraad bij gebruik van een
externe voeding.
PNP-ingangen, interne voeding
Jumperdraad = verwijderd
PNP-transistor
PNP-uitgangen
24 V
WJ200
+
-
Veldapparaat
P24
PLC
24 V
Gemeenschappelijke ingang
+
-
L
1
1
Ingangscircuits
7
+
-
7
Ingangsschakelaars
24 V
GND
32
VOORZICHTIG: Plaats een diode tussen “P24” en “PLC” bij het aansluiten van
meerdere frequentieregelaars met een gemeenschappelijke digitale ingangsbedrading.
Hierdoor blokkeert de frequentieregelaar niet de stroom naar zichzelf als de stroom is
uitgeschakeld. Daardoor kan het gesloten circuit per ongeluk de ingang inschakelen als
twee of meer frequentieregelaars aangesloten zijn op een gemeenschappelijke I/Obedrading. Om dit gesloten circuit te voorkomen, plaatst u een diode (nominaal:50 V/0,1 A)
in het pad zoals hieronder is beschreven.
Jumperdraad
Stroomtoevoer AAN
Stroomtoevoer AAN
P24
PLC
P24
PLC
L
L
1
Ingang
AAN
Diode
plaatsen
1
Jumperdraad Stroomtoevoer UIT
Stroomtoevoer UIT
P24
P24
PLC
L
PLC
L
1
1
Schakelaar
UIT
Schakelaar
UIT
In geval van PNP-logica
P24
Jumperdraad
Ingang
UIT
PLC
P24
PLC
L
L
1
Ingang
AAN
1
Jumperdraad P24
P24
PLC
PLC
L
L
1
1
Schakelaar
UIT
Schakelaar
UIT
33
Ingang
UIT
Voorwaarts start-/stopcommando en achterwaarts start-/stopcommando:
Als u het startcommando invoert via klem [FW], voert de frequentieregelaar het
voorwaartse startcommando (hoog) of stopcommando (laag) uit. Als u het startcommando
invoert via klem [RV], voert de frequentieregelaar het achterwaartse startcommando (hoog)
of stopcommando (laag) uit.
Optie
Code

Klem
Symbool
FW

RV
Naam functie
Voorwaarts
starten/stoppen
Achterwaarts
starten/stoppen
Staat
AAN
Omschrijving
Frequentieregelaar is ingeschakeld, motor draait
voorwaarts
Frequentieregelaar is uitgeschakeld, motor stopt
Frequentieregelaar is ingeschakeld, motor draait
achterwaarts
Frequentieregelaar is uitgeschakeld, motor stopt
Voorbeeld (standaard ingangsconfiguratie zie
pagina 69):
UIT
AAN
UIT
Geldig voor
~
ingangen:
Vereiste
 = 
instellingen
Opmerkingen:
• Als het voorwaartse startcommando en het
achterwaartse startcommando tegelijk actief zijn,
schakelt de frequentieregelaar over naar de
stopmodus.
• Als een klem die is geassocieerd met de functie
[FW] of [RV] is ingesteld voor normaal gesloten,
gaat de motor draaien als die klem wordt
ontkoppeld of op andere wijze geen
ingangsspanning krijgt.
RV FW
7
6
5
4
3
2
1
L PLC P24
I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25.
Opmerking: De parameter , Keypad Run Key Routing, bepaalt of de enkele RUNtoets een voorwaarts of achterwaarts startcommando afgeeft. Dit heeft echter geen invloed
op de werking van de ingangsklem [FW] en [RV].
WAARSCHUWING: Als de stroom is ingeschakeld en het startcommando reeds actief is,
gaat de motor draaien, wat gevaar oplevert! Controleer voordat u de stroomtoevoer
inschakelt of het startcommando niet actief is.
34
Multi-speed selectie ~ binair bedrijf
De frequentieregelaar kan maximaal 16 verschillende
frequenties (snelheden) opslaan die de motoruitgang
gebruikt voor een stabiele werking. Deze snelheden zijn
toegankelijk door het programmeren van vier intelligente
klemmen als binair gecodeerde ingangen CF1 tot CF4
volgens de tabel rechts. Hiervoor kunnen elk van de zes
ingangen in elke volgorde gebruikt worden. U kunt
minder ingangen gebruiken als u acht of minder
snelheden nodig hebt.
Multispeed
Snelheid 0
Snelheid 1
Snelheid 2
Snelheid 3
Snelheid 4
Snelheid 5
Snelheid 6
Snelheid 7
Snelheid 8
Snelheid 9
Snelheid 10
Snelheid 11
Snelheid 12
Snelheid 13
Snelheid 14
Snelheid 15
Opmerking: Begin altijd bovenaan de tabel bij het
kiezen van een deel van de snelheden, en met de minst
significante bit: CF1, CF2, enz.
3e
7e
5e
2e
1e
6e
4e
0e
[CF1]
[CF2]
[CF3]
[FW]
Ingangsfunctie
Snelheid
CF4 CF3 CF2 CF1
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
1
0
0
0
1
1
0
1
0
0
0
1
0
1
0
1
1
0
0
1
1
1
1
0
0
0
1
0
0
1
1
0
1
0
1
0
1
1
1
1
0
0
1
1
0
1
1
1
1
0
1
1
1
1
Het voorbeeld met acht snelheden in
onderstaande afbeelding laat zien hoe
ingangsschakelaars die zijn geconfigureerd
voor functies CF1-CF4 de motorsnelheid in
realtime kunnen aanpassen.
1
0
1
0
1
0
1
0
Opmerking: Snelheid 0 is afhankelijk
van de parameterwaarde .
Optie
Code

Klem
Symbool
CF1

CF2

CF3

CF4
Naam functie
Staat
Omschrijving
Multi-speed selectie,
bit 0 (LSB)
Multi-speed selectie,
bit 1
Multi-speed selectie,
bit 2
Multi-speed selectie,
bit 3 (MSB)
~
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 0 logisch 1
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 0 logisch 0
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 1 logisch 1
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 1 logisch 0
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 2 logisch 1
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 2 logisch 0
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 3 logisch 1
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 3 logisch 0
Voorbeeld (voor sommige CF-ingangen moeten de
ingangen geconfigureerd worden, andere zijn
standaardingangen):
Geldig voor
ingangen:
Vereiste
, =,
instellingen
 tot 
Opmerkingen:
• Vergeet niet om bij het programmeren van de
multi-speed instellingen telkens op de toets SET
te drukken en daarna de volgende multi-speed
instelling te bepalen. Als de toets niet wordt
ingedrukt, worden geen gegevens vastgelegd.
• Als een multi-speed instelling moet worden
vastgelegd van meer dan 50 Hz (60 Hz), is het
noodzakelijk om de maximale frequentie 
hoog genoeg in te stellen om die snelheid
mogelijk te maken.
CF4 CF3 CF2 CF1
7
6
5
4
3
2
1
L PLC P24
I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25.
35
Versnellen en vertragen in twee fasen
Als klem [2CH] is ingeschakeld, verandert de
frequentieregelaar het tempo van versnellen en
vertragen van de basisinstellingen ( en
) om de tweede reeks waarden voor
versnelling en vertraging te kunnen gebruiken.
Als de klem is uitgeschakeld, keert de
frequentieregelaar
terug
naar
de
oorspronkelijke tijden voor versnelling en
vertraging ( versnellingstijd 1, en 
vertragingstijd
1).
Gebruik

(versnellingstijd 2) en  (vertragingstijd 2)
om de versnellings- en vertragingstijden voor
de tweede fase in te stellen.
Doelfrequentie
tweede
Uitgangsfrequentie
aanvankelijk
1
0
1
0
[2CH]
[FW,RV]
t
In het bovenstaande diagram wordt [2CH] actief tijdens de aanvankelijke versnelling.
Hierdoor schakelt de frequentieregelaar van versnelling 1 () naar versnelling 2 ().
Optie
Code

Klem
Symbool
2CH
Naam functie
Staat
Versnellen en vertragen in twee fasen
AAN
UIT
Geldig voor
~
ingangen:
Vereiste
, , =
instellingen
Opmerkingen:
• Functie  selecteert de methode voor
versnelling in de tweede fase. Deze moet worden
ingesteld =  om de methode voor de
ingangsklem te kiezen opdat de klemtoewijzing
[2CH] kan werken.
Omschrijving
Frequentie-uitgang gebruikt de waarden van de
tweede fase voor versnelling en vertraging
Frequentie-uitgang gebruikt de aanvankelijke
waarden voor versnelling en vertraging
Voorbeeld (standaard ingangsconfiguratie zie
pagina 69):
2CH
7
6
5
4
3
2
1
L
PLC P24
I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25.
36
Beveiliging tegen starten zonder toezicht
Als het startcommando reeds is ingesteld terwijl de stroomtoevoer is ingeschakeld, begint
de frequentieregelaar direct na het opstarten te draaien. De functie Beveiliging tegen
starten zonder toezicht (USP) voorkomt automatisch starten zodat de frequentieregelaar
niet werkt zonder tussenkomst van buitenaf. Als USP actief is en u moet een alarm
resetten en de werking hervatten, moet u het startcommando uitschakelen of een reset
uitvoeren met behulp van de klem [RS] of met de stop/reset-toets op het toetsenblok.
In de onderstaande afbeelding is de functie [USP] ingeschakeld. Als de frequentieregelaar
inschakelt, start de motor niet, ook al is het startcommando reeds actief. In plaats daarvan
schakelt de USP over naar de foutstatus en wordt de foutcode   weergegeven. Nu is
ingrijpen van buitenaf nodig om het alarm te resetten door het startcommando uit te
schakelen volgens dit voorbeeld (of door een reset uit te voeren). Daarna kan het
startcommando weer ingeschakeld en de uitgang van de frequentieregelaar gestart
worden.
Startcommando [FW,RV] 1
0
[USP] klem 1
0
Klem alarmuitgang 1
0
Uitgangsfrequentie
frequentieregelaar
0
Voeding frequentieregelaar 1
0
Gebeurtenissen:
Optie
Code

Klem
Symbool
USP
Alarm
gewist

t
Startcommando
Naam functie
Staat
Omschrijving
Beveiliging tegen
starten zonder
toezicht
AAN
Bij het opstarten hervat de frequentieregelaar niet
het startcommando (meestal gebruikt in de VS).
Bij het opstarten hervat de frequentieregelaar niet
het startcommando dat voor de stroomstoring actief
was.
Voorbeeld (standaard ingangsconfiguratie zie
pagina 69):
UIT
Geldig voor
~
ingangen:
Vereiste
(geen)
instellingen
Opmerkingen:
• Als een USP-fout optreedt die geannuleerd wordt
door een reset van een klemingang [RS], herstart
de frequentieregelaar direct.
• Ook als de foutstatus geannuleerd is door de klem
[RS] AAN en UIT te zetten nadat een beveiliging
wegens onderspanning  is opgetreden, wordt
de functie USP uitgevoerd.
• Als het startcommando actief is direct na het
inschakelen, treedt een USP-fout op. Als deze
functie gebruikt wordt, moet u na het opstarten ten
minste drie (3) seconden wachten alvorens een
startcommando te genereren.
37
USP
7
6
5
4
3
2
1
L PLC P24
I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25.
Frequentieregelaar resetten
Met de klem [RS] voert de frequentieregelaar een
reset uit. Als de frequentieregelaar zich in de
foutstatus bevindt, annuleert de reset deze
foutstatus. Als het signaal [RS] wordt in- en
uitgeschakeld, voert de frequentieregelaar de reset
uit. De minimale pulsbreedte voor [RS] moet 12 ms
of meer zijn. Het alarm wordt gewist binnen 30 ms
na het starten van het resetcommando.
12 ms
minimum
1
RS
0
Ong. 30 ms
Alarm- 1
signaal 0
t
WAARSCHUWING: Nadat het resetcommando is gegeven en de alarmreset plaatsvindt,
herstart de motor plotseling als het startcommando reeds actief is. Zorg ervoor dat de
alarmreset wordt uitgevoerd na te hebben gecontroleerd of het startcommando UIT is om
lichamelijk letsel te voorkomen.
Optiecode

Klemsymbool
RS
Naam functie
Frequentieregelaar
resetten
Staat
Omschrijving
AAN
De motoruitgang wordt uitgeschakeld, de foutstatus
wordt gewist (indien aanwezig) en reset wordt bij
inschakeling uitgevoerd.
Normale werking
Voorbeeld (standaard ingangsconfiguratie zie
pagina 69):
UIT
Geldig voor
ingangen:
Vereiste
instellingen
Opmerkingen:
~
(geen)
RS
7
• Terwijl de besturingsklem [RS] is ingeschakeld,
geeft het toetsenblok afwisselende segmenten
weer. Nadat RS is uitgeschakeld, wordt de display
automatisch hersteld.
• Een reset kan alleen met de stop/reset-toets van
de digitale operator uitgevoerd worden als een
alarm optreedt.
6
5
4
3
2
1
L PLC P24
I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25.
• Een klem geconfigureerd met de functie [RS] kan alleen worden geconfigureerd voor een normale open
werking. De klem kan niet worden gebruikt bij een normale gesloten modus.
• Als de ingangsstroom wordt ingeschakeld, voert de frequentieregelaar dezelfde reset uit als wanneer een
puls op klem [RS] optreedt.
• De stop/reset-toets op de frequentieregelaar is slechts een paar seconden actief nadat de
frequentieregelaar is opgestart als een afstandsbediening op de frequentieregelaar is aangesloten.
• Als de klem [RS] wordt ingeschakeld terwijl de motor draait, draait de motor in vrijloop.
• Als u de uitschakelvertraging uitgangsklem gebruikt (, ,  > 0,0 sec.), heeft de klem [RS] een
kleine invloed op de overgang AAN-naar-UIT. Normaal (zonder uitschakelvertragingen) laat de ingang
[RS] de motoruitgang en de logische uitgangen direct samen uitgaan. Maar als een uitgang een
uitschakelvertraging gebruikt, zal nadat de ingang [RS] in wordt geschakeld die uitgang ingeschakeld
blijven gedurende een extra periode van 1 seconde (ongeveer) voordat hij wordt uitgeschakeld.
38
Intelligente uitgangsklemmen gebruiken
RUN-signaal
Als het signaal [RUN] is geselecteerd als
een intelligente uitgangsklem, geeft de
frequentieregelaar een signaal af op die
klem als hij zich in de startmodus
bevindt. De uitgangslogica is actief laag
en is van het type open collector
(schakelaar naar aarde).
Optiecode

Klemsymbool
RUN
Geldig voor
ingangen:
Vereiste
instellingen
Naam functie
RUN-signaal
Staat
AAN
UIT
[FW,RV]
1
0
Uitgangsfrequentie

RUNsignaal
startfreq.
AAN
t
Omschrijving
als frequentieregelaar in startmodus is
als frequentieregelaar in stopmodus is
Voorbeeld voor klem [11] (standaard
uitgangsconfiguratie zie pagina 69):
11, 12, AL0 – AL2
(geen)
Inverter output
terminal circuit
Opmerkingen:
• De frequentieregelaar geeft het signaal [RUN] af
telkens wanneer de uitgang van de frequentieregelaar de startfrequentie overtreft zoals
aangegeven door parameter . De startfrequentie is de aanvankelijke uitgangsfrequentie
van de frequentieregelaar als deze wordt
ingeschakeld.
RUN
CM2
11
RY
• Het voorbeeldcircuit voor klem [11] stuurt een
relaisspoel aan. Gebruik een diode om te
voorkomen dat de negatieve uitschakelpiek,
gegenereerd door de spoel, de uitgangstransistor
van de frequentieregelaar beschadigt.
Voorbeeld voor klem [AL0], [AL1], [AL2]
(configuratie uitgang vereist zie pagina 69):
Inverter logic
circuit board
RUN
AL0 AL1 AL2
Power
supply
Load
I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25.
39
Frequentieaankomstsignalen
De groep uitgangen frequentieaankomst helpt externe systemen te coördineren met het
actuele snelheidsprofiel van de frequentieregelaar. Zoals de naam aangeeft, wordt uitgang
[FA1] ingeschakeld als de uitgangsfrequentie aankomt bij de standaard ingestelde
frequentie (parameter F001). Uitgang [FA2] is afhankelijk van programmeerbare
versnellings-/vertragingsdrempels voor een grotere flexibiliteit. U kunt bijvoorbeeld een
uitgang laten inschakelen bij een frequentie tijdens het versnellen, en deze laten
uitschakelen bij een andere frequentie tijdens het vertragen. Alle overgangen beschikken
over een hysteresis om uitgangswisselingen te voorkomen als de uitgangsfrequentie in de
buurt van een van de drempels komt.
Optiecode

Klemsymbool
FA1

FA2

FA3

FA4

FA5
Geldig voor
ingangen:
Vereiste
instellingen
Naam functie
Staat
Frequentieaankomst
type 1 - constante
snelheid
Frequentieaankomst
type 2 - boven
frequentie
AAN
UIT
als uitgang naar de motor op de constante frequentie ligt
als uitgang naar de motor uit is of versnelt of vertraagt
AAN
Frequentieaankomst
type 3 – ingestelde
frequentie
Frequentieaankomst
type 4 - boven
frequentie (2)
AAN
UIT
als uitgang naar de motor op of boven de ingestelde
frequentiedrempels ligt, zelfs tijdens versnellen of vertragen
als uitgang naar de motor uit is of tijdens versnellen of
vertragen voordat de betreffende drempels worden
overschreden
als uitgang naar de motor op de ingestelde frequentie ligt
als uitgang naar de motor uit is of versnelt of vertraagt
Frequentieaankomst
type 5 - ingestelde
frequentie (2)
11, 12, AL0 – AL2
AAN
UIT
UIT
AAN
UIT
Omschrijving
als uitgang naar de motor op of boven de ingestelde
frequentiedrempels ligt, zelfs tijdens versnellen of vertragen.
als uitgang naar de motor uit is of tijdens versnellen of
vertragen voordat de betreffende drempels worden
overschreden
als uitgang naar de motor op de ingestelde frequentie ligt
als uitgang naar de motor uit is of versnelt of vertraagt
Voorbeeld voor klem [11] (standaard
uitgangsconfiguratie zie pagina 69):
, , , ,
Inverter output
terminal circuit
Opmerkingen:
• Voor de meeste toepassingen hebt u slechts één
type uitgang voor frequentieaankomst nodig (zie
voorbeelden) Het is echter mogelijk om beide
uitgangsklemmen toe te wijzen aan
uitgangsfuncties [FA1] en [FA2]
CM2
• Voor elke frequentieaankomstdrempel
anticipeert de uitgang de drempel (schakelt
vroeg in) met 1,5 Hz
• De uitgang gaat uit als de uitgangsfrequentie uit
de buurt van de drempel beweegt, vertraagd met
0,5 Hz
FA1
11
RY
Voorbeeld voor klem [AL0], [AL1], [AL2] (configuratie
uitgang vereist zie pagina 69):
Inverter logic
circuit board
• Het voorbeeldcircuit voor klem [11] stuurt een
relaisspoel aan. Gebruik een diode om te
voorkomen dat de negatieve uitschakelpiek,
gegenereerd door de spoel, de uitgangstransistor van de frequentieregelaar beschadigt
FA1
AL0 AL1 AL2
Power
supply
Load
I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25.
40
Uitgang
frequentieaankomst
[FA1]
gebruikt de standaard uitgangsfrequentie
(parameter F001) als drempel om te
schakelen. In de afbeelding rechts
schakelt frequentieaankomst [FA1] in als
de uitgangsfrequentie binnen Fon Hz
onder of Fon Hz boven de gewenste
constante frequentie komt, waarbij Fon
1% is van de ingestelde maximale
frequentie en Foff 2% van de ingestelde
maximale frequentie. Dit zorgt voor
hysteresis die uitgangswisselingen in de
buurt van de drempelwaarde voorkomt.
Door het effect van de hysteresis
schakelt de uitgang iets eerder in als de
snelheid de drempelwaarde bereikt.
Daarna wordt het uitschakelpunt iets
vertraagd. Let op de actieve lage aard
van het signaal als gevolg van de open
collectoruitgang.
Frequentieaankomstuitgang [FA2/FA4]
werkt op dezelfde manier , alleen
gebruikt deze twee aparte drempelwaarden als weergegeven in de
afbeelding rechts. Deze zorgen ervoor
dat de drempelwaarden voor versnelling
en vertraging meer flexibiliteit geven dan
voor [FA1]. [FA2/FA4] gebruikt /
tijdens versnelling voor de drempelwaarde AAN, en / tijdens
vertragen voor de drempelwaarde UIT.
Dit signaal is eveneens actief laag. Het
gebruik van verschillende drempelwaarden voor versnelling en vertraging
levert een asymmetrische uitgangsfunctie op. Maar u kunt desgewenst ook
gelijke drempelwaarden gebruiken voor
AAN en UIT.
Frequentieaankomstuitgang [FA3/FA5]
werkt op dezelfde manier, het enige
verschil is hoe de ingestelde frequentie
bereikt wordt.
Uitgangsfrequentie

