WJ200-frequentieregelaar Verkorte handleiding • Eenfasige ingang 200V-uitvoering • Driefasige ingang 200V-uitvoering • Driefasige ingang 400V-uitvoering Handleidingnummer: NT3251AX Maart 2012 Raadpleeg de gebruikershandleiding voor meer informatie Hitachi Industrial Equipment Systems Co., Ltd. Inleiding Hartelijk dank voor de aanschaf van de Hitachi WJ200-frequentieregelaar. Lees deze verkorte handleiding en de uitgebreide handleiding zodat u precies weet hoe u te werk moet gaan en hoe u omgaat met de veiligheidsmaatregelen van het product voordat u het gebruikt om een veilig en correct gebruik te garanderen. Houd er rekening mee dat deze verkorte handleiding is bedoeld voor elk product en moet worden geleverd aan de eindgebruiker van de omvormer. Veiligheidsmaatregelen Lees deze verkorte handleiding en de bijgevoegde documenten zorgvuldig door voordat u de frequentieregelaar installeert en gebruikt. Onderhoudsitems in deze verkorte handleiding zijn uitsluitend items met waarschuwingen. Lees voordat u met de onderhoudswerkzaamheden begint deze uitgebreide handleiding volledig door. (U kunt de uitgebreide handleiding van onze website downloaden.) In de uitgebreide handleiding zijn veiligheidsvoorschriften in twee niveaus ingedeeld, WAARSCHUWING en VOORZICHTIG. WAARSCHUWING : geeft aan dat onjuist gebruik gevaarlijke situaties kan opleveren die persoonlijk letsel of de dood kunnen veroorzaken. VOORZICHTIG : geeft aan dat onjuist gebruik gevaarlijke situaties kan opleveren die matig persoonlijk letsel of fysieke schade kunnen veroorzaken. VOORZICHTIG Merk op dat zelfs een situatie van een niveau ernstige gevolgen kan opleveren, afhankelijk van de omstandigheden. Volg alle veiligheidsvoorschriften op die belangrijke informatie voor de veiligheid bevatten. Let ook op de items en instructies die in de tekst onder “Let op” zijn genoemd. VOORZICHTIG Veel afbeeldingen in de uitgebreide handleiding geven de frequentieregelaar weer zonder de kappen en/of onderdelen die het zicht belemmeren. Gebruik de frequentieregelaar niet in de status zoals is afgebeeld. Als u de kappen en/of onderdelen hebt verwijderd, moet u ze opnieuw in de oorspronkelijke situatie terugplaatsen voordat u het apparaat gebruikt en alle aanwijzingen in de uitgebreide handleiding volgen bij het werken met de frequentieregelaar. 1. Installatie VOORZICHTIG - Installeer de frequentieregelaar op een niet-brandbaar oppervlak, bijvoorbeeld metaal. Anders bestaat er brandgevaar. - Plaats geen brandbare materialen in de buurt van de frequentieregelaar. Anders bestaat er brandgevaar. - Houd bij het dragen van de frequentieregelaar niet de bovenste kap vast. Anders loopt u de kans op letsel en schade doordat de frequentieregelaar valt. - Zorg ervoor dat geen vreemde materialen (zoals afgesneden stukken draad, lasmateriaal, ijzervijlsel, draden en stof) in de frequentieregelaar terechtkomen. Anders bestaat er brandgevaar. - Installeer de frequentieregelaar op een ondergrond die het in dit document opgegeven gewicht kan dragen. Anders bestaat kans op letsel doordat de frequentieregelaar valt. - Installeer de frequentieregelaar tegen een verticale wand die vrij is van trillingen. Anders bestaat kans op letsel doordat de frequentieregelaar valt. - Installeer en gebruik de frequentieregelaar niet als deze beschadigd is of als onderdelen ontbreken. Anders loopt u kans op letsel. - Installeer de frequentieregelaar op een goed geventileerde locatie binnenshuis die niet blootgesteld is aan rechtstreeks zonlicht. Vermijd plaatsen waar de frequentieregelaar wordt blootgesteld aan hoge temperaturen, hoge vochtigheid, condens, stof, explosieve gassen, corrosieve gassen, brandbare gassen, nevel van slijpvloeistof of zout water. Anders bestaat er brandgevaar. 1 - De frequentieregelaar is een precisie-apparaat. Laat hem niet vallen en stel hem niet bloot aan hoge belastingen, ga er niet op staan en plaats er geen zware lasten op. Hierdoor kan storing in de frequentieregelaar optreden. 2. Bedrading WAARSCHUWING - Vergeet niet de frequentieregelaar te aarden. Anders loopt u kans op elektrische schokken of bestaat er brandgevaar. - Besteed elektrische werkzaamheden uit aan een gediplomeerd elektricien. Anders loopt u kans op elektrische schokken of bestaat er brandgevaar. - Zorg ervoor dat de voeding is uitgeschakeld voordat met de bedrading wordt begonnen. Anders loopt u kans op elektrische schokken of bestaat er brandgevaar. - Voer de bedradingswerkzaamheden pas uit na installatie van de frequentieregelaar. Anders loopt u kans op elektrische schokken of letsel. - De frequentieregelaar moet zijn UITGESCHAKELD voordat een van de schuifschakelaars wordt verplaatst. Anders loopt u kans op elektrische schokken of letsel. VOORZICHTIG - Controleer of de spanning van de netvoeding overeenkomt met de nominale spanning van uw frequentieregelaar. Anders loopt u kans op letsel of bestaat er brandgevaar. Voed de driefasige frequentieregelaar niet met enkelfasige stroom. Anders bestaat er brandgevaar. Sluit de netvoeding niet aan op een van de uitgangsklemmen (U, V en W). Anders loopt u kans op letsel of bestaat er brandgevaar. Sluit een aardlekschakelaar aan op het ingangscircuit. Anders bestaat er brandgevaar. Gebruik uitsluitend de voedingskabels, aardlekschakelaar en magneetschakelaars met de opgegeven capaciteit (nominale waarden). Anders bestaat er brandgevaar. Gebruik de magneetschakelaars aan de primaire en secundaire kant van de frequentieregelaar niet om het apparaat uit te schakelen. Draai elke schroef aan tot het opgegeven koppel. Schroeven mogen niet los blijven. Anders bestaat er brandgevaar. Voordat u de schuifschakelaar op de frequentieregelaar gebruikt, moet u de voeding uitschakelen. Anders loopt u kans op elektrische schokken en letsel. Controleer of de massa- of aardschroef goed en volledig is aangedraaid. Controleer eerst of de schroeven van de uitgangsklemmen (U, V en W) goed zijn aangedraaid en draai vervolgens de schroeven van de ingangsklemmen (R, S en T) aan. 3. Gebruik WAARSCHUWING - Raak zolang stroom wordt toegevoerd aan de frequentieregelaar, zelfs als de frequentieregelaar is uitgeschakeld, nooit een aansluitklem of intern onderdeel van de frequentieregelaar aan en steek er geen staaf in, controleer geen signalen en sluit geen draad of schakelaar aan en koppel deze ook niet los. Anders loopt u kans op elektrische schokken en letsel of bestaat er brandgevaar. - Zorg ervoor dat de kap over de aansluitklemmen gesloten is voordat u de stroomtoevoer naar de frequentieregelaar inschakelt. Open de kap over de aansluitklemmen niet zolang stroom wordt toegevoerd aan de frequentieregelaar of zolang interne spanning aanwezig is. Anders loopt u kans op elektrische schokken. - Bedien nooit schakelaars met natte handen. Anders loopt u kans op elektrische schokken. - Als de herstartmodus gekozen is, herstart de frequentieregelaar plotseling na een wachttijd in de foutstatus. Blijf onder die omstandigheden uit de buurt van de machine die door de frequentieregelaar bestuurd wordt. (Ontwerp de machine op zo’n manier dat de menselijke veiligheid gegarandeerd kan worden, ook als de frequentieregelaar plotseling start.) Anders loopt u kans op letsel. - Selecteer de herstartmodus niet voor het bedienen van een hef- of verplaatsinrichting omdat een toestand met vrijloop in de herstartmodus kan optreden. Anders loopt u de kans op letsel of schade aan de machine die door de frequentieregelaar bestuurd wordt. - Als een startcommando aan de frequentieregelaar is gegeven voorafgaand aan een kortdurende stroomstoring, kan de frequentieregelaar de werking hervatten nadat er weer stroom wordt toegevoerd. Als een dergelijke herstart mensen in gevaar kan brengen, moet u een aansturingscircuit ontwerpen dat voorkomt dat de frequentieregelaar herstart na het hervatten van 2 de stroomtoevoer. Anders loopt u kans op letsel. - Bereid een extra noodstopschakelaar voor als toevoeging op de stoptoets van de geïntegreerde operator en/of de optionele operator. Anders bestaat het gevaar voor letsel. - Als een startcommando aan de frequentieregelaar is gegeven voordat de frequentieregelaar naar de alarmstatus overschakelt, herstart de frequentieregelaar plotseling als de alarmstatus is gereset. Controleer voor het resetten van de alarmstatus of geen startcommando is gegeven. VOORZICHTIG - Raak het koelelement niet aan, omdat dit tijdens het gebruik van de frequentieregelaar warm wordt. Anders loopt u kans op brandwonden. - Met de frequentieregelaar kunt u eenvoudig de snelheid van de motor of machinehandelingen regelen. Voordat u de frequentieregelaar gebruikt, moet u de capaciteit en nominale waarden bevestigen van de motor of machine die door de frequentieregelaar bediend wordt. Anders loopt u kans op letsel. - Installeer indien nodig een extern remsysteem. Anders loopt u kans op letsel. - Bij het gebruik van de frequentieregelaar voor het bedienen van een standaardmotor met een frequentie hoger dan 60 Hz moet u de toegestane motorsnelheden controleren bij de fabrikanten van de motor en de aan te drijven machine en hun instemming verkrijgen voordat u de frequentieregelaar gebruikt. Anders loopt u het risico van schade aan de motor en de machine. - Controleer tijdens de werking van de frequentieregelaar de draairichting van de motor en controleer op abnormale geluiden en trillingen. Anders loopt u de kans op schade aan de machine die door de frequentieregelaar bestuurd wordt. - HOOGSPANNING: Ook na activering van de noodstop is een gevaarlijke spanning aanwezig. Dat betekent NIET dat de stroomtoevoer verwijderd is. 4. Onderhoud, controle en vervangen van onderdelen WAARSCHUWING - Voordat u de frequentieregelaar inspecteert, moet u de stroomtoevoer uitschakelen en 10 minuten of langer wachten. Anders loopt u kans op elektrische schokken. (Controleer voor het begin van de inspectie of het laadlampje van de frequentieregelaar gedoofd is.) - Wijs één persoon aan voor onderhoud, inspectie en het vervangen van onderdelen.(Verwijder polshorloges en metalen accessoires zoals armbanden alvorens de onderhouds- en inspectiewerkzaamheden uit te voeren en gebruik geïsoleerd gereedschap.) Anders loopt u kans op elektrische schokken en letsel. - Vertrouw er niet op dat de functie STO de stroomtoevoer naar het motorcircuit ontkoppelt. Isoleer de toevoer voordat onderhoud wordt uitgevoerd aan het motorcircuit. Zie Functionele veiligheid voor meer informatie. 5. Overige VOORZICHTIG - Gooi de frequentieregelaar niet met het huisvuil weg. Neem contact op met een verwerkingsbedrijf van industrieel afval bij u in de buurt dat industrieel afval kan verwerken zonder het milieu te verontreinigen. WAARSCHUWING - Modificeer de frequentieregelaar niet. Anders loopt u kans op elektrische schokken en letsel. 6. Bij het gebruik van de noodstopfunctie WAARSCHUWING - Controleer bij het gebruik van de noodstopfunctie of deze functie tijdens de installatie goed werkt (voordat het apparaat in gebruik wordt genomen). Zie Functionele veiligheid voor meer informatie. 3 UL Voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen en instructies Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen bij probleemoplossing en onderhoud (Conform norm: UL508C,CSA C22.2 No.14-05) Waarschuwingsmarkeringen ALGEMEEN: Deze apparaten zijn open omvormers. Ze zijn bedoeld voor gebruik binnen een behuizing. Insulated gate bipolar transistor (IGBT) met microprocessortechnologie. Deze apparatuur moet worden aangesloten op een enkel- of driefasige voedingsbron en is bedoeld om driefasige inductiemotoren aan te sturen via een uitgang met variabele frequentie. De eenheden zijn bedoeld voor algemene industriële toepassingen. EISEN VOOR AANDUIDINGEN: Nominale waarden: industriële stuurapparatuur moet duidelijk zijn voorzien van de naam van de fabrikant, handelsmerk, bestandsnummer of een andere beschrijvende aanduiding waarmee de organisatie kan worden bepaald die verantwoordelijk is voor het product; a) “Maximale nominale omgevingstemperatuur 50 ºC.” b) “De solid state bescherming van de motor reageert tot max. 150% van de FLA”. c) “Apparaat installeren in een omgeving met vervuilingsgraad 2.” d) Geschikt voor gebruik in een circuit dat maximaal niet meer dan 100.000 rms symmetrische ampères, 240 of 480 volt levert.” e) “Indien beveiligd met zekeringen van klasse CC, G, J of R” of “Indien beveiligd met een stroomonderbreker met een nominale onderbrekingsstroom van niet minder dan 100.000 rms symmetrische ampères, 240 of 480 volt.” f) “Geïntegreerde solid-state kortsluitbeveiliging biedt geen beveiliging voor aftakkingen. Deze beveiliging moet worden verzorgd overeenkomstig de landelijke elektriciteitswet en aanvullende plaatselijke voorschriften.” g) “De aandrijving levert geen beveiliging voor te hoge motortemperaturen.” 4 Symbolen voor klemmen en schroefmaat Vereist koppel (N-m) Draaddikte M3,5 1,0 AWG16 (1,3 mm2) M4 1,4 AWG12 (3,3 mm2) M4 1,4 AWG10 (5,3 mm2) M3,5 1,0 AWG16 (1,3 mm2) M4 M4 M4 1,4 1,4 1,4 AWG14 (2,1 mm2) AWG12 (3,3 mm2) AWG10 (5,3 mm2) M5 3,0 AWG6 (13 mm2) M6 M8 3,9 tot 5,1 5,9 tot 8,8 AWG4 (21 mm2) AWG2 (34 mm2) M4 1,4 AWG16 (1,3 mm2) M4 1,4 AWG14 (2,1mm2) M4 1,4 AWG12 (3,3 mm2) M5 3,0 AWG10 (5,3 mm2) M6 3,9 tot 5,1 AWG6 (13 mm2) Model frequentieregelaar Schroefgrootte WJ200-001S WJ200-002S WJ200-004S WJ200-007S WJ200-015S WJ200-022S WJ200-001L WJ200-002L WJ200-004L WJ200-007L WJ200-015L WJ200-022L WJ200-037L WJ200-055L WJ200-075L WJ200-110L WJ200-150L WJ200-004H WJ200-007H WJ200-015H WJ200-022H WJ200-030H WJ200-040H WJ200-055H WJ200-075H WJ200-110H WJ200-150H 5 Zekeringmaten In deze handleiding zijn de maten van distributiezekeringen opgenomen om aan te geven dat de eenheid moet worden aangesloten met een vermelde onvervangbare smeltzekering met een nominale spanning van 600 VAC met de in onderstaande tabel opgenomen nominale stroomwaarden of de aanduiding van de motorbeveiligingsschakelaar van het type E in de handleiding om aan te geven dat de eenheid moet worden aangesloten met een motorbeveiligingsschakelaar van het type E uit de MMS-serie (LS Industrial System Co.,Ltd,) met de waarden als weergegeven in de onderstaande tabel: Model frequentieregelaar Type Zekeringwaarde WJ200-001S WJ200-002S WJ200-004S 10 A, AIC 200 kA WJ200-007S 20A, AIC 200 kA WJ200-015S WJ200-022S 30A, AIC 200 kA WJ200-001L WJ200-002L WJ200-004L 10 A, AIC 200 kA WJ200-007L WJ200-015L 15A, AIC 200 kA WJ200-022L 20A, AIC 200 kA WJ200-037L WJ200-055L WJ200-075L Type E CMC MMS-32H,240V,40A MMS-32H,240V,40A 30A, AIC 200 kA Klasse J 60A, AIC 200 kA MMS-100H,240V,80A WJ200-110L WJ200-150L 80A, AIC 200 kA WJ200-004H WJ200-007H WJ200-015H WJ200-022H 10 A, AIC 200 kA WJ200-030H WJ200-040H 15A, AIC 200 kA WJ200-055H WJ200-075H 30A, AIC 200 kA WJ200-110H WJ200-150H 50A, AIC 200 kA 6 MMS-32H,480V,40A of MMS-63H,480V,52A Specificatielabel frequentieregelaar Op de rechterkant van de behuizing van de Hitachi WJ200-frequentieregelaars zijn productlabels aangebracht, zoals hieronder is afgebeeld. Controleer of de specificaties op de labels overeenkomen met de voedingsbron en de veiligheidseisen voor de toepassing. Modelnaam Nominale ingangsspanning Nominale uitgangsspanning -001SF 200-240 Ver: 2.0 2,0/1,3 200-240 05A_T12345_A_-001 Productienummer 1,2/1,0 1005 Specificatielabel frequentieregelaar Het modelnummer voor een specifieke frequentieregelaar bevat nuttige informatie over de operationele kenmerken. Raadpleeg onderstaande legenda voor het modelnummer: WJ200 001 S F Type configuratie F=met toetsenblok Serienaam Ingansspanning: S=enkelfasig, uitvoering 200V L=driefasig, uitvoering 200V H=driefasig, uitvoering 400V Toepasselijke motorcapaciteit in kW 001=0,1kW 002=0,2kW 004=0,4kW 007=0,75kW 015=1,5kW 022=2,2kW 030=3,0kW 7 037=3,7kW 040=4,0kW 055=5,5kW 075=7,5kW 110=11kW 150=15kW Specificaties frequentieregelaar WJ200 Modelspecifieke tabellen voor frequentieregelaars in 200V- en 400Vuitvoering De volgende tabellen zijn specifiek voor WJ200-frequentieregelaars in 200V- en 400Vuitvoering. Merk op dat de “Algemene specificaties” op de volgende drie pagina’s van toepassing zijn op beide uitvoeringen. Voetnoten voor alle specificatietabellen staan onder de onderstaande tabel. Item WJ200-frequentieregelaars, 200V-modellen Toepasselijke motorgrootte kW pk Nominale (kVA) capaciteit 200 V 240 V Nominale ingangsspanning Nominale uitgangsspanning Nominale uitgangsstroom (A) VT CT VT CT VT CT VT CT VT CT Startkoppel Remmen Zonder remweerstand Met remweerstand Gelijkstroomremmen Gewicht kg lb Specificaties 1-fasige 200V-uitvoering 002SF 004SF 007SF 015SF 022SF 0,4 0,55 1,1 2,2 3,0 0,2 0,4 0,75 1,5 2,2 1/2 3/4 1,5 3 4 1/4 1/2 1 2 3 0,6 1,2 2,0 3,3 4,1 0,5 1,0 1,7 2,7 3,8 0,7 1,4 2,4 3,9 4,9 0,6 1,2 2,0 3,3 4,5 1-fase: 200 V-15% tot 240 V +10%, 50/60 Hz ±5% 3-fase: 200 tot 240 V (in verhouding tot ingangsspanning) 1,2 1,9 3,5 6,0 9,6 12,0 1,0 1,6 3,0 5,0 8,0 11,0 200% bij 0,5Hz 70%: ≤50Hz 20%: ≤50Hz 100%: ≤50Hz 50%: ≤60Hz 20%: ≤60Hz 50%: ≤60Hz 150% 100% Frequentie, tijd en kracht instelbaar 1,0 1,0 1,1 1,6 1,8 1,8 2,2 2,2 2,4 3,5 4,0 4,0 001SF 0,2 0,1 1/4 1/8 0,4 0,2 0,4 0,3 8 Specificaties frequentieregelaar WJ200, vervolg… Item WJ200-frequentieregelaars, 200V-modellen Toepasselijke motorgrootte kW pk Nominale (kVA) capaciteit 200 V 240 V Nominale ingangsspanning Nominale uitgangsspanning Nominale uitgangsstroom (A) Startkoppel Remmen VT CT VT CT VT CT VT CT VT CT Zonder remweerstand Met remweerstand Gelijkstroomremmen Gewicht kg lb Item WJ200-frequentieregelaars, 200V-modellen Toepasselijke motorgrootte kW pk Nominale (kVA) capaciteit 200 V 240 V Nominale ingangsspanning Nominale uitgangsspanning Nominale uitgangsstroom (A) Startkoppel Remmen VT CT VT CT VT CT VT CT VT CT Zonder remweerstand Met remweerstand Gelijkstroomremmen Gewicht kg lb Specificaties 3-fasige 200V-uitvoering 001LF 002LF 004LF 007LF 015LF 022LF 0,2 0,4 0,75 1,1 2,2 3,0 0,1 0,2 0,4 0,75 1,5 2,2 1/4 1/2 1 1,5 3 4 1/8 1/4 1/2 1 2 3 0,4 0,6 1,2 2,0 3,3 4,1 0,2 0,5 1,0 1,7 2,7 3,8 0,4 0,7 1,4 2,4 3,9 4,9 0,3 0,6 1,2 2,0 3,3 4,5 3-fase: 200 V-15% tot 240 V +10%, 50/60 Hz ±5% 3-fase: 200 tot 240 V (in verhouding tot ingangsspanning) 1,2 1,9 3,5 6,0 9,6 12,0 1,0 1,6 3,0 5,0 8,0 11,0 200% bij 0,5Hz 70%: ≤ 50Hz 20%: ≤ 50Hz 100%: ≤ 50Hz 50%: ≤ 60Hz 20%: ≤ 60Hz 50%: ≤ 60Hz 150% 100% Frequentie, tijd en kracht instelbaar 1,0 1,0 1,1 1,2 1,6 1,8 2,2 2,2 2,4 2,6 3,5 4,0 Specificaties 3-fasige 200V-uitvoering 037LF 055LF 075LF 110LF 150LF 5,5 7,5 11 15 18,5 3,7 5,5 7,5 11 15 7,5 10 15 20 25 5 7,5 10 15 20 6,7 10,3 13,8 19,3 20,7 6,0 8,6 11,4 16,2 20,7 8,1 12,4 16,6 23,2 24,9 7,2 10,3 13,7 19,5 24,9 3-fase: 200 V-15% tot 240 V +10%, 50/60 Hz ±5% 3-fase: 200 tot 240 V (in verhouding tot ingangsspanning) 19,6 30,0 40,0 56,0 69,0 17,5 25,0 33,0 47,0 60,0 200% bij 0,5Hz 20%: ≤ 50Hz 20%: ≤ 60Hz 100% 80% Frequentie, tijd en kracht instelbaar 2,0 3,3 3,4 5,1 7,4 4,4 7,3 7,5 11,2 16,3 9 Specificaties frequentieregelaar WJ200, vervolg… Item WJ200-frequentieregelaars, 400V-modellen Toepasselijke motorgrootte kW pk Nominale (kVA) capaciteit 380 V 480 V Nominale ingangsspanning Nominale uitgangsspanning Nominale uitgangsstroom (A) Startkoppel Remmen VT CT VT CT VT CT VT CT VT CT Zonder remweerstand Met remweerstand Gelijkstroomremmen Gewicht kg lb Item WJ200-frequentieregelaars, 400V-modellen Toepasselijke motorgrootte kW pk Nominale (kVA) capaciteit 380 V 480 V Nominale ingangsspanning Nominale uitgangsspanning Nominale uitgangsstroom (A) Startkoppel Remmen VT CT VT CT VT CT VT CT VT CT Zonder remweerstand Met remweerstand Gelijkstroomremmen Gewicht kg lb Specificaties 3-fasige 400V-uitvoering 004HF 007HF 015HF 022HF 030HF 040HF 0,75 1,5 2,2 3,0 4,0 5,5 0,4 0,75 1,5 2,2 3,0 4,0 1 2 3 4 5 7,5 1/2 1 2 3 4 5 1,3 2,6 3,5 4,5 5,7 7,3 1,1 2,2 3,1 3,6 4,7 6,0 1,7 3,4 4,4 5,7 7,3 9,2 1,4 2,8 3,9 4,5 5,9 7,6 3-fase: 400 V-15% tot 480 V +10%, 50/60 Hz ±5% 3-fase: 400 tot 480 V (in verhouding tot ingangsspanning) 2,1 4,1 5,4 6,9 8,8 11,1 1,8 3,4 4,8 5,5 7,2 9,2 200% bij 0,5Hz 70%: ≤ 50Hz 20%: ≤ 50Hz 100%: ≤ 50Hz 20%: ≤ 60Hz 50%: ≤ 60Hz 50%: ≤ 60Hz 150% 100% Frequentie, tijd en kracht instelbaar 1,5 1,6 1,8 1,9 1,9 2,1 3,3 3,5 4,0 4,2 4,2 4,6 Specificaties 3-fasige 400V-uitvoering 055HF 075HF 110HF 150HF 7,5 11 15 18,5 5,5 7,5 11 15 10 15 20 25 7,5 10 15 20 11,5 15,1 20,4 25,0 9,7 11,8 15,7 20,4 14,5 19,1 25,7 31,5 12,3 14,9 19,9 25,7 3-fase: 400 V-15% tot 480 V +10%, 50/60 Hz ±5% 3-fasig: 400 tot 480 V (in verhouding tot ingangsspanning) 17,5 23,0 31,0 38,0 14,8 18,0 24,0 31,0 200% bij 0,5Hz 20%: ≤ 50Hz 20%: ≤ 60Hz 80% Frequentie, tijd en kracht instelbaar 3,5 3,5 4,7 5,2 7,7 7,7 10,4 11,5 10 De volgende tabel laat zien voor welke modellen derating vereist is: 1-fasige 200VDerating uitvoering vereist WJ200-001S - WJ200-002S - WJ200-004S WJ200-007S WJ200-015S - WJ200-022S - - - - - - - - - - - :derating vereist -:geen derating vereist 3-fasige 200Vuitvoering WJ200-001L WJ200-002L WJ200-004L WJ200-007L WJ200-015L WJ200-022L WJ200-037L WJ200-055L WJ200-075L WJ200-110L WJ200-150L Derating vereist - - - - - 3-fasige 400Vuitvoering WJ200-004H WJ200-007H WJ200-015H WJ200-022H WJ200-030H WJ200-040H WJ200-055H WJ200-075H WJ200-110H WJ200-150H - Derating vereist - - - - - Gebruik de deratingcurven om de optimale draaggolffrequentie van de frequentieregelaar te bepalen en de derating van de uitgangsstroom te vinden. Zorg ervoor dat u de juiste curve gebruikt voor het modelnummer van uw WJ200-frequentieregelaar. Raadpleeg de uitgebreide handleiding voor meer informatie over de deratingcurven. (U kunt de uitgebreide handleiding van onze website downloaden) 11 Algemene systeembeschrijving Een motorbesturingssysteem bevat uiteraard een motor en een frequentieregelaar en een stroomonderbreker of zekeringen voor de veiligheid. Als u een motor op een testbank met een frequentieregelaar verbindt om aan de slag te gaan, is dat alles wat u op dit moment nodig hebt. Maar een systeem kan ook een groot aantal extra componenten bevatten. Sommige zijn bedoeld voor geluiddemping, terwijl andere de remprestaties van de frequentieregelaar helpen verbeteren. De onderstaande afbeelding en tabel geven een systeem weer met alle optionele componenten die u mogelijk nodig hebt in de uiteindelijke toepassing. Van voeding Naam Onderbreker, MCCB of GFI Systeemonderbreker Wisselstroomspoel aan ingangszijde Radioruisfilter EMC-filter *1 L1 L2 L3 +1 Frequentieregelaar + GND T1 T2 T3 Radioruisfilter (gebruiken in niet-CE toepassingen) DC-spoel Radioruisfilter M Thermische schakelaar Uitgangskant Wisselstroomspoel LCR-filter Functie Een gegoten stroomonderbreker (MCCB), een aardlekschakelaar (GFI) of een onderbreker met zekering. OPMERKING: de installateur moet de NEC en plaatselijke regels volgen om veiligheid en naleving te waarborgen. Dit is handig bij het onderdrukken van harmonischen welke zijn opgewekt in het stroomnet en bij het verbeteren van de vermogensfactor. WAARSCHUWING: bij sommige toepassingen is een wisselstroomspoel aan de ingangszijde verplicht om schade aan de frequentieregelaar te voorkomen. Zie de waarschuwing op de volgende pagina. Elektrische ruisinterferentie kan ontstaan bij apparatuur in de omgeving zoals een radio-ontvanger. Dit magnetische spoelfilter beperkt de uitgestraalde ruis (ook bruikbaar aan de uitgang) Vermindert de geleide ruis op de stroomdraden tussen de frequentieregelaar en het energiedistributiesysteem. Aansluiten op de primaire (ingangs-)kant van de frequentieregelaar. Dit capacitieve filter beperkt ruis afgegeven door de netstroomdraden naar de ingangskant van de frequentieregelaar. Onderdrukt harmonischen gegenereerd door de frequentieregelaar. Beschermt echter niet de bruggelijkrichter met ingangsdiode. Elektrische ruisinterferentie kan ontstaan bij apparatuur in de omgeving zoals een radio-ontvanger. Dit magnetische spoelfilter beperkt de uitgestraalde ruis (ook bruikbaar aan de ingang) Deze spoel reduceert de trillingen in de motor veroorzaakt door de wisselende golfvormen van de frequentieregelaar, door de golfvorm af te vlakken tot ongeveer de kwaliteit van het lichtnet. Dit is tevens bruikbaar voor het beperken van harmonischen als de bedrading van de frequentieregelaar naar de motor langer is dan 10 meter. Filter voor het vormen van sinusgolven aan de uitgangskant. Opmerking 1) zie voor CE-toepassing pagina 91 “CE-EMC installatierichtlijn”. 12 Draaddikte en zekeringmaat vaststellen De maximale motorstroom in de toepassing bepaalt de aanbevolen draaddikte. Dde volgende tabel geeft de draaddikte weer in AWG. De kolom“Stroomkabels” verwijst naar het ingangsvermogen van de frequentieregelaar, uitgangsdraden naar de motor, de massa-aansluiting en andere componenten die zijn weergegeven in de “Algemene systeembeschrijving” op pagina 12. De kolom “Signaalkabels” heeft betrekking op elke draad die is aangesloten op de twee groene connectoren net binnen het voorpaneel. Motoruitgang kW Bedrading Model frequentieregelaar pk VT CT VT CT 0,2 0,1 0,4 0,2 0,55 0,4 ¼ ½ ¾ 1,1 0,75 1,5 2,2 3,0 0,2 0,4 0,75 1,1 1,5 3 2,2 4 0,1 ¼ 0,2 ½ 0,4 1 0,75 1,5 WJ200-001SF WJ200-002SF WJ200-004SF AWG16 / 1,3 mm (alleen 75°C) 1 WJ200-007SF AWG12 / 3,3 mm2 (alleen 75°C) 20A 2 3 1/8 ¼ ½ 1 WJ200-015SF WJ200-022SF WJ200-001LF WJ200-002LF WJ200-004LF WJ200-007LF AWG10 / 5,3 mm2 30A AWG16 / 1,3 mm2 10A AWG14 / 2,1 mm2 (alleen 75°C) AWG12 / 3,3 mm2 (alleen 75°C) AWG10 / 5,3 mm2 (alleen 75°C) AWG6 / 13 mm2 (alleen 75°C) AWG4 / 21 mm2 (alleen 75°C) AWG2 / 34 mm2 (alleen 75°C) 15A 3 2 WJ200-015LF 3,0 2,2 4 3 WJ200-022LF 5,5 3,7 7,5 5 WJ200-037LF 7,5 5,5 11 7,5 10 15 7,5 10 WJ200-055LF WJ200-075LF 15 11 20 15 WJ200-110LF 18,5 15 25 20 WJ200-150LF 0,75 1,5 2,2 3,0 4,0 1 2 3 4 5 ½ 1 2 3 4 WJ200-004HF WJ200-007HF WJ200-015HF WJ200-022HF WJ200-030HF 15 18,5 AWG16 / 1,3 mm 2 10A 20A 18 tot 28 AWG / 0,14 tot 2 0,75 mm afgeschermde bedrading (zie opmerking 4) 30A 60A 80A 80A 2 10A AWG14 / 2,1 mm2 AWG12 / 3,3 mm2 15A (alleen 75°C) 5,5 10 7,5 WJ200-055HF AWG10 / 5,3 mm2 30A 7,5 15 10 WJ200-075HF (alleen 75°C) 2 AWG6 / 13 mm 11 20 15 WJ200-110HF 50A (alleen 75°C) 2 AWG6 / 13 mm 15 25 20 WJ200-150HF 50A (alleen 75°C) Opmerking 1: Lokale bedrading moet worden gedaan met een UL-genoteerde en CSAgecertificeerde aansluitklem met gesloten lus voor de desbetreffende draaddikte. De klem moet worden vastgezet met de door de fabrikant van de klem opgegeven krimptang. Opmerking 2: Houd rekening met de capaciteit van de te gebruiken stroomonderbreker. Opmerking 3: Gebruik een dikkere draad wanneer de stroomkabel langer is dan 20 meter. Opmerking 4: Gebruik 18 AWG / 0,75 mm2 voor de alarmsignaalkabel (klemmen [AL0], [AL1], [AL2]). 5,5 4,0 7,5 11 Zekering (UL-waarde, klasse J, 600 V , maximaal toegestane stroom) 1/8 ¼ ½ 2,2 1,5 0,4 0,75 1,5 2,2 3,0 Signaalkabe ls Stroomkabels Toepasselijke apparatuur 7,5 5 WJ200-040HF 13 De ingang van de frequentieregelaar op een voeding aansluiten In deze stap sluit u de bedrading aan op de ingang van de frequentieregelaar. Eerst moet u bepalen of het model van uw frequentieregelaar alleen driefasenstroom nodig heeft of alleen eenfasestroom. Alle modellen hebben dezelfde voedingsklemmen [R/L1], [S/L2] en [T/L3]. Raadpleeg daarom de specificatielabels (op de zijkant van de frequentieregelaar) voor het geschikte type voedingsbron! Bij frequentieregelaars die eenfasestroom accepteren en die als zodanig zijn aangesloten, blijft klem [S/L2] leeg. Gebruik ringkabelschoenen voor een stevige verbinding. 1-fase 200 V 0,1 tot 0,4 kW 3-fase 200 V 0,1 tot 0,75 kW 1-fase RB L1 +1 3-fase + - N U/T1 V/T2 W/T3 Ingangsvermogen Afgifte aan motor RB PD/+1 P/+ N/R/L1 S/L2 T/L3 U/T1 V/T2 W/T3 Ingangsvermogen Afgifte aan motor Chassisaarding (M4) 1-fase 200 V 0,75 tot 2,2kW 3-fase 200 V 1,5 tot 2,2 kW 3-fase 400 V 0,4 tot 3,0kW 1-fase RB L1 +1 3-fase + - N U/T1 V/T2 W/T3 Ingangsvermogen Chassisaarding (M4) 14 Afgifte aan motor RB PD/+1 P/+ N/R/L1 S/L2 T/L3 U/T1 V/T2 W/T3 Ingangsvermogen Afgifte aan motor 3-fase 200 V 3,7kW 3-fase 400 V 4,0kW R/L1 Chassisaarding (M4) S/L2 RB PD/+1 T/L3 U/T1 V/T2 W/T3 Ingangsvermogen P/+ N/- Afgifte aan motor 3-fase 200 V 5,5 tot 7,5kW 3-fase 400 V 5,5 tot 7,5kW R/L1 S/L2 T/L3 U/T1 V/T2 W/T3 PD/+1 P/+ N/- RB Ingangsvermogen 15 G G Afgifte aan motor 3-fase 200 V 11kW 3-fase 400 V 11 tot 15kW R/L1 S/L2 T/L3 U/T1 V/T2 W/T3 PD/+1 P/+ N/- RB Ingangsvermogen G G Afgifte aan motor 3-fase 200 V 15kW R/L1 S/L2 T/L3 U/T1 V/T2 W/T3 PD/+1 P/+ N/- RB Ingangsvermogen G G Afgifte aan motor Opmerking: een frequentieregelaar die wordt gevoed met een draagbare generator kan een vervormde golfvorm van de voedingsstroom ontvangen, waardoor de generator oververhit raakt. Normaal gesproken moet de capaciteit van de generator vijfmaal die van de frequentieregelaar bedragen (kVA). 16 Het toetsenblok op het voorpaneel gebruiken Neem er even de tijd voor om vertrouwd te raken met de toetsenblokindeling die in de volgende afbeelding is weergegeven. De display wordt gebruikt voor het programmeren van de parameters van de frequentieregelaaren voor het bewaken van specifieke parameterwaarden tijdens het gebruik. (1) POWER-LED (4) RUN-LED (5) Monitor-LED [Hz] (2) ALARMLED (6) Monitor-LED [A] (3) Programma-LED (8) 7-seg-LED (7) LED startcommando RUN PWR Hz ALM A PRG (15) USB-connector (10) STOP/RESET-toets (9) RUN-toets RUN 1 STOP RESET ESC 2 SET (11) ESC-toets (12) Toets omhoog (13) Toets omlaag (16) RJ45-connector (14) SET-toets Legenda toetsen en indicatoren Items (1) POWER-LED (2) ALARMLED (3) Programma-LED (4) RUN-LED (5) Monitor-LED [Hz] (6) Monitor-LED [A] (7) LED startcommando (8) 7-seg-LED (9) RUN-toets (10) STOP/RESET-toets (11) ESC-toets (12) Toets omhoog (13) Toets omlaag (14) SET-toets (15) USB-connector (16) RJ45-connector Inhoud Gaat branden (groen) als de frequentieregelaar wordt ingeschakeld. Gaat branden (rood) als er een fout in de frequentieregelaar is opgetreden. Gaat branden (groen) als de display een instelbare parameter weergeeft. Knippert als de instelling onjuist is. Gaat branden (groen) als de frequentieregelaar de motor aandrijft. Gaat branden (groen) als de getoonde gegevens betrekking hebben op de frequentie. Gaat branden (groen) als de getoonde gegevens betrekking hebben op de stroom. Gaat branden (groen) als een startcommando naar de operator verzonden wordt. (De RUN-toets is actief.) Toont elke parameter, bewaakt enz. Activeert de frequentieregelaar. Laat de frequentieregelaar naar een stop vertragen. Reset de frequentieregelaar als er een fout is opgetreden Ga naar de bovenkant van de volgende functiegroep als een functiemodus wordt weergegeven Annuleer de instelling en keer terug naar de functiecode als gegevens worden weergegeven Verplaatst de cursor één cijfer naar links in de modus cijfer-naar-cijfer 1 seconde ingedrukt houden zorgt voor weergave van gegevens van , ongeacht de huidige weergave. Vergroot of verklein de gegevens. Beide toetsen tegelijk indrukken opent de bewerking cijfer-naar-cijfer. Ga naar de modus gegevensweergave als een functiecode wordt weergegeven Sla de gegevens op en keer terug naar de functieweergave als gegevens worden weergegeven. Verplaatst de cursor één cijfer naar rechts in de modus cijfer-naar-cijfer Aaansluiting USB-connector (mini-B) voor gebruik PC-communicatie Sluit RJ45-connector aan voor bediening op afstand. 17 Toetsen, modi en parameters Met het toetsenblok kunnen modi en parameters gewijzigd worden. De term functie is van toepassing op bewakingsmodi en parameters. Deze zijn allen bereikbaar via functiecodes, primaire codes van 4 tekens. De verschillende functies zijn onderverdeeld in gerelateerde groepen, herkenbaar aan het meest linkse teken zoals weergegeven in de tabel. Functiegro ep “d” “F” “A” “b” “C” “H” “P” “U” “E” Type (categorie) functie Bewakingsfuncties Belangrijkste profielparameters Standaardfuncties Afstemfuncties Intelligente klemfuncties Functies m.b.t. motorconstante Ingang voor pulssequentie, koppel, EzSQ en communicatiefuncties Door gebruiker geselecteerde parameters Foutcodes RUN RUN 1 STOP RESET ESC 2 SET PWR Hz ALM A PGM Modus voor toegang Monitor Programma Programma Programma Programma Programma PRG LEDindicator Programma Programma − − Op de volgende pagina kunt u zien hoe u de parameters bewaakt en/of programmeert. Navigatiekaart toetsenblok De WJ200-serie frequentieregelaars beschikt over veel programmeerbare functies en parameters. Deze worden op de volgende pagina's uitgebreid behandeld, maar u hebt toegang tot slechts een paar items nodig om de opstarttest uit te voeren. De menustructuur maakt gebruik van functie- en parametercodes om programmering en bewaking mogelijk te maken met slechts een 4-cijferig display en toetsten en LED’s. Daarom is het belangrijk om bekend te raken met de basis navigatiekaart van parameters en functies in het onderstaande schema. Later kunt u deze kaart als referentie gebruiken. 18 Weergave functiecode SET Groep “d” Weergave functiecode : Gaat naar weergave gegevens SET . ESC Weergave functiecode ESC : Springt naar de volgende groep ESC Groep “F” Weergave functiecode Opslaan SET . SET ESC SET ESC . Weergave gegevens (F001 tot F003) Gegevens knipperen niet door synchronisatie in realtime ESC SET : Slaat de gegevens op in EEPROM en keert terug naar de weergave ESC : Keert terug naar de weergave functiecode zonder gegevens op te slaan. functiecode. Groep “A” Weergave functiecode SET SET ESC SET ESC ESC Groep “b” Weergave gegevens Als gegevens veranderd zijn, knippert de display, wat aangeeft dat nieuwe gegevens nog niet zijn geactiveerd. SET : Slaat de gegevens op in EEPROM en keert terug naar de weergave functiecode. ESC : Annuleert de wijziging van gegevens en keert terug naar de weergave functiecode. Druk in de weergave van functiecode of gegevens tegelijkertijd op de toetsen omhoog en omlaag om de ééncijferige bewerkingsmodus in te schakelen. Opmerking: Door op de [ESC]-toets te drukken, gaat de display naar het begin van de volgende functiegroep, ongeacht de inhoud van de display. (bijv. [ESC] ) 19 [Voorbeeld instelling] Na het inschakelen kun je van . display wisselen om de gegevens van (startcommandobron) te wijzigen. Druk op de [ESC]-toets om de functiecode weer te geven Gegevens van verschijnen op de display na de eerste maal inschakelen ESC . ESC SET Druk op de [ESC]-toets om naar de functiegroep te gaan ESC Druk eenmaal op de [ESC]-toets om naar de functiegroep te gaan Druk op de toets Omhoog om het verhogen van de functiecode te wijzigen ( ) Druk op de SET-toets om de gegevens weer te geven van de SET De display licht continu op. ESC Druk op de toets Omhoog om de gegevens te verhogen ( ) SET Druk op de SET-toets om de gegevens in te stellen en op te slaan Als gegevens veranderd zijn, knippert de display, wat aangeeft dat nieuwe gegevens nog niet zijn geactiveerd. SET :Legt de gegevens vast, slaat deze op en keert terug naar de functiecode ESC :Annuleert de wijziging en keert terug naar de functiecode Functiecode xxx is voor monitor en kan niet worden gewijzigd. Functiecodes xxx anders dan hebben betrekking op de prestaties net na het wijzigen van de gegevens (voordat op de SET-toets gedrukt is) en zullen niet knipperen. 20 Als een functiecode wordt weergegeven… ESCtoets SETtoets Als gegevens worden weergegeven… Annuleert de wijziging en keert terug naar de functiecode Legt de gegevens vast, slaat deze op en keert terug naar de functiecode Ga naar de volgende functiegroep Gaat naar de gegevensweergave -toets Functiecode verhogen Gegevenswaarde verhogen -toets Functiecode verlagen Gegevenswaarde verlagen Opmerking Na langer dan 1 seconde de [ESC]-toets ingedrukt te hebben, verschijnt de weergave d001, ongeacht de situatie. De weergave wisselt echter zolang de [ESC]-toets ingedrukt blijft als gevolg van de oorspronkelijke functie van de toets. (bijv.. … wordt weergegeven . na 1 seconde) 21 Verbinding maken met PLC's en andere apparaten Frequentieregelaars (aandrijvingen) van Hitachi zijn voor veel soorten toepassingen inzetbaar. Tijdens de installatie maakt het toetsenblok van de frequentieregelaar (of een ander programmeerapparaat) de eerste configuratie eenvoudiger. Na installatie ontvangt de frequentieregelaar zijn stuuropdrachten gewoonlijk via de klem voor de besturingslogica of de seriële interface van een ander stuurapparaat. In een eenvoudige toepassing zoals besturing van de snelheid van een enkele transportband, bieden een start/stop-schakelaar en een potentiometer de operator alle benodigde besturing. In een geavanceerde toepassing kan een programmable logic controller (PLC) de systeembesturingseenheid zijn, met meerdere verbindingen met de frequentieregelaar. Het is niet mogelijk om alle mogelijke soorten toepassingen te beschrijven in deze verkorte handleiding. U moet de elektrische kenmerken weten van de apparaten die u op de frequentieregelaar wilt aansluiten. Daarna kunnen deze sectie en de volgende secties over I/O-klemfuncties u helpen om die apparaten snel en veilig te verbinden met de frequentieregelaar. VOORZICHTIG: Het is mogelijk om de frequentieregelaar of andere apparaten te beschadigen als uw toepassing de maximale stroom- of spanningskenmerken van een aansluitpunt overschrijdt. De verbindingen tussen de frequentieregelaar en andere apparaten zijn afhankelijk van de elektrische invoer- en uitvoerkenmerken aan beide kanten van de verbinding, weergegeven in het schema rechts. De instelbare ingangen van de frequentieregelaar accepteren een PNP- of NPN-uitgang van een extern apparaat (zoals een PLC). Op de volgende pagina zijn de interne elektrische componenten van de frequentieregelaar op elke I/O-klem weergegeven. In sommige gevallen moet u een voedingsbron in de bedrading van de interface opnemen. Ingangscircuit signaal retour Uitgangscircuit Uitgangscircuit signaal retour Ingangscircuit WJ200frequentieregelaar Ander apparaat P24 +- 24 V 1 2 … Ingangscircuits 3 … Om schade aan de apparatuur te voorkomen en om de toepassing goed te laten werken, raden we aan om een schema te tekenen van elke verbinding tussen de frequentieregelaar en het andere apparaat. Neem de interne componenten van elk apparaat op in het schema zodat dit een volledig circuit wordt. WJ200-frequentieregelaar Ander apparaat 7 Na het maken van het schema: GND L 1. Controleer of de stroom en spanning voor elke component binnen de werkingslimieten van elk apparaat vallen. 2. Zorg ervoor dat de logica (actief hoog en actief laag) van elke ON/OFF-verbinding correct is. 3. Controleer het nulpunt en het meetbereik (eindpunten curve) voor analoge verbindingen en zorg ervoor dat de schaalfactor van ingang tot uitgang correct is. 4. Begrijp wat er gaat gebeuren op systeemniveau als een bepaald apparaat plotseling uitschakelt, of inschakelt na andere apparaten. 