Fon
Foff

Foff
Fon
0
Signaal
FA1
AAN
AAN
Fon=1% van max. frequentie
Foff=2% van max. frequentie
Drempelwaarden
uitgangsfrequenties
Fon
/
Foff
/
0
Signaal
FA2/FA4
AAN
Fon=1% van max. frequentie
Foff=2% van max. frequentie
Drempelwaarden
uitgangsfrequenties
Foff
Fon
/
Fon
/
0
Signaal
FA3/FA5
AAN
AAN
Fon=1% van max. frequentie
Foff=2% van max. frequentie
41
Foff
Alarmsignaal
Het alarmsignaal van de frequentieregelaar wordt
actief als een storing is opgetreden en de foutstatus
actief is (zie het schema rechts). Als de storing is
opgeheven, is het alarmsignaal weer inactief.
Start
STOP
RESET
Stop
START
STOP
RESET
We moeten onderscheid maken tussen het
Fout
alarmsignaal AL en de contacten van het alarmrelais Storing
Storing
[AL0], [AL1] en [AL2] . Het signaal AL is een logische
Alarmsignaal actief
functie die u kunt toewijzen aan de klemmen van de
open collectoruitgang [11], [12], of de relaisuitgangen.
De meest voorkomende (en standaard) toepassing van het relais is voor AL, vandaar de
labeling van de bijbehorende klemmen. Gebruik een open collectoruitgang (klem [11] of
[12]) voor een logische signaalinterface met een lage stroomsterkte of om een klein relais
van stroom te voorzien (max. 50 mA). Gebruik de uitgang van het relais om verbinding te
maken met apparaten voor hogere spanningen en stroom (minimaal 10 mA).
Optieco Klemsymbo
Naam functie
de
ol
AL
Alarmsignaal

Geldig voor
ingangen:
Vereiste
instellingen
Staat
Omschrijving
AAN
UIT
als een alarmsignaal is opgetreden en niet is gewist
als geen alarm is opgetreden sinds de laatste keer
dat de alarmen gewist zijn
Voorbeeld voor klem [11] (standaard
uitgangsconfiguratie zie pagina 69):
11, 12, AL0 – AL2
, , 
Inverter output
terminal circuit
Opmerkingen:
• Standaard is het relais ingesteld als normaal
gesloten (=). Zie de volgende pagina voor
een uitleg.
AL
CM2
• In de standaard relaisconfiguratie schakelt verlies
van de stroomtoevoer van de frequentieregelaar
de alarmuitgang in; het alarmsignaal blijft aan
zolang het externe aansturingscircuit van stroom
voorzien wordt.
11
RY
• Als de relaisuitgang is ingesteld als normaal
gesloten, vindt een tijdvertraging plaats van
minder dan 2 seconden na het opstarten voordat
het contact gesloten wordt.
Voorbeeld voor klem [AL0], [AL1], [AL2]
(configuratie uitgang vereist zie pagina 69):
• Klemmen [11] en [12] zijn open collectoruitgangen, zodat de elektrische specificaties van
[AL] afwijken van de klemmen van de
contactuitgang [AL0], [AL1], [AL2].
Inverter logic
circuit board
• De signaaluitgang heeft de vertragingstijd
(nominaal 300 ms) van de uitgang voor het
storingsalarm.
AL
AL0 AL1 AL2
Power
supply
• De specificaties voor het relaiscontact staan in
“Specificatie signalen besturingslogica” op de
pagina's 4-6 De contactschema’s voor
verschillende voorwaarden staan op de volgende
pagina.
Load
I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25.
42
De uitgang van het alarmrelais kan op twee manieren worden ingesteld:
•
Alarm fout/stroomuitval – het alarmrelais is standaard ingesteld als normaal
gesloten (=) zoals hieronder afgebeeld (links). Een extern alarmcircuit dat
gebroken bedrading detecteert, heeft eveneens een alarm dat verbonden is met [AL0]
en [AL1]. Na opstarten en een korte vertraging (< 2 seconden) wordt het relais van
stroom voorzien en gaat het alarmcircuit uit. Het relais wordt dan gedeactiveerd en het
alarmcircuit wordt geopend als gevolg van een fout in de frequentieregelaar of als
gevolg van een stroomonderbreking
•
Foutalarm: als alternatief kunt u het relais instellen als normaal geopend (=),
zoals hieronder is afgebeeld (rechts). Een extern alarmcircuit dat gebroken bedrading
detecteert, heeft eveneens een alarm dat verbonden is met [AL0] en [AL2]. Na het
opstarten wordt het relais alleen ingeschakeld als een fout in de frequentieregelaar
optreedt, waardoor het alarmcircuit opent. Maar in deze configuratie wordt het
alarmcircuit niet geopend als gevolg van een stroomonderbreking.
Zorg ervoor dat u de relaisconfiguratie gebruikt die van toepassing is op uw
systeemontwerp. Let op dat de afgebeelde externe circuits ervan uitgaan dat een gesloten
circuit = geen alarm (zodat een gebroken draad eveneens een alarm veroorzaakt). Maar
sommige systemen vereisen een gesloten circuit = alarm. Gebruik in dat geval de
tegenovergestelde klem [AL1] of [AL2] van de afgebeelde klem.
NC-contacten (=)
Tijdens normaal bedrijf
AL0
AL1
NO-contacten (=)
Als een alarm optreedt of als de Tijdens normaal bedrijf of als
stroom uitgeschakeld is
de stroom uitgeschakeld is
AL2
AL0
AL2
AL0
Belasting
Stroomtoevoer
Belasting
Stroomtoevoer
Stroom
Startmodus
AL0-AL1
AL0-AL2
Stroom
AAN
Normaal
Gesloten
Open
AAN
Fout
Open
UIT
–
Open
Stroomtoevoer
AL1
AL2
AL0
Belasting
Stroomtoevoer
Belasting
Startmodus
AL0-AL1
AL0-AL2
AAN
Normaal
Open
Gesloten
Gesloten
AAN
Fout
Gesloten
Open
Gesloten
UIT
–
Open
Gesloten
43
AL1
Als een alarm optreedt
AL1
AL2
Werking analoge ingang
DeWJ200-frequentieregelaars beschikken over een
analoge ingang om de frequentieuitgangswaarde van
de frequentieregelaar te bepalen. De klemmengroep
voor de analoge ingang omvat de klemmen [L], [OI],
[O] en [H] op de stuurconnector die zorgt voor de
ingang spanning [O] of stroom [OI]. Alle analoge
ingangssignalen moeten analoog aarde [L] gebruiken.
Als u de analoge ingang voor spanning of stroom
gebruikt, moet u een van deze selecteren met het
analoge type van de logische ingangsklemfunctie [AT].
Zie de tabel op de volgende pagina met de activering
van elke analoge ingang door een combinatie van de
instelparameter  en de [AT] klemtoestand. De [AT]
klemfunctie wordt behandeld in “Selectie analoge
ingang stroom/ spanning ” in sectie 4. Vergeet niet om
ook  =  in te stellen om een analoge ingang als
frequentiebron te selecteren.
AM H
O OI L
+V Ref.
Spanningsingang
Stroomingang
A GND
V/I-ingang
geselecteerd

[AT]
Freq.instelling
AM H
O OI L

+-
4-20 mA
0-10 V
OPMERKING: Als voor de functie [AT] geen logische ingangsklem is ingesteld, herkent de
frequentieregelaar dat [AT]=UIT en MCU herkent [O]+[Ol] als analoge ingang.
Het gebruik van een externe potentiometer is een
gebruikelijke manier om de uitgangsfrequentie van de
frequentieregelaar te controleren (en een goede manier om
het gebruik van de analoge ingangen te leren). De
potentiometer gebruikt de ingebouwde 10 V-referentie [H]
en de analoge aarde [L] voor excitatie en de
spanningsingang [O] voor het signaal. Standaard selecteert
de klem [AT] de spanningsingang als deze is uitgeschakeld.
Zorg ervoor dat u de juiste weerstand voor de potentiometer
gebruikt: 1~2 kΩ, 2 watt.
Spanningsingang – het circuit voor de spanningingang
gebruikt de klemmen [L] en [O]. Sluit de afgeschermde
signaalkabel alleen op klem [L] op de frequentieregelaar
aan. Houd de spanning binnen de specificaties (pas
geen negatieve spanning toe).
Stroomingang – het circuit voor de stroomingang
gebruikt de klemmen [L] en [Ol]. De stroom is afkomstig
van een PNP-transmitter; een NPN-transmitter zal niet
werken! Dat betekent dat de stroom naar klem [Ol] moet
gaan en dat klem [L] de terugkeer naar de transmitter
verzorgt. De ingangsweerstand tussen [OI] en [L] is 100
ohm. Sluit de afgeschermde signaalkabel alleen op klem
[L] op de frequentieregelaar aan.
AM H
O OI L
1 tot 2kΩ, 2W
AM H
0 tot 9,6 V gelijkstroom,
0 tot 10 V nominaal
AM H
4 tot 19,6 mA gelijkstroom
4 tot 20mA nominaal
O OI L
+-
O OI L

I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25.
44
De volgende tabel bevat de beschikbare instellingen voor de analoge ingang. Parameter
 en de ingangsklem [AT] bepalen de ingangsklemmen voor het commando externe
frequentie die beschikbaar zijn, en hoe ze werken. De analoge ingangen [O] en [OI]
gebruiken klem [L] als referentie (signaalterugkeer).




Ingang [AT]
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
Configuratie analoge ingang
[OI]
[O]
Geïntegreerde POT op extern paneel
[O]
Geïntegreerde POT op extern paneel
[OI]
Andere onderwerpen met betrekking tot de analoge ingang:
·
·
·
·
·
·
“Instellingen analoge ingang”
“Extra instellingen analoge ingang”
“Kalibratie-instellingen analoog signaal”
“Selectie analoge ingang stroom/spanning”
“ADD-frequentie inschakelen”
“Detectie verbroken verbinding analoge ingang”
45
Werking pulssequentie
De WJ200-frequentieregelaar kan signalen van de ingang voor de pulssequentie
accepteren, die gebruikt worden voor het frequentiecommando, procesvariabele
(feedback) voor PID-besturing en eenvoudige positionering. De speciale klem heet “EA” en
“EB”. Klem “EA” is een speciale klem en de klem “EB” is een intelligente klem die door een
parameterinstelling veranderd moet worden.
RS485
gem.
SN 7
Relaiscontact
AL2 AL1 AL0
6
5
4
3
2
1
L PLC P24
Jumperdraad
SP EO EA H
RS485
gem.
Klemnaam
Logische ingang
EA
Omschrijving
Ingang pulssequentie A
EB
(Ingangsklem 7)
Ingang pulssequentie B
(Stel  in op  )
Uitgang Ingang
pulspulssequentie sequentie
O
OI
Analoge
ingang
L AM CM2 12 11
Analoge
uitgang
Logische
uitgang
Nominale waarden
Voor frequentiecommando, 32 kHz max.
Referentiespanning: [L] is gebruikelijk
27 V gelijkstroom max.
Voor frequentiecommando, 2 kHz max.
Referentiespanning: [PLC] is gebruikelijk
(1) Frequentiecommando via ingang voor pulssequentie
Bij gebruik van deze modus moet u  instellen op . In dat geval wordt de frequentie
gedetecteerd door de ingangsregistratie, en berekend aan de hand van de verhouding van
de aangewezen maximale frequentie (onder 32 kHz). In dit geval wordt alleen een
ingangsklem “EA” gebruikt.
(2) Gebruiken voor procesvariabele van PID-besturing
U kunt de ingang voor pulssequentie gebruiken voor de procesvariabele (feedback) van de
PID-besturing. In dat geval moet u  instellen op . Gebruik alleen de ingangsklem
“EA”.
(3) Eenvoudige positionering via ingang voor pulssequentie
Hierbij wordt de ingang voor de pulssequentie gebruikt als een encodersignaal. U kunt
drie soorten werkingen selecteren.
46
Werking analoge uitgang
Bij toepassingen met frequentieregelaars is het zinvol
om de werking van de frequentieregelaar te bewaken
vanaf een externe locatie of vanaf het voorpaneel van
de behuizing van een frequentieregelaar. In sommige
gevallen is alleen een op het paneel gemonteerde
voltmeter nodig. In andere gevallen kan een controller
zoals een PLC het frequentiecommando aan een
frequentieregelaar geven en feedbackgegevens van
de frequentieregelaar opvragen (zoals uitgangsfrequentie of uitgangsstroom) om de huidige werking
te bevestigen. De klem voor de analoge ingang [AM]
is hiervoor bedoeld.
AM H
Analoge
spanningsuitgang
+
O OI L
A GND
10 V gelijkstroom
volledig
schaal, 2 mA
I/O-specificaties vindt u op pagina 24, . 25
De frequentieregelaar levert een analoge spanningsuitgang op klem [AM] met klem [L] als
analoge GND-referentie. De [AM] kan de frequentie van de frequentieregelaar afgeven of
de huidige uitgangswaarde. Het spanningsbereik is 0 tot +10 V (alleen positief) ongeacht of
de motor voorwaarts of achterwaarts draait. Gebruik  om klem [AM] in te stellen zoals
hieronder is aangegeven.
Func.-

code













Omschrijving
Uitgangsfrequentie frequentieregelaar
Uitgangsstroom frequentieregelaar
Uitgangskoppel frequentieregelaar
Digitale uitgangsfrequentie
Uitgangsspanning frequentieregelaar
Ingangsvermogen frequentieregelaar
Elektro-thermische belasting
LAD-frequentie
Digitale stroommonitor
Temperatuur koelvin
Algemeen
Pulssequentie
Optie
47
De offset en versterking van het signaal [AM] zijn instelbaar zoals hieronder is aangegeven.
Func.


Omschrijving
Bereik
Versterking [AM] uitgang
Offset [AM] uitgang
0.~255.
0,0~10,0
Standaar
d
100.
0,0
Het volgende schema laat het effect zien van de instelling voor offset en verschuiving. Ga
als volgt te werk om de uitgang [AM] te kalibreren voor uw toepassing (analoge meter):
1. Laat de motor op de hoogste snelheid draaien, of op de meest gebruikelijke
bedrijfssnelheid.
a. Als de analoge meter de uitgangsfrequentie weergeeft, moet u eerst de
verschuiving () instellen en daarna  gebruiken om de spanning in te
stellen voor de volledige uitgang.
b. Als [AM] de motorstroom weergeeft, moet u eerst de verschuiving () instellen
en daarna  gebruiken om de spanning in te stellen voor de volledige uitgang.
Vergeet niet om ruimte over te houden aan de bovenkant van het bereik voor een
toenemende stroom als de motor onder een zwaardere belasting draait.
Aanpassing verschuiving AM-uitgang
Aanpassing versterking AM-uitgang
AM-uitgang
AM-uitgang
10 V
10 V
=0~255
=0~10
Parallelle
verplaatsing
5V
5V
0
1/2 FS
Volledig (FS)
Hz of A
0
1/2 FS
Volledig (FS)
Hz of A
OPMERKING: Zoals hierboven vermeld eerst de offset aanpassen en daarna de
versterking. Anders kunnen de gewenste prestaties niet verkregen worden vanwege de
parallelle verplaatsing van de offset-instelling.
48
Bewakingsfuncties
OPMERKING: Markering “” in b031=10 toont de bereikbare parameters als b031 is
ingesteld op “10”, toegang hoog niveau.
* Verander van “ (basisweergave)” naar “ (volledige weergave)” in parameter 
(beperkte weergave functiecode), voor het geval sommige parameters niet weergegeven kunnen
worden.
BELANGRIJK
Zorg ervoor dat de gegevens op het typeplaatje van de motor ingevoerd worden in de juiste parameters om
te zorgen voor een goede werking en bescherming van de motor.
 b012 is de waarde voor de bescherming tegen overbelasting van de motor
 A082 is de keuze van de motorspanning
 H003 is de kW-capaciteit van de motor
 H004 is het aantal polen van de motor
Zie de betreffende pagina’s in deze verkorte handleiding en in de uitgebreide handleiding voor nadere
details.
Functie “d”
Func.code
Naam

Monitor uitgangsfrequentie

Monitor uitgangsstroom

Monitor draairichting

Procesvariabele (PV),
PID-feedbackmonitor
Omschrijving
Realtime
weergave
van
uitgangsfrequentie naar motor van
0,0 tot 400,0 (1000.)*1 Hz
Als  hoog is ingesteld, kan de
uitgangsfrequentie () gewijzigd
worden met de toets omhoog/omlaag
met d001-bewaking.
Gefilterde
weergave
van
de
uitgangsstroom naar de motor, bereik
is
0 tot 655,3 ampère (~99,9 ampère
voor 1,5 kW en minder)
Drie verschillende aanduidingen:
“” …Voorwaarts
“” …Stop
“” …Achterwaarts
Toont de waarde van de geschaalde
PID-procesvariabele
(feedback)
( is schaalfactor),
0,00 tot 10000
49
Startmodus
bewerken
Eenheden
−
Hz
−
A
−
−
−
% maal
constant
Functie “d”
Func.code

Startmodus
bewerken
Eenheden
−
−
−
−
Toont
de
uitgangsfrequentie
geschaald door de constante in .
Decimale komma geeft het bereik
aan: 0 tot 3999
Toont de feitelijke frequentie, bereik
is -400 (-1000) tot 400 (1000)*1 Hz
Toont het koppelcommando, bereik is
-200 tot 200%
Toont
de
waarde
van
de
koppelafwijking, bereik is -200 tot
200%
Toont de uitgangskoppel, bereik is
-200 tot 200%
Spanning van uitgang naar motor,
Bereik is 0,0 tot 600,0 V
Toont het ingangsvermogen, bereik
is 0 tot 999,9 kW
Toont
watt/uur
van
de
frequentieregelaar, bereik is 0 tot
9999000.
Toont de totale actieve tijd van de
frequentieregelaar in uren.
Bereik is 0 tot 9999 / 1000 tot 9999 /
100 tot 999 (10.000 tot 99.900)
−
Hz maal
constant
−
Hz
−
%
−
%
−
%
−
V
−
kW
−
uren
Toont de totale tijd die de
frequentieregelaar is ingeschakeld in
uren.
Bereik is 0 tot 9999 / 1000 tot 9999 /
100 tot 999 (10.000 tot 99.900)
Temperatuur van de koelvin, bereik is
-20 tot 150
Toont de status van de levensduur
van elektrolytische condensatoren in
de PWB en de koelventilator.
−
uren
−
°C
−
−
Naam
Intelligente ingang
klemstatus
Omschrijving
Toont de status van de klemmen van
de intelligente ingang:
AAN
UIT
7
6 5 4
3
2
1
Klemnummers

Intelligente uitgang
klemstatus
Toont de status van de klemmen van
de intelligente uitgang:
AAN
UIT
Relais 12 11

Monitor geschaalde
uitgangsfrequentie

Monitor feitelijke frequentie

Monitor koppelcommando

Monitor koppelafwijking

Monitor uitgangskoppel

Monitor uitgangsspanning

Monitor ingangsvermogen

Monitor watt/uur

Monitor verstreken looptijd

Monitor verstreken
inschakeltijd

Monitor temperatuur
koelelement
Monitor levensduurcontrole

Levensduur verlopen
Normaal
Koelventilator
50
El. condensatoren
−
Functie “d”
Func.code
Naam
Omschrijving
Startmodus
bewerken
Eenheden

Monitor programmateller
[EzSQ]
Bereik is 0 tot 1024
−
−

Monitor aantal programma’s
[EzSQ]
Monitor gebruiker 0
[EzSQ]
Bereik is 0 tot 9999
−
−
Resultaat van uitvoering EzSQ,
bereik
is
–2147483647
tot
2147483647
Resultaat van uitvoering EzSQ,
bereik
is
–2147483647
tot
2147483647
Resultaat van uitvoering EzSQ,
bereik
is
–2147483647
tot
2147483647
Toont het positioneringscommando,
bereik is –268435455~+268435455
Toont de huidige positie, bereik is –
268435455~+268435455
Toont twee verschillende gegevens
ingesteld in  en .
Toont de actueel geselecteerde
modus voor de frequentieregelaar
I-C: IM CT-modus /I-V: IM VT-modus
/H-I: IM-hoogfrequentiemodus
/P: PM-modus
Aantal opgetreden fouten,
Bereik is 0 tot 65530
Toont informatie over opgetreden
fouten
• Foutcode
• Uitvoerfrequentie op moment van
fout
• Motorstroom op moment van fout
• Spanning gelijkstroombus op
moment van fout.
• Cumulatieve
werktijd
frequentieregelaar op moment
van fout
• Cumulatieve opstartijd op moment
van fout
Toont de waarschuwingscode
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
gebeurtenissen
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
Spanning van interne gelijkstroombus in frequentieregelaar,
bereik is 0,0 tot 999,9
Gebruiksratio
van
ingebouwde
remchopper, bereik is 0,0 tot 100,0%
Totale
waarde
van
elektrothermische detectie, bereik is van 0,0
tot 100,0%
−
V
−
%
−
%


Monitor gebruiker 1
[EzSQ]

Monitor gebruiker 2
[EzSQ]


Monitor
positioneringscommando
Monitor huidige positie

Dubbele monitor

Monitor
regelaar

Foutenteller

Foutmonitor 1

Foutmonitor 2

Foutmonitor 3

Foutmonitor 4

Foutmonitor 5

Foutmonitor 6

Waarschuwingsmonitor

Monitor
spanning
stroombus

Monitor BRD belastingsratio

Elektro-thermische monitor
modus
frequentie-
gelijk-
*1
: Maximaal 1000 Hz voor hoogfrequentiemodus ( ingesteld op 02)
51
Belangrijkste profielparameters
OPMERKING: Markering “” in b031=10 toont de bereikbare parameters als b031 is
ingesteld op “10”, toegang hoog niveau.
Functie“F”
Func.code
Naam
Omschrijving
Start
modus
bewerken
Standaardwaarden
Aanvangs- Eengegevens heden
0,0
Hz
 Instelling uitgangsfrequentie
Standaard doelfrequentie die
constante motorsnelheid bepaalt,
bereik is 0,0 / startfrequentie tot
maximale frequentie (A004)

 Versnellingstijd (1)
Standaardversnelling, bereik is
0,01 tot 3600 sec.

10,0
sec.

10,0
sec.

10,0
sec.

10,0
sec.

00
−
(1).
 Versnellingstijd
e

2 motor
Vertragingstijd (1)
Standaardvertraging, bereik is
0,01 tot 3600 sec.
(1).
 Vertragingstijd
e

2 motor
Keypad RUN key routing
Twee opties, selecteer codes:
 …Voorwaarts
 …Achterwaarts
52
Standaardfuncties
OPMERKING: Markering “” in b031=10 toont de bereikbare parameters als b031 is
ingesteld op “10”, toegang hoog niveau.
Functie“A”
Func.code
Naam
Startmodus
bewerken
Omschrijving
Standaardwaarden
Aanvangs- Eengegevens heden
Acht opties, selecteer codes:
 …POT op ext. operator
 …Besturingsklem
 …Instelling functie F001
 …Modbus netwerkingang
 …Optie
 …Ingang pulssequentie
 …via EzSQ
 …Functieuitgang berekenen
Vier opties, selecteer codes:
 …Besturingsklem
 …Run-toets op toetsenblok, of
digitale operator
 …Modbus netwerkingang
 …Optie

01
−

01
−

01
−

01
−
Basisfrequentie
Istelbaar van 30 Hz tot de maximale
frequentie ()

50.0
Hz

Basisfrequentie,
e
2 motor
Instelbaar van 30 Hz tot de 2
maximale frequentie ()

50.0
Hz

Maximale frequentie
Instelbaar vanaf de basis
*1
frequentie tot 400 (1000.) Hz

50.0
Hz

Maximale frequentie,
e
2 motor
Instelbaar vanaf de 2 basis
*1
frequentie tot 400 (1000.) Hz

50.0
Hz

Keuze [AT]

00
−

[O] ingang actief bereik
startfrequentie

0,00
Hz

[O] ingang actief bereik
eindfrequentie

0,00
Hz

[O] ingang actief bereik
startspanning
Drie opties, selecteer codes:
...Kies tussen [O] en [OI] op [AT]
(AAN=OI, UIT=O)
...Kies tussen [O] en externe POT
op [AT]
(AAN=POT, UIT=O)
...Kies tussen [OI] en externe POT
op [AT]
(AAN=POT, UIT=OI)
De uitgangsfrequentie die
overeenkomt met het beginpunt van
het analoge ingangsbereik,
*1
het bereik is 0,00 tot 400,0 (1000)
De uitgangsfrequentie die
overeenkomt met het eindpunt van
het analoge ingangsbereik,
*1
het bereik is 0,0 tot 400,0 (1000)
Het beginpunt (offset) voor het
actieve analoge ingangsbereik,
bereik is 0 tot 100

0.
%

[O] ingang actief bereik
eindspanning
Het eindpunt (offset) voor het actieve
analoge ingangsbereik,
bereik is 0 tot 100

100.
%

[O] inschakelen beginfrequentie
ingang
Twee opties, selecteer codes:
…Offsetwaarde () gebruiken
…0 Hz gebruiken

01
−

Frequentiebron

Frequentiebron,
e
2 motor

Startcommandobron

Startcommandobron
e
2 motor

e
e
53
Functie“A”
Func.code
Naam
Omschrijving

Analoog ingangsfilter

EzSQ-functie geselecteerd

Multi-speed selectie

Multi-speed freq. 0

Multi-speed freq. 0,
e
2 motor

tot

Multi-speed freq. 1 tot 15
(voor beide motoren)
Startmodus
bewerken
Standaardwaarden
Aanvangs- Eengegevens heden
Bereik n = 1 tot 31
1 tot 30: ×2 ms filter
31: 500 ms vast filter met ±0,1 kHz
hys.
Selecteer codes:
…Uitschakelen
…Via PRG-klem activeren
…Altijd activeren
Selecteer codes:
...Binaire werking (16 snelheden
selecteerbaar met 4 klemmen)
...Bitwerking (8 snelheden
selecteerbaar met 7 klemmen)
Definieert de eerste snelheid van een
multi-speed profiel, bereik is
*1
0,0/startfrequentie tot 400 (1000) Hz
 = Snelheid 0 (1e motor)
Definieert de eerste snelheid van een
multi-speed profiel of een 2e motor,
bereik is 0,0 / startfrequentie tot 400
*1
(1000) Hz
 = Snelheid 0 (2e motor)
Definieert 15 extra snelheden,
het bereik is 0,0/startfrequentie tot
*1
400 (1000) Hz.
= snelheid 1 ~ =snelheid 15
 tot 

8.
Spl.

00
-

00
-

6.0
Hz

6.0
Hz

Zie volgende
rij
Hz

0,0
Hz

Jog frequentie
Definieert beperkte snelheid voor
joggen, bereik is van startfrequentie
tot 9,99 Hz

6,00
Hz

Jogstopmodus

04
−

Koppelboostselectie
Definieer hoe het jogeinde de motor
stopt, zes opties:
…Stationair draaiend stoppen
(ongeldig tijdens werking)
…Gecontroleerde vertraging
(ongeldig tijdens start)
…Gelijkstroomremmen tot stop
(ongeldig tijdens werking)
…Stationair draaiend stoppen
(geldig tijdens werking)
…Gecontroleerde vertraging
(geldig tijdens werking)
…Gelijkstroomremmen tot stop
(geldig tijdens werking)
Twee opties:
…Handmatige koppelboost
…Automatische koppelboost

00
−

Koppelboostselectie, 2 motor

00
−

Handmatige koppelboostwaarde

1,0
%

Handmatige koppelboostwaarde,
e
2 motor

1,0
%

Handmatige
koppelboostfrequentie

5,0
%
e
Kan koppelboost starten tussen 0 en
20% boven normale V/f-curve,
bereik is 0,0 tot 20,0%
Stelt de frequentie in van het V/fbreekpunt A in diagram (bovenaan
vorige pagina) voor koppelboost,
54
Functie“A”
Func.code
Naam
Omschrijving
Startmodus
bewerken
Standaardwaarden
Aanvangs- Eengegevens heden

Handmatige
koppelboostfrequentie,
e
2 motor
bereik is 0,0 tot 50,0%

5,0
%

V/f-karakteristiek

00
−

V/f-karakteristiek,
e
2 motor
Vier beschikbare V/f-curven:
…Constant koppel
…Beperkt koppel (1,7)
…Vrije V/F
…Sensorloze vector (SLV)

00
−

V/f-versterking
Stelt spanningsversterking in van de
frequentieregelaar, bereik is 20 tot
100%

100.
%

V/f-versterking, 2 motor

100.
%

Versterking
spanningscompensatie voor
automatische koppelboost

100.
−

Versterking
spanningscompensatie voor
e
automatische koppelboost, 2
motor
Versterking slipcompensatie voor
automatische koppelboost
Stelt
versterking
spanningscompensatie
in
onder
automatische koppelboost, bereik is
0. tot 255

100.
−
Stelt versterking slipcompensatie in
onder automatische koppelboost,
bereik is 0. tot 255

100.
−

100.
−
Drie opties, selecteer codes:
…Uitschakelen
…Inschakelen tijdens stoppen
…Frequentiedetectie
De
frequentie
waarop
gelijkstroomremmen begint,
bereik loopt van de startfrequentie
() tot 60 Hz
De vertraging van het einde van de
gecontroleerde vertraging tot het
starten
van
gelijkstroomremmen
(motor
draait
stationair
tot
gelijkstroomremmen begint),
bereik is 0,0 tot 5,0 sec.
Niveau van gelijkstroomremkracht,
instelbaar van 0% tot 100%

00
−

0,5
Hz

0,0
sec.

50.
%

e

Versterking slipcompensatie voor
e
automatische koppelboost, 2
motor

Gelijkstroomremmen inschakelen

Frequentie gelijkstroomremmen

Wachttijd gelijkstroomremmen

Gelijkstroomremkracht voor
vertraging

Gelijkstroomremtijd voor
vertraging
Stelt
de
duur
in
van
gelijkstroomremmen, bereik van 0.0
tot 60.0 seconden.

0,5
sec.

Gelijkstroomremmen/rand- of
niveaudetectie voor ingang [DB]

01
−

Gelijkstroomremkracht bij starten
Twee opties, selecteer codes:
…Randdetectie
…Niveaudetectie
Niveau van gelijkstroomremkracht bij
starten, instelbaar van 0 % tot 100%

0.
%

Gelijkstroomremtijd bij starten
Stelt
de
duur
in
van
gelijkstroomremmen, bereik van 0.0
tot 60.0 seconden.

0,0
sec.

Draaggolffrequentie tijdens
gelijkstroomremmen
Draaggolffrequentie van
gelijkstroomremprestaties, bereik
loopt van 2,0 tot 15,0 kHz.

5,0
sec.
55
Functie“A”
Func.code
Naam

Bovengrens frequentie

Bovengrens frequentie,
2e motor

Ondergrens frequentie

Ondergrens frequentie,
2e motor
Omschrijving
Startmodus
bewerken
Standaardwaarden
Aanvangs- Eengegevens heden
Stelt een limiet op de
uitgangsfrequentie in die lager is dan
de maximale frequentie ().
Bereik loopt van ondergrens
frequentie () tot maximale
frequentie ().
Instelling 0,0 is uitgeschakeld
Instelling >0,0 is ingeschakeld
Stelt een limiet op de
uitgangsfrequentie in die lager is dan
de maximale frequentie ().
Bereik loopt van ondergrens
frequentie () tot maximale
frequentie ().
Instelling 0,0 is uitgeschakeld
Instelling >0,0 is ingeschakeld
Stelt een limiet op de
uitgangsfrequentie in die groter is
dan nul.
Bereik is startfrequentie () tot
bovenlimiet frequentie ()
Instelling 0,0 is uitgeschakeld
Instelling >0,0 is ingeschakeld
Stelt een limiet op de
uitgangsfrequentie in die groter is
dan nul.
Bereik is startfrequentie () tot
bovenlimiet frequentie ()
Instelling 0,0 is uitgeschakeld
Instelling >0,0 is ingeschakeld
Tot 3 uitgangsfrequenties zijn
mogelijk die de uitgang kan
overslaan om motorresonanties te
voorkomen (middenfrequentie)
*1
Bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz
Definieert de afstand vanaf de
middenfrequentie
waarover
de
sprong plaatsvindt
Bereik is 0,0 tot 10,0 Hz
Stelt de frequentie in waarop de
versnelling wordt vastgehouden,
*1
bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz

0,00
Hz

0,00
Hz

0,00
Hz

0,00
Hz

0,0
0,0
0,0
Hz

0,5
0,5
0,5
Hz

0,00
Hz



Jumpfreq. (midden) 1 tot 3



Jumpfreq. breedte (hysteresis) 1
tot 3

Frequentie versnelling vasthouden

Tijd versnelling vasthouden
Stelt de duur in waarin de versnelling
wordt vastgehouden, bereik is 0,0 tot
60,0 seconden

0,0
sec.

PID inschakelen

00
−

Proportionele versterking PID
Sschakelt de functie PID in,
drie optiecodes:
…PID uitschakelen
…PID inschakelen
…PID inschakelen met
omgekeerde uitgang
Proportionele versterking heeft een
bereik van 0,00 tot 25,00

1,0
−

Integrale tijdconstante PID
Integrale tijdconstante heeft een
bereik van 0,0 tot 3600 seconden

1,0
sec

Afgeleide tijdconstante PID
Afgeleide tijdconstante heeft een
bereik van 0,0 tot 100 seconden

0,00
sec

PV schaalconversie
Procesvariabele (PV), schaalfactor
(vermenigvuldiger), bereik van 0,01
tot 99,99

1,00
−
56
Functie“A”
Func.code
Naam
Omschrijving
Startmodus
bewerken
Standaardwaarden
Aanvangs- Eengegevens heden
Selecteert bron van procesvariabele
(PV), optiecodes:
…[OI] klem (stroom in)
…[O] klem (spanning in)
…Modbus netwerk
…Ingang pulssequentie
…Functieuitgang berekenen
Twee optiecodes:
…PID-ingang = SP-PV
…PID-ingang = -(SP-PV)
Stelt de limiet van de PID-uitgang als
percentage van de volle schaal,
bereik is 0,0 tot 100,0%

00
−

00
−

0,0
%
Selecteert bron van versterking
feedforward, optiecodes:
…Uitgeschakeld
…[O] klem (spanning in)
…[OI] klem (stroom in)
Automatische (uitgang)
spanningsregeling, selecteer uit drie
soorten AVR-functies, drie
optiecodes:
…AVR ingeschakeld
…AVR uitgeschakeld
…AVR ingeschakeld behalve bij
vertragen
Instellingen frequentieregelaar 200Vuitvoering:
……200/215/220/230/240
Instellingen frequentieregelaar 400Vuitvoering:
……380/400/415/440/460/480

00
−

02
−

02
−

230/
400
V

230/
400
V
AVR-filter tijdconstante
Definieer de tijdsconstante van het
AVR-filter, bereik is 0 tot 10 sec.

0,300
sec

Versterking AVR-vertraging
Aanpassing versterking van het
remvermogen, bereik is 50 tot 200%

100.
%

Energiebesparingsmodus

00
−

Afstemmen
energiebesparingsmodus
Twee optiecodes:
…Normaal gebruik
…Energiebesparend gebruik
Bereik is 0,0 tot 100%

50,0
%

Versnellingstijd (2)

10,00
sec

Versnellingstijd (2).
e
2 motor

10,00
sec

Vertragingstijd (2)

10,00
sec

Vertragingstijd (2).
e
2 motor

10,00
sec

Selecteer methode om te wisselen
naar het Acc2/Dec2-profiel

00
−

PV-bron

Omgekeerde PID-actie

PID-uitgangslimiet

Selectie PID-feedforward

Keuze AVR-functie

Keuze AVR-functie,
e
2 motor

Keuze AVR-spanning

Keuze AVR-spanning
e
2 motor

e
Duur van 2 segment van versnelling,
bereik is:
0,01 tot 3600 sec.
e
Duur van 2 segment van vertraging,
bereik is:
0,01 tot 3600 sec.
Drie opties om te wisselen van eerste
naar tweede versnelling/vertraging:
…2CH-ingang van klem
57
Functie“A”
Func.code
Naam
Omschrijving
Startmodus
bewerken
Standaardwaarden
Aanvangs- Eengegevens heden

Selecteer methode om te wisselen
e
naar profiel Acc2/Dec2, 2 motor
…Overgangsfrequentie
…Voorwaarts en achterwaarts

00
−

Overgangspunt Acc1 naar Acc2
frequentie
Uitgangsfrequentie waarop Accel1
wisselt naar Accel2, bereik is 0.0 tot
*1
400.0 (1000) Hz

0,0
Hz

Overgangspunt Acc1 naar Acc2
e
frequentie2 motor

0,0
Hz

Overgangspunt Dec1 naar Dec2
frequentie

0,0
Hz

Overgangspunt Decel1 naar
e
Decel2 frequentie 2 motor

0,0
Hz

Keuze acceleratiecurve

01
−

Keuze deceleratiecurve

01
−

[OI] ingang actief bereik
startfrequentie

0,00
Hz

[OI] ingang actief bereik
eindfrequentie

0,0
Hz

[OI] ingang actief bereik
startstroom
Stel de karakteristieke curve in van
Acc1 en Acc2, vijf opties:
…Lineair
…S-curve
…U-curve
…Omgekeerde U-curve
…EL S-curve
Stel de karakteristieke curve in van
Dec1 en Dec2, opties zijn dezelfde
als hierboven ()
De uitgangsfrequentie die
overeenkomt met het beginpunt van
het analoge ingangsbereik,
*1
Bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz
De uitgangsfrequentie die
overeenkomt met het eindpunt van
het stroomingangsbereik,
*1
Bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz
Het beginpunt (offset) voor het
stroomingangsbereik,
bereik is 0 tot 100 %

20.
%

[OI] ingang actief bereik
eindstroom
Het eindpunt (offset) voor het
stroomingangsbereik,
bereik is 0 tot 100 %

100.
%

[OI] ingang startfrequentie kiezen

00
−

Versnellingscurve constant
Twee opties, selecteer codes:
…Offsetwaarde () gebruiken
…0 Hz gebruiken
Bereik is 01 tot 10

02
−

Vertragingscurve constant
Bereik is 01 tot 10

02
−

Een ingang selecteren voor de
rekenfunctie
Zeven opties:
…Operator
…VR
…Klem [O] ingang
…Klem [OI] ingang
…RS485
…Optie
…Ingang pulssequentie

02
−
Uitgangsfrequentie waarop Decel1
wisselt naar Decel2, bereik is 0.0 tot
*1
400.0 (1000) Hz
58
Functie“A”
Func.code
Naam

B ingang geselecteerd voor de
rekenfunctie

Rekensymbool

ADD-frequentie

Selectie ADD-richting

Kromming van EL-S curve aan het
begin van de versnelling

Omschrijving
Startmodus
bewerken
Standaardwaarden
Aanvangs- Eengegevens heden
Zeven opties:
…Operator
…VR
…Klem [O] ingang
…Klem [OI] ingang
…RS485
…Optie
…Ingang pulssequentie
Berekent een waarde gebaseerd op
ingangsbron A ( geselecteerd)
en ingangsbron B(
geselecteerd).
Drie opties:
…ADD (ingang A + ingang B)
…SUB (ingang A + ingang B)
…MUL (ingang A + ingang B)
Een offsetwaarde die toegepast
wordt op de uitgangsfrequentie als
de klem [ADD] aan is.
*1
Bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz
Twee opties:
…Plus (voegt  waarde toe aan
de instelling uitgangsfrequentie)
…Minus (trekt  waarde af van
de instelling uitgangsfrequentie)
Bereik is 0 tot 50%

03
−

00
−

0,00
Hz

00
−

10.
%
Kromming van EL-S curve aan het
eind van de versnelling
Bereik is 0 tot 50%

10.
%

Kromming van EL-S curve aan het
begin van de vertraging
Bereik is 0 tot 50%

10.
%

Kromming van EL-S curve aan het
eind van de vertraging
Bereik is 0 tot 50%

10.
%

Frequentie vertraging vasthouden
Stelt de frequentie in waarop de
versnelling wordt vastgehouden,
*1
bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz

0,0
Hz

Tijd vertraging vasthouden
Stelt de duur in waarin de vertraging
wordt vastgehouden, bereik is 0,0 tot
60,0 seconden

0,0
sec.

Actiedrempel PID-slaapfunctie
Stelt de drempelwaarde in voor de
actie, instelbereik 0,0 tot 400,0
*1
(1000) Hz

0,00
Hz

Vertragingstijd actie PIDslaapfunctie
Stelt de vertragingstijd in voor de
actie, instelbereik 0,0 tot 25,5 sec

0,0
sec

[VR] ingang actief bereik
startfrequentie

0,00
Hz

[VR] ingang actief bereik
eindfrequentie

0,00
Hz

[VR] ingang actief bereik begin %
De uitgangsfrequentie die
overeenkomt met het beginpunt van
het analoge ingangsbereik,
*1
Bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz
De uitgangsfrequentie die
overeenkomt met het eindpunt van
het stroomingangsbereik,
*1
Bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz
Het beginpunt (offset) voor het
stroomingangsbereik,
bereik is 0 tot 100 %

0.
%
59
Functie“A”
Func.code
Naam
Omschrijving
Startmodus
bewerken
Standaardwaarden
Aanvangs- Eengegevens heden

[VR] ingang actief bereik eind %
Het eindpunt (offset) voor het
stroomingangsbereik,
bereik is 0 tot 100 %

100.
%

[VR] ingang startfrequentie kiezen
Twee opties, selecteer codes:
…Offsetwaarde () gebruiken
…0 Hz gebruiken

01
−
*1
: Maximaal 1000 Hz voor hoogfrequentiemodus (b171 ingesteld op 02)
60
Afstemfuncties
Functie“ b”
Func.code

Naam
Herstartmodus bij fout door
stroomstoring/onderspanning

Toegestane tijd voor stroomstoring
wegens onderspanning

Wachttijd opnieuw proberen voor
herstart motor

Direct foutalarm
stroomstoring/onderspanning
inschakelen

Aantal herstarts na fout door
stroomstoring/onderspanning

Drempelwaarde herstartfrequentie

Herstartmodus bij fout door
overspanning/te hoge stroom

Aantal herstartpogingen bij fout
door overspanning/te hoge stroom
Wachttijd herstart bij fout door
overspanning/te hoge stroom

Omschrijving
Selecteer herstartmethode
frequentieregelaar
Vijf optiecodes:
…Alarm afgeven na fout, niet
automatisch herstarten
…Herstarten bij 0 Hz
…Werking
hervatten
na
frequentieafstemming
…Vorige frequentie hervatten na
frequentieafstemming, daarna
vertragen tot stop en foutinfo
weergeven
…Werking hervatten na actieve
frequentieafstemming
De hoeveelheid tijd die een storing
wegens onderspanning kan voorkomen
zonder het alarm voor de stroomstoring
af te geven. Bereik is 0,3 tot 25 sec. Als
onderspanning langer dan deze tijd
voorkomt, treedt een fout in de
frequentieregelaar op, ook als de
herstartmodus geselecteerd is.
Tijdsvertraging na verdwijnen
onderspanning, voordat
frequentieregelaar motor weer laat
draaien.
Bereik is 0,3 tot 100 seconden
Drie optiecodes:
…Uitschakelen
…Inschakelen
…Uitschakelen tijdens stoppen en
vertraagt naar een stop
Twee optiecodes:
…16 maal herstarten
…Altijd herstarten
StandaardStartwaarden
modus
bewer- Aanvangs- Eenken
gegevens heden

00
−

1,0
sec.

1,0
sec.