22 Voorbeeld bedradingsschema Het onderstaande schema is een algemeen voorbeeld van de logische klembedrading, in aanvulling op de algemene stroom- en motorbedrading zoals beschreven op de voorafgaande pagina's. Het doel van deze pagina is u te helpen bepalen wat de juiste verbindingen zijn voor de verschillende hieronder afgebeelde klemmen voor de eisen van uw toepassing. Onderbreker, MCCB of GFI WJ200 R Voedingsbron, 3fasig of 1-fasig, per model frequentieregelaar U(T1) (L1) Motor V(T2) S (L2) W(T3) T N(L3) PD/+1 24 V Jumperdraad (PNP-logica) P24 +- P/+ PLC Rem eenheid (optioneel) N/- Voorwaarts L GND voor logische ingangen AL1 Intelligente ingangen, 7 klemmen OPMERKING: voor de bedrading van intelligente I/O- en analoge ingangen moet u een getwist paar/afgeschermde kabel gebruiken. Bevestig de afgeschermde draad voor elk signaal uitsluitend aan de betreffende gemeenschappelijke klem op de frequentieregelaar. De ingangsimpedantie van elke intelligente ingang bedraagt 4,7 kΩ Remweerstand (optioneel) RB L Thermistor Gelijkstroomspoel (optioneel) Relaiscontacten, type 1 wisselcontact AL0 1 2 3/GS1 4/GS2 AL2 Ingangscircuits Uitgangscircuit [5] instelbaar als discrete ingang of thermistoringang Open collectoruitgang Freq. aankomstsignaal 11/EDM Belasting 5/PTC Belasting 12 6 + - 7/EB CM2 Meter Afsluitweerstand (200Ω) (Wijzigen met schuifschakelaar) EO L Meter GND voor logische uitgangen SP Seriële communicatiepoort (RS485/Modbus) - RS485 zendontvanger AM Analoge referentie 0~10 V gelijkstroom 4~20mA L H L + - O OI Ong. 10 kΩ - RS485 zendontvanger Ong.100Ω Ingang voor pulssequentie 24 V gelijkstroom 32 kHz max. SN 10V gelijkstroom L L - USB zendontvanger EA OPMERKING: gebruikelijk voor RS485 is “L”. RJ45-poort (Optionele poort voor operator) USB-poort (mini B) (pc-communicatiepoort) USB-voeding: zelfvoedend L Optie poortcontroller L GND voor analoge signalen L 23 L Optie poortconnector Specificaties signalen besturingslogica De klemmen van de besturingslogica bevinden zich net achter de voorste kap van de behuizing. De relaiscontacten bevinden zich links van de klemmen van de logica. Het label van de klemmen is hieronder afgebeeld. RS485 gebruikelijk SN Relaiscontacten Logische ingangen 7 6 5 4 3 2 1 L PLC P24 Jumperdraad SP EO EA H O OI L AM CM2 12 11 AL2 AL1 AL0 Uitgang Ingang RS485 gebruikelijk puls- pulssequentie sequentie Klemnaam P24 PLC 1 2 3/GS1 4/GS2 5/PTC 6 7/EB GS1(3) GS2(4) PTC(5) Omschrijving Analoge ingang Analoge uitgang Logische uitgang Nominale waarden +24 V voor logische ingangen 24 V gelijkstroom, 100 mA. (niet kortsluiten met klem L) Gemeenschappelijke intelligente Om te veranderen naar type NPN verwijdert u de ingang jumperdraad tussen [PLC] en [L] en sluit u deze aan tussen [P24] en [PLC]. In dit geval schakelt het verbinden van [L] met [1]~[7] elke ingang IN. Verwijder de jumperdraadbij het gebruik van een externe voeding. Discrete logische ingangen 27 V gelijkstroom maximaal (gebruik PLC of een (Klemmen [3],[4],[5] en [7] hebben externe voeding gerefereerd naar klem L) een dubbele functie. Zie de volgende beschrijving en de bijbehorende pagina's voor details.) Noodstopingang GS1 Noodstopingang GS2 Motorthermistoringang De werking is gebaseerd op ISO13849-1 EB(7) Ingang pulssequentie B EA Ingang pulssequentie A L (in bovenste rij) *1 11/EDM GND voor logische ingangen Discrete logische uitgangen [11] (Klem [11] heeft een dubbele functie. Zie de volgende beschrijving en de bijbehorende pagina's voor details.) 12 Discrete logische uitgangen [12] CM2 AM EO GND voor logische uitgang Analoge spanningsuitgang Uitgang pulssequentie L (in onderste rij) *2 OI GND voor analoge signalen Analoge stroomingang O Analoge spanningsingang 24 *4 Sluit de motorthermistor aan tussen PTC en klem L om de motortemperatuur te bepalen. Stel op in. 2 kHz max. [PLC] is gebruikelijk 32 kHz max. [L] is gebruikelijk Totaalstroom van ingang [1]~[7] (retour) 50 mA max. stroom status AAN 27 V gelijkstroom maximale spanning status UIT CM2 is gebruikelijk Als de EDM is geselecteerd, is de functionaliteit gebaseerd op ISO13849-1 4 V gelijkstroom maximale spanningsdepressie status AAN 50 mA max. stroom status AAN 27 V gelijkstroom maximale spanning status UIT CM2 is gebruikelijk 100 mA: [11], [12] retourstroom 0~10 V gelijkstroom 2 mA maximum 10 V gelijkstroom 2 mA maximum, 32 kHz maximum Totaalstroom van [OI], [O], en [H] (retour) Bereik 4 tot 19,6 mA, 20 mA nominaal, ingangsimpedantie 100 Ω Bereik 0 tot 9,8 V gelijkstroom, 10 V gelijkstroom nominaal, ingangsimpedantie 10 k Ω Klemnaam Omschrijving H SP, SN AL0, AL1, AL2 *3 Nominale waarden +10 V analoge referentie Seriële communicatieklem Gemeenschappelijk wisselcontact 10 V gelijkstroom nominaal, 10 mA max. Voor RS485 Modbus-communicatie 250 V wisselstroom, 2,5 A (R belasting) max. 250 V wisselstroom, 0,2 A (I belasting, P.F.=0,4) max. 100 V wisselstroom, 10 mA min. 30 V gelijkstroom, 3,0A (R belasting) max. 30 V gelijkstroom, 0,7 A (I belasting, P.F.=0,4) max. 5 V gelijkstroom, 100 mA min. Opmerking 1: De twee klemmen [L] zijn binnen de frequentieregelaar elektrisch met elkaar verbonden. Opmerking 2: We adviseren het gebruik van [L] logische GND (rechts) voor logische ingangscircuits en [L] analoge GND (links) voor analoge I/O-circuits. Opmerking 3: Zie pagina 42 voor meer informatie over foutsignalen. Opmerking 4: Zie pagina 96, “Functionele veiligheid” voor details Bedradingsvoorbeeld van klem besturingslogica (NPN-logica) Jumperdraad (PNP-logica) SN SP 7/EB EO 6 EA 5/PTC 4/GS2 3/GS1 H O OI 1 2 L AM L CM2 PLC P24 12 11/EDM RY RY Variabele weerstand voor instellen freq. (1kΩ-2kΩ) Freq. meter Opmerking: Als een relais is verbonden met de intelligente ingang, moet u een diode installeren over de relaisspoel (blokkeerspanning) om de uitschakelpiek te onderdrukken. Voorzichtig bij instellen intelligente klemmen Door de stroom in te schakelen als de ingang naar de intelligente klemmen zich in een van de volgende situaties bevindt, kunnen de ingestelde gegevens geïnitialiseerd worden. Zorg ervoor dat u de volgende handelingen niet uitvoert bij het veranderen van de functietoewijzing van de intelligente ingangsklem. 1) Stroom inschakelen terwijl [intelligente ingangsklemmen 1/2/3 AAN zijn] en [intelligente ingangsklemmen 4/5/6/7 UIT zijn]. 2) Na conditie onder 1) stroom uitschakelen. 3) Na conditie onder 2) stroom inschakelen terwijl [intelligente ingangsklemmen 2/3/4 AAN zijn] en [intelligente ingangsklemmen 1/5/6/7 UIT zijn]. 25 NPN-/PNP-logica van intelligente ingangsklemmen Met een jumperdraad wordt tussen de NPN- en PNP-logica geschakeld, zoals hieronder te zien is. NPN-logica 2 1 PNP-logica L PLC P24 2 1 L PLC P24 Jumperdraad Jumperdraad Draaddikte voor besturings- en relaisklemmen Gebruik draden binnen de hieronder aangegeven specificaties. Voor een veilige bedrading en betrouwbaarheid wordt aangeraden om adereindhulzen te gebruiken, maar als massieve draad of litzedraad wordt gebruikt, moet de afstriplengte 8 mm zijn. Klem besturingslogica Klem relaisuitgang 8 mm Klem besturingslogica Relaisklem Massief mm2 (AWG) 0,2 tot 1,5 (AWG 24 tot 16) Litze mm2 (AWG) 0,2 tot 1,0 (AWG 24 tot 17) Adereindhuls mm2 (AWG) 0,25 tot 0,75 (AWG 24 tot 18) 0,2 tot 1,5 (AWG 24 tot 16) 0,2 tot 1,0 (AWG 24 tot 17) 0,25 tot 0,75 (AWG 24 tot 18) 26 Aanbevolen adereindhuls Voor een veilige bedrading en betrouwbaarheid wordt aanbevolen om de volgende adereindhulzen te gebruiken. Draaddikte mm2 (AWG) 0,25 (24) Modelnaam van adereindhuls* AI 0.25-8YE 0,34 (22) 0,5 (20) L [mm] Φd [mm] ΦD [mm] 12,5 0,8 2,0 AI 0.34-8TQ 12,5 0,8 2,0 AI 0.5-8WH 14 1,1 2,5 0,75 (18) AI 0.75-8GY 14 1,3 * Leverancier: Phoenix contact Krimptang: CRIPMFOX UD 6-4 of CRIMPFOX ZA 3 2,8 Φd 8 L ΦD Hoe aan te sluiten? (1) Druk een oranje bedieningshendel omlaag met een platte schroevendraaier (breedte max. 2,5 mm). (2) Steek de geleider er in. (3) Trek de schroevendraaier eruit, de geleider zit nu vast. 2,5 mm Druk een oranje Steek de Trek de schroeven- bedieningshendel geleider erin. draaier eruit om de omlaag. 27 geleider vast te zetten. Lijst met intelligente klemmen Intelligente ingangen De volgende tabel bevat de lijst met functies die aan elke intelligente ingang toegewezen kunnen worden. Zie de uitgebreide handleiding voor meer informatie. Symbool FW RV CF1 CF2 CF3 CF4 JG DB SET 2CH FRS EXT USP CS SFT AT RS PTC STA STP F/R PID PIDC UP DWN UDC OPE SF1~SF7 OLR TL TRQ1 TRQ2 BOK LAC PCLR ADD F-TM ATR KHC MI1~MI7 AHD CP1~CP3 ORL ORG SPD GS1 GS2 485 PRG HLD ROK Code 00 01 02 03 04 05 06 07 08 09 11 12 13 14 15 16 18 19 20 21 22 23 24 27 28 29 31 32~38 39 40 41 42 44 46 47 50 51 52 53 56~62 65 66~68 69 70 73 77 78 81 82 83 84 Overzichtstabel ingangsfuncties Naam functie Voorwaarts starten/stoppen Achterwaarts starten/stoppen Multi-speed selectie, bit 0 (LSB) Multi-speed selectie, bit 1 Multi-speed selectie, bit 2 Multi-speed selectie, bit 3 (MSB) Joggen Extern gelijkstroomremmen Instellen (geselecteerd) gegevens 2e motor Versnellen en vertragen in twee fasen Vrijloop stoppen Externe fout Beveiliging tegen starten zonder toezicht Overschakelen naar lichtnetvoeding Softwarevergrendeling Selectie analoge ingangsspanning/-stroom Frequentieregelaar resetten Thermische beveiliging PTC-thermistor Starten (3-draadse interface) Stoppen (3-draadse interface) FWD, REV (3-draadse interface) PID uitschakelen PID resetten Functie afstandsbediening OMHOOG Functie afstandsbediening OMLAAG Wissen gegevens afstandsbediening Besturing operator Multi-speed selectie, bitwerking bit 1~7 Beperking overbelasting bronomschakeling Selectie koppellimiet Koppellimiet schakelaar 1 Koppellimiet schakelaar 2 Rembevestiging Annulering LAD Pulsteller wissen ADD-frequentie inschakelen Klemmenmodus forceren Toestemming voor invoer koppelopdracht Gegevens watt-uur wissen Universele ingang (1)~(7) Aanhouden analoog commando Meertraps standenschakelaar (1) - (3) Grenssignaal nul-retour Triggersignaal nul-retour Wisselen snelheid/positie STO1-ingang (signaal betr. veiligheid) STO2-ingang (signaal betr. veiligheid) Communicatiesignaal starten Uitvoeren programma EzSQ Uitgangsfrequentie behouden Toestemming voor startcommando 28 Symbool EB DISP NEE Code 85 86 255 Overzichtstabel ingangsfuncties Naam functie Detectie draairichting (fase B) Weergavebeperking Niet toegewezen Intelligente uitgangen De volgende tabel bevat de lijst met functies die aan elke intelligente uitgang toegewezen kunnen worden. Zie de uitgebreide handleiding voor meer informatie. Symbool RUN FA1 FA2 OL OD AL FA3 OTQ UV TRQ RNT ONT THM BRK BER ZS DSE POK FA4 FA5 OL2 ODc OIDc FBV NDc LOG1~3 WAC WAF FR OHF LOC MO1~3 IRDY FWR RVR MJA WCO WCOI FREF REF SETM EDM Code 00 01 02 03 04 05 06 07 09 10 11 12 13 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 31 32 33~35 39 40 41 42 43 44~46 50 51 52 53 54 55 58 59 60 62 OP nee 63 255 Overzichtstabel uitgangsfuncties Naam functie RUN-signaal Frequentie aankomst type 1 - constante snelheid Frequentie aankomst type 2 - over frequentie Meldingssignaal vooraf bij overbelasting PID-afwijking foutsignaal Alarmsignaal Frequentie aankomst type 3 - ingestelde frequentie Drempel koppel te groot/klein Onderspanning Signaal koppellimiet Looptijd verlopen Bedrijfstijd verlopen Thermische waarschuwing Signaal remvrijgave Signaal remfout Signaal nulsnelheidsdetectie Hz Excessieve snelheidsafwijking Positionering voltooien Frequentie aankomst type 4 - over frequentie Frequentie aankomst type 5 - ingestelde frequentie Meldingssignaal vooraf bij overbelasting 2 Detectie verbinding verbroken analoge spanningsingang Detectie verbinding verbroken analoge spanningsuitgang PID-uitgang tweede fase Detectie verbinding met netwerk verbroken Functie logische uitgang 1-3 Waarschuwingssignaal levensduur condensator Waarschuwingssignaal koelventilator Signaal startcontact Waarschuwing oververhitting koelelement Detectie lage belasting Algemene uitgang 1-3 Signaal frequentieregelaar gereed Voorwaartse werking Achterwaartse werking Signaal belangrijke storing Venstervergelijker voor analoge spanningsingang Venstervergelijker voor analoge stroomingang Bron frequentiecommando Bron startcommando 2e motor in bedrijf STO (Safe Torque Off) prestatiemonitor (uitsluitend uitgangsklem 11) Optie controlesignaal Niet gebruikt 29 Intelligente ingangsklemmen gebruiken Klemmen [1], [2], [3], [4], [5], [6] en [7] zijn identieke programmeerbare ingangen voor algemeen gebruik. De ingangscircuits kunnen de interne (geïsoleerde) +24 V-veldvoeding van de frequentieregelaar of een externe voeding gebruiken. In deze sectie zijn acties voor ingangscircuits beschreven en hoe deze correct aangesloten kunnen worden op schakelaars of transistoruitgangen van veldapparaten. De WJ200-frequentieregelaar bevat selecteerbare sink (NPN)- of source (PNP)-ingangen. Deze termen verwijzen naar de verbinding met het externe schakelapparaat–dit verlaagt de stroom (van de ingang naar GND) of het voert de stroom van een bron (uit een voeding) naar de ingang. Merk op dat de naamgevingsconventie sink/source in uw land of sector kan afwijken. Volg in elk geval de bedradingsschema's in deze sectie voor uw toepassing. De frequentieregelaar heeft een jumperdraad voor het instellen van de keuze voor NPN- of PNP-ingangen. Om deze te bereiken, moet u de voorkant van de behuizing van de frequentieregelaar verwijderen. In de afbeelding rechtsboven is de jumperdraad afgebeeld als verbonden met het logische klemmenblok (connector). Als u moet wisselen naar een PNP-verbinding verwijdert u de jumperdraad en sluit u deze aan als afgebeeld in de afbeelding rechtsonder. Logische ingangen 7 6 5 4 3 2 1 L PLC P24 Jumperdraad Logische NPN-verbinding 7 6 5 4 3 2 1 L PLC P24 Jumperdraad Logische PNP-verbinding VOORZICHTIG: Zorg ervoor dat de stroomtoevoer naar de frequentieregelaar UIT is geschakeld voordat u de positie van de jumperdraad verandert. Anders kan het schakelschema van de frequentieregelaar beschadigd raken. Jumperdraad [PLC] klembedrading– De [PLC] klem voor NPN-logica WJ200-frequentieregelaar (Programmable Logic Control-klem) is P24 genoemd voor het opnemen van verschillende apparaten die aangesloten Gemeenschappelijke ingang 24 V PLC kunnen worden op de logische ingangen van de frequentieregelaar. Let in de + afbeelding rechts op de [PLC] klem en de 1 jumperdraad. Dde jumperdraad tussen [PLC] en [L] stelt de ingangslogica in op Ingangscircuits PNP. Dit is de standaardinstelling voor EU- en VS-versies. In dit geval verbindt u 7 de ingangsklem met [P24] om dit te activeren. Als u daarentegen de jumperdraad tussen [PLC] en [P24] Logische GND L plaatst, wordt de ingangslogica op NPN Jumperdraad ingesteld. In dat geval verbindt u de voor PNP-logica ingangsklem met [L] om dit te activeren. Het bedradingsschema op de volgende pagina’s toont de vier combinaties voor het gebruik van PNP- of NPN-ingangen, en het gebruik van de interne of een externe gelijkstroomvoeding. 30 De twee onderstaande schema’s tonen ingangscircuits met de interne 24 V-voeding van de frequentieregelaar. Elk schema toont de verbinding voor eenvoudige schakelaars of voor een veldapparaat met transistoruitgangen. Merk op dat het in het onderste schema nodig is om klem [L] alleen aan te sluiten bij gebruik van het veldapparaat met transistoren. Zorg ervoor om de juiste verbinding van de jumperdraad te gebruiken die voor elk bedradingsschema is afgebeeld. NPN-ingangen, interne voeding Jumperdraad = positie [PLC] – [P24] Jumperdraad WJ200 P24 PLC Veldapparaat GND 24 V Gemeenschappelijke ingang + - Logische GND L 1 1 Ingangscircuits 7 7 Ingangsschakelaars Open collectoruitgangen, NPN-transistoren PNP-ingangen, interne voeding Jumperdraad = positie [PLC] – [L] Veldapparaat Gebruikelijk voor [P24] Jumperdraad WJ200 P24 PLC Logische GND 1 24 V Gemeenschappelijke ingang + - L 1 Ingangscircuits 7 naar PNPvoorspanningscircuits 7 Ingangsschakelaars GND PNP-transistor PNP-uitgangen 31 De twee onderstaande diagrammen tonen ingangsbedradingen met een externe voeding. Bij gebruik van de “NPN-ingangen, externe voeding” in onderstaand bedradingsschema, moet u ervoor zorgen dat u de jumperdraad verwijdert en een diode gebruikt (*) met de externe voeding. Dit voorkomt problemen met de voeding als de jumperdraad per ongeluk op de verkeerde plaats is aangebracht. Sluit voor de “PNP-ingangen, externe voeding” de jumperdraad aan zoals in onderstaand schema is getekend. NPN-ingangen, interne voeding Jumperdraad = verwijderd WJ200 * Veldapparaat PLC 24 V + - P24 24 V Gemeenschappelijke ingang + - + - 24 V GND Logische GND L 1 1 Ingangscircuits 7 7 Ingangsschakelaars Open collectoruitgangen, NPN-transistoren * Opmerking: Verwijder de jumperdraad bij gebruik van een externe voeding. PNP-ingangen, interne voeding Jumperdraad = verwijderd PNP-transistor PNP-uitgangen 24 V WJ200 + - Veldapparaat P24 PLC 24 V Gemeenschappelijke ingang + - L 1 1 Ingangscircuits 7 + - 7 Ingangsschakelaars 24 V GND 32 VOORZICHTIG: Plaats een diode tussen “P24” en “PLC” bij het aansluiten van meerdere frequentieregelaars met een gemeenschappelijke digitale ingangsbedrading. Hierdoor blokkeert de frequentieregelaar niet de stroom naar zichzelf als de stroom is uitgeschakeld. Daardoor kan het gesloten circuit per ongeluk de ingang inschakelen als twee of meer frequentieregelaars aangesloten zijn op een gemeenschappelijke I/Obedrading. Om dit gesloten circuit te voorkomen, plaatst u een diode (nominaal:50 V/0,1 A) in het pad zoals hieronder is beschreven. Jumperdraad Stroomtoevoer AAN Stroomtoevoer AAN P24 PLC P24 PLC L L 1 Ingang AAN Diode plaatsen 1 Jumperdraad Stroomtoevoer UIT Stroomtoevoer UIT P24 P24 PLC L PLC L 1 1 Schakelaar UIT Schakelaar UIT In geval van PNP-logica P24 Jumperdraad Ingang UIT PLC P24 PLC L L 1 Ingang AAN 1 Jumperdraad P24 P24 PLC PLC L L 1 1 Schakelaar UIT Schakelaar UIT 33 Ingang UIT Voorwaarts start-/stopcommando en achterwaarts start-/stopcommando: Als u het startcommando invoert via klem [FW], voert de frequentieregelaar het voorwaartse startcommando (hoog) of stopcommando (laag) uit. Als u het startcommando invoert via klem [RV], voert de frequentieregelaar het achterwaartse startcommando (hoog) of stopcommando (laag) uit. Optie Code Klem Symbool FW RV Naam functie Voorwaarts starten/stoppen Achterwaarts starten/stoppen Staat AAN Omschrijving Frequentieregelaar is ingeschakeld, motor draait voorwaarts Frequentieregelaar is uitgeschakeld, motor stopt Frequentieregelaar is ingeschakeld, motor draait achterwaarts Frequentieregelaar is uitgeschakeld, motor stopt Voorbeeld (standaard ingangsconfiguratie zie pagina 69): UIT AAN UIT Geldig voor ~ ingangen: Vereiste = instellingen Opmerkingen: • Als het voorwaartse startcommando en het achterwaartse startcommando tegelijk actief zijn, schakelt de frequentieregelaar over naar de stopmodus. • Als een klem die is geassocieerd met de functie [FW] of [RV] is ingesteld voor normaal gesloten, gaat de motor draaien als die klem wordt ontkoppeld of op andere wijze geen ingangsspanning krijgt. RV FW 7 6 5 4 3 2 1 L PLC P24 I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25. Opmerking: De parameter , Keypad Run Key Routing, bepaalt of de enkele RUNtoets een voorwaarts of achterwaarts startcommando afgeeft. Dit heeft echter geen invloed op de werking van de ingangsklem [FW] en [RV]. WAARSCHUWING: Als de stroom is ingeschakeld en het startcommando reeds actief is, gaat de motor draaien, wat gevaar oplevert! Controleer voordat u de stroomtoevoer inschakelt of het startcommando niet actief is. 34 Multi-speed selectie ~ binair bedrijf De frequentieregelaar kan maximaal 16 verschillende frequenties (snelheden) opslaan die de motoruitgang gebruikt voor een stabiele werking. Deze snelheden zijn toegankelijk door het programmeren van vier intelligente klemmen als binair gecodeerde ingangen CF1 tot CF4 volgens de tabel rechts. Hiervoor kunnen elk van de zes ingangen in elke volgorde gebruikt worden. U kunt minder ingangen gebruiken als u acht of minder snelheden nodig hebt. Multispeed Snelheid 0 Snelheid 1 Snelheid 2 Snelheid 3 Snelheid 4 Snelheid 5 Snelheid 6 Snelheid 7 Snelheid 8 Snelheid 9 Snelheid 10 Snelheid 11 Snelheid 12 Snelheid 13 Snelheid 14 Snelheid 15 Opmerking: Begin altijd bovenaan de tabel bij het kiezen van een deel van de snelheden, en met de minst significante bit: CF1, CF2, enz. 3e 7e 5e 2e 1e 6e 4e 0e [CF1] [CF2] [CF3] [FW] Ingangsfunctie Snelheid CF4 CF3 CF2 CF1 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 1 0 0 0 1 1 0 1 0 0 0 1 0 1 0 1 1 0 0 1 1 1 1 0 0 0 1 0 0 1 1 0 1 0 1 0 1 1 1 1 0 0 1 1 0 1 1 1 1 0 1 1 1 1 Het voorbeeld met acht snelheden in onderstaande afbeelding laat zien hoe ingangsschakelaars die zijn geconfigureerd voor functies CF1-CF4 de motorsnelheid in realtime kunnen aanpassen. 