00
−

00
−
Herstart de motor van 0 Hz als de
frequentie lager wordt dan deze
ingestelde waarde terwijl de motor
stationair draait, bereik is 0 tot 400
*1
(1000) Hz
Selecteer herstartmethode
frequentieregelaar
Vijf optiecodes:
…Alarm afgeven na fout, niet
automatisch herstarten
…Herstarten bij 0 Hz
…Werking
hervatten
na
frequentieafstemming
…Vorige frequentie hervatten na
actieve frequentieafstemming,
daarna vertragen tot stop en foutinfo
weergeven
…Werking hervatten na actieve
frequentieafstemming
bereik is 1 tot 3 maal

0,00
Hz

00
−

3
maal
bereik is 0,3 tot 100 sec.

1,0
sec
61
Functie“ b”
Func.code












Naam
Omschrijving
Elektro-thermische
beveiligingsdrempel
Elektro-thermische
beveiligingsdrempel,
e
2 motor
Elektro-thermische kenmerken
Elektro-thermische kenmerken, 2
motor
Vrije instelling elektro-thermiek
~freq.1
Vrije instelling elektro-thermiek
~stroom1
Vrije instelling elektro-thermiek
~freq.2
Vrije instelling elektro-thermiek
~stroom2
Vrije instelling elektro-thermiek
~freq.3
Vrije instelling elektro-thermiek
~stroom3
Bedrijfsmodus beperking
overbelasting
Bedrijfsmodus beperking
e
overbelasting, 2 motor
Stel in op een niveau tussen 20% en
100% van de nominale stroom van de
frequentieregelaar.
e

Beperkingsniveau overbelasting

Beperkingsniveau overbelasting,
e
2 motor

Vertragingssnelheid bij beperking
overbelasting
Vertragingssnelheid bij beperking
e
overbelasting, 2 motor
Bedrijfsmodus beperking
overbelasting 2



Beperkingsniveau overbelasting 2

Vertragingssnelheid 2 bij
beperking overbelasting
Selecteer uit drie curven, optiecodes:
…Beperkt koppel
…Constant koppel
…Vrije instelling
*1
Bereik is 0 tot 400 (1000) Hz
StandaardStartwaarden
modus
bewer- Aanvangs- Eenken
gegevens heden

Nominale
A
stroom voor

elk model
A
frequentieregelaar *1

01
−

01
−

0,0
Hz
Bereik is 0 tot nominale stroomsterkte
frequentieregelaar
*1
Bereik is 0 tot 400 (1000) Hz

0,00
Amp

0,0
Hz
Bereik is 0 tot nominale stroomsterkte
frequentieregelaar
*1
Bereik is 0 tot 400 (1000) Hz

0,00
Amp

0,0
Hz
Bereik is 0 tot nominale stroomsterkte
frequentieregelaar
Selecteer de bedrijfsmodus tijdens
overbelasting, vier opties, optiecodes:
…Uitgeschakeld
…Ingeschakeld voor versnelling en
constante snelheid
…Alleen ingeschakeld voor constante
snelheid
…Ingeschakeld voor versnelling en
constante snelheid, snelheid
verhogen bij regen.
Stelt het niveau in van beperking bij
overbelasting, tussen 20% en 200% van
de nominale stroom van de
frequentieregelaar, instelresolutie is 1%
van nominale stroom

0,00
Amp

01
−

01
−

Amp
Stelt de vertragingssnelheid in als de
frequentieregelaar een overbelasting
detecteert, bereik is 0,1 tot 3000,0
resolutie 0,1
Selecteer de bedrijfsmodus tijdens
overbelasting, vier opties, optiecodes:
…Uitgeschakeld
…Ingeschakeld voor versnelling en
constante snelheid
…Alleen ingeschakeld voor constante
snelheid
…Ingeschakeld voor versnelling en
constante snelheid, snelheid
verhogen bij regen.
Stelt het niveau in van beperking bij
overbelasting, tussen 20% en 200% van
de nominale stroom van de
frequentieregelaar, instelresolutie is 1%
van nominale stroom
Stelt de vertragingssnelheid in als de
frequentieregelaar een overbelasting
detecteert, bereik is 0,1 tot 3000,0
resolutie 0,1

Nominale
stroom
x 1,5
Nominale
stroom
x 1,5
1,0
sec.

1,0
sec.

01
−

Nominale
stroom
x 1,5

1,0
62

Amp
sec.
Functie“ b”
Func.code

Naam
Selectie
gelijkstroomonderdrukking

Stroomniveau van actieve
frequentieafstemming

Vertragingssnelheid van actieve
frequentieafstemming

Startfrequentie van actieve
frequentieafstemming

Selectie
softwarevergrendelingsmodus

Parameter motorkabellengte

Waarschuwingstijd start/stroom
aan

Beperking draairichting

Selectie start beperkte spanning

Beperking weergave functiecode

Selectie initiële weergave

Automatische registratie
gebruikersparameter
Omschrijving
Twee optiecodes:
…Uitgeschakeld
…Ingeschakeld
Stelt het stroomniveau in als actieve
frequentieafstemming herstart, bereik is
0,1*nominale stroom frequentieregelaar
tot 2.0*nominale stroom
frequentieregelaar, resolutie 0,1
Stelt de vertragingssnelheid in als
actieve frequentieafstemming herstart,
bereik is 0,1 tot 3000,0, resolutie 0,1
Drie optiecodes:
…freq bij vorige uitschakeling
…start vanaf max. Hz
…start vanaf ingestelde frequentie
Voorkomt parameterwijzigingen, in vijf
opties, optiecodes:
…alle parameters behalve  zijn
vergrendeld als klem [SFT] aan is
…alle parameters behalve  en
uitgangsfrequentie  zijn
vergrendeld als klem [SFT] aan is
…alle parameters behalve  zijn
vergrendeld
…alle parameters behalve  en
uitgangsfrequentie  zijn
vergrendeld
…Toegang op hoog niveau inclusief

Zie de rij “Startmodus bewerken” voor de
toegankelijke parameters in deze modus
Instelbereik is 5 tot 20
Bereik is,
.:Waarschuwing uitgeschakeld
. tot .:
10 tot 99.990 uur (eenheid: 10)
 tot :
100.000 tot 655.350 uur (eenheid:
100)
Drie optiecodes:
…Geen beperking
…Achterwaarts draaien is beperkt
…Voorwaarts draaien is beperkt
Instelbereik,  (schakelt de functie uit), 
(ong. 6 ms) tot  (ong. 1,5 s)
Zes optiecodes:
…Volledige weergave
…Functiespecifieke weergave
…Instelling gebruiker (en )
…Weergave gegevensvergelijking
…Basisweergave
…Alleen monitorweergave
…Functiecode die SET-toets indrukte
laatst weergegeven.(*)
~…~ weergegeven
… weergegeven
…display B van LCD-operator
Twee optiecodes:
…Uitschakelen
…Inschakelen
63
StandaardStartwaarden
modus
bewer- Aanvangs- Eenken
gegevens heden

01
−

Nominale
stroom
A

0,5
sec.

00
−

01
−

10.
−

0.
Uur.

00
−

2
−

00
−

001
−

00
Functie“ b”
Func.code


Naam
Selectie koppellimiet
Koppellimiet 1 (fwd/power)
Omschrijving
Drie optiecodes:
…Modus kwadrantspecifieke instelling
…Modus klem wisselen
…Modus analoge spanningsingang
(O)
Niveau
koppellimiet
in
kwadrant
vermogen vooruit, bereik is 0 tot 200
%/nee (uitgeschakeld)
StandaardStartwaarden
modus
bewer- Aanvangs- Eenken
gegevens heden

00

200
%
Niveau
koppellimiet
in
kwadrant
vermogen achteruit, bereik is 0 tot 200
%/nee (uitgeschakeld)
Niveau koppellimiet in kwadrant vooruit
regenereren, bereik is 0 tot 200 %/nee
(uitgeschakeld)
Twee optiecodes:
…Uitschakelen
…Inschakelen
Twee optiecodes:
…Geen beveiliging
…Achterwaarts draaien is beveiligd
… (modus CT) / … (modus VT)

200
%

200
%

00

00

00
Vier optiecodes:
…Fout
…Vertraging tot een stop
…Vertraging tot een stop met
spanning gelijkstroombus
gecontroleerd
…Vertraging tot een stop met
spanning gelijkstroombus
gecontroleerd, daarna herstart
Instelling van gelijkstroombusspanning
om gecontroleerde vertraging te starten.
Bereik is 0,0 tot 1000,0
Instellen van OV-LAD stopniveau van
gecontroleerde vertraging. Bereik is 0,0
tot 1000,0
Bereik is 0,01 tot 3600,0

00
−

220,0/
440,0
V

360,0/
720,0
V

1,0
sec
Instellen van startfreq. val.
Bereik is 0,0 tot 10,0 Hz
Instelbereik, {Min. limietniveau () +
hysteresisbreedte ()x2} tot 100%
(Minimum 0%)
Instelbereik, 0 tot {Max. limietniveau
() - hysteresisbreedte ()x2} %
(Maximum 0%)
Instelbereik, 0 tot {Max. limietniveau
() - Min. limietniveau ()x2} %
(Maximum 10%)
Instelbereik, {Min. limietniveau () +
hysteresisbreedte ()x2} tot 100 %
(Minimum 0%)
Instelbereik, 0 tot {Max. limietniveau
() - hysteresisbreedte ()x2} %
(Maximum 0%)
Instelbereik, 0 tot {Max. limietniveau
() - Min. limietniveau ()x2} %
(Maximum 10%)

0,0
Hz

100.
%

0.
%

0.
%

100.
%

0.
%

0.
%


Koppellimiet 3 (rev/power)

Koppellimiet 4 (fwd/regen.)

Selectie koppel LAD STOP

Beveiliging achterwaarts draaien

Selectie dubbele rating

Gecontroleerde vertraging bij
stroomverlies

Gelijkstroombusspanning
triggerniveu van gec. vertr.

Overspanningsdrempel van gec.
vertr.

Vertragingstijd van gec. vertr.

Startfrequentie val van gec. vertr.

Niveau maximaal limiet van
venstervergelijker (O)

Niveau minimaal limiet van
venstervergelijker (O)

Hysteresisbreedte van
venstervergelijker (O)

Niveau maximaal limiet van
venstervergelijker (OI)

Niveau minimaal limiet van
venstervergelijker (OI)

Hysteresisbreedte van
venstervergelijker (OI)
64
−
Functie“ b”
Func.code

Naam

Bedrijfsniveau bij verbroken
verbinding O
Bedrijfsniveau bij verbroken
verbinding OI
Instelling omgevingstemperatuur

Watt-uur wissen

Versterking weergave watt-uur

Startfrequentie

Frequentie draaggolf

Initialisatiemodus (parameters of
foutgeschiedenis)

Land voor initialisatie

Conversiefactor frequentieschaling

STOP-toets inschakelen

Herstartmodus na FRS

Automatische beperking
draaggolffrequentie

Ratio dynamisch remgebruik

Omschrijving
StandaardStartwaarden
modus
bewer- Aanvangs- Eenken
gegevens heden
“nee”

nee
-
Instelbereik, 0 tot 100%, of
(negeren)
Instelbereik, 0 tot 100%, of “nee”
(negeren)
Instelbereik is
-10 tot 50 °C
Twee optiecodes:
…UIT
…AAN (op STR drukken, dan wissen)
Instelbereik is
1. tot 1000.
Stelt de startfrequentie in voor de uitgang
van de frequentieregelaar, bereik is 0,10
tot 9,99 Hz.
Stelt de PWM-draaggolf in (interne
schakelfrequentie) bereik is 2,0 tot 15,0
kHz
Selecteer geïnitialiseerde gegevens, vijf
optiecodes:
…Initialisatie uitgeschakeld
…Wist foutgeschiedenis
…Initialiseert alle parameters
…Wist foutgeschiedenis en initialiseert
alle parameters
…Wist foutgeschiedenis en initialiseert
alle parameters en het programma
EzSQ
…Modus 1
Geef een constante op om de
weergegeven frequentie te schalen voor
monitor , bereik is 0,01 tot 99,99
Selecteer of de STOP-toets op het
toetsenblok wordt ingeschakeld, drie
optiecodes:
…Ingeschakeld
…Altijd uitgeschakeld
… Uitgeschakeld voor stop
Selecteer hoe de frequentieregelaar het
werk hervat als free-run stop (FRS) is
geannuleerd, drie opties:
…Herstarten vanaf 0 Hz
…Herstarten vanaf frequentie
gedetecteerd van echte snelheid
motor (freq.afstemming)
…Herstarten vanaf frequentie
gedetecteerd van echte snelheid
motor (actieve freq.afstemming)
Drie optiecodes:
…Uitgeschakeld
…Ingeschakeld, afhankelijk van de
uitgangsstroom
…Ingeschakeld, afhankelijk van de
temperatuur van het koelelement
Selecteert de mate van gebruik (in %)
van de regeneratieve remweerstand op
intervallen van 100 sec., bereik is 0,0 tot
100%
0%: Functie uitgeschakeld
>0%: Ingeschakeld, per waarde
65

nee
-

40
°C

00
-

1.

0,50
Hz

10.0
kHz

00
−

01
−

1,00
−

00
−

00
−

01
-

0,0
%
Functie“ b”
Func.code

Naam
Selectie stopmodus

Besturing koelventilator

Verstreken tijd van koelventilator
wissen

Initialisatie doelgegevens

Selectie dynamische rembesturing
(BRD)

Activeringsniveau BRD

Weerstandswaarde BRD
Omschrijving
Selecteer hoe de frequentieregelaar de
motor stopt, twee optiecodes:
…DEC (vertragen om te stoppen)
…FRS (vrijloop om te stoppen)
Selecteer wanneer de ventilator
ingeschakeld wordt tijdens de werking
van de frequentieregelaar, drie opties:
…Ventilator altijd aan
…Ventilator aan tijdens werking, uit
tijdens stop (5 minuten vertraging
van aan naar uit)
…Ventilator wordt
temperatuurafhankelijk bestuurd
Twee optiecodes:
…Tellen
…Wissen
Selecteer geïnitialiseerde parameters,
vier optiecodes:
…Alle parameters
…Alle parameters behalve klemmen
in-/uitgangen en communicatie.
…Alleen geregistreerde parameters in
xxx.
…Alle parameters behalve
geregistreerde parameters in xxx
en .
Drie optiecodes:
…Uitschakelen
…Alleen tijdens bedrijf inschakelen
…Altijd inschakelen
Bereik is:
330 tot 380 V (200V-uitvoering)
660 tot 760 V (400V-uitvoering)
Min.weerstand tot 600,0
StandaardStartwaarden
modus
bewer- Aanvangs- Eenken
gegevens heden

00
−

01
-

00
-

00
-

00
-

360/
720
V

Min.
Ohm
weerstand

Vrije V/F-instelling, freq. 1
Instelbereik, 0 tot waarde van 

0.
Hz

Vrije V/F-instelling, spanning 1
Instelbereik, 0 tot 800 V

0,0
V

Vrije V/F-instelling, freq. 2
Instelbereik, waarde van  tot 

0.
Hz

Vrije V/F-instelling, spanning 2
Instelbereik, 0 tot 800 V

0,0
V

Vrije V/F-instelling, freq. 3
Instelbereik, waarde van  tot 

0.
Hz

Vrije V/F-instelling, spanning 3
Instelbereik, 0 tot 800 V

0,0
V

Vrije V/F-instelling, freq. 4
Instelbereik, waarde van  tot 

0.
Hz

Vrije V/F-instelling, spanning 4
Instelbereik, 0 tot 800 V

0,0
V

Vrije V/F-instelling, freq. 5
Instelbereik, waarde van  tot 

0.
Hz

Vrije V/F-instelling, spanning 5
Instelbereik, 0 tot 800 V

0,0
V

Vrije V/F-instelling, freq. 6
Instelbereik, waarde van  tot 

0.
Hz

Vrije V/F-instelling, spanning 6
Instelbereik, 0 tot 800 V

0,0
V

Vrije V/F-instelling, freq. 7
Instelbereik,  tot 400 (1000)

0.
Hz
66
*1
StandaardStartwaarden
modus
bewer- Aanvangs- Eenken
gegevens heden
Functie“ b”
Func.code
Naam
Omschrijving

Vrije V/F-instelling, spanning 7
Instelbereik, 0 tot 800 V

0,0
V

Rembesturing inschakelen

00
-

Remwachttijd voor vrijgeven
Twee optiecodes:
…Uitschakelen
…Inschakelen
Instelbereik: 0,00 tot 5,00 sec.

0,00
sec

Remwachttijd voor versnelling
Instelbereik: 0,00 tot 5,00 sec.

0,00
sec

Remwachttijd voor stoppen
Instelbereik: 0,00 tot 5,00 sec.

0,00
sec

Remwachttijd voor bevestiging
Instelbereik: 0,00 tot 5,00 sec.

0,00
sec
*1

Remvrijgave frequentie
Instelbereik: 0 tot 400 (1000) Hz

0,00
sec

Remvrijgave stroom

Instelling remfreq.

(nominale
stroom)
0,00
A

Instelbereik: 0 tot 200% van nominale
stroom frequentieregelaar
*1
Instelbereik: 0 tot 400 (1000) Hz
Hz

Inschakelen versnelling
overspanning onderdrukken

00
−

Onderdrukkingsniveau oversp.
vertr.

380
/760
V


1,00
sec

0,20
−

1,0
sec

Onderdrukking const. oversp.
vertr.
Onderdrukking proportionele
versterking oversp. vertr.
Onderdrukking integrale tijd
oversp. vertr.
Modus GS-ingang

00
-

Weergeven ex.operator verbonden

001
−

1ste parameter dubbele monitor
…Uitgeschakeld
…Ingeschakeld
…Ingeschakeld met versn.
Onderdrukking gelijkstroombusspanning.
Bereik is:
200V-uitvoering…330 tot 395
400V-uitvoering…660 tot 790
Versn.tempo als b130=02.
Instelbereik: 0,10 tot 30,00 sec.
Proportionele versterking als b130=01.
Bereik is: 0,00 tot 5,00
Integratietijd als b130=01. Bereik is: 0,00
tot 150,0
Twee optiecodes:
…Geen fout (alleen hardware
afsluiten)
…Fout
Als een externe operator is verbonden
via de RS-422 poort, wordt de
ingebouwde display vergrendeld en toont
alleen een parameter “d” ingesteld in:
 ~ 
Stel twee parameters “d” in b160 en
b161 in, waarna ze bewaakt kunnen
worden in d050. Tussen de twee
parameters wordt gewisseld met de
toetsen omhoog/omlaag.
Instelbereik:  ~ 

001
−

2e parameter dubbele monitor

002
−

Frequentie instellen in bewaking

00
-

Automatisch terugkeren naar de
eerste display

00
-


Twee optiecodes:
…Freq. instellen uitgeschakeld
…Freq. instellen ingeschakeld
10 min. na de laatste toetsbediening
keert de display terug naar de eerste
parameter ingesteld door . Twee
optiecodes:
…Uitschakelen
…Inschakelen
67
Functie“ b”
Func.code

Naam
Comm.verlies ext. operator

Selectie gegevens lezen/schrijven

Selectie modus frequentieregelaar

Initialisatietrigger

Wachtwoordinstellingen A

Wachtwoordverificatie A

Wachtwoordinstellingen B

Wachtwoordverificatie B
Omschrijving
Vijf optiecodes:
…Fout
…Fout na vertraging tot een stop
…Negeren
…Stationair draaien (FRS)
…Vertraging tot een stop
… Lezen/schrijven OK
… Beschermd
Drie optiecodes:
…Geen functie
…Std. IM (inductiemotor)
…Inductiemotor hoge frequentie
…PM (permanentmagneetmotor)
Dit is voor het uitvoeren van een
initialisatie door parameters in te voeren
met ,  en . Twee
optiecodes:
…Initialisatie uitgeschakeld
…Initialisatie uitvoeren
0000(wachtwoord ongeldig)
0001-FFFF(wachtwoord)
0000-FFFF
0000(wachtwoord ongeldig)
0001-FFFF(wachtwoord)
0000-FFFF
*1
: Maximaal 1000 Hz voor hoogfrequentiemodus (b171 ingesteld op 02)
68
StandaardStartwaarden
modus
bewer- Aanvangs- Eenken
gegevens heden

02
-

00
-

00
-

00
-

0000
-

0000
-

0000
-

0000
-
Intelligente klemfuncties
Functie“ C”
Func.code
Naam

Functie ingang [1]

Functie ingang [2]


Functie ingang [3]
[GS1 toewijsbaar]
Functie ingang [4]
[GS2 toewijsbaar]
Functie ingang [5]
[PTC toewijsbaar]
Functie ingang [6]

Functie ingang [7]

Actieve staat ingang [1]

Actieve staat ingang [2]

Actieve staat ingang [3]

Omschrijving
Selecteer functie ingangsklem [1], 68
opties (zie volgende sectie)
Selecteer functie ingangsklem [2], 68
opties (zie volgende sectie)
Selecteer functie ingangsklem [3], 68
opties (zie volgende sectie)
Selecteer functie ingangsklem [4], 68
opties (zie volgende sectie)
Selecteer functie ingangsklem [5], 68
opties (zie volgende sectie)
Selecteer functie ingangsklem [6], 68
opties (zie volgende sectie)
Selecteer functie ingangsklem [7], 68
opties (zie volgende sectie)
Selecteer logische conversie, twee
optiecodes:
…normaal open [NO]
…normaal gesloten [NC]
Startmodus
bewerken



Standaardwaarden
Aanvangsgegevens
00
[FW]
01
[RV]
Eenheden
−
−
−

12
[EXT]
18
[RS]
02
[CF1]
03
[CF2]
06
[JG]
00

00
−

00
−
Actieve staat ingang [4]

00
−

Actieve staat ingang [5]

00
−

Actieve staat ingang [6]

00
−

Actieve staat ingang [7]

00
−

48 programmeerbare functies
beschikbaar voor logische (discrete)
uitgangen
(zie de volgende sectie)


Alarmrelaisfunctie


Selectie klem [EO]
(Puls/PWM-uitgang)
48 programmeerbare functies
beschikbaar voor logische (discrete)
uitgangen
(zie de volgende sectie)
13 programmeerbare functies:
…Uitgangsfrequentie (PWM)
…Uitgangsstroom (PWM)
…Uitgangskoppel (PWM)
…Uitgangsfrequentie (pulssequentie)
…Uitgangsspanning (PWM)
…Ingangsvermogen (PWM)
…Verhouding elektro-thermische
belasting (PWM)
…LAD-frequentie (PWM)
…Uitgangsstroom (pulssequentie)
…Temperatuur koelelement (PWM)
…Algemene uitgang (PWM)
…Monitor ingang pulssequentie
…Optie (PWM)
00
[RUN]
01
[FA1]
05
[AL]
−

Functie uitgang [11]
[EDM toewijsbaar]
Functie uitgang [12]
07
−


69






−
−
−
−
−
−
−
Functie“ C”
Func.code
Naam

Selectie klem [AM]
(Uitgang analoge spanning
0...10 V)

Referentiewaarde digitale
stroommonitor

Actieve staat uitgang [11]

Actieve staat uitgang [12]

Actieve staat alarmrelais

Uitgangsmodus detectie laag
stroomniveau

Detectie laag stroomniveau

Uitgangsmodus waarschuwing
overbelasting

Waarschuwingsniveau
overbelasting

Waarschuwingsniveau
e
overbelasting, 2 motor

Instelling frequentieaankomst
voor versnelling

Instelling frequentieaankomst
voor vertraging

Afwijkingsniveau PID

Instelling frequentieaankomst
voor versnelling 2
Instelling frequentieaankomst
voor vertraging 2
Schaalconversie
ingang/uitgang pulssequentie


Omschrijving
11 programmeerbare functies:
…Uitgangsfrequentie
…Uitgangsstroom
…Uitgangskoppel
…Uitgangsspanning
…Ingangsvermogen
…Verhouding elektro-thermische
belasting
…LAD-frequentie
…Temperatuur koelelement
…Uitgangskoppel (met code)
…Algemene uitgang
…Optie
Stroom met digitale stroommonitor
uitgang bij 1.440 Hz
Bereik is 20% tot 200% van nominale
stroom
Selecteer logische conversie, twee
optiecodes:
…normaal open [NO]
…normaal gesloten [NC]
Twee optiecodes:
…Tijdens versnellen, vertragen en
constante snelheid
…Alleen tijdens constante snelheid
Stel het niveau in voor detectie laag
stroomniveau, bereik is 0,0 tot
2.0*nominale stroom frequentieregelaar
Twee optiecodes:
…Tijdens versnellen, vertragen en
constante snelheid
…Alleen tijdens constante snelheid
Stelt het niveau in voor het
waarschuwingssignaal voor
overbelasting tussen 0% en 200% (van
0 tot twee maal de nominale stroom van
de frequentieregelaar)
Stelt het niveau in voor het
waarschuwingssignaal voor
overbelasting tussen 0% en 200% (van
0 tot twee maal de nominale stroom van
de frequentieregelaar)
Stelt de drempelwaarde in voor
frequentieaankomst voor de
uitgangsfrequentie tijdens versnellen,
*1
bereik is 0,0 to 400,0 (1000) Hz
Stelt de drempelwaarde in voor
frequentieaankomst voor de
uitgangsfrequentie tijdens vertragen,
*1
bereik is 0,0 to 400,0 (1000) Hz
Stelt de toelaatbare grootte in van de
PID-lusfout (absolute waarde), SP-PV,
bereik is 0,0 tot 100%
*1
Instelbereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz
Startmodus
bewerken

Standaardwaarden
Aanvangsgegevens
Eenheden
07
[LAD]
−

Nominale
stroom
A

00
−

00
-

01
−

01
−

Nominale
stroom
A

01
−

Nominale stroom
x 1,15
A

Nominale stroom
x 1,15
A

0,0
Hz

0,0
Hz

3,0
%

0,00
Hz
Instelbereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz

0,00
Hz
Als klem EO is ingesteld als ingang
voor pulssequentie (C027=15), wordt
schaalconversie ingesteld in C047.
Puls-uit = puls-in × (C047)
Instelbereik is 0,01 tot 99,99

1,00
*1
70
Functie“ C”
Func.code
Naam

PID FBV-uitgang
bovengrens

PID FBV-uitgang
ondergrens

Selectie koppel te
groot/koppel te klein








Niveau koppel te groot/klein
(Aandrijfmodus voorwaarts)
Niveau koppel te groot/klein
(Modus regen. achterwaarts)
Niveau koppel te groot/klein
(Aandrijfmodus achterwaarts)
Niveau koppel te groot/klein
(Modus regen. voorwaarts)
Modus signaaluitgang van
koppel te groot/klein
Waarschuwingsniveau elektrothermiek
Detectieniveau nulsnelheid

Waarschuwing oververhitting
koelelement
Communicatiesnelheid

Modbus adres

Communicatiepariteit

Communicatie stopbit

Communicatie foutselectie

Communicatiefout time-out

Communicatie wachttijd
Omschrijving
Als de PV deze waarde overschrijdt ,
schakelt de PID-lus de tweede PIDfaseuitgang uit, bereik is 0,0 tot 100%
Als de PV onder deze waarde komt,
schakelt de PID-lus de tweede PIDfaseuitgang in, bereik is 0,0 tot 100%
Twee optiecodes:
Startmodus
bewerken

Standaardwaarden
Aanvangsgegevens
Eenheden
100,0
%

0,0
%

00
-
…Koppel te groot
…Koppel te klein
Instelbereik is 0 tot 200%

100.
%
Instelbereik is 0 tot 200%

100.
%
Instelbereik is 0 tot 200%

100.
%
Instelbereik is 0 tot 200%

100.
%
Twee optiecodes:
…Tijdens versnellen, vertragen en
constante snelheid
…Alleen tijdens constante snelheid
Instelbereik is 0 tot 100%
Instelling 0 betekent uitgeschakeld.
Instelbereik is 0,0 tot 100 Hz

01
-

90
%

0,00
Hz
Instelbereik is 0 tot 110 °C

100.
°C
Acht optiecodes:
…2.400 bps
…4.800 bps
…9.600 bps
…19.200 bps
…38.400 bps
…57.600 bps
…76.800 bps
…115.200 bps
Stel het netwerkadres voor de
frequentieregelaar in. Bereik is 1 tot 247
Drie optiecodes:
…Geen pariteit
…Even pariteit
…Oneven pariteit
Twee optiecodes:
…1 bit
…2 bit
Selecteert antwoord frequentieregelaar
op communicatiefout
Vijf opties:
…Fout
…Vertragen tot een stop en fout
…Uitschakelen
…Stationair draaien stop
…Vertraging tot een stop
Stelt de periode van de watchdogtimer
van de communicatie in.
Bereik is 0,00 tot 99,99 seconden
0,0 = uitgeschakeld
Tijd dat de frequentieregelaar wacht na
ontvangst van een bericht tot dit wordt
doorgezonden.
Bereik is 0 tot 1000 ms

05
baud

1.
−

00
−

1
bit

02
−

0,00
sec.

0.
msec.
71
Functie“ C”
Func.code
Naam

O-ingang kalibratie meetbereik

OI-ingang kalibratie
meetbereik


Thermistoringang (PTC)
kalibratie meetbereik
Debugmodus inschakelen

Communicatieselectie

EzCOM startadr. van master
Schaalfactor tussen het externe
frequentiecommando op de klemmen
L–O (spanningsingang) en de
frequentieuitgang,
bereik is 0,0 tot 200%
Schaalfactor tussen het externe
frequentiecommando op de klemmen
L–Ol (spanningsingang) en de
frequentieuitgang,
bereik is 0,0 tot 200%
Schaalfactor PTC-ingang.
Bereik is 0,0 tot 200%
Geeft debugparameters weer.
Twee optiecodes:
…Uitschakelen
…Inschakelen <Niet instellen>
(voor gebruik in de fabriek)
…Modbus-RTU
… EzCOM
… EzCOM<beheerder>
01 tot 08

EzCOM eindadr. van master
01 tot 08

EzCOM starttrigger

Selectie geheugenmodus
omhoog/omlaag

Selectie resetten

Herstartmodus na reset

Modus UP/DWN wissen


Omschrijving
Startmodus
bewerken
Standaardwaarden
Aanvangsgegevens
Eenheden

100,0
%

100,0
%

100,0
%

00
−

00
−

01
−

01
−

00
−

00
−

00
−

00
-

00
-
Aanpassing EO-versterking
… Ingangsklem
… Altijd
Beheert instelpunt snelheid voor de
frequentieregelaar na voedingscyclus.
Twee optiecodes:
…Laatste
frequentie
wissen
(terugkeer naar standaardfrequentie
)
…Laatste frequentie aangepast
houden met UP/DWN
Bepaalt reactie op Reset ingang [RS].
Vier optiecodes:
…Annuleer foutstatus bij overgang
ingangssignaal AAN, stopt
frequentieregelaar indien in
startmodus
…Annuleer foutstatus bij overgang
signaal UIT, stopt
frequentieregelaar indien in
startmodus
…Annuleer foutstatus bij overgang
ingang AAN, geen effect indien in
startmodus
…Wis alleen het geheugen met
betrekking tot de foutstatus
Bepaalt de herstartmodus na een reset,
drie optiecodes:
…Start met 0 Hz
…Start met freq.afstemming
…Start met actieve freq.afstemming
Freq. instelwaarde als UDC-signaal is
aan ingangsklem gegeven, twee
optiecodes:
…0 Hz
…Originele instelling (in het
EEPROM-geheugen bij opstarten)
Instelbereik is 50 tot 200%

100.
%
Aanpassing AM-versterking
Instelbereik is 50 tot 200%

100.
%
72
Functie“ C”
Func.code
Naam
Omschrijving
Startmodus
bewerken
Standaardwaarden
Aanvangsgegevens
Eenheden

Aanpassing AM-afwijking
Instelbereik is 0 tot 100%

0.
%

Overbelasting
waarschuwingsniveau 2

Nominale stroom
x 1,15
A

Uitgang [11] op vertraging
Stelt het niveau in voor het
waarschuwingssignaal voor
overbelasting tussen 0% en 200% (van
0 tot twee maal de nominale stroom van
de frequentieregelaar)
Instelbereik is 0,0 tot 100,0 sec

0,0
sec.

Uitgang [11] van vertraging af

0,0
sec.

Uitgang [12] op vertraging

0,0
sec.

Uitgang [12] van vertraging af

0,0
sec.

Relaisuitgang op vertraging

0,0
sec.


0,0
sec.

Relaisuitgang van vertraging
af
Logische uitgang 1 operand A

00
−

Logische uitgang 1 operand B

00
−

Logische uitgang 1 operator

00
−

Logische uitgang 2 operand A

00
−

Logische uitgang 2 operand B

00
−

Logische uitgang 2 operator

00
−

Logische uitgang 3 operand A

00
−

Logische uitgang 3 operand B

00
−

Logische uitgang 3 operator

00
−

Reactietijd ingang [1]

1.
−

Reactietijd ingang [2]

1.
−

Reactietijd ingang [3]

1.
−

Reactietijd ingang [4]

1.
−

Reactietijd ingang [5]

1.
−

Reactietijd ingang [6]

1.
−

Reactietijd ingang [7]

1.
−

Tijd meertraps
snelheid/positiebepaling

0.
ms
Instelbereik is 0,0 tot 100,0 sec
Instelbereik is 0,0 tot 100,0 sec
Alle
programmeerbare
functies
beschikbaar voor logische (discrete)
uitgangen behalve LOG1 tot LOG3,
OPO, no
Past een logische functie toe om de
uitgangsstaat [LOG] te berekenen.
Drie opties:
…[LOG] = A AND B
…[LOG] = A OR B
…[LOG] = A XOR B
Alle
programmeerbare
functies
beschikbaar voor logische (discrete)
uitgangen behalve LOG1 tot LOG3,
OPO, no
Past een logische functie toe om de
uitgangsstaat [LOG] te berekenen.
Drie opties:
…[LOG] = A AND B
…[LOG] = A OR B
…[LOG] = A XOR B
Alle
programmeerbare
functies
beschikbaar voor logische (discrete)
uitgangen behalve LOG1 tot LOG3,
OPO, no
Past een logische functie toe om de
uitgangsstaat [LOG] te berekenen.
Drie opties:
…[LOG] = A AND B
…[LOG] = A OR B
…[LOG] = A XOR B
Stelt de reactietijd in van elke
ingangsklem, instelbereik.:
 (x 2 [ms]) tot  (x 2 [ms])
(0 to 400 [ms])
Instelbereik is 0 tot 200 (x 10ms)
*1
: Maximaal 1000 Hz voor hoogfrequentiemodus (b171 ingesteld op 02)
73
Overzichtstabel ingangsfuncties : Deze tabel geeft een overzicht van alle 31 intelligente
ingangsfuncties. Gedetailleerde beschrijvingen van deze functies, de bijbehorende
parameters en instellingen, en voorbeelden van bedradingsschema's, staan in “Intelligente
ingangsklemmen gebruiken” op pagina 30.
Overzichtstabel ingangsfuncties
Optiecode
Klemsymbool
Naam functie

FW
FORWARD Run/Stop
Omschrijving
AAN
UIT

RV
AAN
Achterwaarts
starten/stoppen
Multi-speed selectie
Bit 0 (LSB)
Multi-speed selectie
Bit 1
Multi-speed selectie
Bit 2
Multi-speed selectie
Bit 3 (MSB)

CF1

CF2

CF3

CF4

JG
Joggen

DB
Extern
gelijkstroomremmen

SET
Instellen
(selecteer)
gegevens 2e motor

2CH
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
Versnellen en
vertragen in twee
fasen
UIT
AAN

FRS
Vrijloop stoppen
UIT
AAN

EXT
 
Externe fout
UIT

USP
Beveiliging tegen
starten zonder toezicht
CS
Overschakelen
lichtnetvoeding

SFT
Softwarevergrendeling

AT
AAN
UIT
naar AAN
UIT

Selectie analoge
ingang
spanning/stroom
Frequentieregelaar is ingeschakeld, motor draait
voorwaarts
Frequentieregelaar is uitgeschakeld, motor stopt
Frequentieregelaar is ingeschakeld, motor draait
achterwaarts
Frequentieregelaar is uitgeschakeld, motor stopt
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 0, logisch 1
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 0, logisch 0
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 1, logisch 1
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 1, logisch 0
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 2, logisch 1
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 2, logisch 0
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 3, logisch 1
Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 3, logisch 0
Frequentieregelaar is ingeschakeld, uitgang naar motor
draait op frequentie jogparameter
Frequentieregelaar is uitgeschakeld
Gelijkstroomremmen wordt toegepast tijdens vertragen
Gelijkstroomremmen wordt niet toegepast
De frequentieregelaar gebruikt parameters 2e motor
voor genereren frequentieuitgang naar motor
De frequentieregelaar gebruikt parameters 1e (hoofd)
motor voor genereren frequentieuitgang naar motor
Frequentieuitgang gebruikt waarden van tweede fase
voor versnelling en vertraging
Frequentieuitgang gebruikt standaardwaarden voor
versnelling en vertraging
Zorgt dat uitgang uitschakelt, waardoor motor stationair
kan draaien om te stoppen
Uitgang werkt normaal, dus gecontroleerde vertraging
stopt motor
Als ingangstransities UIT naar AAN zijn toegewezen,
vergrendelt frequentieregelaar foutgebeurtenis en toont
AAN
UIT
AAN
UIT
Geen foutgebeurtenis voor AAN naar UIT, alle
geregistreerde foutgebeurtenissen blijven in het
geheugen tot reset
Bij het opstarten hervat de frequentieregelaar niet het
startcommando (meestal gebruikt in de VS).
Bij het opstarten hervat de frequentieregelaar niet het
startcommando dat voor de stroomstoring actief was.
Motor kan door lichtnet worden aangedreven
Motor wordt aangedreven via frequentieregelaar
Het toetsenblok en externe programmeerapparaten
kunnen geen parameters wijzigen
De parameters kunnen worden bewerkt en opgeslagen
Zie “Analog Input Operation” op pagina 44.
74
Overzichtstabel ingangsfuncties
Optiecode
Klemsymbool

RS

PTC

STA

STP

F/R

PID

PIDC

UP

DWN

UDC

OPE

SF1

SF2

SF3

SF4
Naam functie
Omschrijving
De foutconditie is gereset, de motoruitgang is
uitgeschakeld en reset wordt bij inschakeling
uitgevoerd.
UIT
Normaal opstarten
Als een thermistor is aangesloten op klem [5] en [L],
controleert de frequentieregelaar op te hoge
ANLG
Thermische
temperatuur waarna een fout optreedt en uitgang naar
beveiliging
PTCmotor wordt uitgeschakeld
thermistor
Ontkoppelen van de thermistor veroorzaakt een
(alleen C005)
OPEN foutgebeurtenis en de frequentieregelaar schakelt de
motor uit
Start
AAN Start het draaien van de motor
(3-draadse interface)
UIT
Geen verandering in actuele staat motor
Stop
AAN Stopt het draaien van de motor
(3-draadse interface)
UIT
Geen verandering in actuele staat motor
FWD, REV
AAN Selecteert de draairichting van de motor ON = FWD.
(3-draadse interface)
Als de motor draait, start een wijziging van F/R een
vertraging, gevolgd door een richtingsverandering
UIT
Selecteert de draairichting van de motor OFF = REV.
Als de motor draait, start een wijziging van F/R een
vertraging, gevolgd door een richtingsverandering
PID uitschakelen
AAN Schakelt tijdelijk PID-lusbesturing uit. Uitgang
frequentieregelaar schakelt uit zolang PID inschakelen
actief is (=)
UIT
Heeft geen effect op werking PID-lus, die normaal
werkt als PID inschakelen actief is (=)
PID resetten
AAN Reset de PID-luscontroller. Het belangrijkste gevolg is
dat de som van de integrator nul wordt
UIT
Geen effect op PID-controller
Functie UP
AAN Versnelt (verhoogt de uitgangsfrequentie) motor vanaf
afstandsbediening
huidige frequentie
(gemotoriseerde
UIT
Uitgang naar motor werkt normaal
snelheidspot.)
Functie DOWN
AAN Vertraagt (verlaagt de uitgangsfrequentie) motor vanaf
afstandsbediening
huidige frequentie
(gemotoriseerde
UIT
Uitgang naar motor werkt normaal
snelheidspot.)
Wissen gegevens
AAN Wist het frequentiegeheugen UP/DWN door het gelijk
afstandsbediening
te maken aan de ingestelde frequentieparameter F001.
Instelling  moet ingesteld zijn = om deze functie
te laten werken.
UIT
Frequentiegeheugen UP/DWN is niet veranderd
Operatorbesturing
AAN Forceert de bron van de frequentie-instelling voor de
uitgang  en de bron van het startcommando 
vanaf de digitale operator
UIT
Bron van frequentieuitgang ingesteld door  en
bron van het startcommando ingesteld door 
worden gebruikt
Multi-speed selectie
AAN Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 1, logisch 1
Bitwerking bit 1
UIT
Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 1, logisch 0
Multi-speed selectie
AAN Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 2, logisch 1
Bitwerking bit 2
UIT
Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 2, logisch 0
Multi-speed selectie
AAN Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 3, logisch 1
Bitwerking bit 3
UIT
Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 3, logisch 0
Multi-speed selectie
AAN Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 4, logisch 1
Bitwerking bit 4
UIT
Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 4, logisch 0
Frequentieregelaar
resetten
AAN
75
Overzichtstabel ingangsfuncties
Optiecode

Klemsymbool
SF5

SF6

SF7

OLR

TL

TRQ1

TRQ2

BOK
Koppellimiet
schakelaar 1
Koppellimiet
schakelaar 2
Rembevestiging

LAC
Annulering LAD
Naam functie
Multi-speed selectie
Bitwerkingbit 5
Multi-speed selectie
Bitwerking bit 6
Multi-speed selectie
Bitwerking bit 7
Beperking
overbelasting
bronomschakeling
Selectie koppellimiet
Omschrijving
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 5, logisch 1
Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 5, logisch 0
Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 6, logisch 1
Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 6, logisch 0
Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 7, logisch 1
Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 7, logisch 0
Beperking overbelasting uitvoeren
Normaal gebruik
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
Instelling van  is ingeschakeld
Max. koppel is beperkt met 200%
Aan koppellimiet gerelateerde parameters van
Powering/regen, en modi FW/RV worden geselecteerd
door de combinaties van deze ingangen.
AAN
UIT
Remwachttijd () is geldig
Remwachttijd () is ongeldig
Ingestelde hellingtijden worden genegeerd. Uitgang
frequentieregelaar volgt direct het freq.commando
Versnellen en/of vertragen verloopt overeenkomstig
de ingestelde hellingtijd
Wis de afwijkingspositiegegevens
Behoud de afwijkingspositiegegevens
Voegt de waarde  (frequentie toevoegen) toe
aan de uitgangsfrequentie
Voegt de waarde  niet toe aan de
uitgangsfrequentie
Dwing frequentieregelaar om ingangsklemmen te
gebruiken
voor uitgangsfrequentie en startcomandobronnen
Bron van frequentieuitgang ingesteld door  en
bron van het startcommando ingesteld door 
worden gebruikt
Invoer koppelcommando is ingeschakeld
Invoer koppelcommando is uitgeschakeld
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
Gegevens watt-uur wissen
Geen actie
Ingang algemeen (1) gaat aan onder EzSQ
Ingang algemeen (1) gaat uit onder EzSQ
Ingang algemeen (2) gaat aan onder EzSQ
Ingang algemeen (2) gaat uit onder EzSQ
Ingang algemeen (3) gaat aan onder EzSQ
Ingang algemeen (3) gaat uit onder EzSQ
Ingang algemeen (4) gaat aan onder EzSQ
Ingang algemeen (4) gaat uit onder EzSQ
Ingang algemeen (5) gaat aan onder EzSQ
Ingang algemeen (5) gaat uit onder EzSQ
Ingang algemeen (6) gaat aan onder EzSQ
Ingang algemeen (6) gaat uit onder EzSQ
Ingang algemeen (7) gaat aan onder EzSQ
Ingang algemeen (7) gaat uit onder EzSQ
Analoog commando aangehouden
Analoog commando niet aangehouden
UIT