1 0 1 0 1 0 1 0 Opmerking: Snelheid 0 is afhankelijk van de parameterwaarde . Optie Code Klem Symbool CF1 CF2 CF3 CF4 Naam functie Staat Omschrijving Multi-speed selectie, bit 0 (LSB) Multi-speed selectie, bit 1 Multi-speed selectie, bit 2 Multi-speed selectie, bit 3 (MSB) ~ AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 0 logisch 1 Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 0 logisch 0 Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 1 logisch 1 Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 1 logisch 0 Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 2 logisch 1 Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 2 logisch 0 Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 3 logisch 1 Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 3 logisch 0 Voorbeeld (voor sommige CF-ingangen moeten de ingangen geconfigureerd worden, andere zijn standaardingangen): Geldig voor ingangen: Vereiste , =, instellingen tot Opmerkingen: • Vergeet niet om bij het programmeren van de multi-speed instellingen telkens op de toets SET te drukken en daarna de volgende multi-speed instelling te bepalen. Als de toets niet wordt ingedrukt, worden geen gegevens vastgelegd. • Als een multi-speed instelling moet worden vastgelegd van meer dan 50 Hz (60 Hz), is het noodzakelijk om de maximale frequentie hoog genoeg in te stellen om die snelheid mogelijk te maken. CF4 CF3 CF2 CF1 7 6 5 4 3 2 1 L PLC P24 I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25. 35 Versnellen en vertragen in twee fasen Als klem [2CH] is ingeschakeld, verandert de frequentieregelaar het tempo van versnellen en vertragen van de basisinstellingen ( en ) om de tweede reeks waarden voor versnelling en vertraging te kunnen gebruiken. Als de klem is uitgeschakeld, keert de frequentieregelaar terug naar de oorspronkelijke tijden voor versnelling en vertraging ( versnellingstijd 1, en vertragingstijd 1). Gebruik (versnellingstijd 2) en (vertragingstijd 2) om de versnellings- en vertragingstijden voor de tweede fase in te stellen. Doelfrequentie tweede Uitgangsfrequentie aanvankelijk 1 0 1 0 [2CH] [FW,RV] t In het bovenstaande diagram wordt [2CH] actief tijdens de aanvankelijke versnelling. Hierdoor schakelt de frequentieregelaar van versnelling 1 () naar versnelling 2 (). Optie Code Klem Symbool 2CH Naam functie Staat Versnellen en vertragen in twee fasen AAN UIT Geldig voor ~ ingangen: Vereiste , , = instellingen Opmerkingen: • Functie selecteert de methode voor versnelling in de tweede fase. Deze moet worden ingesteld = om de methode voor de ingangsklem te kiezen opdat de klemtoewijzing [2CH] kan werken. Omschrijving Frequentie-uitgang gebruikt de waarden van de tweede fase voor versnelling en vertraging Frequentie-uitgang gebruikt de aanvankelijke waarden voor versnelling en vertraging Voorbeeld (standaard ingangsconfiguratie zie pagina 69): 2CH 7 6 5 4 3 2 1 L PLC P24 I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25. 36 Beveiliging tegen starten zonder toezicht Als het startcommando reeds is ingesteld terwijl de stroomtoevoer is ingeschakeld, begint de frequentieregelaar direct na het opstarten te draaien. De functie Beveiliging tegen starten zonder toezicht (USP) voorkomt automatisch starten zodat de frequentieregelaar niet werkt zonder tussenkomst van buitenaf. Als USP actief is en u moet een alarm resetten en de werking hervatten, moet u het startcommando uitschakelen of een reset uitvoeren met behulp van de klem [RS] of met de stop/reset-toets op het toetsenblok. In de onderstaande afbeelding is de functie [USP] ingeschakeld. Als de frequentieregelaar inschakelt, start de motor niet, ook al is het startcommando reeds actief. In plaats daarvan schakelt de USP over naar de foutstatus en wordt de foutcode weergegeven. Nu is ingrijpen van buitenaf nodig om het alarm te resetten door het startcommando uit te schakelen volgens dit voorbeeld (of door een reset uit te voeren). Daarna kan het startcommando weer ingeschakeld en de uitgang van de frequentieregelaar gestart worden. Startcommando [FW,RV] 1 0 [USP] klem 1 0 Klem alarmuitgang 1 0 Uitgangsfrequentie frequentieregelaar 0 Voeding frequentieregelaar 1 0 Gebeurtenissen: Optie Code Klem Symbool USP Alarm gewist t Startcommando Naam functie Staat Omschrijving Beveiliging tegen starten zonder toezicht AAN Bij het opstarten hervat de frequentieregelaar niet het startcommando (meestal gebruikt in de VS). Bij het opstarten hervat de frequentieregelaar niet het startcommando dat voor de stroomstoring actief was. Voorbeeld (standaard ingangsconfiguratie zie pagina 69): UIT Geldig voor ~ ingangen: Vereiste (geen) instellingen Opmerkingen: • Als een USP-fout optreedt die geannuleerd wordt door een reset van een klemingang [RS], herstart de frequentieregelaar direct. • Ook als de foutstatus geannuleerd is door de klem [RS] AAN en UIT te zetten nadat een beveiliging wegens onderspanning is opgetreden, wordt de functie USP uitgevoerd. • Als het startcommando actief is direct na het inschakelen, treedt een USP-fout op. Als deze functie gebruikt wordt, moet u na het opstarten ten minste drie (3) seconden wachten alvorens een startcommando te genereren. 37 USP 7 6 5 4 3 2 1 L PLC P24 I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25. Frequentieregelaar resetten Met de klem [RS] voert de frequentieregelaar een reset uit. Als de frequentieregelaar zich in de foutstatus bevindt, annuleert de reset deze foutstatus. Als het signaal [RS] wordt in- en uitgeschakeld, voert de frequentieregelaar de reset uit. De minimale pulsbreedte voor [RS] moet 12 ms of meer zijn. Het alarm wordt gewist binnen 30 ms na het starten van het resetcommando. 12 ms minimum 1 RS 0 Ong. 30 ms Alarm- 1 signaal 0 t WAARSCHUWING: Nadat het resetcommando is gegeven en de alarmreset plaatsvindt, herstart de motor plotseling als het startcommando reeds actief is. Zorg ervoor dat de alarmreset wordt uitgevoerd na te hebben gecontroleerd of het startcommando UIT is om lichamelijk letsel te voorkomen. Optiecode Klemsymbool RS Naam functie Frequentieregelaar resetten Staat Omschrijving AAN De motoruitgang wordt uitgeschakeld, de foutstatus wordt gewist (indien aanwezig) en reset wordt bij inschakeling uitgevoerd. Normale werking Voorbeeld (standaard ingangsconfiguratie zie pagina 69): UIT Geldig voor ingangen: Vereiste instellingen Opmerkingen: ~ (geen) RS 7 • Terwijl de besturingsklem [RS] is ingeschakeld, geeft het toetsenblok afwisselende segmenten weer. Nadat RS is uitgeschakeld, wordt de display automatisch hersteld. • Een reset kan alleen met de stop/reset-toets van de digitale operator uitgevoerd worden als een alarm optreedt. 6 5 4 3 2 1 L PLC P24 I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25. • Een klem geconfigureerd met de functie [RS] kan alleen worden geconfigureerd voor een normale open werking. De klem kan niet worden gebruikt bij een normale gesloten modus. • Als de ingangsstroom wordt ingeschakeld, voert de frequentieregelaar dezelfde reset uit als wanneer een puls op klem [RS] optreedt. • De stop/reset-toets op de frequentieregelaar is slechts een paar seconden actief nadat de frequentieregelaar is opgestart als een afstandsbediening op de frequentieregelaar is aangesloten. • Als de klem [RS] wordt ingeschakeld terwijl de motor draait, draait de motor in vrijloop. • Als u de uitschakelvertraging uitgangsklem gebruikt (, , > 0,0 sec.), heeft de klem [RS] een kleine invloed op de overgang AAN-naar-UIT. Normaal (zonder uitschakelvertragingen) laat de ingang [RS] de motoruitgang en de logische uitgangen direct samen uitgaan. Maar als een uitgang een uitschakelvertraging gebruikt, zal nadat de ingang [RS] in wordt geschakeld die uitgang ingeschakeld blijven gedurende een extra periode van 1 seconde (ongeveer) voordat hij wordt uitgeschakeld. 38 Intelligente uitgangsklemmen gebruiken RUN-signaal Als het signaal [RUN] is geselecteerd als een intelligente uitgangsklem, geeft de frequentieregelaar een signaal af op die klem als hij zich in de startmodus bevindt. De uitgangslogica is actief laag en is van het type open collector (schakelaar naar aarde). Optiecode Klemsymbool RUN Geldig voor ingangen: Vereiste instellingen Naam functie RUN-signaal Staat AAN UIT [FW,RV] 1 0 Uitgangsfrequentie RUNsignaal startfreq. AAN t Omschrijving als frequentieregelaar in startmodus is als frequentieregelaar in stopmodus is Voorbeeld voor klem [11] (standaard uitgangsconfiguratie zie pagina 69): 11, 12, AL0 – AL2 (geen) Inverter output terminal circuit Opmerkingen: • De frequentieregelaar geeft het signaal [RUN] af telkens wanneer de uitgang van de frequentieregelaar de startfrequentie overtreft zoals aangegeven door parameter . De startfrequentie is de aanvankelijke uitgangsfrequentie van de frequentieregelaar als deze wordt ingeschakeld. RUN CM2 11 RY • Het voorbeeldcircuit voor klem [11] stuurt een relaisspoel aan. Gebruik een diode om te voorkomen dat de negatieve uitschakelpiek, gegenereerd door de spoel, de uitgangstransistor van de frequentieregelaar beschadigt. Voorbeeld voor klem [AL0], [AL1], [AL2] (configuratie uitgang vereist zie pagina 69): Inverter logic circuit board RUN AL0 AL1 AL2 Power supply Load I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25. 39 Frequentieaankomstsignalen De groep uitgangen frequentieaankomst helpt externe systemen te coördineren met het actuele snelheidsprofiel van de frequentieregelaar. Zoals de naam aangeeft, wordt uitgang [FA1] ingeschakeld als de uitgangsfrequentie aankomt bij de standaard ingestelde frequentie (parameter F001). Uitgang [FA2] is afhankelijk van programmeerbare versnellings-/vertragingsdrempels voor een grotere flexibiliteit. U kunt bijvoorbeeld een uitgang laten inschakelen bij een frequentie tijdens het versnellen, en deze laten uitschakelen bij een andere frequentie tijdens het vertragen. Alle overgangen beschikken over een hysteresis om uitgangswisselingen te voorkomen als de uitgangsfrequentie in de buurt van een van de drempels komt. Optiecode Klemsymbool FA1 FA2 FA3 FA4 FA5 Geldig voor ingangen: Vereiste instellingen Naam functie Staat Frequentieaankomst type 1 - constante snelheid Frequentieaankomst type 2 - boven frequentie AAN UIT als uitgang naar de motor op de constante frequentie ligt als uitgang naar de motor uit is of versnelt of vertraagt AAN Frequentieaankomst type 3 – ingestelde frequentie Frequentieaankomst type 4 - boven frequentie (2) AAN UIT als uitgang naar de motor op of boven de ingestelde frequentiedrempels ligt, zelfs tijdens versnellen of vertragen als uitgang naar de motor uit is of tijdens versnellen of vertragen voordat de betreffende drempels worden overschreden als uitgang naar de motor op de ingestelde frequentie ligt als uitgang naar de motor uit is of versnelt of vertraagt Frequentieaankomst type 5 - ingestelde frequentie (2) 11, 12, AL0 – AL2 AAN UIT UIT AAN UIT Omschrijving als uitgang naar de motor op of boven de ingestelde frequentiedrempels ligt, zelfs tijdens versnellen of vertragen. als uitgang naar de motor uit is of tijdens versnellen of vertragen voordat de betreffende drempels worden overschreden als uitgang naar de motor op de ingestelde frequentie ligt als uitgang naar de motor uit is of versnelt of vertraagt Voorbeeld voor klem [11] (standaard uitgangsconfiguratie zie pagina 69): , , , , Inverter output terminal circuit Opmerkingen: • Voor de meeste toepassingen hebt u slechts één type uitgang voor frequentieaankomst nodig (zie voorbeelden) Het is echter mogelijk om beide uitgangsklemmen toe te wijzen aan uitgangsfuncties [FA1] en [FA2] CM2 • Voor elke frequentieaankomstdrempel anticipeert de uitgang de drempel (schakelt vroeg in) met 1,5 Hz • De uitgang gaat uit als de uitgangsfrequentie uit de buurt van de drempel beweegt, vertraagd met 0,5 Hz FA1 11 RY Voorbeeld voor klem [AL0], [AL1], [AL2] (configuratie uitgang vereist zie pagina 69): Inverter logic circuit board • Het voorbeeldcircuit voor klem [11] stuurt een relaisspoel aan. Gebruik een diode om te voorkomen dat de negatieve uitschakelpiek, gegenereerd door de spoel, de uitgangstransistor van de frequentieregelaar beschadigt FA1 AL0 AL1 AL2 Power supply Load I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25. 40 Uitgang frequentieaankomst [FA1] gebruikt de standaard uitgangsfrequentie (parameter F001) als drempel om te schakelen. In de afbeelding rechts schakelt frequentieaankomst [FA1] in als de uitgangsfrequentie binnen Fon Hz onder of Fon Hz boven de gewenste constante frequentie komt, waarbij Fon 1% is van de ingestelde maximale frequentie en Foff 2% van de ingestelde maximale frequentie. Dit zorgt voor hysteresis die uitgangswisselingen in de buurt van de drempelwaarde voorkomt. Door het effect van de hysteresis schakelt de uitgang iets eerder in als de snelheid de drempelwaarde bereikt. Daarna wordt het uitschakelpunt iets vertraagd. Let op de actieve lage aard van het signaal als gevolg van de open collectoruitgang. Frequentieaankomstuitgang [FA2/FA4] werkt op dezelfde manier , alleen gebruikt deze twee aparte drempelwaarden als weergegeven in de afbeelding rechts. Deze zorgen ervoor dat de drempelwaarden voor versnelling en vertraging meer flexibiliteit geven dan voor [FA1]. [FA2/FA4] gebruikt / tijdens versnelling voor de drempelwaarde AAN, en / tijdens vertragen voor de drempelwaarde UIT. Dit signaal is eveneens actief laag. Het gebruik van verschillende drempelwaarden voor versnelling en vertraging levert een asymmetrische uitgangsfunctie op. Maar u kunt desgewenst ook gelijke drempelwaarden gebruiken voor AAN en UIT. Frequentieaankomstuitgang [FA3/FA5] werkt op dezelfde manier, het enige verschil is hoe de ingestelde frequentie bereikt wordt. Uitgangsfrequentie Fon Foff Foff Fon 0 Signaal FA1 AAN AAN Fon=1% van max. frequentie Foff=2% van max. frequentie Drempelwaarden uitgangsfrequenties Fon / Foff / 0 Signaal FA2/FA4 AAN Fon=1% van max. frequentie Foff=2% van max. frequentie Drempelwaarden uitgangsfrequenties Foff Fon / Fon / 0 Signaal FA3/FA5 AAN AAN Fon=1% van max. frequentie Foff=2% van max. frequentie 41 Foff Alarmsignaal Het alarmsignaal van de frequentieregelaar wordt actief als een storing is opgetreden en de foutstatus actief is (zie het schema rechts). Als de storing is opgeheven, is het alarmsignaal weer inactief. Start STOP RESET Stop START STOP RESET We moeten onderscheid maken tussen het Fout alarmsignaal AL en de contacten van het alarmrelais Storing Storing [AL0], [AL1] en [AL2] . Het signaal AL is een logische Alarmsignaal actief functie die u kunt toewijzen aan de klemmen van de open collectoruitgang [11], [12], of de relaisuitgangen. De meest voorkomende (en standaard) toepassing van het relais is voor AL, vandaar de labeling van de bijbehorende klemmen. Gebruik een open collectoruitgang (klem [11] of [12]) voor een logische signaalinterface met een lage stroomsterkte of om een klein relais van stroom te voorzien (max. 50 mA). Gebruik de uitgang van het relais om verbinding te maken met apparaten voor hogere spanningen en stroom (minimaal 10 mA). Optieco Klemsymbo Naam functie de ol AL Alarmsignaal Geldig voor ingangen: Vereiste instellingen Staat Omschrijving AAN UIT als een alarmsignaal is opgetreden en niet is gewist als geen alarm is opgetreden sinds de laatste keer dat de alarmen gewist zijn Voorbeeld voor klem [11] (standaard uitgangsconfiguratie zie pagina 69): 11, 12, AL0 – AL2 , , Inverter output terminal circuit Opmerkingen: • Standaard is het relais ingesteld als normaal gesloten (=). Zie de volgende pagina voor een uitleg. AL CM2 • In de standaard relaisconfiguratie schakelt verlies van de stroomtoevoer van de frequentieregelaar de alarmuitgang in; het alarmsignaal blijft aan zolang het externe aansturingscircuit van stroom voorzien wordt. 11 RY • Als de relaisuitgang is ingesteld als normaal gesloten, vindt een tijdvertraging plaats van minder dan 2 seconden na het opstarten voordat het contact gesloten wordt. Voorbeeld voor klem [AL0], [AL1], [AL2] (configuratie uitgang vereist zie pagina 69): • Klemmen [11] en [12] zijn open collectoruitgangen, zodat de elektrische specificaties van [AL] afwijken van de klemmen van de contactuitgang [AL0], [AL1], [AL2]. Inverter logic circuit board • De signaaluitgang heeft de vertragingstijd (nominaal 300 ms) van de uitgang voor het storingsalarm. AL AL0 AL1 AL2 Power supply • De specificaties voor het relaiscontact staan in “Specificatie signalen besturingslogica” op de pagina's 4-6 De contactschema’s voor verschillende voorwaarden staan op de volgende pagina. Load I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25. 