PCLR
Pulsteller wissen

ADD
ADD-frequentie
inschakelen
AAN
UIT
AAN
UIT

F-TM
Forceer klemmodus
AAN
UIT

ATR

KHC

MI1
Invoer
koppelcommando
inschakelen
Gegevens watt-uur
wissen
Ingang algemeen (1)

MI2
Ingang algemeen (2)

MI3
Ingang algemeen (3)

MI4
Ingang algemeen (4)

MI5
Ingang algemeen (5)

MI6
Ingang algemeen (6)

MI7
Ingang algemeen (7)

AHD
Aanhouden analoog
commando
76
Overzichtstabel ingangsfuncties
Optiecode

Klemsymbool
CP1

CP2

CP3

ORL

ORG

SPD

GS1
Trigger signaal
homing
Wisselen
snelheid/positie
Ingang GS1

GS2
Ingang GS2

485
EzCOM starten

PRG

HLD

ROK

EB

DISP
Uitvoeren programma
EzSQ
Uitgangsfrequentie
behouden
Toestemming voor
startcommando
Detectie draairichting
(alleen C007)
Weergavebeperking

nee
Naam functie
Meertraps
standenschakelaar (1)
Meertraps
standenschakelaar (2)
Meertraps
standenschakelaar (3)
Limiet signaal homing
Geen functie
Omschrijving
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
Commando ’ s meertraps posities worden ingesteld
overeenkomstig de combinatie van deze schakelaars.
Limiet signaal homing is aan
Limiet signaal homing is uit
Start homing
Geen actie
Modus snelheidsbesturing
Modus positiebesturing
Op EN60204-1 betrekking hebbende signalen:
Signaalingang van functie“Veilig koppel uit”.
Start EzCOM
Geen uitvoering
Uitvoeren programma EzSQ
Geen uitvoering
Behoud de huidige uitgangsfrequentie
Geen retentie
Startcommando toegestaan
Startcommando niet toegestaan
Voorwaarts draaien
Achterwaarts draaien
Alleen een parameter ingesteld in  wordt getoond
Alle monitoren kunnen worden weergegeven
(ingang genegeerd)
(ingang genegeerd)
77
Overzichtstabel uitgangsfuncties : Deze tabel geeft een overzicht van alle functies voor
de logische uitgangen (klemmen [11], [12] en [AL]). Gedetailleerde beschrijvingen van
deze functies, de bijbehorende parameters en instellingen, en voorbeelden van
bedradingsschema's, staan in “Intelligente uitgangsklemmen gebruiken” op pagina 39.
Overzichtstabel uitgangsfuncties
KlemOptiecode
symbool
RUN

Naam functie
RUN-signaal

FA1
Frequentieaankomst type
1–constante snelheid

FA2
Frequentieaankomst type
2–boven frequentie
Omschrijving
AAN
UIT
AAN
AAN
Als de frequentieregelaar in startmodus is
Als de frequentieregelaar in de stopmodus is
Als uitgang naar de motor op de ingestelde frequentie
ligt
Als uitgang naar de motor uit is of versnelt of vertraagt
Als uitgang naar de motor op of boven de ingestelde
frequentie ligt, zelfs bij versnelling () of vertraging
()
Als uitgang naar motor uit is
of op een niveau onder de ingestelde frequentie
Als uitgangsstroom groter is dan de ingestelde
drempelwaarde () voor het overbelastingssignaal
Als uitgangsstroom kleiner is dan de ingestelde
drempelwaarde voor het afwijkingssignaal
Als PID-fout groter is dan de ingestelde drempelwaarde
voor het afwijkingssignaal
Als PID-fout kleiner is dan de ingestelde drempelwaarde
voor het afwijkingssignaal
Als een alarmsignaal is opgetreden en niet is gewist
Als geen alarm is opgetreden sinds de laatste keer dat
de alarmen gewist zijn
Als de uitgang naar de motor op de ingestelde frequentie
is, tijdens versnellen () en vertragen ().
Als uitgang naar motor uit is
of niet op een niveau van de ingestelde frequentie
Geschat motorkoppel overschrijdt
het opgegeven niveau
Geschat motorkoppel is lager dan
het opgegeven niveau
Onderspanning frequentieregelaar
Geen onderspanning frequentieregelaar
Functie koppellimiet wordt uitgevoerd
Functie koppellimiet wordt niet uitgevoerd
Totale bedrijfstijd van de frequentieregelaar overschrijdt
de opgegeven waarde
Totale bedrijfstijd van de frequentieregelaar overschrijdt
de opgegeven waarde niet
Totale bedrijfstijd van de frequentieregelaar overschrijdt
de opgegeven waarde
Totale bedrijfstijd van de frequentieregelaar overschrijdt
de opgegeven waarde niet
Geaccumuleerd thermisch aantal overschrijdt
de  opgegeven waarde
Geaccumuleerd thermisch aantal overschrijdt de 
opgegeven waarde niet
Uitgang voor remvrijgave
UIT
Geen actie voor rem
AAN
Remfout opgetreden
UIT
Remprestaties normaal
AAN
Frequentieuitgang valt onder de drempelwaarde
opgegeven in 
Frequentieuitgang is hoger dan de drempelwaarde
opgegeven in 
UIT
AAN
UIT

OL
Meldingssignaal vooraf bij
overbelasting 1
AAN
UIT

OD
Uitgangsdeviatie
voor PID-besturing
AAN
UIT

AL
Alarmsignaal
AAN
UIT

FA3
Frequentieaankomst type
3–ingestelde frequentie
AAN
UIT

OTQ
Signaal koppel te
groot/klein
AAN
UIT

UV

TRQ
Signaal koppellimiet

RNT
Looptijd verlopen
Onderspanning
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT

ONT
Bedrijfstijd verlopen
AAN
UIT

THM
Thermische waarschuwing
AAN
UIT



BRK
BER
ZS
Signaal remvrijgave
Signaal remfout
Signaal
nulsnelheidsdetectie Hz
UIT
78
Overzichtstabel uitgangsfuncties
Optiecode

Klemsymbool
DSE
Naam functie
Excessieve
snelheidsafwijking
Omschrijving
AAN
UIT

POK
Positionering voltooien
AAN
UIT

FA4
Frequentieaankomst type
4–te hoge frequentie
AAN
UIT

FA5
Frequentieaankomst type
5–ingestelde frequentie
AAN
UIT

OL2
Meldingssignaal vooraf
voor overbelasting 2
AAN
UIT

ODc

OIDc

FBV
Detectie verbinding
verbroken analoge
spanningsingang
Detectie verbinding
verbroken analoge
stroomingang
AAN
PID-uitgang tweede fase
AAN
UIT
AAN
UIT
Afwijking van snelheidscommando en feitelijke snelheid
overschrijdt de opgegeven waarde .
Afwijking van snelheidscommando en feitelijke snelheid
overschrijdt niet de opgegeven waarde .
Positionering is voltooid
Positionering is niet voltooid
Als uitgang naar de motor op of boven de ingestelde
frequentie ligt, zelfs bij versnelling () of vertraging
()
Als uitgang naar de motor uit is, of op een niveau lager
dan de ingestelde frequentie
Als de uitgang naar de motor op de ingestelde frequentie
is, tijdens versnellen () en vertragen ().
Als uitgang naar de motor uit is, of niet op een niveau
lager dan de ingestelde frequentie
Als uitgangsstroom groter is dan de ingestelde
drempelwaarde () voor het overbelastingssignaal
Als uitgangsstroom kleiner is dan de ingestelde
drempelwaarde voor het afwijkingssignaal
Als de waarde voor ingang [O] < instelling 
(signaalverlies gedetecteerd)
Als geen signaalverlies is gedetecteerd
Als de waarde voor ingang [OI] < instelling 
(signaalverlies gedetecteerd)
Als geen signaalverlies is gedetecteerd

WAC
Waarschuwingssignaal
levensduur condensator
AAN
Overgangen naar AAN als de frequentieregelaar in de
startmodus is en de PID-procesvariabele (PV) kleiner is
dan de ondergrens van de feedback ()
Overgangen naar UIT als de PID-procesvariabele (PV)
groter is dan de PID-bovengrens (), en overgangen
naar UIT als de frequentieregelaar van de startmodus
naar de stopmodus gaat.
Als de watchdogtimer voor de communicatie (periode
bepaald door ) een time-out heeft
Als aan de watchdogtimer voor de communicatie wordt
voldaan door standaard communicatie-activiteit
Als de booleaanse werking bepaald door  een
resultaat logisch “1” heeft
Als de booleaanse werking bepaald door  een
resultaat logisch “0” heeft
Als de booleaanse werking bepaald door  een
resultaat logisch “1” heeft
Als de booleaanse werking bepaald door  een
resultaat logisch “0” heeft
Als de booleaanse werking bepaald door  een
resultaat logisch “1” heeft
Als de booleaanse werking bepaald door  een
resultaat logisch “0” heeft
Einde levensduur interne condensator bereikt.
UIT
Einde levensduur interne condensator niet bereikt.

WAF
Waarschuwingssignaal
koelventilator
AAN
Einde levensduur koelventilator bereikt.
UIT
Einde levensduur koelventilator niet bereikt.
AAN
Commando FW of commando RV aan
frequentieregelaar gegeven
Geen commando FW of commando RV aan
frequentieregelaar gegeven, of beide zijn gegeven aan
frequentieregelaar
UIT

NDc
Detectie verbinding met
netwerk verbroken
AAN
UIT

LOG1
Logische uitgang functie 1
AAN
UIT

LOG2
Logische uitgang functie 2
AAN
UIT

LOG3
Logische uitgang functie 3
AAN
UIT

FR
Signaal startcontact
UIT
79
Overzichtstabel uitgangsfuncties
Optiecode

Klemsymbool
OHF
Naam functie
Waarschuwing
oververhitting koelelement
Omschrijving
AAN
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
Temperatuur koelelement overschrijdt een opgegeven
waarde ()
Temperatuur koelelement overschrijdt niet een
opgegeven waarde ()
Motorstroom is lager dan de opgegeven waarde ()
Motorstroom is niet lager dan de opgegeven waarde
()
Algemene uitgang 1 is AAN
Algemene uitgang 1 is UIT
Algemene uitgang 2 is AAN
Algemene uitgang 2 is UIT
Algemene uitgang 3 is AAN
Algemene uitgang 3 is UIT
Frequentieregelaar kan een startcommando ontvangen
Frequentieregelaar kan geen startcommando ontvangen
Frequentieregelaar stuurt de motor aan in voorwaartse
richting
Frequentieregelaar stuurt de motor niet aan in
voorwaartse richting
Frequentieregelaar stuurt de motor aan in achterwaartse
richting
Frequentieregelaar stuurt de motor niet aan in
achterwaartse richting
Frequentieregelaar in foutstatus met grote storing
Frequentieregelaar is normaal of niet in foutstatus met
grote storing
Waarde ingang analoge spanning binnen de
venstervergelijker
Waarde ingang analoge spanning buiten de
venstervergelijker
Waarde ingang analoge stroom binnen de
venstervergelijker
Waarde ingang analoge stroom buiten de
venstervergelijker
Frequentiecommando gegeven door de operator
Frequentiecommando niet gegeven door de operator
Startcommando gegeven door de operator
Startcommando niet gegeven door de operator
e
2 motor wordt geselecteerd
e
2 motor wordt niet geselecteerd
STO wordt uitgevoerd
UIT
STO wordt niet uitgevoerd
AAN
UIT
AAN
UIT
(uitgangsklem voor optiekaart)
(uitgangsklem voor optiekaart)
-
UIT

LOC
Detectie lage belasting
AAN
UIT

MO1
Algemene uitgang 1

MO2
Algemene uitgang 2

MO3
Algemene uitgang 3

IRDY

FWR
Signaal frequentieregelaar
gereed
Voorwaarts draaien
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT

RVR
Achterwaarts draaien
AAN
UIT

MJA
Signaal belangrijke storing
AAN
UIT

WCO
Venstervergelijker voor
analoge spanningsingang
AAN
UIT

WCOI
Venstervergelijker voor
analoge stroomingang
AAN
UIT

FREF

REF

SETM
Selectie 2 motor

EDM
Bron frequentiecommando
Bron startcommando
e

OPO
STO (Safe Torque Off,
veilig koppel uit)
prestatiemonitor
(alleen uitgangsklem 11)
Uitgang optiekaart

nee
Niet gebruikt
80
Functies motorconstanten
Functie “H”
Func.code
Naam
Omschrijving

Selectie automatisch afstellen

Selectie motorconstante
Drie optiecodes:
…Uitgeschakeld
…Ingeschakeld met motorstop
…Ingeschakeld met draaiende motor
Twee optiecodes:
…Hitachi standaardmotor
…Gegevens automatisch afstellen

Selectie motorconstante, 2
motor

Capaciteit motor

Capaciteit motor
e
2 motor

Instelling motorpolen

Instelling motorpolen,
e
2 motor
Reactieconstante
motorsnelheid
Reactieconstante
e
motorsnelheid, 2 motor
Constante motorstabilisatie

















e
Twaalf opties:
0,1/0,2/0,4/0,75/1,5/2,2/3,7/
5,5/7,5/11/15/18,5
StartStandaardwaarden
modus
AanvangsEenbewergegevens
heden
ken

00
-

00
-

00
-

Bepaald door
de capaciteit
van elk model
frequentieregelaar
kW

4
polen

4
polen

100.
-

100.
-

100.
−

100.
−

Bepaald door
de capaciteit
van elk model
frequentieregelaar
Ohm

Vijf opties:
2/4/6/8/10
Instelbereik is 1 tot 1000
e
Constante motorstabilisatie, 2
motor
Motorconstante R1
(Hitachi motor)
Motorconstante R1,
e
2 motor (Hitachi motor)
Motorconstante R2
(Hitachi motor)
Motorconstante R2,
e
2 motor (Hitachi motor)
Motorconstante L
(Hitachi motor)
Motorconstante L,
e
2 motor (Hitachi motor)
Motorconstante I0
(Hitachi motor)
Motorconstante I0,
e
2 motor (Hitachi motor)
Motorconstante J
(Hitachi motor)
Motorconstante J,
e
2 motor (Hitachi motor)
Motorconstante R1
(Gegevens automatisch
afstellen)
Motorconstante R1,
e
2 motor (Gegevens automatisch
afstellen)
Motorconstante R2
(Gegevens automatisch
afstellen)
Motorconstanten (af fabriek ingesteld),
bereik is 0 tot 255
0,001 tot 65,535 ohm

0,001 tot 65,535 ohm


0,01 tot 655,35 mH
mH

A

0,001 tot 9999 kgm
A


0,001 tot 65,535 Ohm


0,001 tot 65,535 ohm
Ohm
mH

2
Ohm
Ohm

0,01 tot 655,35 A
kW
Bepaald door
de capaciteit
van elk model
frequentieregelaar
kgm
2
kgm
2
ohm
ohm

ohm
81
Functie “H”
Func.code









Naam
Omschrijving
Motorconstante R2,
e
2 motor (Gegevens automatisch
afstellen)
Motorconstante L
(Gegevens automatisch
afstellen)
Motorconstante L,
e
2 motor (Gegevens automatisch
afstellen)
Motorconstante I0
(Gegevens automatisch
afstellen)
Motorconstante I0,
e
2 motor (Gegevens automatisch
afstellen)
Motorconstante J
(Gegevens automatisch
afstellen)
Motorconstante J,
e
2 motor (Gegevens automatisch
afstellen)
Slipcompensatie P versterking
voor V/f-besturing met FB
Slipcompensatie I versterking
voor V/f-besturing met FB
0,01 tot 655,35 mH
StartStandaardwaarden
modus
AanvangsEenbewergegevens
heden
ken

ohm

mH

mH
0,01 tot 655,35 A

A

A
0,001 tot 9999 kgm
2

kgm
2
kgm
2

0,00 tot 10,00

0,2
maal
0. tot 1000.

2.
(s)
Functies PM motorconstanten
Functie “H”
Func.code

Naam
Instelling PM motorcode

PM motorcapaciteit
Omschrijving
…Hitachi standaard
(Gebruik H106-H110 voor
motorconstanten)
…Automatisch
afstellen
(Gebruik H109-H110, H111-H113
voor motorconstanten)
StartStandaardwaarden
modus
AanvangsEenbewergegevens
heden
ken

00
0,1/0,2/0,4/0,55/0,75/1,1/1,5/2,2/
3,0/3,7/4,0/5,5/7,5/11,0/15,0/18,5

Afhankelijk
van kW
kW

2/4/6/8/10/12/14/16/18/20/22/24/26/28/3
0/32/34/36/38/40/42/44/46/48

Instelling PM motorpool
Afhankelijk
van kW
Polen

(0,00 tot 1,00) x nominale stroom van
de frequentieregelaar [A]

PM nominale stroom
Afhankelijk
van kW
A
0,001 tot 65,535 [Ω]


PM const R(weerstand)
Afhankelijk
van kW
Ohm
PM const Ld
(d-as inductie)
0,01 tot 655,35 [mH]


Afhankelijk
van kW
mH
PM const Lq
(q-as inductie)
0,01 tot 655,35 [mH]


Afhankelijk
van kW
mH
PM const Ke
(Inductiespanningconstante)
0,0001 tot 6,5535 [V/(rad/s)]


Afhankelijk
van kW
V/(rad/s)
82
Functie “H”
Func.code
Naam
Omschrijving
2

PM const J
(Inertiemoment)

PM const R
(Wweerstand, Auto)

PM const Ld(d-as inductie,
Auto)

PM const Lq(q-as inductie,
Auto)

PM snelheidsrespons

PM startstroom

PM starttijd

PM Stabilizatieconstante

PM minimumfrequentie

PM stroom onbelast

PM selectie startmethode

PM
beginpositie
magneet
schatting 0 V wachttijden

PM
beginpositie
magneet
schatting
wachttijden
detecteren

PM
beginpositie
magneet
schatting tijden detecteren

PM
beginpositie
magneet
schatting spanningsversterking
0,001 tot 9999,000 [kgm ]
StartStandaardwaarden
modus
AanvangsEenbewergegevens
heden
ken
Afhankelijk

kgm^2
van kW
0,001 tot 65,535 [Ω]

Afhankelijk
van kW
Ohm
0,01 tot 655,35 [mH]

Afhankelijk
van kW
mH
0,01 tot 655,35 [mH]

Afhankelijk
van kW
mH
1 tot 1000 [%]

100
20,00 tot 100,00 [%]

70,00%
0,01 tot 60,00 [s]

1,00 [s]
0 tot 120 [%]

100 [%]
0,0 tot 25,5 [%]
0,00 tot 100,00 [%]
… Normaal
… Beginpositie magneet
schatting
0 tot 255


8,0 [%]
10,00 [%]


10

30
0 tot 200

100
83
s
%
%
%
-

0 tot 255
%
0
10
0 tot 255
%
-
-
Functies uitbreidingskaart
“P” parameters worden weergegeven als de uitbreidingsoptie is aangesloten.
Functie “P”
Func.code





Naam
Reactie bij fout optiekaart
Selectie klem [EA]
Selectie ingangsmodus
pulssequentie voor feedback
Instelling encoderpuls
Selectie eenvoudige positionering

Kruipsnelheid


Detectieniveau fout te hoge
snelheid
Detectieniveau fout
snelheidsafwijking
Vertragingstijd invoertype

Selectie invoer koppelcommando


Niveau invoer koppelcommando

Selectie modus koppelafwijking

Instelling waarde koppelafwijking

Selectie koppelafwijking pool




Snelheidslimiet van koppelbeheer
(Voorwaarts draaien)
Snelheidslimiet van koppelbeheer
(Voorwaarts draaien)
Schakeltijd snelheid/koppelbeheer
Communicatie watchdogtimer
(voor optie)
Omschrijving
Twee optiecodes:
…Fout in frequentieregelaar
opgetreden
…Fout negeren (frequentieregelaar
blijft werken)
Drie optiecodes:
…Snelheidsreferentie (incl. PID)
…Voor besturing met encoder
feedback
…Uitgebreide klem voor EzSQ
Vier optiecodes:
…1-fase puls [EA]
…2-fase puls (90° verschil) 1 ([EA] en
[EB])
…2-fase puls (90° verschil) 2 ([EA] en
[EB])
…1-fase puls [EA] en richtingssignaal
[EB]
Stelt het pulsnummer (ppr) in van de
frequentieregelaar, instelbereik is 32 tot
1024 pulsen
Twee optiecodes:
…eenvoudige positionering
uitgeschakeld
…eenvoudige positionering
ingeschakeld
Instelbereik is startfrequentie () tot
10,00 Hz
Instelbereik is 0 tot 150%
Instelbereik is 0 tot 120 Hz
…Operator, …EzSQ
Drie optiecodes:
…Analoge spanningsingang [O]
…Analoge stroomingang [OI]
…Operator, …Optie
Instelbereik is 0 tot 200%
Twee optiecodes:
…Geen afwijking …Operator
Bereik is –200 tot 200%
Drie optiecodes:
…Volgens het teken
…Volgens de draairichting
…Optie
Instelbereik is 0,00 tot 120,00 Hz
Instelbereik is 0,00 tot 120,00 Hz
Instelbereik is 0 tot 1000 ms
Instelbereik is 0,00 tot 99,99 s
84
StandaardStartwaarden
modus
bewer- Aanvangs- Eenken
gegevens heden

00
-

00
-

00
-

512.
-

00
-

5,00
Hz

115,0
%

10,00
Hz

00
-

00
-

0.
%

00
-

0.
%

00
-

0,00
Hz

0,00
Hz

0.
ms

1,00
s
Functie “P”
Func.code



Naam
Omschrijving
Actie frequentieregelaar na
communicatiefout
(voor optie)

00
-

1
-

00
-

0
Polen

25,0

0,10
sec

0.
%

100.
%

0
Meertraps positie 1

0
Meertraps positie 2

0
Meertraps positie 3

0
Meertraps positie 4

0
Meertraps positie 5

0
Meertraps positie 6

0
Meertraps positie 7

0

00
Pulsen
Pulsen
Pulsen
Pulsen
Pulsen
Pulsen
Pulsen
Pulsen
-

01
-

5,00
Hz

5,00
Hz
DeviceNet opgevraagd I/O:
Instantienummer uitgang
Actie frequentieregelaar in modus
communicatie inactief

Instelling motorpolen voor RPM

Schaalinstelling frequentie ingang
pulssequentie











00 (foutstatus),
01 (foutstatus na vertragen en stoppen
motor),
02 (fouten negeren),
03 (de motor stoppen na stationair
draaien),
04 (vertragen en motor stoppen)
0 tot 20
Instelling filtertijdconstante
frequentie ingang pulssequentie
Instelling afwijking ingang
pulssequentie
Beperking instelling ingang
pulssequentie
00 (foutstatus),
01 (foutstatus na vertragen en
stoppen motor),
02 (fouten negeren),
03 (de motor stoppen na
stationair draaien),
04 (vertragen en
motor stoppen)
0/2/4/6/8/10/12/14/16/18/20/22/24/
26/28/30/32/34/36/38/40/42/44/46/48
Stelt de maximale frequentie van
pulsnummers in, instelbereik is 1,0 32,0 kHz
Instelbereik is 0,01 tot 2,00 sec.
Instelbereik is –100 tot 100%
Instelbereik is 0 tot 100%
P073 tot P072
(Alleen hogere 4-cijfersweergegeven)
Meertraps positie 0

Homingfreq. lage snelheid
…Modus lage snelheid
…Modus hoge snelheid
…Kant voorwaarts draaien
…Kant achterwaarts draaien
0 tot 10Hz

Homingfreq. hoge snelheid
0 tot 400 (1000) Hz






StandaardStartwaarden
modus
bewer- Aanvangs- Eenken
gegevens heden
Selectie modus homing
Richting homing
Positiebereik (voorwaarts)
Positiebereik (achterwaarts)
Selectie positioneringsmodus
Time-out
encoder
verbinding
verbroken
*1
0 tot +268435455 (Hogere 4 cijfers
weergegeven)
-268435455 tot 0 (Hogere 4 cijfers
weergegeven)
…Met beperking
…Geen beperking (kortere route)
P004 moet worden ingesteld als
00 of 01
0,0 tot 10,0 s
85

+26843545
5
268435455

00

1,0

kHz
Pulsen
Pulsen
-
s
Functie “P”
Func.code

~


Naam
Omschrijving
EzSQ gebruikersparameter
U(00) ~ U(31)
Elk instelbereik is 0 tot 65535
StandaardStartwaarden
modus
bewer- Aanvangs- Eenken
gegevens heden

0.
-
5
-
Ezcom aantal gegevens
1 tot 5


EzCOM adres bestemming 1
1 tot 247

1
-

EzCOM register bestemming 1
0000 tot FFFF

0000
-

EzCOM register bron 1
0000 tot FFFF

0000
-

EzCOM adres bestemming 2
1 tot 247

2
-

EzCOM register bestemming 2
0000 tot FFFF

0000
-

EzCOM register bron 2
0000 tot FFFF

0000
-

EzCOM adres bestemming 3
1 tot 247

3
-

EzCOM register bestemming 3
0000 tot FFFF

0000
-

EzCOM register bron 3
0000 tot FFFF

0000
-

EzCOM adres bestemming 4
1 tot 247

4
-

EzCOM register bestemming 4
0000 tot FFFF

0000
-

EzCOM register bron 4
0000 tot FFFF

0000
-

EzCOM adres bestemming 5
1 tot 247

5
-

EzCOM register bestemming 5
0000 tot FFFF

0000
-

EzCOM register bron 5
0000 tot FFFF

0000
-
*1
: Maximaal 1000 Hz voor hoogfrequentiemodus (b171 ingesteld op 02)
86
Foutgebeurtenissen, geschiedenis en condities bewaken
Foutgeschiedenis en status frequentieregelaar
We raden aan om eerst de oorzaak van de storing op te sporen voordat u deze wist. Als een storing
optreedt, slaat de frequentieregelaar belangrijke gegevens over de prestaties op het moment van de
storing op. Gebruik voor toegang tot de gegevens de bewakingsfunctie (xxx) en selecteer  details
over de huidige storing. De vorige 5 storingen zijn opgeslagen in  tot . Elke fout verschuift  naar -, en schrijft de nieuwe fout weg naar .
Het volgende overzicht van het bewakingsmenu laat zien hoe u toegang krijgt tot de foutcodes. Als
een of meer storingen optreden, kunt u de details daarvan bekijken door eerst de juiste functie te
selecteren:  is de meest recente, en  is de oudste.
Foutgeschiedenis 1 (meest recent)

ESC

SET
A
Uitgangsfrequentie
Hz
A
Uitgangsstroom
Hz
A
Spanning gelijkstroombus



Hz

  .

A
Status frequentieregelaar op
moment van fout
Foutcode

. 

Hz
Oorzaak fout

 . 

  .

...
  .

Foutgeschiedenis 6
Hz
A
Verstreken RUN-tijd
.
Opstarten of eerste verwerking
.
Stop
.
Vertraging
.
Constante snelheid
.
Versnelling
.
Commando 0 Hz en RUN
.
Starten
.
Gelijkstroomremmen
.
Beperking overbelasting


Hz
A
Opmerking: De aangegeven status van de
frequentieregelaar kan afwijken van het feitelijke
gedrag van de frequentieregelaar. Bijvoorbeeld:
als een PID-actie of frequentie is gegeven door
een analoog signaal, al lijkt het om een constante
snelheid te gaan, kunnen versnelling en vertraging
in een heel korte cyclus herhaald worden.
Verlopen opstarttijd

87
Foutcodes
Een foutcode verschijnt automatisch op de display als door een storing de
frequentieregelaar in foutstatus gaat. De volgende tabel geeft een overzicht van de
oorzaak die is gekoppeld aan de fout.
Foutcode





Naam
Spanning overstroom bij constante
snelheid
Overstroom tijdens vertraging
Overstroom tijdens versnelling
Overstroom tijdens andere condities
Beveiliging tegen overbelasting

Bescherming tegen overbelasting
remweerstand

Beveiliging tegen overspanning

EEPROM-fout

Fout onderspanning

Fout stroomdetectie

CPU-fout

Externe fout

USP

Aardingsfout

Overspanning ingang


Fout thermisch detectiesysteem
frequentieregelaar
Thermische fout frequentieregelaar

CPU-communicatiefout

Fout in hoofdcircuit (*3)
Oorz(a)ak(en)
De uitgang van de frequentieregelaar is kortgesloten, of de
motoras is geblokkeerd of zwaar belast. Deze condities
veroorzaken een excessieve stroom voor de frequentieregelaar,
zodat de uitgangvan de frequentieregelaar wordt uitgeschakeld.
De dubbelspanningsmotor is onjuist bedraad.
Als overbelasting van de motor gedetecteerd wordt door de
elektro-thermische functie, treedt een fout in de
frequentieregelaar op en wordt de uitgang uitgeschakeld.
Als het tempo van de BRD hoger is dan de instelling van “b090”
schakelt deze beschermingsfunctie de uitgang van de
frequentieregelaar uit en verschijnt de foutcode.
Als de spanning van de gelijkspanningsbus een drempelwaarde
overschrijdt, als gevolg van regeneratieve energie van de motor.
Als het ingebouwde EEPROM-geheugen problemen heeft als
gevolg van ruis of te hoge temperatuur, treedt een fout in de
frequentieregelaar op en wordt deze de uitgang naar de motor
uitgeschakeld.
Een daling van de interne gelijkstroombusspanning onder een
drempelwaarde veroorzaakt een storing in het aansturingscircuit.
Deze conditie kan ook een overmatige warmte van de motor of
een laag koppel veroorzaken. Er treed een fout in de
frequentieregelaar op en de uitgang wordt uitgeschakeld.
Als een fout optreedt in het interne stroomdetectiesysteem, sluit
de frequentieregelaar de uitgang af en wordt de foutcode
weergegeven..
Er is een storing opgetreden in de ingebouwde CPU, waardoor er
een fout in de frequentieregelaar optreedt en de uitgang naar de
motor wordt uitgeschakeld.
Er is een signaal opgetreden op een intelligente ingansklem die is
ingesteld als EXT. Er treed een fout in de frequentieregelaar op
en de uitgang naar de motor wordt uitgeschakeld.
Als de beveiliging tegen starten zonder toezicht (USP) is
ingeschakeld, treedt een fout op als de stroom wordt
ingeschakeld terwijl een RUN-signaal aanwezig is. Er treed een
fout in de frequentieregelaar op en gaat niet naar de startmodus
totdat de fout is gewist.
De frequentieregelaar wordt beschermd door de detectie van
aardingsfouten tussen de uitgang van de frequentieregelaar en
de motor tijdens opstarttests. Deze functie beschermt de
frequentieregelaar maar geen mensen.
De frequentieregelaar test op overspanning op de ingang, nadat
de frequentieregelaar zich gedurende 100 seconden in de
stopmodus bevond. Als er overspanning is opgetreden, gaat de
frequentieregelaar naar een storingsstatus. Nadat de storing is
opgeheven, kan de frequentieregelaar weer naar de startmodus
gaan.
Als de thermische sensor in de frequentieregelaarmodule niet is
aangesloten.
Als de interne temperatuur van de frequentieregelaar boven de
drempelwaarde ligt, detecteert de thermische sensor in de
frequentieregelaarmodule de te hoge temperatuur van de
voedingsapparaten en treed een fout op, waarna de uitgang van
de frequentieregelaar wordt uitgeschakeld.
Als de communicatie tussen twee CPU’s mislukt, treed een fout
in de frequentieregelaar op en verschijnt de foutcode.
Er treed een fout in de frequentieregelaar op als de voeding niet
herkend wordt als gevolg van een storing door ruis of schade aan
het element van het hoofdcircuit.
88
Foutcode

Naam
Fout aandrijving

Thermistor

Remfout


Veilig stoppen
Beveiliging tegen overbelasting lage
snelheid

Verbinding operator

Communicatiefout Modbus

EzSQ ongeldige instructie

EzSQ fout aantal inbeddingen


tot


tot


EzSQ instructiefout
EzSQ gebruikersfout (0 tot 9)