42 De uitgang van het alarmrelais kan op twee manieren worden ingesteld: • Alarm fout/stroomuitval – het alarmrelais is standaard ingesteld als normaal gesloten (=) zoals hieronder afgebeeld (links). Een extern alarmcircuit dat gebroken bedrading detecteert, heeft eveneens een alarm dat verbonden is met [AL0] en [AL1]. Na opstarten en een korte vertraging (< 2 seconden) wordt het relais van stroom voorzien en gaat het alarmcircuit uit. Het relais wordt dan gedeactiveerd en het alarmcircuit wordt geopend als gevolg van een fout in de frequentieregelaar of als gevolg van een stroomonderbreking • Foutalarm: als alternatief kunt u het relais instellen als normaal geopend (=), zoals hieronder is afgebeeld (rechts). Een extern alarmcircuit dat gebroken bedrading detecteert, heeft eveneens een alarm dat verbonden is met [AL0] en [AL2]. Na het opstarten wordt het relais alleen ingeschakeld als een fout in de frequentieregelaar optreedt, waardoor het alarmcircuit opent. Maar in deze configuratie wordt het alarmcircuit niet geopend als gevolg van een stroomonderbreking. Zorg ervoor dat u de relaisconfiguratie gebruikt die van toepassing is op uw systeemontwerp. Let op dat de afgebeelde externe circuits ervan uitgaan dat een gesloten circuit = geen alarm (zodat een gebroken draad eveneens een alarm veroorzaakt). Maar sommige systemen vereisen een gesloten circuit = alarm. Gebruik in dat geval de tegenovergestelde klem [AL1] of [AL2] van de afgebeelde klem. NC-contacten (=) Tijdens normaal bedrijf AL0 AL1 NO-contacten (=) Als een alarm optreedt of als de Tijdens normaal bedrijf of als stroom uitgeschakeld is de stroom uitgeschakeld is AL2 AL0 AL2 AL0 Belasting Stroomtoevoer Belasting Stroomtoevoer Stroom Startmodus AL0-AL1 AL0-AL2 Stroom AAN Normaal Gesloten Open AAN Fout Open UIT – Open Stroomtoevoer AL1 AL2 AL0 Belasting Stroomtoevoer Belasting Startmodus AL0-AL1 AL0-AL2 AAN Normaal Open Gesloten Gesloten AAN Fout Gesloten Open Gesloten UIT – Open Gesloten 43 AL1 Als een alarm optreedt AL1 AL2 Werking analoge ingang DeWJ200-frequentieregelaars beschikken over een analoge ingang om de frequentieuitgangswaarde van de frequentieregelaar te bepalen. De klemmengroep voor de analoge ingang omvat de klemmen [L], [OI], [O] en [H] op de stuurconnector die zorgt voor de ingang spanning [O] of stroom [OI]. Alle analoge ingangssignalen moeten analoog aarde [L] gebruiken. Als u de analoge ingang voor spanning of stroom gebruikt, moet u een van deze selecteren met het analoge type van de logische ingangsklemfunctie [AT]. Zie de tabel op de volgende pagina met de activering van elke analoge ingang door een combinatie van de instelparameter en de [AT] klemtoestand. De [AT] klemfunctie wordt behandeld in “Selectie analoge ingang stroom/ spanning ” in sectie 4. Vergeet niet om ook = in te stellen om een analoge ingang als frequentiebron te selecteren. AM H O OI L +V Ref. Spanningsingang Stroomingang A GND V/I-ingang geselecteerd [AT] Freq.instelling AM H O OI L +- 4-20 mA 0-10 V OPMERKING: Als voor de functie [AT] geen logische ingangsklem is ingesteld, herkent de frequentieregelaar dat [AT]=UIT en MCU herkent [O]+[Ol] als analoge ingang. Het gebruik van een externe potentiometer is een gebruikelijke manier om de uitgangsfrequentie van de frequentieregelaar te controleren (en een goede manier om het gebruik van de analoge ingangen te leren). De potentiometer gebruikt de ingebouwde 10 V-referentie [H] en de analoge aarde [L] voor excitatie en de spanningsingang [O] voor het signaal. Standaard selecteert de klem [AT] de spanningsingang als deze is uitgeschakeld. Zorg ervoor dat u de juiste weerstand voor de potentiometer gebruikt: 1~2 kΩ, 2 watt. Spanningsingang – het circuit voor de spanningingang gebruikt de klemmen [L] en [O]. Sluit de afgeschermde signaalkabel alleen op klem [L] op de frequentieregelaar aan. Houd de spanning binnen de specificaties (pas geen negatieve spanning toe). Stroomingang – het circuit voor de stroomingang gebruikt de klemmen [L] en [Ol]. De stroom is afkomstig van een PNP-transmitter; een NPN-transmitter zal niet werken! Dat betekent dat de stroom naar klem [Ol] moet gaan en dat klem [L] de terugkeer naar de transmitter verzorgt. De ingangsweerstand tussen [OI] en [L] is 100 ohm. Sluit de afgeschermde signaalkabel alleen op klem [L] op de frequentieregelaar aan. AM H O OI L 1 tot 2kΩ, 2W AM H 0 tot 9,6 V gelijkstroom, 0 tot 10 V nominaal AM H 4 tot 19,6 mA gelijkstroom 4 tot 20mA nominaal O OI L +- O OI L I/O-specificaties vindt u op pagina 24, 25. 44 De volgende tabel bevat de beschikbare instellingen voor de analoge ingang. Parameter en de ingangsklem [AT] bepalen de ingangsklemmen voor het commando externe frequentie die beschikbaar zijn, en hoe ze werken. De analoge ingangen [O] en [OI] gebruiken klem [L] als referentie (signaalterugkeer). Ingang [AT] AAN UIT AAN UIT AAN UIT Configuratie analoge ingang [OI] [O] Geïntegreerde POT op extern paneel [O] Geïntegreerde POT op extern paneel [OI] Andere onderwerpen met betrekking tot de analoge ingang: · · · · · · “Instellingen analoge ingang” “Extra instellingen analoge ingang” “Kalibratie-instellingen analoog signaal” “Selectie analoge ingang stroom/spanning” “ADD-frequentie inschakelen” “Detectie verbroken verbinding analoge ingang” 45 Werking pulssequentie De WJ200-frequentieregelaar kan signalen van de ingang voor de pulssequentie accepteren, die gebruikt worden voor het frequentiecommando, procesvariabele (feedback) voor PID-besturing en eenvoudige positionering. De speciale klem heet “EA” en “EB”. Klem “EA” is een speciale klem en de klem “EB” is een intelligente klem die door een parameterinstelling veranderd moet worden. RS485 gem. SN 7 Relaiscontact AL2 AL1 AL0 6 5 4 3 2 1 L PLC P24 Jumperdraad SP EO EA H RS485 gem. Klemnaam Logische ingang EA Omschrijving Ingang pulssequentie A EB (Ingangsklem 7) Ingang pulssequentie B (Stel in op ) Uitgang Ingang pulspulssequentie sequentie O OI Analoge ingang L AM CM2 12 11 Analoge uitgang Logische uitgang Nominale waarden Voor frequentiecommando, 32 kHz max. Referentiespanning: [L] is gebruikelijk 27 V gelijkstroom max. Voor frequentiecommando, 2 kHz max. Referentiespanning: [PLC] is gebruikelijk (1) Frequentiecommando via ingang voor pulssequentie Bij gebruik van deze modus moet u instellen op . In dat geval wordt de frequentie gedetecteerd door de ingangsregistratie, en berekend aan de hand van de verhouding van de aangewezen maximale frequentie (onder 32 kHz). In dit geval wordt alleen een ingangsklem “EA” gebruikt. (2) Gebruiken voor procesvariabele van PID-besturing U kunt de ingang voor pulssequentie gebruiken voor de procesvariabele (feedback) van de PID-besturing. In dat geval moet u instellen op . Gebruik alleen de ingangsklem “EA”. (3) Eenvoudige positionering via ingang voor pulssequentie Hierbij wordt de ingang voor de pulssequentie gebruikt als een encodersignaal. U kunt drie soorten werkingen selecteren. 46 Werking analoge uitgang Bij toepassingen met frequentieregelaars is het zinvol om de werking van de frequentieregelaar te bewaken vanaf een externe locatie of vanaf het voorpaneel van de behuizing van een frequentieregelaar. In sommige gevallen is alleen een op het paneel gemonteerde voltmeter nodig. In andere gevallen kan een controller zoals een PLC het frequentiecommando aan een frequentieregelaar geven en feedbackgegevens van de frequentieregelaar opvragen (zoals uitgangsfrequentie of uitgangsstroom) om de huidige werking te bevestigen. De klem voor de analoge ingang [AM] is hiervoor bedoeld. AM H Analoge spanningsuitgang + O OI L A GND 10 V gelijkstroom volledig schaal, 2 mA I/O-specificaties vindt u op pagina 24, . 25 De frequentieregelaar levert een analoge spanningsuitgang op klem [AM] met klem [L] als analoge GND-referentie. De [AM] kan de frequentie van de frequentieregelaar afgeven of de huidige uitgangswaarde. Het spanningsbereik is 0 tot +10 V (alleen positief) ongeacht of de motor voorwaarts of achterwaarts draait. Gebruik om klem [AM] in te stellen zoals hieronder is aangegeven. Func.- code Omschrijving Uitgangsfrequentie frequentieregelaar Uitgangsstroom frequentieregelaar Uitgangskoppel frequentieregelaar Digitale uitgangsfrequentie Uitgangsspanning frequentieregelaar Ingangsvermogen frequentieregelaar Elektro-thermische belasting LAD-frequentie Digitale stroommonitor Temperatuur koelvin Algemeen Pulssequentie Optie 47 De offset en versterking van het signaal [AM] zijn instelbaar zoals hieronder is aangegeven. Func. Omschrijving Bereik Versterking [AM] uitgang Offset [AM] uitgang 0.~255. 0,0~10,0 Standaar d 100. 0,0 Het volgende schema laat het effect zien van de instelling voor offset en verschuiving. Ga als volgt te werk om de uitgang [AM] te kalibreren voor uw toepassing (analoge meter): 1. Laat de motor op de hoogste snelheid draaien, of op de meest gebruikelijke bedrijfssnelheid. a. Als de analoge meter de uitgangsfrequentie weergeeft, moet u eerst de verschuiving () instellen en daarna gebruiken om de spanning in te stellen voor de volledige uitgang. b. Als [AM] de motorstroom weergeeft, moet u eerst de verschuiving () instellen en daarna gebruiken om de spanning in te stellen voor de volledige uitgang. Vergeet niet om ruimte over te houden aan de bovenkant van het bereik voor een toenemende stroom als de motor onder een zwaardere belasting draait. Aanpassing verschuiving AM-uitgang Aanpassing versterking AM-uitgang AM-uitgang AM-uitgang 10 V 10 V =0~255 =0~10 Parallelle verplaatsing 5V 5V 0 1/2 FS Volledig (FS) Hz of A 0 1/2 FS Volledig (FS) Hz of A OPMERKING: Zoals hierboven vermeld eerst de offset aanpassen en daarna de versterking. Anders kunnen de gewenste prestaties niet verkregen worden vanwege de parallelle verplaatsing van de offset-instelling. 48 Bewakingsfuncties OPMERKING: Markering “” in b031=10 toont de bereikbare parameters als b031 is ingesteld op “10”, toegang hoog niveau. * Verander van “ (basisweergave)” naar “ (volledige weergave)” in parameter (beperkte weergave functiecode), voor het geval sommige parameters niet weergegeven kunnen worden. BELANGRIJK Zorg ervoor dat de gegevens op het typeplaatje van de motor ingevoerd worden in de juiste parameters om te zorgen voor een goede werking en bescherming van de motor. b012 is de waarde voor de bescherming tegen overbelasting van de motor A082 is de keuze van de motorspanning H003 is de kW-capaciteit van de motor H004 is het aantal polen van de motor Zie de betreffende pagina’s in deze verkorte handleiding en in de uitgebreide handleiding voor nadere details. Functie “d” Func.code Naam Monitor uitgangsfrequentie Monitor uitgangsstroom Monitor draairichting Procesvariabele (PV), PID-feedbackmonitor Omschrijving Realtime weergave van uitgangsfrequentie naar motor van 0,0 tot 400,0 (1000.)*1 Hz Als hoog is ingesteld, kan de uitgangsfrequentie () gewijzigd worden met de toets omhoog/omlaag met d001-bewaking. Gefilterde weergave van de uitgangsstroom naar de motor, bereik is 0 tot 655,3 ampère (~99,9 ampère voor 1,5 kW en minder) Drie verschillende aanduidingen: “” …Voorwaarts “” …Stop “” …Achterwaarts Toont de waarde van de geschaalde PID-procesvariabele (feedback) ( is schaalfactor), 0,00 tot 10000 49 Startmodus bewerken Eenheden − Hz − A − − − % maal constant Functie “d” Func.code Startmodus bewerken Eenheden − − − − Toont de uitgangsfrequentie geschaald door de constante in . Decimale komma geeft het bereik aan: 0 tot 3999 Toont de feitelijke frequentie, bereik is -400 (-1000) tot 400 (1000)*1 Hz Toont het koppelcommando, bereik is -200 tot 200% Toont de waarde van de koppelafwijking, bereik is -200 tot 200% Toont de uitgangskoppel, bereik is -200 tot 200% Spanning van uitgang naar motor, Bereik is 0,0 tot 600,0 V Toont het ingangsvermogen, bereik is 0 tot 999,9 kW Toont watt/uur van de frequentieregelaar, bereik is 0 tot 9999000. Toont de totale actieve tijd van de frequentieregelaar in uren. Bereik is 0 tot 9999 / 1000 tot 9999 / 100 tot 999 (10.000 tot 99.900) − Hz maal constant − Hz − % − % − % − V − kW − uren Toont de totale tijd die de frequentieregelaar is ingeschakeld in uren. Bereik is 0 tot 9999 / 1000 tot 9999 / 100 tot 999 (10.000 tot 99.900) Temperatuur van de koelvin, bereik is -20 tot 150 Toont de status van de levensduur van elektrolytische condensatoren in de PWB en de koelventilator. − uren − °C − − Naam Intelligente ingang klemstatus Omschrijving Toont de status van de klemmen van de intelligente ingang: AAN UIT 7 6 5 4 3 2 1 Klemnummers Intelligente uitgang klemstatus Toont de status van de klemmen van de intelligente uitgang: AAN UIT Relais 12 11 Monitor geschaalde uitgangsfrequentie Monitor feitelijke frequentie Monitor koppelcommando Monitor koppelafwijking Monitor uitgangskoppel Monitor uitgangsspanning Monitor ingangsvermogen Monitor watt/uur Monitor verstreken looptijd Monitor verstreken inschakeltijd Monitor temperatuur koelelement Monitor levensduurcontrole Levensduur verlopen Normaal Koelventilator 50 El. condensatoren − Functie “d” Func.code Naam Omschrijving Startmodus bewerken Eenheden Monitor programmateller [EzSQ] Bereik is 0 tot 1024 − − Monitor aantal programma’s [EzSQ] Monitor gebruiker 0 [EzSQ] Bereik is 0 tot 9999 − − Resultaat van uitvoering EzSQ, bereik is –2147483647 tot 2147483647 Resultaat van uitvoering EzSQ, bereik is –2147483647 tot 2147483647 Resultaat van uitvoering EzSQ, bereik is –2147483647 tot 2147483647 Toont het positioneringscommando, bereik is –268435455~+268435455 Toont de huidige positie, bereik is – 268435455~+268435455 Toont twee verschillende gegevens ingesteld in en . Toont de actueel geselecteerde modus voor de frequentieregelaar I-C: IM CT-modus /I-V: IM VT-modus /H-I: IM-hoogfrequentiemodus /P: PM-modus Aantal opgetreden fouten, Bereik is 0 tot 65530 Toont informatie over opgetreden fouten • Foutcode • Uitvoerfrequentie op moment van fout • Motorstroom op moment van fout • Spanning gelijkstroombus op moment van fout. • Cumulatieve werktijd frequentieregelaar op moment van fout • Cumulatieve opstartijd op moment van fout Toont de waarschuwingscode − − − − − − − − − − − − − − − − gebeurtenissen − − − − − − − − − − − − − Spanning van interne gelijkstroombus in frequentieregelaar, bereik is 0,0 tot 999,9 Gebruiksratio van ingebouwde remchopper, bereik is 0,0 tot 100,0% Totale waarde van elektrothermische detectie, bereik is van 0,0 tot 100,0% − V − % − % Monitor gebruiker 1 [EzSQ] Monitor gebruiker 2 [EzSQ] Monitor positioneringscommando Monitor huidige positie Dubbele monitor Monitor regelaar Foutenteller Foutmonitor 1 Foutmonitor 2 Foutmonitor 3 Foutmonitor 4 Foutmonitor 5 Foutmonitor 6 Waarschuwingsmonitor Monitor spanning stroombus Monitor BRD belastingsratio Elektro-thermische monitor modus frequentie- gelijk- *1 : Maximaal 1000 Hz voor hoogfrequentiemodus ( ingesteld op 02) 51 Belangrijkste profielparameters OPMERKING: Markering “” in b031=10 toont de bereikbare parameters als b031 is ingesteld op “10”, toegang hoog niveau. Functie“F” Func.code Naam Omschrijving Start modus bewerken Standaardwaarden Aanvangs- Eengegevens heden 0,0 Hz Instelling uitgangsfrequentie Standaard doelfrequentie die constante motorsnelheid bepaalt, bereik is 0,0 / startfrequentie tot maximale frequentie (A004) Versnellingstijd (1) Standaardversnelling, bereik is 0,01 tot 3600 sec. 10,0 sec. 10,0 sec. 10,0 sec. 10,0 sec. 00 − (1). Versnellingstijd e 2 motor Vertragingstijd (1) Standaardvertraging, bereik is 0,01 tot 3600 sec. (1). Vertragingstijd e 2 motor Keypad RUN key routing Twee opties, selecteer codes: …Voorwaarts …Achterwaarts 52 Standaardfuncties OPMERKING: Markering “” in b031=10 toont de bereikbare parameters als b031 is ingesteld op “10”, toegang hoog niveau. Functie“A” Func.code Naam Startmodus bewerken Omschrijving Standaardwaarden Aanvangs- Eengegevens heden Acht opties, selecteer codes: …POT op ext. operator …Besturingsklem …Instelling functie F001 …Modbus netwerkingang …Optie …Ingang pulssequentie …via EzSQ …Functieuitgang berekenen Vier opties, selecteer codes: …Besturingsklem …Run-toets op toetsenblok, of digitale operator …Modbus netwerkingang …Optie 01 − 01 − 01 − 01 − Basisfrequentie Istelbaar van 30 Hz tot de maximale frequentie () 50.0 Hz Basisfrequentie, e 2 motor Instelbaar van 30 Hz tot de 2 maximale frequentie () 50.0 Hz Maximale frequentie Instelbaar vanaf de basis *1 frequentie tot 400 (1000.) Hz 50.0 Hz Maximale frequentie, e 2 motor Instelbaar vanaf de 2 basis *1 frequentie tot 400 (1000.) Hz 50.0 Hz Keuze [AT] 00 − [O] ingang actief bereik startfrequentie 0,00 Hz [O] ingang actief bereik eindfrequentie 0,00 Hz [O] ingang actief bereik startspanning Drie opties, selecteer codes: ...Kies tussen [O] en [OI] op [AT] (AAN=OI, UIT=O) ...Kies tussen [O] en externe POT op [AT] (AAN=POT, UIT=O) ...Kies tussen [OI] en externe POT op [AT] (AAN=POT, UIT=OI) De uitgangsfrequentie die overeenkomt met het beginpunt van het analoge ingangsbereik, *1 het bereik is 0,00 tot 400,0 (1000) De uitgangsfrequentie die overeenkomt met het eindpunt van het analoge ingangsbereik, *1 het bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Het beginpunt (offset) voor het actieve analoge ingangsbereik, bereik is 0 tot 100 0. % [O] ingang actief bereik eindspanning Het eindpunt (offset) voor het actieve analoge ingangsbereik, bereik is 0 tot 100 100. % [O] inschakelen beginfrequentie ingang Twee opties, selecteer codes: …Offsetwaarde () gebruiken …0 Hz gebruiken 01 − Frequentiebron Frequentiebron, e 2 motor Startcommandobron Startcommandobron e 2 motor e e 53 Functie“A” Func.code Naam Omschrijving Analoog ingangsfilter EzSQ-functie geselecteerd Multi-speed selectie Multi-speed freq. 0 Multi-speed freq. 0, e 2 motor tot Multi-speed freq. 1 tot 15 (voor beide motoren) Startmodus bewerken Standaardwaarden Aanvangs- Eengegevens heden Bereik n = 1 tot 31 1 tot 30: ×2 ms filter 31: 500 ms vast filter met ±0,1 kHz hys. Selecteer codes: …Uitschakelen …Via PRG-klem activeren …Altijd activeren Selecteer codes: ...Binaire werking (16 snelheden selecteerbaar met 4 klemmen) ...Bitwerking (8 snelheden selecteerbaar met 7 klemmen) Definieert de eerste snelheid van een multi-speed profiel, bereik is *1 0,0/startfrequentie tot 400 (1000) Hz = Snelheid 0 (1e motor) Definieert de eerste snelheid van een multi-speed profiel of een 2e motor, bereik is 0,0 / startfrequentie tot 400 *1 (1000) Hz = Snelheid 0 (2e motor) Definieert 15 extra snelheden, het bereik is 0,0/startfrequentie tot *1 400 (1000) Hz. = snelheid 1 ~ =snelheid 15 tot 8. Spl. 00 - 00 - 6.0 Hz 6.0 Hz Zie volgende rij Hz 0,0 Hz Jog frequentie Definieert beperkte snelheid voor joggen, bereik is van startfrequentie tot 9,99 Hz 6,00 Hz Jogstopmodus 04 − Koppelboostselectie Definieer hoe het jogeinde de motor stopt, zes opties: …Stationair draaiend stoppen (ongeldig tijdens werking) …Gecontroleerde vertraging (ongeldig tijdens start) …Gelijkstroomremmen tot stop (ongeldig tijdens werking) …Stationair draaiend stoppen (geldig tijdens werking) …Gecontroleerde vertraging (geldig tijdens werking) …Gelijkstroomremmen tot stop (geldig tijdens werking) Twee opties: …Handmatige koppelboost …Automatische koppelboost 00 − Koppelboostselectie, 2 motor 00 − Handmatige koppelboostwaarde 1,0 % Handmatige koppelboostwaarde, e 2 motor 1,0 % Handmatige koppelboostfrequentie 5,0 % e Kan koppelboost starten tussen 0 en 20% boven normale V/f-curve, bereik is 0,0 tot 20,0% Stelt de frequentie in van het V/fbreekpunt A in diagram (bovenaan vorige pagina) voor koppelboost, 54 Functie“A” Func.code Naam Omschrijving Startmodus bewerken Standaardwaarden Aanvangs- Eengegevens heden Handmatige koppelboostfrequentie, e 2 motor bereik is 0,0 tot 50,0% 5,0 % V/f-karakteristiek 00 − V/f-karakteristiek, e 2 motor Vier beschikbare V/f-curven: …Constant koppel …Beperkt koppel (1,7) …Vrije V/F …Sensorloze vector (SLV) 00 − V/f-versterking Stelt spanningsversterking in van de frequentieregelaar, bereik is 20 tot 100% 100. % V/f-versterking, 2 motor 100. % Versterking spanningscompensatie voor automatische koppelboost 100. − Versterking spanningscompensatie voor e automatische koppelboost, 2 motor Versterking slipcompensatie voor automatische koppelboost Stelt versterking spanningscompensatie in onder automatische koppelboost, bereik is 0. tot 255 100. − Stelt versterking slipcompensatie in onder automatische koppelboost, bereik is 0. tot 255 100. − 100. − Drie opties, selecteer codes: …Uitschakelen …Inschakelen tijdens stoppen …Frequentiedetectie De frequentie waarop gelijkstroomremmen begint, bereik loopt van de startfrequentie () tot 60 Hz De vertraging van het einde van de gecontroleerde vertraging tot het starten van gelijkstroomremmen (motor draait stationair tot gelijkstroomremmen begint), bereik is 0,0 tot 5,0 sec. Niveau van gelijkstroomremkracht, instelbaar van 0% tot 100% 00 − 0,5 Hz 0,0 sec. 50. % e Versterking slipcompensatie voor e automatische koppelboost, 2 motor Gelijkstroomremmen inschakelen Frequentie gelijkstroomremmen Wachttijd gelijkstroomremmen Gelijkstroomremkracht voor vertraging Gelijkstroomremtijd voor vertraging Stelt de duur in van gelijkstroomremmen, bereik van 0.0 tot 60.0 seconden. 0,5 sec. Gelijkstroomremmen/rand- of niveaudetectie voor ingang [DB] 01 − Gelijkstroomremkracht bij starten Twee opties, selecteer codes: …Randdetectie …Niveaudetectie Niveau van gelijkstroomremkracht bij starten, instelbaar van 0 % tot 100% 0. % Gelijkstroomremtijd bij starten Stelt de duur in van gelijkstroomremmen, bereik van 0.0 tot 60.0 seconden. 0,0 sec. Draaggolffrequentie tijdens gelijkstroomremmen Draaggolffrequentie van gelijkstroomremprestaties, bereik loopt van 2,0 tot 15,0 kHz. 5,0 sec. 55 Functie“A” Func.code Naam Bovengrens frequentie Bovengrens frequentie, 2e motor Ondergrens frequentie Ondergrens frequentie, 2e motor Omschrijving Startmodus bewerken Standaardwaarden Aanvangs- Eengegevens heden Stelt een limiet op de uitgangsfrequentie in die lager is dan de maximale frequentie (). Bereik loopt van ondergrens frequentie () tot maximale frequentie (). Instelling 0,0 is uitgeschakeld Instelling >0,0 is ingeschakeld Stelt een limiet op de uitgangsfrequentie in die lager is dan de maximale frequentie (). Bereik loopt van ondergrens frequentie () tot maximale frequentie (). Instelling 0,0 is uitgeschakeld Instelling >0,0 is ingeschakeld Stelt een limiet op de uitgangsfrequentie in die groter is dan nul. Bereik is startfrequentie () tot bovenlimiet frequentie () Instelling 0,0 is uitgeschakeld Instelling >0,0 is ingeschakeld Stelt een limiet op de uitgangsfrequentie in die groter is dan nul. Bereik is startfrequentie () tot bovenlimiet frequentie () Instelling 0,0 is uitgeschakeld Instelling >0,0 is ingeschakeld Tot 3 uitgangsfrequenties zijn mogelijk die de uitgang kan overslaan om motorresonanties te voorkomen (middenfrequentie) *1 Bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz Definieert de afstand vanaf de middenfrequentie waarover de sprong plaatsvindt Bereik is 0,0 tot 10,0 Hz Stelt de frequentie in waarop de versnelling wordt vastgehouden, *1 bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz 0,00 Hz 0,00 Hz 0,00 Hz 0,00 Hz 0,0 0,0 0,0 Hz 0,5 0,5 0,5 Hz 0,00 Hz Jumpfreq. (midden) 1 tot 3 Jumpfreq. breedte (hysteresis) 1 tot 3 Frequentie versnelling vasthouden Tijd versnelling vasthouden Stelt de duur in waarin de versnelling wordt vastgehouden, bereik is 0,0 tot 60,0 seconden 0,0 sec. PID inschakelen 00 − Proportionele versterking PID Sschakelt de functie PID in, drie optiecodes: …PID uitschakelen …PID inschakelen …PID inschakelen met omgekeerde uitgang Proportionele versterking heeft een bereik van 0,00 tot 25,00 1,0 − Integrale tijdconstante PID Integrale tijdconstante heeft een bereik van 0,0 tot 3600 seconden 1,0 sec Afgeleide tijdconstante PID Afgeleide tijdconstante heeft een bereik van 0,0 tot 100 seconden 0,00 sec PV schaalconversie Procesvariabele (PV), schaalfactor (vermenigvuldiger), bereik van 0,01 tot 99,99 1,00 − 56 Functie“A” Func.code Naam Omschrijving Startmodus bewerken Standaardwaarden Aanvangs- Eengegevens heden Selecteert bron van procesvariabele (PV), optiecodes: …[OI] klem (stroom in) …[O] klem (spanning in) …Modbus netwerk …Ingang pulssequentie …Functieuitgang berekenen Twee optiecodes: …PID-ingang = SP-PV …PID-ingang = -(SP-PV) Stelt de limiet van de PID-uitgang als percentage van de volle schaal, bereik is 0,0 tot 100,0% 00 − 00 − 0,0 % Selecteert bron van versterking feedforward, optiecodes: …Uitgeschakeld …[O] klem (spanning in) …[OI] klem (stroom in) Automatische (uitgang) spanningsregeling, selecteer uit drie soorten AVR-functies, drie optiecodes: …AVR ingeschakeld …AVR uitgeschakeld …AVR ingeschakeld behalve bij vertragen Instellingen frequentieregelaar 200Vuitvoering: ……200/215/220/230/240 Instellingen frequentieregelaar 400Vuitvoering: ……380/400/415/440/460/480 00 − 02 − 02 − 230/ 400 V 230/ 400 V AVR-filter tijdconstante Definieer de tijdsconstante van het AVR-filter, bereik is 0 tot 10 sec. 0,300 sec Versterking AVR-vertraging Aanpassing versterking van het remvermogen, bereik is 50 tot 200% 100. % Energiebesparingsmodus 00 − Afstemmen energiebesparingsmodus Twee optiecodes: …Normaal gebruik …Energiebesparend gebruik Bereik is 0,0 tot 100% 50,0 % Versnellingstijd (2) 10,00 sec Versnellingstijd (2). e 2 motor 10,00 sec Vertragingstijd (2) 10,00 sec Vertragingstijd (2). e 2 motor 10,00 sec Selecteer methode om te wisselen naar het Acc2/Dec2-profiel 00 − PV-bron Omgekeerde PID-actie PID-uitgangslimiet Selectie PID-feedforward Keuze AVR-functie Keuze AVR-functie, e 2 motor Keuze AVR-spanning Keuze AVR-spanning e 2 motor e Duur van 2 segment van versnelling, bereik is: 0,01 tot 3600 sec. e Duur van 2 segment van vertraging, bereik is: 0,01 tot 3600 sec. Drie opties om te wisselen van eerste naar tweede versnelling/vertraging: …2CH-ingang van klem 57 Functie“A” Func.code Naam Omschrijving Startmodus bewerken Standaardwaarden Aanvangs- Eengegevens heden Selecteer methode om te wisselen e naar profiel Acc2/Dec2, 2 motor …Overgangsfrequentie …Voorwaarts en achterwaarts 00 − Overgangspunt Acc1 naar Acc2 frequentie Uitgangsfrequentie waarop Accel1 wisselt naar Accel2, bereik is 0.0 tot *1 400.0 (1000) Hz 0,0 Hz Overgangspunt Acc1 naar Acc2 e frequentie2 motor 0,0 Hz Overgangspunt Dec1 naar Dec2 frequentie 0,0 Hz Overgangspunt Decel1 naar e Decel2 frequentie 2 motor 0,0 Hz Keuze acceleratiecurve 01 − Keuze deceleratiecurve 01 − [OI] ingang actief bereik startfrequentie 0,00 Hz [OI] ingang actief bereik eindfrequentie 0,0 Hz [OI] ingang actief bereik startstroom Stel de karakteristieke curve in van Acc1 en Acc2, vijf opties: …Lineair …S-curve …U-curve …Omgekeerde U-curve …EL S-curve Stel de karakteristieke curve in van Dec1 en Dec2, opties zijn dezelfde als hierboven () De uitgangsfrequentie die overeenkomt met het beginpunt van het analoge ingangsbereik, *1 Bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz De uitgangsfrequentie die overeenkomt met het eindpunt van het stroomingangsbereik, *1 Bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz Het beginpunt (offset) voor het stroomingangsbereik, bereik is 0 tot 100 % 20. % [OI] ingang actief bereik eindstroom Het eindpunt (offset) voor het stroomingangsbereik, bereik is 0 tot 100 % 100. % [OI] ingang startfrequentie kiezen 00 − Versnellingscurve constant Twee opties, selecteer codes: …Offsetwaarde () gebruiken …0 Hz gebruiken Bereik is 01 tot 10 02 − Vertragingscurve constant Bereik is 01 tot 10 02 − Een ingang selecteren voor de rekenfunctie Zeven opties: …Operator …VR …Klem [O] ingang …Klem [OI] ingang …RS485 …Optie …Ingang pulssequentie 02 − Uitgangsfrequentie waarop Decel1 wisselt naar Decel2, bereik is 0.0 tot *1 400.0 (1000) Hz 58 Functie“A” Func.code Naam B ingang geselecteerd voor de rekenfunctie Rekensymbool ADD-frequentie Selectie ADD-richting Kromming van EL-S curve aan het begin van de versnelling Omschrijving Startmodus bewerken Standaardwaarden Aanvangs- Eengegevens heden Zeven opties: …Operator …VR …Klem [O] ingang …Klem [OI] ingang …RS485 …Optie …Ingang pulssequentie Berekent een waarde gebaseerd op ingangsbron A ( geselecteerd) en ingangsbron B( geselecteerd). Drie opties: …ADD (ingang A + ingang B) …SUB (ingang A + ingang B) …MUL (ingang A + ingang B) Een offsetwaarde die toegepast wordt op de uitgangsfrequentie als de klem [ADD] aan is. *1 Bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz Twee opties: …Plus (voegt waarde toe aan de instelling uitgangsfrequentie) …Minus (trekt waarde af van de instelling uitgangsfrequentie) Bereik is 0 tot 50% 03 − 00 − 0,00 Hz 00 − 10. % Kromming van EL-S curve aan het eind van de versnelling Bereik is 0 tot 50% 10. % Kromming van EL-S curve aan het begin van de vertraging Bereik is 0 tot 50% 10. % Kromming van EL-S curve aan het eind van de vertraging Bereik is 0 tot 50% 10. % Frequentie vertraging vasthouden Stelt de frequentie in waarop de versnelling wordt vastgehouden, *1 bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz 0,0 Hz Tijd vertraging vasthouden Stelt de duur in waarin de vertraging wordt vastgehouden, bereik is 0,0 tot 60,0 seconden 0,0 sec. Actiedrempel PID-slaapfunctie Stelt de drempelwaarde in voor de actie, instelbereik 0,0 tot 400,0 *1 (1000) Hz 0,00 Hz Vertragingstijd actie PIDslaapfunctie Stelt de vertragingstijd in voor de actie, instelbereik 0,0 tot 25,5 sec 0,0 sec [VR] ingang actief bereik startfrequentie 0,00 Hz [VR] ingang actief bereik eindfrequentie 0,00 Hz [VR] ingang actief bereik begin % De uitgangsfrequentie die overeenkomt met het beginpunt van het analoge ingangsbereik, *1 Bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz De uitgangsfrequentie die overeenkomt met het eindpunt van het stroomingangsbereik, *1 Bereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz Het beginpunt (offset) voor het stroomingangsbereik, bereik is 0 tot 100 % 0. % 59 Functie“A” Func.code Naam Omschrijving Startmodus bewerken Standaardwaarden Aanvangs- Eengegevens heden [VR] ingang actief bereik eind % Het eindpunt (offset) voor het stroomingangsbereik, bereik is 0 tot 100 % 100. % [VR] ingang startfrequentie kiezen Twee opties, selecteer codes: …Offsetwaarde () gebruiken …0 Hz gebruiken 01 − *1 : Maximaal 1000 Hz voor hoogfrequentiemodus (b171 ingesteld op 02) 60 Afstemfuncties Functie“ b” Func.code Naam Herstartmodus bij fout door stroomstoring/onderspanning Toegestane tijd voor stroomstoring wegens onderspanning Wachttijd opnieuw proberen voor herstart motor Direct foutalarm stroomstoring/onderspanning inschakelen Aantal herstarts na fout door stroomstoring/onderspanning Drempelwaarde herstartfrequentie Herstartmodus bij fout door overspanning/te hoge stroom Aantal herstartpogingen bij fout door overspanning/te hoge stroom Wachttijd herstart bij fout door overspanning/te hoge stroom Omschrijving Selecteer herstartmethode frequentieregelaar Vijf optiecodes: …Alarm afgeven na fout, niet automatisch herstarten …Herstarten bij 0 Hz …Werking hervatten na frequentieafstemming …Vorige frequentie hervatten na frequentieafstemming, daarna vertragen tot stop en foutinfo weergeven …Werking hervatten na actieve frequentieafstemming De hoeveelheid tijd die een storing wegens onderspanning kan voorkomen zonder het alarm voor de stroomstoring af te geven. Bereik is 0,3 tot 25 sec. Als onderspanning langer dan deze tijd voorkomt, treedt een fout in de frequentieregelaar op, ook als de herstartmodus geselecteerd is. Tijdsvertraging na verdwijnen onderspanning, voordat frequentieregelaar motor weer laat draaien. Bereik is 0,3 tot 100 seconden Drie optiecodes: …Uitschakelen …Inschakelen …Uitschakelen tijdens stoppen en vertraagt naar een stop Twee optiecodes: …16 maal herstarten …Altijd herstarten StandaardStartwaarden modus bewer- Aanvangs- Eenken gegevens heden 00 − 1,0 sec. 1,0 sec. 00 − 00 − Herstart de motor van 0 Hz als de frequentie lager wordt dan deze ingestelde waarde terwijl de motor stationair draait, bereik is 0 tot 400 *1 (1000) Hz Selecteer herstartmethode frequentieregelaar Vijf optiecodes: …Alarm afgeven na fout, niet automatisch herstarten …Herstarten bij 0 Hz …Werking hervatten na frequentieafstemming …Vorige frequentie hervatten na actieve frequentieafstemming, daarna vertragen tot stop en foutinfo weergeven …Werking hervatten na actieve frequentieafstemming bereik is 1 tot 3 maal 0,00 Hz 00 − 3 maal bereik is 0,3 tot 100 sec. 1,0 sec 61 Functie“ b” Func.code Naam Omschrijving Elektro-thermische beveiligingsdrempel Elektro-thermische beveiligingsdrempel, e 2 motor Elektro-thermische kenmerken Elektro-thermische kenmerken, 2 motor Vrije instelling elektro-thermiek ~freq.1 Vrije instelling elektro-thermiek ~stroom1 Vrije instelling elektro-thermiek ~freq.2 Vrije instelling elektro-thermiek ~stroom2 Vrije instelling elektro-thermiek ~freq.3 Vrije instelling elektro-thermiek ~stroom3 Bedrijfsmodus beperking overbelasting Bedrijfsmodus beperking e overbelasting, 2 motor Stel in op een niveau tussen 20% en 100% van de nominale stroom van de frequentieregelaar. e Beperkingsniveau overbelasting Beperkingsniveau overbelasting, e 2 motor Vertragingssnelheid bij beperking overbelasting Vertragingssnelheid bij beperking e overbelasting, 2 motor Bedrijfsmodus beperking overbelasting 2 Beperkingsniveau overbelasting 2 Vertragingssnelheid 2 bij beperking overbelasting Selecteer uit drie curven, optiecodes: …Beperkt koppel …Constant koppel …Vrije instelling *1 Bereik is 0 tot 400 (1000) Hz StandaardStartwaarden modus bewer- Aanvangs- Eenken gegevens heden Nominale A stroom voor elk model A frequentieregelaar *1 01 − 01 − 0,0 Hz Bereik is 0 tot nominale stroomsterkte frequentieregelaar *1 Bereik is 0 tot 400 (1000) Hz 0,00 Amp 0,0 Hz Bereik is 0 tot nominale stroomsterkte frequentieregelaar *1 Bereik is 0 tot 400 (1000) Hz 0,00 Amp 0,0 Hz Bereik is 0 tot nominale stroomsterkte frequentieregelaar Selecteer de bedrijfsmodus tijdens overbelasting, vier opties, optiecodes: …Uitgeschakeld …Ingeschakeld voor versnelling en constante snelheid …Alleen ingeschakeld voor constante snelheid …Ingeschakeld voor versnelling en constante snelheid, snelheid verhogen bij regen. Stelt het niveau in van beperking bij overbelasting, tussen 20% en 200% van de nominale stroom van de frequentieregelaar, instelresolutie is 1% van nominale stroom 0,00 Amp 01 − 01 − Amp Stelt de vertragingssnelheid in als de frequentieregelaar een overbelasting detecteert, bereik is 0,1 tot 3000,0 resolutie 0,1 Selecteer de bedrijfsmodus tijdens overbelasting, vier opties, optiecodes: …Uitgeschakeld …Ingeschakeld voor versnelling en constante snelheid …Alleen ingeschakeld voor constante snelheid …Ingeschakeld voor versnelling en constante snelheid, snelheid verhogen bij regen. Stelt het niveau in van beperking bij overbelasting, tussen 20% en 200% van de nominale stroom van de frequentieregelaar, instelresolutie is 1% van nominale stroom Stelt de vertragingssnelheid in als de frequentieregelaar een overbelasting detecteert, bereik is 0,1 tot 3000,0 resolutie 0,1 Nominale stroom x 1,5 Nominale stroom x 1,5 1,0 sec. 1,0 sec. 01 − Nominale stroom x 1,5 1,0 62 Amp sec. Functie“ b” Func.code Naam Selectie gelijkstroomonderdrukking Stroomniveau van actieve frequentieafstemming Vertragingssnelheid van actieve frequentieafstemming Startfrequentie van actieve frequentieafstemming Selectie softwarevergrendelingsmodus Parameter motorkabellengte Waarschuwingstijd start/stroom aan Beperking draairichting Selectie start beperkte spanning Beperking weergave functiecode Selectie initiële weergave Automatische registratie gebruikersparameter Omschrijving Twee optiecodes: …Uitgeschakeld …Ingeschakeld Stelt het stroomniveau in als actieve frequentieafstemming herstart, bereik is 0,1*nominale stroom frequentieregelaar tot 2.0*nominale stroom frequentieregelaar, resolutie 0,1 Stelt de vertragingssnelheid in als actieve frequentieafstemming herstart, bereik is 0,1 tot 3000,0, resolutie 0,1 Drie optiecodes: …freq bij vorige uitschakeling …start vanaf max. Hz …start vanaf ingestelde frequentie Voorkomt parameterwijzigingen, in vijf opties, optiecodes: …alle parameters behalve zijn vergrendeld als klem [SFT] aan is …alle parameters behalve en uitgangsfrequentie zijn vergrendeld als klem [SFT] aan is …alle parameters behalve zijn vergrendeld …alle parameters behalve en uitgangsfrequentie zijn vergrendeld …Toegang op hoog niveau inclusief Zie de rij “Startmodus bewerken” voor de toegankelijke parameters in deze modus Instelbereik is 5 tot 20 Bereik is, .:Waarschuwing uitgeschakeld . tot .: 10 tot 99.990 uur (eenheid: 10) tot : 100.000 tot 655.350 uur (eenheid: 100) Drie optiecodes: …Geen beperking …Achterwaarts draaien is beperkt …Voorwaarts draaien is beperkt Instelbereik, (schakelt de functie uit), (ong. 6 ms) tot (ong. 1,5 s) Zes optiecodes: …Volledige weergave …Functiespecifieke weergave …Instelling gebruiker (en ) …Weergave gegevensvergelijking …Basisweergave …Alleen monitorweergave …Functiecode die SET-toets indrukte laatst weergegeven.(*) ~…~ weergegeven … weergegeven …display B van LCD-operator Twee optiecodes: …Uitschakelen …Inschakelen 63 StandaardStartwaarden modus bewer- Aanvangs- Eenken gegevens heden 01 − Nominale stroom A 0,5 sec. 00 − 01 − 10. − 0. Uur. 00 − 2 − 00 − 001 − 00 Functie“ b” Func.code Naam Selectie koppellimiet Koppellimiet 1 (fwd/power) Omschrijving Drie optiecodes: …Modus kwadrantspecifieke instelling …Modus klem wisselen …Modus analoge spanningsingang (O) Niveau koppellimiet in kwadrant vermogen vooruit, bereik is 0 tot 200 %/nee (uitgeschakeld) StandaardStartwaarden modus bewer- Aanvangs- Eenken gegevens heden 00 200 % Niveau koppellimiet in kwadrant vermogen achteruit, bereik is 0 tot 200 %/nee (uitgeschakeld) Niveau koppellimiet in kwadrant vooruit regenereren, bereik is 0 tot 200 %/nee (uitgeschakeld) Twee optiecodes: …Uitschakelen …Inschakelen Twee optiecodes: …Geen beveiliging …Achterwaarts draaien is beveiligd … (modus CT) / … (modus VT) 200 % 200 % 00 00 00 Vier optiecodes: …Fout …Vertraging tot een stop …Vertraging tot een stop met spanning gelijkstroombus gecontroleerd …Vertraging tot een stop met spanning gelijkstroombus gecontroleerd, daarna herstart Instelling van gelijkstroombusspanning om gecontroleerde vertraging te starten. Bereik is 0,0 tot 1000,0 Instellen van OV-LAD stopniveau van gecontroleerde vertraging. Bereik is 0,0 tot 1000,0 Bereik is 0,01 tot 3600,0 00 − 220,0/ 440,0 V 360,0/ 720,0 V 1,0 sec Instellen van startfreq. val. Bereik is 0,0 tot 10,0 Hz Instelbereik, {Min. limietniveau () + hysteresisbreedte ()x2} tot 100% (Minimum 0%) Instelbereik, 0 tot {Max. limietniveau () - hysteresisbreedte ()x2} % (Maximum 0%) Instelbereik, 0 tot {Max. limietniveau () - Min. limietniveau ()x2} % (Maximum 10%) Instelbereik, {Min. limietniveau () + hysteresisbreedte ()x2} tot 100 % (Minimum 0%) Instelbereik, 0 tot {Max. limietniveau () - hysteresisbreedte ()x2} % (Maximum 0%) Instelbereik, 0 tot {Max. limietniveau () - Min. limietniveau ()x2} % (Maximum 10%) 0,0 Hz 100. % 0. % 0. % 100. % 0. % 0. % Koppellimiet 3 (rev/power) Koppellimiet 4 (fwd/regen.) Selectie koppel LAD STOP Beveiliging achterwaarts draaien Selectie dubbele rating Gecontroleerde vertraging bij stroomverlies Gelijkstroombusspanning triggerniveu van gec. vertr. Overspanningsdrempel van gec. vertr. Vertragingstijd van gec. vertr. Startfrequentie val van gec. vertr. Niveau maximaal limiet van venstervergelijker (O) Niveau minimaal limiet van venstervergelijker (O) Hysteresisbreedte van venstervergelijker (O) Niveau maximaal limiet van venstervergelijker (OI) Niveau minimaal limiet van venstervergelijker (OI) Hysteresisbreedte van venstervergelijker (OI) 64 − Functie“ b” Func.code Naam Bedrijfsniveau bij verbroken verbinding O Bedrijfsniveau bij verbroken verbinding OI Instelling omgevingstemperatuur Watt-uur wissen Versterking weergave watt-uur Startfrequentie Frequentie draaggolf Initialisatiemodus (parameters of foutgeschiedenis) Land voor initialisatie Conversiefactor frequentieschaling STOP-toets inschakelen Herstartmodus na FRS Automatische beperking draaggolffrequentie Ratio dynamisch remgebruik Omschrijving StandaardStartwaarden modus bewer- Aanvangs- Eenken gegevens heden “nee” nee - Instelbereik, 0 tot 100%, of (negeren) Instelbereik, 0 tot 100%, of “nee” (negeren) Instelbereik is -10 tot 50 °C Twee optiecodes: …UIT …AAN (op STR drukken, dan wissen) Instelbereik is 1. tot 1000. Stelt de startfrequentie in voor de uitgang van de frequentieregelaar, bereik is 0,10 tot 9,99 Hz. Stelt de PWM-draaggolf in (interne schakelfrequentie) bereik is 2,0 tot 15,0 kHz Selecteer geïnitialiseerde gegevens, vijf optiecodes: …Initialisatie uitgeschakeld …Wist foutgeschiedenis …Initialiseert alle parameters …Wist foutgeschiedenis en initialiseert alle parameters …Wist foutgeschiedenis en initialiseert alle parameters en het programma EzSQ …Modus 1 Geef een constante op om de weergegeven frequentie te schalen voor monitor , bereik is 0,01 tot 99,99 Selecteer of de STOP-toets op het toetsenblok wordt ingeschakeld, drie optiecodes: …Ingeschakeld …Altijd uitgeschakeld … Uitgeschakeld voor stop Selecteer hoe de frequentieregelaar het werk hervat als free-run stop (FRS) is geannuleerd, drie opties: …Herstarten vanaf 0 Hz …Herstarten vanaf frequentie gedetecteerd van echte snelheid motor (freq.afstemming) …Herstarten vanaf frequentie gedetecteerd van echte snelheid motor (actieve freq.afstemming) Drie optiecodes: …Uitgeschakeld …Ingeschakeld, afhankelijk van de uitgangsstroom …Ingeschakeld, afhankelijk van de temperatuur van het koelelement Selecteert de mate van gebruik (in %) van de regeneratieve remweerstand op intervallen van 100 sec., bereik is 0,0 tot 100% 0%: Functie uitgeschakeld >0%: Ingeschakeld, per waarde 65 nee - 40 °C 00 - 1. 