Encoder losgekoppeld

Overmatige snelheid

Fout in positioneringsbereik
Optiefout
Optiefout (gedupliceerd MACID)
Oorz(a)ak(en)
Een interne fout in de frequentieregelaar is opgetreden in het
beveiligingscircuit tussen de CPU en de belangrijkste
aandrijfeenheid. De oorzaak kan overmatige elektrische ruis zijn.
De frequentieregelaar heeft de uitgang van de IGBT-module
uitgeschakeld.
Als een thermistor is aangesloten op de klemmen [5] en [L] en de
frequentieregelaar voelt dat de temperatuur te hoog is, treedt een
fout in de frequentieregelaar op en wordt de uitgang
uitgeschakeld.
Als “01” is opgegeven voor Rembesturing inschakelen (b120),
treedt een fout in de frequentieregelaar op als deze het
rembevestigingssignaal niet kan ontvangen binnen de
remwachttijd voor bevestiging (b124) na afgifte van het signaal
remvrijgave.
Het signaal Veilig stoppen is gegeven.
Als overbelasting optreedt terwijl de motor met een heel lage
snelheid draait, detecteert de frequentieregelaar de overbelasting
en sluit de uitgang van de frequentieregelaar af.
Bij een storing van de verbinding tussen frequentieregelaar en
het toetsenblok van de operator treedt een fout in de
frequentieregelaar op en verschijnt de foutcode.
Als “fout” is geselecteerd (C076=00) als een gedrag bij een
communicatiestoring, treedt een fout in de frequentieregelaar op
als een time-out optreedt.
Het programma dat is opgeslagen in het geheugen van de
frequentieregelaar is beschadigd of de PRG-klem is ingeschakeld
zonder dat een programma is gedownload naar de
frequentieregelaar.
Subroutines, if-statement of for-next lus zijn in meer dan acht
lagen ingebed
Frequentieregelaar trof een onuitvoerbaar commando aan.
Als een gebruikersfout optreedt, gaat de frequentieregelaar in
foutstatus en verschijnt de foutcode.
De frequentieregelaar detecteert fouten in de optiekaart die in de
optionele sleuf is gestoken. Zie de uitgebreide handleiding voor
de geïnstalleerde optiekaart voor details.
Als in hetzelfde netwerk twee of meer apparaten worden
gedetecteerd met hetzelfde MAC ID, toont de frequentieregelaar
de foutcode die rechts is afgebeeld.
Als de bedrading van de encoder is verbroken, wordt een
encoderverbindingsfout gedetecteerd, de encoder is gestoord of
een encoder wordt gebruikt die geen uitgang voor een lijndriver
ondersteunt, de frequentieregelaar sluit zijn uitgang af en geeft de
rechts afgebeelde foutcode weer.
Als de motorsnelheid stijgt naar “maximale frequentie (A004) x
detectieniveau fout te hoge versnelling (P026)” of hoger, schakelt
de frequentieregelaar zijn uitgang uit en verschijnt de rechts
afgebeelde foutcode.
Als de huidige positie buiten het positioneringsbereik (P072P073) valt, schakelt de frequentieregelaar de uitgang uit en wordt
de foutcode weergegeven.
89
Overige indicatie
Foutcode
Draaien
Naam
Reset
Onderspanning
Wacht op herstart
Beperkt
startcommando
Foutgeschiedenis
initialiseren
Geen gegevens
(foutmonitor)
Knipperen
Communicatiefout
Automatisch
afstemmen voltooid
Fout in automatisch
afstemmen
Omschrijvingen
RS-ingang is AAN of de STOP/RESET-toets is
ingedrukt.
Als de spanning op de ingang onder het toegestane
niveau ligt, schakelt de frequentieregelaar de uitgang uit
en wacht met deze indicatie.
Deze indicatie wordt weergegeven na een fout maar
voor het herstarten.
Richting RUN-commando is beperkt in b035.
De foutgeschiedenis wordt geïnitialiseerd.
Er zijn geen fout-/waarschuwingsgegevens.
Storing in communicatie tussen frequentieregelaar en
digitale operator.
Automatisch afstemmen is correct voltooid.
Automatisch afstemmen is mislukt.
OPMERKING: Reset is niet toegestaan binnen 10 seconden na fout.
OPMERKING: Als fout E08, E14 en E30 optreden, is de reset door klem RS of STOP/RESET-toets
niet geaccepteerd. Reset in dat geval door de stroom uit en in te schakelen. Voer een initialisatie uit
als dezelfde fout blijft terugkeren.
Fabrieksinstellingen herstellen
U kunt voor alle parameters van de frequentieregelaar de oorspronkelijke (standaard)
fabrieksinstellingen herstellen overeenkomstig het toepassingsgebied. Voer na het
initialiseren van de frequentieregelaar de opstarttest uit (zie hoofdstuk 2 in de uitgebreide
handleiding) om de motor weer te laten draaien. Als de startmodus (standaard of hoge
frequentie) is veranderd, moet de frequentieregelaar geïnitialiseerd worden om de nieuwe
modus te activeren. Ga als volgt te werk om de frequentieregelaar te initialiseren.
(1) Selecteer de initialisatiemodus in .
(2) Als =,  of , selecteer doelgegevens voor initialisatie in .
(3) Als =,  of , selecteer landcode in .
(4) Stel  op  in.
(5) De volgende weergave verschijnt een paar seconden en de initialisatie wordt afgerond
met de weergave van .
* Verander van “  (basisweergave)” naar “  (volledige weergave)” in parameter    
(weergavebeperking functiecode), voor het geval een aantal parameters niet kan worden weergegeven.
90
CE-EMC installatierichtlijnen
U bent verplicht om te voldoen aan de EMC-richtlijn (2004/108/EG) bij het gebruik van een
WJ200-frequentieregelaar in een EU-land.
Om aan de EMC-richtlijn en aan de norm te voldoen, moet u een speciaal EMC-filter gebruiken
dat geschikt is voor elk model en de richtlijnen in deze sectie volgen. De volgende tabel bevat ter
referentie de voorwaarde voor naleving.
Tabel 1. Voorwaarde voor naleving
Model
Cat.
Draaggolffreq.
Motorkabel
Alle WJ200-series
C1
2 kHz
20 m (afgeschermd)
Tabel 2. Toepasselijk EMC-filter
Model frequentieregelaar Filtermodel (Schaffner)
WJ200-001SF
WJ200-002SF
FS24828-8-07
WJ200-004SF
1-f. 200V-uitvoering
WJ200-007SF
WJ200-015SF
FS24828-27-07
WJ200-022SF
WJ200-001LF
WJ200-002LF
FS24829-8-07
WJ200-004LF
WJ200-007LF
WJ200-015LF
FS24829-16-07
3-f. 200V-uitvoering WJ200-022LF
WJ200-037LF
FS24829-25-07
WJ200-055LF
FS24829-50-07
WJ200-075LF
WJ200-110LF
FS24829-70-07
WJ200-150LF
FS24829-75-07
WJ200-004HF
FS24830-6-07
WJ200-007HF
WJ200-015HF
WJ200-022HF
FS24830-12-07
WJ200-030HF
3-f. 400V-uitvoering
WJ200-040HF
FS24830-15-07
WJ200-055HF
FS24830-29-07
WJ200-075HF
WJ200-110HF
FS24830-48-07
WJ200-150HF
WJ200-110L en 150H moeten geïnstalleerd worden in een metalen kast en een
ferrietkern moet worden toegevoegd aan de ingangskabel om te voldoen aan
categorie C1. Tenzij anders aangegeven categorie C2.
Ingangsklasse
Belangrijke opmerkingen
1. Een ingangsmoorspoel of andere apparatuur kan nodig zijn om te voldoen aan de
EMC-richtlijn vanuit een oogpunt van harmonische vervorming (IEC 61000-3-2 en 4).
2. Als de motorkabel langer is dan 20 meter moet een uitgangsmoorspoel gebruikt
worden om onverwachte problemen te vermijden als gevolg van de lekstroom uit de
motorkabel (bijv. een storing in het thermische relais, trillen van de motor, enz.).
91
3. Als gebruiker moet u ervoor zorgen dat de hoogfrequente (HF) impedantie tussen de
instelbare frequentieregelaar, het filter en aarde zo laag mogelijk is.
• Zorg voor metalen aansluitingen en de grootst mogelijke contactoppervlakken
(verzinkte montageplaten).
4. Vermijd geleidende lussen die als antennes fungeren, met name lussen die grote
gebieden omvatten.
• Vermijd onnodig geleidende lussen.
• Vermijd parallelle plaatsing van signaalbedrading en energieoverdracht op laag
niveau of ruisgevoelige geleiders.
5. Gebruik afgeschermde bedrading voor de motorkabel en voor alle analoge en digitale
besturingslijnen.
• Laat het effectieve afschermgebied van deze lijnen zo groot mogelijk zijn; d.w.z.
strip de afscherming niet verder af dan absoluut noodzakelijk is.
• Bij geïntegreerde systemen (bijvoorbeeld als de instelbare frequentieregelaar
communiceert met een bepaald type toezichtscontroller of hostcomputer in
dezelfde bedieningskast en ze aangesloten zijn op dezelfde aarde + PEpotentiaal), de afschermingen van de stuurlijnen aansluiten op aarde + PE
(beschermende aarde) aan beide einden. Bij gedistribueerde systemen
(bijvoorbeeld de toezichtscontroller voor de communicatie of hostcomputer bevindt
zich niet in dezelfde bedieningskast en er is een afstand tussen de systemen)
raden we aan om de afscherming van de stuurlijnen alleen aan te sluiten op de
instelbare frequentieregelaar. Geleid indien mogelijk het andere einde van de
stuurlijnen rechtstreeks naar de kabeltoevoer van de toezichtscontroller of
hostcomputer. De afscherming van de motorkabels moeten altijd aan beide kanten
verbonden worden met aarde + PE.
• Om een groter contactoppervlak te verkrijgen tussen afscherming en aarde + PEpotentiaal, gebruik dan een PG-schroef met een metalen mantel of een metalen
bevestigingsklem.
• Gebruik alleen kabel met een gevlochten en vertinde koperen afscherming (type
“CY”) met een dekking van 85%.
• De continuïteit van de afscherming mag op geen enkel punt in de kabel
onderbroken worden. Als het gebruik van reactoren, schakelaars, klemmen of
veiligheidsschakelaars in de motoruitgang noodzakelijk is, moet het
onafgeschermde deel zo kort mogelijk blijven.
• Sommige motoren hebben een rubberen pakking tussen de klemmenkast en de
motorbehuizing. Controleer regelmatig of de klemmenkasten, en met name de
schroefdraden van de metalen PE-schroefaansluitingen, geverfd zijn. Zorg ervoor
dat altijd een goede metalen verbinding bestaat tussen de afscherming van de
motorkabel, de metalen PE-schroefaansluiting, de klemmenkast en de
motorbehuizing. Verwijder indien noodzakelijk voorzichtig verf tussen geleidende
oppervlakken.
6. Tref maatregelen om interferentie te voorkomen die vaak voorkomt in stijve
installatiekabels.
• Houd minimaal 0,25 m afstand tussen kabels die gevoelig zijn voor interferentie.
Met name het leggen van parallelle kabels over een grote afstand is een kritiek
punt. Als twee kabels elkaar kruisen, is de interferentie het kleinst als ze elkaar
kruisen onder een hoek van 90°. Daarom moeten kabels die gevoelig zijn voor
interferentie alleen motorkabels, tussenliggende circuitkabels of de bedrading van
een reostaat onder rechte hoeken kruisen en daar nooit over grote afstanden
parallel aan worden gelegd.
92
7. Beperk de afstand tussen een interferentiebron en een interferentieontvanger (een
apparaat dat gevoelig is voor interferentie), waardoor het effect van de afgegeven
interferentie op de interferentieontvanger afneemt.
• U moet alleen interferentievrije apparaten gebruiken en minimaal op 0,25 m
afstand blijven van de frequentieregelaar.
8. Volg de veiligheidsaanwijzingen bij de filterinstallatie.
• Zorg er bij gebruik van een extern EMC-filter voor dat de aardklem (PE) van het
filter goed is verbonden met de aardklem van de frequentieregelaar. Een HFaardverbinding via een metalen contact tussen de behuizing van het filter en de
frequentieregelaar, of alleen via een kabelafscherming, is niet toegestaan als
verbinding voor een beschermde geleider. Het filter moet degelijk en blijvend met
de aardpotentiaal verbonden zijn om het gevaar uit te sluiten van elektrische
schokken bij het aanraken van het filter als een storing optreedt.
Om een beschermende aardverbinding voor het filter te verkrijgen:
• Aard het filter met een geleider met een doorsnede van minimaal 10 mm2.
• Sluit een tweede aardgeleider aan met een aparte aardklem parallel aan de
beschermende geleider. (De doorsnede van elke enkele beschermende
geleiderklem moet de juiste maat hebben voor de vereiste nominale belasting.)
93
Installatie voor de WJ200-serie (voorbeeld van SF-modellen)
Model LFx (3-f. 200V-uitvoering) en HFx (3-f. 400V-uitvoering) hebben hetzelfde concept
voor de installatie.
Voeding
1-f. 200 V
Metalen plaat (aarde)
Het filter is een onderbouwfilter, zodat het
zich tussen de frequentieregelaar en de
metalen plaat bevindt.
Verwijder de laag isolatiemateriaal van de
delen voor contact met aarde om voor een
goede aarding te zorgen.
PE
EMC-filter
(onderbouw)
L1,N
U,V,W
Kabelklem *
Aardleiding is aangesloten op het
koelelement van de frequentieregelaar
Afgeschermde kabel
Metalen plaat
(aarde)
Kabelklem *
M
*) Beide aarddelen van de afgeschermde kabel moeten met kabelklemmen met het aardpunt
verbonden worden.
Ingangsmoorspoel of apparatuur voor het beperken van harmonische stroom is
noodzakelijk voor CE-markering (IEC 61000-3-2 en IEC61000-3-3) vanuit het oogpunt van
harmonische stroom, zelfs geleide emissie en uitgestraalde emissie passeert zonder de
ingangsmoorspoel.
94
Hitachi EMC-adviezen
WAARSCHUWING: Deze apparatuur moet worden geïnstalleerd, afgesteld en
onderhouden door gekwalificeerd personeel dat bekend is met de bouw en werking van de
apparatuur en de gevaren die dit met zich meebrengt. Het niet opvolgen van dit advies kan
lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Gebruik de volgende controlelijst om ervoor te zorgen dat de frequentieregelaar binnen het
juiste werkingsbereik en condities werkt.
1. De voeding voor de WJ200-frequentieregelaars moet aan deze specificaties voldoen:
• Spanningswisseling ±10% of minder
• Spanningsonbalans ±3% of minder
• Spanningsvariaties ±4% of minder
• Spanningsvervorming THD = 10% of minder
2. Installatiemaatregel:
• Gebruik een filter dat is ontworpen voor de WJ200-frequentieregelaar Zie de
instructie voor het toe te passen externe EMC-filter.
3. Bedrading:
• Afgeschermde bekabeling is vereist voor de bedrading van de motor en de lengte
moet 20 meter of minder zijn.
• Als de motorkabel langer is dan deze waarde, moet u een uitgangsmoorspoel
gebruiken ter voorkoming van onverwachte problemen als gevolg van de lekstroom
van de motorkabel.
• De instelling voor de draaggolffrequentie moet 2 kHz zijn om te voldoen aan de
EMC-eisen.
• Houd de stroomtoevoer en de motorbedrading gescheiden van de signaal/procescircuitbedrading.
4. Milieuvoorwaarden - volg bij gebruik van een filter de volgende richtlijnen:
• Omgevingstemperatuur: –10 tot 50 °C (derating is verplicht als de
omgevingstemperatuur hoger wordt dan 40 °C)
• Vochtigheid: 20 tot 90% RH (niet condenserend)
• Trillingen: 5,9 m/sec2 (0,6 G) 10 ~ 55Hz
• Locatie: Hoogte 1000 m of minder, binnenshuis (geen corrosief gas of stof)
95
Functionele veiligheid
Inleiding
De functie Poortonderdrukking kan worden gebruikt voor een veilige stop overeenkomstig EN602041, stopcategorie 0 (ongecontroleerd stoppen door verwijderen stroomtoevoer) (als STO-functie van
JEC/EN61800-5-2). Deze functie is uitsluitend ontworpen om te voldoen aan de eisen van
ISO13849-1 Cat.3 PLd, IEC61508 SIL2 en IEC/EN61800-5-2 SIL2 in een systeem waarin het EDMsignaal wordt bewaakt door een “externe apparaatmonitor (EDM)”.
Stopcategorie gedefinieerd in EN60204-1
Categorie 0: Ongecontroleerd stoppen door directe (< 200 ms) afsluiting van de stroomtoevoer naar
(als STO-functie van IEC/EN61800-5-2)
de actuatoren
Categorie 1: Gecontroleerd stoppen door onderbreking van de stroomtoevoer naar het
actuatorniveau als, bijvoorbeeld, de gevaarlijke beweging tot stilstand is gekomen
(tijdvertraagd afsluiten van de stroomtoevoer).
(als SS1-functie van IEC/EN61800-5-2)
Categorie 2: Gecontroleerd stoppen. De stroomtoevoer naar het aandrijfelement wordt niet
onderbroken. Aanvullende maatregelen voor EN 1037 (bescherming tegen onverwacht
herstarten) zijn noodzakelijk.
(als SS2-functie van IEC/EN61800-5-2)
Hoe het werkt
Onderbreken van de stroom naar GS1 of GS2,
bijvoorbeeld door verwijderen van de koppeling
tussen GS1 of GS2 en PLC of zowel GS1/GS2 en
PLC schakelt de uitgang naar de aandrijving uit, ofwel
de stroomtoevoer naar de motor wordt afgesneden
door het schakelen van de uitgangstransistoren op
een veilige manier te stoppen. De EDM-uitgang wordt
geactiveerd als GS1 en GS2 aan de aandrijving
worden gegeven.
Gebruik altijd beide ingangen om de aandrijving uit te
schakelen. De EDM-uitgang geleidt als beide circuits
GS1 en GS2 goed werken. Als om enige reden
slechts één kanaal geopend is, wordt de uitgang naar
de aandrijving gestopt maar wordt de EDM-uitgang
niet geactiveerd. Controleer in dat geval de bedrading
van de ingang veilig uitschakelen.
Activering
De veiligheidsschakelaar overhalen wijst automatisch
de ingangen GS1 en GS2 toe.
Om de uitgang EDM (externe apparaatmonitor) toe te
wijzen, moet u de EDM-functieschakelaar aanzetten.
De EDM-uitgang wordt automatisch toegewezen aan
de intelligente uitgangsklem 11.
96
Schakelaar
veiligheidsfunctie
UIT
AAN
Schakelaar EDMfunctie
UIT
(normaal)
AAN
(EDM)
(Als de veiligheidsschakelaar of EDM-schakelaar worden uitgezet, worden de toegewezen
intelligente ingangs- en uitgangsklemmen ingesteld als “geen” functie en blijft het contact
normaal open.)
Gebruik altijd beide ingangen om de aandrijving uit te schakelen. Als om enige reden
slechts één kanaal geopend is, wordt de uitgang naar de aandrijving gestopt maar wordt
de EDM-uitgang niet geactiveerd. Controleer in dat geval de bedrading van de ingang
veilig uitschakelen.
Installatie
Installeer overeenkomstig de bovengenoemde veiligheidsstandaard onder verwijzing naar
het voorbeeld. Gebruik zowel GS1 als GS2 en stel het systeem zo in dat zowel GS1 als
GS2 worden uitgeschakeld, als veiligheidsingang aan de frequentieregelaar wordt
gegeven.
Voer de proeftest uit na afloop van de installatie, maar voor de indienststelling.
Als de functie Poortonderdrukking gebruikt wordt, moet u de aandrijving aansluiten op een
gecertificeerde onderbreekinrichting waarbij u het EDM-uitgangssignaal gebruikt om beide
veiligheidsingangen GS1 en GS2 te bevestigen. Volg de bedradingsinstructies in de
uitgebreide handleiding.
Item
Functie ingang [3] en
[4]
Actieve staat ingang
[3] en [4]
Functie uitgang [11]
Actieve staat uitgang
[11]
Modus GS-ingang
Functiecode
C003
C004
C013
C014
C021
Gegevens
77
78
01
01
62
C031
00
NO: Normaal open (opmerking 2)
00
Uitgang wordt afgesloten door hardware. Geen fout.
Uitgang wordt afgesloten door hardware en daarna fout.
(opmerking 3) (opmerking 4)
b145
01
Omschrijving
GS1: Veiligheidsingang 1 (opmerking 1)
GS2: veiligheidsingang 2 (opmerking 1)
NC: Normaal gesloten (opmerking 1)
NC: Normaal gesloten (opmerking 1)
EDM:externe aparaatmonitor (opmerking 2)
Opmerking 1) Deze worden automatisch ingesteld als de veiligheidsschakelaar aan wordt
gezet; dit kan niet worden gewijzigd.
Opmerking 2) Deze worden automatisch ingesteld als de EDM-schakelaar aan wordt gezet;
dit kan niet worden gewijzigd.
Opmerking 3) Er treedt een fout op in de frequentieregelaar met “E37”. Als ook een externe
fout optreedt (E12) heeft E37 voorrang.
Opmerking 4) Terwijl de aandrijving de foutstatus “E037” heeft en GS1 of GS2 actief is, is
de veiligheid niet gegarandeerd.
97
Bedradingsvoorbeeld
Als de functie Poortonderdrukking gebruikt wordt, moet u de aandrijving aansluiten op een
gecertificeerde onderbreekinrichting waarbij u het EDM-uitgangssignaal gebruikt om beide
veiligheidsingangen GS1 en GS2 te bevestigen. Volg de bedradingsinstructies in de
uitgebreide handleiding.
Zekering*
Resetschakelaar
EDM
(feedback) ingang
KM1
+24 V
Veiligheidsingang
T11
T12
T31
T32 T33
A1
+24 V
A2
EDM
Veiligheidsuitgang
Veiligheidsschakelaar
(Voorbeeld: noodstopknop)
S14
S24
G9SX-GS226-T15-RC
T21
CM2
GS1
GS2
PLC
T22
Beveiligingsunit
※Standaard
(IEC61508,ISO13849)
gecertificeerd
L
WJ200
M
(*) Specificatie van de zekering:
De boogonderdrukkende zekering met nominale wisselstroom 250 V, nominale stroom 100 mA voldoet aan
IEC6127 -2/-3/ of -4
voorbeeld)
SOC
EQ-serie 250 V wisselstroom, 100 mA (UL, SEMKO, BSI)
Little
216-serie 250 V wisselstroom, 100 mA (CCC, UL, CSA, SEMKO, CE, VDE)
Elke externe signaalspanning aangesloten op de WJ200 moet afkomstig zijn van ene
SELV-voeding.
Door op de noodstopknop te drukken, wordt de stroom afgesloten naar GS1 en GS2 en
wordt de uitgang van de frequentieregelaar afgesloten. Hierdoor draait de motor stationair.
Dit gedrag komt overeen met de stopcategorie 0 gedefinieerd in EN60204.
Opmerking 1: Het bovenstaande is een voorbeeld voor het gebruik van de intelligente
ingangsklem met PNP-logica. Als dit gebruikt wordt met NPN-logica moet
de bedrading worden aangepast.
Opmerking 2: De draden voor het veiligheidsrelais en het noodingangsignaal moeten
afgeschermde coaxiale kabels zijn, bijvoorbeeld RS174/U (gemaakt door
LAPP) van MIL-C17, of KX2B van NF C 93-550 met diameter 2,9 mm en
minder dan 2 meter lang. Vergeet niet de afscherming te aarden.
Opmerking 3: Alle onderdelen met betrekking tot inductie, zoals relais en contactor,
moeten het beveiligingscircuit tegen overspanning bevatten.
98
Hierdoor blokkeert de frequentieregelaar niet de stroom naar zichzelf als de stroom is
uitgeschakeld. Daardoor kan het gesloten circuit per ongeluk de ingang inschakelen als
twee of meer frequentieregelaars aangesloten zijn op een gemeenschappelijke I/Obedrading. Dat kan tot gevaarlijke situaties leiden. Om dit gesloten circuit te
voorkomen, plaatst u een diode (nominaal:50 V/0,1 A) in het pad zoals hieronder is
beschreven.
Als de beschermende diodes die gebruikt worden als de units parallel bedraad zijn,
alleen enkele diodes zijn, dan wordt hun conditie gecontroleerd als onderdeel van de
proeftest.
99
In geval van PNP-logica
Stroomtoevoer AAN
Jumperdraad P24
Stroomtoevoer AAN
P24
PLC
PLC
L
L
1
Ingang
AAN
Diode
plaatsen
1
Jumper- Stroomtoevoer UIT
draad P24
Ingang
UIT
Stroomtoevoer UIT
P24
PLC
L
PLC
L
1
1
Schakel
UIT
Schakel
UIT
In geval van PNP-logica
Jumperdraad
P24
P24
PLC
PLC
L
L
1
Ingang
AAN
1
Jumperdraad P24
P24
PLC
PLC
L
L
1
1
Schakelaar
UIT
De stroomlus laat de ingang inschakelen als
de diode niet geplaatst is, ook als de
schakelaar uit staat.
Ingang
UIT
Schakelaar
UIT
Voorkom de stroomlus door een diode in
plaats van een korte balk te plaatsen.
100
Te combineren componenten
Hierna volgen voorbeelden van te combineren veiligheidsinrichtingen.
Serie
Model
Te volgen normen
Certificatiedatum
GS9A
301
ISO13849-2 cat4, SIL3
06 juni 2007
G9SX
GS226-T15-RC
IEC61508 SIL1-3
04 november 2004
NE1A
SCPU01-V1
IEC61508 SIL3
27 september 2006
De configuratie van de gebruikte componenten in elk circuit anders dan een geschikte vooraf geteste
veiligheidsmodule die aansluit op de WJ200 GS1/GS2 en EDM-poorten MOET minimaal gelijk zijn
aan Cat.3 PLd onder ISO 13849-1:2006 om in staat te zijn een algehele Cat.3 PLd te claimen voor
de combinatie van WJ200 met een extern circuit.
Het EMI-niveau waarop de externe module is beoordeeld, moet minimaal overeenkomen met dat
van Bijlage E in IEC 62061.
Periodieke controle (proeftest)
De proeftest is van essentieel belang voor het onthullen van gevaarlijke onopgemerkte storingen na
een tijdsperiode, in dit geval 1 jaar. Het minimaal jaarlijks uitvoeren van deze proeftest is voorwaarde
voor het voldoen aan de ISO13849-1 PLd.
- Voor het tegelijkertijd en gescheiden activeren van (stroom leveren aan) GS1 en GS2 om te zien
welke uitgang is toegestaan en of EDM geleidt
Klem
Status
GS1
stroom UIT
stroom AAN
stroom UIT
stroom AAN
GS2
stroom UIT
stroom UIT
stroom AAN
stroom AAN
EDM
geleid
niet geleid
niet geleid
niet geleid
(uitgang)
verboden
verboden
verboden
Toegestaan
-
Voor het activeren van (stroom leveren aan) GS1 en GS2 om te zien welke uitgang is toegestaan en of EDM geleidt
-
Voor het activeren van (stroom leveren aan) GS1, niet activeren van GS2 om te zien welke uitgang is toegestaan en
EDM niet geleidt
-
Voor het activeren van (stroom leveren aan) GS2, niet activeren van GS1 om te zien welke uitgang is toegestaan en
EDM niet geleidt
-
Voor het tegelijkertijd uitschakelen van (stroom onderbreken aan) GS1 en GS2 om te zien welke uitgang is toegestaan
en of EDM geleidt
Voer de proeftest uit als de installatie gereed is en voor indienststelling.
Als de beschermende diodes die gebruikt worden als de units parallel bedraad zijn, alleen enkele diodes zijn,
dan wordt hun conditie gecontroleerd als onderdeel van de proeftest. Controleer of de diodes niet beschadigd
zijn na afloop van de proeftest.
Voorzorgsmaatregelen
1.
Om ervoor te zorgen dat de functie Veilig uitschakelen voldoet aan de veiligheidseisen van de
toepassing, moet een grondige risicobeoordeling worden uitgevoerd voor het gehele
veiligheidssysteem.
2.
De functie Veilig uitschakelen sluit de stroomtoevoer naar de aandrijving niet af en zorgt niet
voor elektrische isolatie. Voordat installatie- en onderhoudswerk wordt uitgevoerd, moet de
voeding van de aandrijving worden uitgeschakeld en een tag/lock-out geplaatst worden.
3.
De bedradingsafstand naar de ingangen voor Veilig uitschakelen moet korter zijn dan 30 meter.
4. De tijd tussen het openen van de ingang Veilig uitschakelen en het uitschakelen van de
aandrijving is korter dan 10 ms.
101
EG-CONFORMITEITSVERKLARING
Wij, Hitachi Industrial Equipment Systems Co., Ltd., te
1-1, Higashinarashino 7-chome, Narashino-shi, Chiba 275-8611 Japan
verklaren onder onze uitsluitende verantwoordelijkheid dat: De Hitachi Sanki WJ200-serie frequentieregelaars die bestaat uit 27 modellen, waarvan de
motorcapaciteit varieert van 0,1 kW tot 15 kW, met de exact aangewezen modelnummers voor de
WJ200-serie zoals hieronder beschreven
WJ200-(I)(II)(III)(IV)
(I)= 001, 002, 004, 007, 015, 022, 030, 037, 040, 055, 075, 110 or 150
(staat voor de toepasselijke motorcapaciteit in kW)
(II) = S, L of H
(S=1-fase 200 V-voedingssysteem,
(L=3-fase 200 V-voedingssysteem,
(H=3-fase 400 V-voedingssysteem)
(III) = F
(IV) = leeg
(product wordt geleverd met toetsenblok)
(deze modelnummers staan op de betreffende labels van deze aandrijvingen)
Serienummer / (s) / bereik………………….(niet benodigd voor het exemplaar van de handleiding van
conformiteitsverklaring)
voldoet aan de betreffende essentiële eisen voor gezondheid en veiligheid van de EU-machinerichtlijn
(2006/42/EG) en de beschermingseisen van de EU EMC-richtlijn (2004/108/EG).
Naam en adres van de persoon gemachtigd om het technische dossier te compileren, gevestigd
in de gemeenschap, is: Hitachi Europe GmbH
Am Seestern 18, D-40547 Düsseldorf, Duitsland.
Een onderzoekscertificaat type EG (Nr. 01/205/0699/09) is afgegeven door aangemelde instantie (0035)
onder de Machinerichtlijn van de EU door TÜV Rheinland Industrie Services GmbH te Alboinstr, 58 12103
Berlijn, Duitsland
Geharmoniseerde standaarden gebruikt ter ondersteuning van deze conformiteitsverklaring, waarnaar
wordt verwezen in
artikel 7(2), omvatten: Geharmoniseerde standaarden die de conformiteitsgrondslag vormen voor de EU-machinerichtlijn
EN61800-5-2: 2007
EN ISO 13849-1: 2008
EN61800-5-1: 2007
EN62061: 2005
EN60204-1: 2006
Geharmoniseerde standaarden die de conformiteitsgrondslag vormen voor de EU-EMC-richtlijn
EN61800-3: 2004
Plaats en datum van de verklaring:(Leeg gelaten voor conformiteitsverklaring op handleiding)
Identiteit en handtekening van de persoon die gemachtigd is om de declaratie samen te stellen
namens de fabrikant
(Leeg gelaten voor conformiteitsverklaring op handleiding)
102
Download