0,50 Hz 10.0 kHz 00 − 01 − 1,00 − 00 − 00 − 01 - 0,0 % Functie“ b” Func.code Naam Selectie stopmodus Besturing koelventilator Verstreken tijd van koelventilator wissen Initialisatie doelgegevens Selectie dynamische rembesturing (BRD) Activeringsniveau BRD Weerstandswaarde BRD Omschrijving Selecteer hoe de frequentieregelaar de motor stopt, twee optiecodes: …DEC (vertragen om te stoppen) …FRS (vrijloop om te stoppen) Selecteer wanneer de ventilator ingeschakeld wordt tijdens de werking van de frequentieregelaar, drie opties: …Ventilator altijd aan …Ventilator aan tijdens werking, uit tijdens stop (5 minuten vertraging van aan naar uit) …Ventilator wordt temperatuurafhankelijk bestuurd Twee optiecodes: …Tellen …Wissen Selecteer geïnitialiseerde parameters, vier optiecodes: …Alle parameters …Alle parameters behalve klemmen in-/uitgangen en communicatie. …Alleen geregistreerde parameters in xxx. …Alle parameters behalve geregistreerde parameters in xxx en . Drie optiecodes: …Uitschakelen …Alleen tijdens bedrijf inschakelen …Altijd inschakelen Bereik is: 330 tot 380 V (200V-uitvoering) 660 tot 760 V (400V-uitvoering) Min.weerstand tot 600,0 StandaardStartwaarden modus bewer- Aanvangs- Eenken gegevens heden 00 − 01 - 00 - 00 - 00 - 360/ 720 V Min. Ohm weerstand Vrije V/F-instelling, freq. 1 Instelbereik, 0 tot waarde van 0. Hz Vrije V/F-instelling, spanning 1 Instelbereik, 0 tot 800 V 0,0 V Vrije V/F-instelling, freq. 2 Instelbereik, waarde van tot 0. Hz Vrije V/F-instelling, spanning 2 Instelbereik, 0 tot 800 V 0,0 V Vrije V/F-instelling, freq. 3 Instelbereik, waarde van tot 0. Hz Vrije V/F-instelling, spanning 3 Instelbereik, 0 tot 800 V 0,0 V Vrije V/F-instelling, freq. 4 Instelbereik, waarde van tot 0. Hz Vrije V/F-instelling, spanning 4 Instelbereik, 0 tot 800 V 0,0 V Vrije V/F-instelling, freq. 5 Instelbereik, waarde van tot 0. Hz Vrije V/F-instelling, spanning 5 Instelbereik, 0 tot 800 V 0,0 V Vrije V/F-instelling, freq. 6 Instelbereik, waarde van tot 0. Hz Vrije V/F-instelling, spanning 6 Instelbereik, 0 tot 800 V 0,0 V Vrije V/F-instelling, freq. 7 Instelbereik, tot 400 (1000) 0. Hz 66 *1 StandaardStartwaarden modus bewer- Aanvangs- Eenken gegevens heden Functie“ b” Func.code Naam Omschrijving Vrije V/F-instelling, spanning 7 Instelbereik, 0 tot 800 V 0,0 V Rembesturing inschakelen 00 - Remwachttijd voor vrijgeven Twee optiecodes: …Uitschakelen …Inschakelen Instelbereik: 0,00 tot 5,00 sec. 0,00 sec Remwachttijd voor versnelling Instelbereik: 0,00 tot 5,00 sec. 0,00 sec Remwachttijd voor stoppen Instelbereik: 0,00 tot 5,00 sec. 0,00 sec Remwachttijd voor bevestiging Instelbereik: 0,00 tot 5,00 sec. 0,00 sec *1 Remvrijgave frequentie Instelbereik: 0 tot 400 (1000) Hz 0,00 sec Remvrijgave stroom Instelling remfreq. (nominale stroom) 0,00 A Instelbereik: 0 tot 200% van nominale stroom frequentieregelaar *1 Instelbereik: 0 tot 400 (1000) Hz Hz Inschakelen versnelling overspanning onderdrukken 00 − Onderdrukkingsniveau oversp. vertr. 380 /760 V 1,00 sec 0,20 − 1,0 sec Onderdrukking const. oversp. vertr. Onderdrukking proportionele versterking oversp. vertr. Onderdrukking integrale tijd oversp. vertr. Modus GS-ingang 00 - Weergeven ex.operator verbonden 001 − 1ste parameter dubbele monitor …Uitgeschakeld …Ingeschakeld …Ingeschakeld met versn. Onderdrukking gelijkstroombusspanning. Bereik is: 200V-uitvoering…330 tot 395 400V-uitvoering…660 tot 790 Versn.tempo als b130=02. Instelbereik: 0,10 tot 30,00 sec. Proportionele versterking als b130=01. Bereik is: 0,00 tot 5,00 Integratietijd als b130=01. Bereik is: 0,00 tot 150,0 Twee optiecodes: …Geen fout (alleen hardware afsluiten) …Fout Als een externe operator is verbonden via de RS-422 poort, wordt de ingebouwde display vergrendeld en toont alleen een parameter “d” ingesteld in: ~ Stel twee parameters “d” in b160 en b161 in, waarna ze bewaakt kunnen worden in d050. Tussen de twee parameters wordt gewisseld met de toetsen omhoog/omlaag. Instelbereik: ~ 001 − 2e parameter dubbele monitor 002 − Frequentie instellen in bewaking 00 - Automatisch terugkeren naar de eerste display 00 - Twee optiecodes: …Freq. instellen uitgeschakeld …Freq. instellen ingeschakeld 10 min. na de laatste toetsbediening keert de display terug naar de eerste parameter ingesteld door . Twee optiecodes: …Uitschakelen …Inschakelen 67 Functie“ b” Func.code Naam Comm.verlies ext. operator Selectie gegevens lezen/schrijven Selectie modus frequentieregelaar Initialisatietrigger Wachtwoordinstellingen A Wachtwoordverificatie A Wachtwoordinstellingen B Wachtwoordverificatie B Omschrijving Vijf optiecodes: …Fout …Fout na vertraging tot een stop …Negeren …Stationair draaien (FRS) …Vertraging tot een stop … Lezen/schrijven OK … Beschermd Drie optiecodes: …Geen functie …Std. IM (inductiemotor) …Inductiemotor hoge frequentie …PM (permanentmagneetmotor) Dit is voor het uitvoeren van een initialisatie door parameters in te voeren met , en . Twee optiecodes: …Initialisatie uitgeschakeld …Initialisatie uitvoeren 0000(wachtwoord ongeldig) 0001-FFFF(wachtwoord) 0000-FFFF 0000(wachtwoord ongeldig) 0001-FFFF(wachtwoord) 0000-FFFF *1 : Maximaal 1000 Hz voor hoogfrequentiemodus (b171 ingesteld op 02) 68 StandaardStartwaarden modus bewer- Aanvangs- Eenken gegevens heden 02 - 00 - 00 - 00 - 0000 - 0000 - 0000 - 0000 - Intelligente klemfuncties Functie“ C” Func.code Naam Functie ingang [1] Functie ingang [2] Functie ingang [3] [GS1 toewijsbaar] Functie ingang [4] [GS2 toewijsbaar] Functie ingang [5] [PTC toewijsbaar] Functie ingang [6] Functie ingang [7] Actieve staat ingang [1] Actieve staat ingang [2] Actieve staat ingang [3] Omschrijving Selecteer functie ingangsklem [1], 68 opties (zie volgende sectie) Selecteer functie ingangsklem [2], 68 opties (zie volgende sectie) Selecteer functie ingangsklem [3], 68 opties (zie volgende sectie) Selecteer functie ingangsklem [4], 68 opties (zie volgende sectie) Selecteer functie ingangsklem [5], 68 opties (zie volgende sectie) Selecteer functie ingangsklem [6], 68 opties (zie volgende sectie) Selecteer functie ingangsklem [7], 68 opties (zie volgende sectie) Selecteer logische conversie, twee optiecodes: …normaal open [NO] …normaal gesloten [NC] Startmodus bewerken Standaardwaarden Aanvangsgegevens 00 [FW] 01 [RV] Eenheden − − − 12 [EXT] 18 [RS] 02 [CF1] 03 [CF2] 06 [JG] 00 00 − 00 − Actieve staat ingang [4] 00 − Actieve staat ingang [5] 00 − Actieve staat ingang [6] 00 − Actieve staat ingang [7] 00 − 48 programmeerbare functies beschikbaar voor logische (discrete) uitgangen (zie de volgende sectie) Alarmrelaisfunctie Selectie klem [EO] (Puls/PWM-uitgang) 48 programmeerbare functies beschikbaar voor logische (discrete) uitgangen (zie de volgende sectie) 13 programmeerbare functies: …Uitgangsfrequentie (PWM) …Uitgangsstroom (PWM) …Uitgangskoppel (PWM) …Uitgangsfrequentie (pulssequentie) …Uitgangsspanning (PWM) …Ingangsvermogen (PWM) …Verhouding elektro-thermische belasting (PWM) …LAD-frequentie (PWM) …Uitgangsstroom (pulssequentie) …Temperatuur koelelement (PWM) …Algemene uitgang (PWM) …Monitor ingang pulssequentie …Optie (PWM) 00 [RUN] 01 [FA1] 05 [AL] − Functie uitgang [11] [EDM toewijsbaar] Functie uitgang [12] 07 − 69 − − − − − − − Functie“ C” Func.code Naam Selectie klem [AM] (Uitgang analoge spanning 0...10 V) Referentiewaarde digitale stroommonitor Actieve staat uitgang [11] Actieve staat uitgang [12] Actieve staat alarmrelais Uitgangsmodus detectie laag stroomniveau Detectie laag stroomniveau Uitgangsmodus waarschuwing overbelasting Waarschuwingsniveau overbelasting Waarschuwingsniveau e overbelasting, 2 motor Instelling frequentieaankomst voor versnelling Instelling frequentieaankomst voor vertraging Afwijkingsniveau PID Instelling frequentieaankomst voor versnelling 2 Instelling frequentieaankomst voor vertraging 2 Schaalconversie ingang/uitgang pulssequentie Omschrijving 11 programmeerbare functies: …Uitgangsfrequentie …Uitgangsstroom …Uitgangskoppel …Uitgangsspanning …Ingangsvermogen …Verhouding elektro-thermische belasting …LAD-frequentie …Temperatuur koelelement …Uitgangskoppel (met code) …Algemene uitgang …Optie Stroom met digitale stroommonitor uitgang bij 1.440 Hz Bereik is 20% tot 200% van nominale stroom Selecteer logische conversie, twee optiecodes: …normaal open [NO] …normaal gesloten [NC] Twee optiecodes: …Tijdens versnellen, vertragen en constante snelheid …Alleen tijdens constante snelheid Stel het niveau in voor detectie laag stroomniveau, bereik is 0,0 tot 2.0*nominale stroom frequentieregelaar Twee optiecodes: …Tijdens versnellen, vertragen en constante snelheid …Alleen tijdens constante snelheid Stelt het niveau in voor het waarschuwingssignaal voor overbelasting tussen 0% en 200% (van 0 tot twee maal de nominale stroom van de frequentieregelaar) Stelt het niveau in voor het waarschuwingssignaal voor overbelasting tussen 0% en 200% (van 0 tot twee maal de nominale stroom van de frequentieregelaar) Stelt de drempelwaarde in voor frequentieaankomst voor de uitgangsfrequentie tijdens versnellen, *1 bereik is 0,0 to 400,0 (1000) Hz Stelt de drempelwaarde in voor frequentieaankomst voor de uitgangsfrequentie tijdens vertragen, *1 bereik is 0,0 to 400,0 (1000) Hz Stelt de toelaatbare grootte in van de PID-lusfout (absolute waarde), SP-PV, bereik is 0,0 tot 100% *1 Instelbereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz Startmodus bewerken Standaardwaarden Aanvangsgegevens Eenheden 07 [LAD] − Nominale stroom A 00 − 00 - 01 − 01 − Nominale stroom A 01 − Nominale stroom x 1,15 A Nominale stroom x 1,15 A 0,0 Hz 0,0 Hz 3,0 % 0,00 Hz Instelbereik is 0,0 tot 400,0 (1000) Hz 0,00 Hz Als klem EO is ingesteld als ingang voor pulssequentie (C027=15), wordt schaalconversie ingesteld in C047. Puls-uit = puls-in × (C047) Instelbereik is 0,01 tot 99,99 1,00 *1 70 Functie“ C” Func.code Naam PID FBV-uitgang bovengrens PID FBV-uitgang ondergrens Selectie koppel te groot/koppel te klein Niveau koppel te groot/klein (Aandrijfmodus voorwaarts) Niveau koppel te groot/klein (Modus regen. achterwaarts) Niveau koppel te groot/klein (Aandrijfmodus achterwaarts) Niveau koppel te groot/klein (Modus regen. voorwaarts) Modus signaaluitgang van koppel te groot/klein Waarschuwingsniveau elektrothermiek Detectieniveau nulsnelheid Waarschuwing oververhitting koelelement Communicatiesnelheid Modbus adres Communicatiepariteit Communicatie stopbit Communicatie foutselectie Communicatiefout time-out Communicatie wachttijd Omschrijving Als de PV deze waarde overschrijdt , schakelt de PID-lus de tweede PIDfaseuitgang uit, bereik is 0,0 tot 100% Als de PV onder deze waarde komt, schakelt de PID-lus de tweede PIDfaseuitgang in, bereik is 0,0 tot 100% Twee optiecodes: Startmodus bewerken Standaardwaarden Aanvangsgegevens Eenheden 100,0 % 0,0 % 00 - …Koppel te groot …Koppel te klein Instelbereik is 0 tot 200% 100. % Instelbereik is 0 tot 200% 100. % Instelbereik is 0 tot 200% 100. % Instelbereik is 0 tot 200% 100. % Twee optiecodes: …Tijdens versnellen, vertragen en constante snelheid …Alleen tijdens constante snelheid Instelbereik is 0 tot 100% Instelling 0 betekent uitgeschakeld. Instelbereik is 0,0 tot 100 Hz 01 - 90 % 0,00 Hz Instelbereik is 0 tot 110 °C 100. °C Acht optiecodes: …2.400 bps …4.800 bps …9.600 bps …19.200 bps …38.400 bps …57.600 bps …76.800 bps …115.200 bps Stel het netwerkadres voor de frequentieregelaar in. Bereik is 1 tot 247 Drie optiecodes: …Geen pariteit …Even pariteit …Oneven pariteit Twee optiecodes: …1 bit …2 bit Selecteert antwoord frequentieregelaar op communicatiefout Vijf opties: …Fout …Vertragen tot een stop en fout …Uitschakelen …Stationair draaien stop …Vertraging tot een stop Stelt de periode van de watchdogtimer van de communicatie in. Bereik is 0,00 tot 99,99 seconden 0,0 = uitgeschakeld Tijd dat de frequentieregelaar wacht na ontvangst van een bericht tot dit wordt doorgezonden. Bereik is 0 tot 1000 ms 05 baud 1. − 00 − 1 bit 02 − 0,00 sec. 0. msec. 71 Functie“ C” Func.code Naam O-ingang kalibratie meetbereik OI-ingang kalibratie meetbereik Thermistoringang (PTC) kalibratie meetbereik Debugmodus inschakelen Communicatieselectie EzCOM startadr. van master Schaalfactor tussen het externe frequentiecommando op de klemmen L–O (spanningsingang) en de frequentieuitgang, bereik is 0,0 tot 200% Schaalfactor tussen het externe frequentiecommando op de klemmen L–Ol (spanningsingang) en de frequentieuitgang, bereik is 0,0 tot 200% Schaalfactor PTC-ingang. Bereik is 0,0 tot 200% Geeft debugparameters weer. Twee optiecodes: …Uitschakelen …Inschakelen <Niet instellen> (voor gebruik in de fabriek) …Modbus-RTU … EzCOM … EzCOM<beheerder> 01 tot 08 EzCOM eindadr. van master 01 tot 08 EzCOM starttrigger Selectie geheugenmodus omhoog/omlaag Selectie resetten Herstartmodus na reset Modus UP/DWN wissen Omschrijving Startmodus bewerken Standaardwaarden Aanvangsgegevens Eenheden 100,0 % 100,0 % 100,0 % 00 − 00 − 01 − 01 − 00 − 00 − 00 − 00 - 00 - Aanpassing EO-versterking … Ingangsklem … Altijd Beheert instelpunt snelheid voor de frequentieregelaar na voedingscyclus. Twee optiecodes: …Laatste frequentie wissen (terugkeer naar standaardfrequentie ) …Laatste frequentie aangepast houden met UP/DWN Bepaalt reactie op Reset ingang [RS]. Vier optiecodes: …Annuleer foutstatus bij overgang ingangssignaal AAN, stopt frequentieregelaar indien in startmodus …Annuleer foutstatus bij overgang signaal UIT, stopt frequentieregelaar indien in startmodus …Annuleer foutstatus bij overgang ingang AAN, geen effect indien in startmodus …Wis alleen het geheugen met betrekking tot de foutstatus Bepaalt de herstartmodus na een reset, drie optiecodes: …Start met 0 Hz …Start met freq.afstemming …Start met actieve freq.afstemming Freq. instelwaarde als UDC-signaal is aan ingangsklem gegeven, twee optiecodes: …0 Hz …Originele instelling (in het EEPROM-geheugen bij opstarten) Instelbereik is 50 tot 200% 100. % Aanpassing AM-versterking Instelbereik is 50 tot 200% 100. % 72 Functie“ C” Func.code Naam Omschrijving Startmodus bewerken Standaardwaarden Aanvangsgegevens Eenheden Aanpassing AM-afwijking Instelbereik is 0 tot 100% 0. % Overbelasting waarschuwingsniveau 2 Nominale stroom x 1,15 A Uitgang [11] op vertraging Stelt het niveau in voor het waarschuwingssignaal voor overbelasting tussen 0% en 200% (van 0 tot twee maal de nominale stroom van de frequentieregelaar) Instelbereik is 0,0 tot 100,0 sec 0,0 sec. Uitgang [11] van vertraging af 0,0 sec. Uitgang [12] op vertraging 0,0 sec. Uitgang [12] van vertraging af 0,0 sec. Relaisuitgang op vertraging 0,0 sec. 0,0 sec. Relaisuitgang van vertraging af Logische uitgang 1 operand A 00 − Logische uitgang 1 operand B 00 − Logische uitgang 1 operator 00 − Logische uitgang 2 operand A 00 − Logische uitgang 2 operand B 00 − Logische uitgang 2 operator 00 − Logische uitgang 3 operand A 00 − Logische uitgang 3 operand B 00 − Logische uitgang 3 operator 00 − Reactietijd ingang [1] 1. − Reactietijd ingang [2] 1. − Reactietijd ingang [3] 1. − Reactietijd ingang [4] 1. − Reactietijd ingang [5] 1. − Reactietijd ingang [6] 1. − Reactietijd ingang [7] 1. − Tijd meertraps snelheid/positiebepaling 0. ms Instelbereik is 0,0 tot 100,0 sec Instelbereik is 0,0 tot 100,0 sec Alle programmeerbare functies beschikbaar voor logische (discrete) uitgangen behalve LOG1 tot LOG3, OPO, no Past een logische functie toe om de uitgangsstaat [LOG] te berekenen. Drie opties: …[LOG] = A AND B …[LOG] = A OR B …[LOG] = A XOR B Alle programmeerbare functies beschikbaar voor logische (discrete) uitgangen behalve LOG1 tot LOG3, OPO, no Past een logische functie toe om de uitgangsstaat [LOG] te berekenen. Drie opties: …[LOG] = A AND B …[LOG] = A OR B …[LOG] = A XOR B Alle programmeerbare functies beschikbaar voor logische (discrete) uitgangen behalve LOG1 tot LOG3, OPO, no Past een logische functie toe om de uitgangsstaat [LOG] te berekenen. Drie opties: …[LOG] = A AND B …[LOG] = A OR B …[LOG] = A XOR B Stelt de reactietijd in van elke ingangsklem, instelbereik.: (x 2 [ms]) tot (x 2 [ms]) (0 to 400 [ms]) Instelbereik is 0 tot 200 (x 10ms) *1 : Maximaal 1000 Hz voor hoogfrequentiemodus (b171 ingesteld op 02) 73 Overzichtstabel ingangsfuncties : Deze tabel geeft een overzicht van alle 31 intelligente ingangsfuncties. Gedetailleerde beschrijvingen van deze functies, de bijbehorende parameters en instellingen, en voorbeelden van bedradingsschema's, staan in “Intelligente ingangsklemmen gebruiken” op pagina 30. Overzichtstabel ingangsfuncties Optiecode Klemsymbool Naam functie FW FORWARD Run/Stop Omschrijving AAN UIT RV AAN Achterwaarts starten/stoppen Multi-speed selectie Bit 0 (LSB) Multi-speed selectie Bit 1 Multi-speed selectie Bit 2 Multi-speed selectie Bit 3 (MSB) CF1 CF2 CF3 CF4 JG Joggen DB Extern gelijkstroomremmen SET Instellen (selecteer) gegevens 2e motor 2CH UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN Versnellen en vertragen in twee fasen UIT AAN FRS Vrijloop stoppen UIT AAN EXT Externe fout UIT USP Beveiliging tegen starten zonder toezicht CS Overschakelen lichtnetvoeding SFT Softwarevergrendeling AT AAN UIT naar AAN UIT Selectie analoge ingang spanning/stroom Frequentieregelaar is ingeschakeld, motor draait voorwaarts Frequentieregelaar is uitgeschakeld, motor stopt Frequentieregelaar is ingeschakeld, motor draait achterwaarts Frequentieregelaar is uitgeschakeld, motor stopt Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 0, logisch 1 Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 0, logisch 0 Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 1, logisch 1 Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 1, logisch 0 Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 2, logisch 1 Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 2, logisch 0 Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 3, logisch 1 Binair gecodeerde snelheidsselectie, bit 3, logisch 0 Frequentieregelaar is ingeschakeld, uitgang naar motor draait op frequentie jogparameter Frequentieregelaar is uitgeschakeld Gelijkstroomremmen wordt toegepast tijdens vertragen Gelijkstroomremmen wordt niet toegepast De frequentieregelaar gebruikt parameters 2e motor voor genereren frequentieuitgang naar motor De frequentieregelaar gebruikt parameters 1e (hoofd) motor voor genereren frequentieuitgang naar motor Frequentieuitgang gebruikt waarden van tweede fase voor versnelling en vertraging Frequentieuitgang gebruikt standaardwaarden voor versnelling en vertraging Zorgt dat uitgang uitschakelt, waardoor motor stationair kan draaien om te stoppen Uitgang werkt normaal, dus gecontroleerde vertraging stopt motor Als ingangstransities UIT naar AAN zijn toegewezen, vergrendelt frequentieregelaar foutgebeurtenis en toont AAN UIT AAN UIT Geen foutgebeurtenis voor AAN naar UIT, alle geregistreerde foutgebeurtenissen blijven in het geheugen tot reset Bij het opstarten hervat de frequentieregelaar niet het startcommando (meestal gebruikt in de VS). Bij het opstarten hervat de frequentieregelaar niet het startcommando dat voor de stroomstoring actief was. Motor kan door lichtnet worden aangedreven Motor wordt aangedreven via frequentieregelaar Het toetsenblok en externe programmeerapparaten kunnen geen parameters wijzigen De parameters kunnen worden bewerkt en opgeslagen Zie “Analog Input Operation” op pagina 44. 74 Overzichtstabel ingangsfuncties Optiecode Klemsymbool RS PTC STA STP F/R PID PIDC UP DWN UDC OPE SF1 SF2 SF3 SF4 Naam functie Omschrijving De foutconditie is gereset, de motoruitgang is uitgeschakeld en reset wordt bij inschakeling uitgevoerd. UIT Normaal opstarten Als een thermistor is aangesloten op klem [5] en [L], controleert de frequentieregelaar op te hoge ANLG Thermische temperatuur waarna een fout optreedt en uitgang naar beveiliging PTCmotor wordt uitgeschakeld thermistor Ontkoppelen van de thermistor veroorzaakt een (alleen C005) OPEN foutgebeurtenis en de frequentieregelaar schakelt de motor uit Start AAN Start het draaien van de motor (3-draadse interface) UIT Geen verandering in actuele staat motor Stop AAN Stopt het draaien van de motor (3-draadse interface) UIT Geen verandering in actuele staat motor FWD, REV AAN Selecteert de draairichting van de motor ON = FWD. (3-draadse interface) Als de motor draait, start een wijziging van F/R een vertraging, gevolgd door een richtingsverandering UIT Selecteert de draairichting van de motor OFF = REV. Als de motor draait, start een wijziging van F/R een vertraging, gevolgd door een richtingsverandering PID uitschakelen AAN Schakelt tijdelijk PID-lusbesturing uit. Uitgang frequentieregelaar schakelt uit zolang PID inschakelen actief is (=) UIT Heeft geen effect op werking PID-lus, die normaal werkt als PID inschakelen actief is (=) PID resetten AAN Reset de PID-luscontroller. Het belangrijkste gevolg is dat de som van de integrator nul wordt UIT Geen effect op PID-controller Functie UP AAN Versnelt (verhoogt de uitgangsfrequentie) motor vanaf afstandsbediening huidige frequentie (gemotoriseerde UIT Uitgang naar motor werkt normaal snelheidspot.) Functie DOWN AAN Vertraagt (verlaagt de uitgangsfrequentie) motor vanaf afstandsbediening huidige frequentie (gemotoriseerde UIT Uitgang naar motor werkt normaal snelheidspot.) Wissen gegevens AAN Wist het frequentiegeheugen UP/DWN door het gelijk afstandsbediening te maken aan de ingestelde frequentieparameter F001. Instelling moet ingesteld zijn = om deze functie te laten werken. UIT Frequentiegeheugen UP/DWN is niet veranderd Operatorbesturing AAN Forceert de bron van de frequentie-instelling voor de uitgang en de bron van het startcommando vanaf de digitale operator UIT Bron van frequentieuitgang ingesteld door en bron van het startcommando ingesteld door worden gebruikt Multi-speed selectie AAN Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 1, logisch 1 Bitwerking bit 1 UIT Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 1, logisch 0 Multi-speed selectie AAN Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 2, logisch 1 Bitwerking bit 2 UIT Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 2, logisch 0 Multi-speed selectie AAN Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 3, logisch 1 Bitwerking bit 3 UIT Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 3, logisch 0 Multi-speed selectie AAN Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 4, logisch 1 Bitwerking bit 4 UIT Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 4, logisch 0 Frequentieregelaar resetten AAN 75 Overzichtstabel ingangsfuncties Optiecode Klemsymbool SF5 SF6 SF7 OLR TL TRQ1 TRQ2 BOK Koppellimiet schakelaar 1 Koppellimiet schakelaar 2 Rembevestiging LAC Annulering LAD Naam functie Multi-speed selectie Bitwerkingbit 5 Multi-speed selectie Bitwerking bit 6 Multi-speed selectie Bitwerking bit 7 Beperking overbelasting bronomschakeling Selectie koppellimiet Omschrijving AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 5, logisch 1 Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 5, logisch 0 Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 6, logisch 1 Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 6, logisch 0 Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 7, logisch 1 Bit gecodeerde snelheidsselectie, bit 7, logisch 0 Beperking overbelasting uitvoeren Normaal gebruik AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN Instelling van is ingeschakeld Max. koppel is beperkt met 200% Aan koppellimiet gerelateerde parameters van Powering/regen, en modi FW/RV worden geselecteerd door de combinaties van deze ingangen. AAN UIT Remwachttijd () is geldig Remwachttijd () is ongeldig Ingestelde hellingtijden worden genegeerd. Uitgang frequentieregelaar volgt direct het freq.commando Versnellen en/of vertragen verloopt overeenkomstig de ingestelde hellingtijd Wis de afwijkingspositiegegevens Behoud de afwijkingspositiegegevens Voegt de waarde (frequentie toevoegen) toe aan de uitgangsfrequentie Voegt de waarde niet toe aan de uitgangsfrequentie Dwing frequentieregelaar om ingangsklemmen te gebruiken voor uitgangsfrequentie en startcomandobronnen Bron van frequentieuitgang ingesteld door en bron van het startcommando ingesteld door worden gebruikt Invoer koppelcommando is ingeschakeld Invoer koppelcommando is uitgeschakeld AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT Gegevens watt-uur wissen Geen actie Ingang algemeen (1) gaat aan onder EzSQ Ingang algemeen (1) gaat uit onder EzSQ Ingang algemeen (2) gaat aan onder EzSQ Ingang algemeen (2) gaat uit onder EzSQ Ingang algemeen (3) gaat aan onder EzSQ Ingang algemeen (3) gaat uit onder EzSQ Ingang algemeen (4) gaat aan onder EzSQ Ingang algemeen (4) gaat uit onder EzSQ Ingang algemeen (5) gaat aan onder EzSQ Ingang algemeen (5) gaat uit onder EzSQ Ingang algemeen (6) gaat aan onder EzSQ Ingang algemeen (6) gaat uit onder EzSQ Ingang algemeen (7) gaat aan onder EzSQ Ingang algemeen (7) gaat uit onder EzSQ Analoog commando aangehouden Analoog commando niet aangehouden UIT PCLR Pulsteller wissen ADD ADD-frequentie inschakelen AAN UIT AAN UIT F-TM Forceer klemmodus AAN UIT ATR KHC MI1 Invoer koppelcommando inschakelen Gegevens watt-uur wissen Ingang algemeen (1) MI2 Ingang algemeen (2) MI3 Ingang algemeen (3) MI4 Ingang algemeen (4) MI5 Ingang algemeen (5) MI6 Ingang algemeen (6) MI7 Ingang algemeen (7) AHD Aanhouden analoog commando 76 Overzichtstabel ingangsfuncties Optiecode Klemsymbool CP1 CP2 CP3 ORL ORG SPD GS1 Trigger signaal homing Wisselen snelheid/positie Ingang GS1 GS2 Ingang GS2 485 EzCOM starten PRG HLD ROK EB DISP Uitvoeren programma EzSQ Uitgangsfrequentie behouden Toestemming voor startcommando Detectie draairichting (alleen C007) Weergavebeperking nee Naam functie Meertraps standenschakelaar (1) Meertraps standenschakelaar (2) Meertraps standenschakelaar (3) Limiet signaal homing Geen functie Omschrijving AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT Commando ’ s meertraps posities worden ingesteld overeenkomstig de combinatie van deze schakelaars. Limiet signaal homing is aan Limiet signaal homing is uit Start homing Geen actie Modus snelheidsbesturing Modus positiebesturing Op EN60204-1 betrekking hebbende signalen: Signaalingang van functie“Veilig koppel uit”. Start EzCOM Geen uitvoering Uitvoeren programma EzSQ Geen uitvoering Behoud de huidige uitgangsfrequentie Geen retentie Startcommando toegestaan Startcommando niet toegestaan Voorwaarts draaien Achterwaarts draaien Alleen een parameter ingesteld in wordt getoond Alle monitoren kunnen worden weergegeven (ingang genegeerd) (ingang genegeerd) 77 Overzichtstabel uitgangsfuncties : Deze tabel geeft een overzicht van alle functies voor de logische uitgangen (klemmen [11], [12] en [AL]). Gedetailleerde beschrijvingen van deze functies, de bijbehorende parameters en instellingen, en voorbeelden van bedradingsschema's, staan in “Intelligente uitgangsklemmen gebruiken” op pagina 39. Overzichtstabel uitgangsfuncties KlemOptiecode symbool RUN Naam functie RUN-signaal FA1 Frequentieaankomst type 1–constante snelheid FA2 Frequentieaankomst type 2–boven frequentie Omschrijving AAN UIT AAN AAN Als de frequentieregelaar in startmodus is Als de frequentieregelaar in de stopmodus is Als uitgang naar de motor op de ingestelde frequentie ligt Als uitgang naar de motor uit is of versnelt of vertraagt Als uitgang naar de motor op of boven de ingestelde frequentie ligt, zelfs bij versnelling () of vertraging () Als uitgang naar motor uit is of op een niveau onder de ingestelde frequentie Als uitgangsstroom groter is dan de ingestelde drempelwaarde () voor het overbelastingssignaal Als uitgangsstroom kleiner is dan de ingestelde drempelwaarde voor het afwijkingssignaal Als PID-fout groter is dan de ingestelde drempelwaarde voor het afwijkingssignaal Als PID-fout kleiner is dan de ingestelde drempelwaarde voor het afwijkingssignaal Als een alarmsignaal is opgetreden en niet is gewist Als geen alarm is opgetreden sinds de laatste keer dat de alarmen gewist zijn Als de uitgang naar de motor op de ingestelde frequentie is, tijdens versnellen () en vertragen (). Als uitgang naar motor uit is of niet op een niveau van de ingestelde frequentie Geschat motorkoppel overschrijdt het opgegeven niveau Geschat motorkoppel is lager dan het opgegeven niveau Onderspanning frequentieregelaar Geen onderspanning frequentieregelaar Functie koppellimiet wordt uitgevoerd Functie koppellimiet wordt niet uitgevoerd Totale bedrijfstijd van de frequentieregelaar overschrijdt de opgegeven waarde Totale bedrijfstijd van de frequentieregelaar overschrijdt de opgegeven waarde niet Totale bedrijfstijd van de frequentieregelaar overschrijdt de opgegeven waarde Totale bedrijfstijd van de frequentieregelaar overschrijdt de opgegeven waarde niet Geaccumuleerd thermisch aantal overschrijdt de opgegeven waarde Geaccumuleerd thermisch aantal overschrijdt de opgegeven waarde niet Uitgang voor remvrijgave UIT Geen actie voor rem AAN Remfout opgetreden UIT Remprestaties normaal AAN Frequentieuitgang valt onder de drempelwaarde opgegeven in Frequentieuitgang is hoger dan de drempelwaarde opgegeven in UIT AAN UIT OL Meldingssignaal vooraf bij overbelasting 1 AAN UIT OD Uitgangsdeviatie voor PID-besturing AAN UIT AL Alarmsignaal AAN UIT FA3 Frequentieaankomst type 3–ingestelde frequentie AAN UIT OTQ Signaal koppel te groot/klein AAN UIT UV TRQ Signaal koppellimiet RNT Looptijd verlopen Onderspanning AAN UIT AAN UIT AAN UIT ONT Bedrijfstijd verlopen AAN UIT THM Thermische waarschuwing AAN UIT BRK BER ZS Signaal remvrijgave Signaal remfout Signaal nulsnelheidsdetectie Hz UIT 78 Overzichtstabel uitgangsfuncties Optiecode Klemsymbool DSE Naam functie Excessieve snelheidsafwijking Omschrijving AAN UIT POK Positionering voltooien AAN UIT FA4 Frequentieaankomst type 4–te hoge frequentie AAN UIT FA5 Frequentieaankomst type 5–ingestelde frequentie AAN UIT OL2 Meldingssignaal vooraf voor overbelasting 2 AAN UIT ODc OIDc FBV Detectie verbinding verbroken analoge spanningsingang Detectie verbinding verbroken analoge stroomingang AAN PID-uitgang tweede fase AAN UIT AAN UIT Afwijking van snelheidscommando en feitelijke snelheid overschrijdt de opgegeven waarde . Afwijking van snelheidscommando en feitelijke snelheid overschrijdt niet de opgegeven waarde . Positionering is voltooid Positionering is niet voltooid Als uitgang naar de motor op of boven de ingestelde frequentie ligt, zelfs bij versnelling () of vertraging () Als uitgang naar de motor uit is, of op een niveau lager dan de ingestelde frequentie Als de uitgang naar de motor op de ingestelde frequentie is, tijdens versnellen () en vertragen (). Als uitgang naar de motor uit is, of niet op een niveau lager dan de ingestelde frequentie Als uitgangsstroom groter is dan de ingestelde drempelwaarde () voor het overbelastingssignaal Als uitgangsstroom kleiner is dan de ingestelde drempelwaarde voor het afwijkingssignaal Als de waarde voor ingang [O] < instelling (signaalverlies gedetecteerd) Als geen signaalverlies is gedetecteerd Als de waarde voor ingang [OI] < instelling (signaalverlies gedetecteerd) Als geen signaalverlies is gedetecteerd WAC Waarschuwingssignaal levensduur condensator AAN Overgangen naar AAN als de frequentieregelaar in de startmodus is en de PID-procesvariabele (PV) kleiner is dan de ondergrens van de feedback () Overgangen naar UIT als de PID-procesvariabele (PV) groter is dan de PID-bovengrens (), en overgangen naar UIT als de frequentieregelaar van de startmodus naar de stopmodus gaat. Als de watchdogtimer voor de communicatie (periode bepaald door ) een time-out heeft Als aan de watchdogtimer voor de communicatie wordt voldaan door standaard communicatie-activiteit Als de booleaanse werking bepaald door een resultaat logisch “1” heeft Als de booleaanse werking bepaald door een resultaat logisch “0” heeft Als de booleaanse werking bepaald door een resultaat logisch “1” heeft Als de booleaanse werking bepaald door een resultaat logisch “0” heeft Als de booleaanse werking bepaald door een resultaat logisch “1” heeft Als de booleaanse werking bepaald door een resultaat logisch “0” heeft Einde levensduur interne condensator bereikt. UIT Einde levensduur interne condensator niet bereikt. WAF Waarschuwingssignaal koelventilator AAN Einde levensduur koelventilator bereikt. UIT Einde levensduur koelventilator niet bereikt. AAN Commando FW of commando RV aan frequentieregelaar gegeven Geen commando FW of commando RV aan frequentieregelaar gegeven, of beide zijn gegeven aan frequentieregelaar UIT NDc Detectie verbinding met netwerk verbroken AAN UIT LOG1 Logische uitgang functie 1 AAN UIT LOG2 Logische uitgang functie 2 AAN UIT LOG3 Logische uitgang functie 3 AAN UIT FR Signaal startcontact UIT 79 Overzichtstabel uitgangsfuncties Optiecode Klemsymbool OHF Naam functie Waarschuwing oververhitting koelelement Omschrijving AAN AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN Temperatuur koelelement overschrijdt een opgegeven waarde () Temperatuur koelelement overschrijdt niet een opgegeven waarde () Motorstroom is lager dan de opgegeven waarde () Motorstroom is niet lager dan de opgegeven waarde () Algemene uitgang 1 is AAN Algemene uitgang 1 is UIT Algemene uitgang 2 is AAN Algemene uitgang 2 is UIT Algemene uitgang 3 is AAN Algemene uitgang 3 is UIT Frequentieregelaar kan een startcommando ontvangen Frequentieregelaar kan geen startcommando ontvangen Frequentieregelaar stuurt de motor aan in voorwaartse richting Frequentieregelaar stuurt de motor niet aan in voorwaartse richting Frequentieregelaar stuurt de motor aan in achterwaartse richting Frequentieregelaar stuurt de motor niet aan in achterwaartse richting Frequentieregelaar in foutstatus met grote storing Frequentieregelaar is normaal of niet in foutstatus met grote storing Waarde ingang analoge spanning binnen de venstervergelijker Waarde ingang analoge spanning buiten de venstervergelijker Waarde ingang analoge stroom binnen de venstervergelijker Waarde ingang analoge stroom buiten de venstervergelijker Frequentiecommando gegeven door de operator Frequentiecommando niet gegeven door de operator Startcommando gegeven door de operator Startcommando niet gegeven door de operator e 2 motor wordt geselecteerd e 2 motor wordt niet geselecteerd STO wordt uitgevoerd UIT STO wordt niet uitgevoerd AAN UIT AAN UIT (uitgangsklem voor optiekaart) (uitgangsklem voor optiekaart) - UIT LOC Detectie lage belasting AAN UIT MO1 Algemene uitgang 1 MO2 Algemene uitgang 2 MO3 Algemene uitgang 3 IRDY FWR Signaal frequentieregelaar gereed Voorwaarts draaien AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN UIT RVR Achterwaarts draaien AAN UIT MJA Signaal belangrijke storing AAN UIT WCO Venstervergelijker voor analoge spanningsingang AAN UIT WCOI Venstervergelijker voor analoge stroomingang AAN UIT FREF REF SETM Selectie 2 motor EDM Bron frequentiecommando Bron startcommando e OPO STO (Safe Torque Off, veilig koppel uit) prestatiemonitor (alleen uitgangsklem 11) Uitgang optiekaart nee Niet gebruikt 80 Functies motorconstanten Functie “H” Func.code Naam Omschrijving Selectie automatisch afstellen Selectie motorconstante Drie optiecodes: …Uitgeschakeld …Ingeschakeld met motorstop …Ingeschakeld met draaiende motor Twee optiecodes: …Hitachi standaardmotor …Gegevens automatisch afstellen Selectie motorconstante, 2 motor Capaciteit motor Capaciteit motor e 2 motor Instelling motorpolen Instelling motorpolen, e 2 motor Reactieconstante motorsnelheid Reactieconstante e motorsnelheid, 2 motor Constante motorstabilisatie e Twaalf opties: 0,1/0,2/0,4/0,75/1,5/2,2/3,7/ 5,5/7,5/11/15/18,5 StartStandaardwaarden modus AanvangsEenbewergegevens heden ken 00 - 00 - 00 - Bepaald door de capaciteit van elk model frequentieregelaar kW 4 polen 4 polen 100. - 100. - 100. − 100. − Bepaald door de capaciteit van elk model frequentieregelaar Ohm Vijf opties: 2/4/6/8/10 Instelbereik is 1 tot 1000 e Constante motorstabilisatie, 2 motor Motorconstante R1 (Hitachi motor) Motorconstante R1, e 2 motor (Hitachi motor) Motorconstante R2 (Hitachi motor) Motorconstante R2, e 2 motor (Hitachi motor) Motorconstante L (Hitachi motor) Motorconstante L, e 2 motor (Hitachi motor) Motorconstante I0 (Hitachi motor) Motorconstante I0, e 2 motor (Hitachi motor) Motorconstante J (Hitachi motor) Motorconstante J, e 2 motor (Hitachi motor) Motorconstante R1 (Gegevens automatisch afstellen) Motorconstante R1, e 2 motor (Gegevens automatisch afstellen) Motorconstante R2 (Gegevens automatisch afstellen) Motorconstanten (af fabriek ingesteld), bereik is 0 tot 255 0,001 tot 65,535 ohm 0,001 tot 65,535 ohm 0,01 tot 655,35 mH mH A 0,001 tot 9999 kgm A 0,001 tot 65,535 Ohm 0,001 tot 65,535 ohm Ohm mH 2 Ohm Ohm 0,01 tot 655,35 A kW Bepaald door de capaciteit van elk model frequentieregelaar kgm 2 kgm 2 ohm ohm ohm 81 Functie “H” Func.code Naam Omschrijving Motorconstante R2, e 2 motor (Gegevens automatisch afstellen) Motorconstante L (Gegevens automatisch afstellen) Motorconstante L, e 2 motor (Gegevens automatisch afstellen) Motorconstante I0 (Gegevens automatisch afstellen) Motorconstante I0, e 2 motor (Gegevens automatisch afstellen) Motorconstante J (Gegevens automatisch afstellen) Motorconstante J, e 2 motor (Gegevens automatisch afstellen) Slipcompensatie P versterking voor V/f-besturing met FB Slipcompensatie I versterking voor V/f-besturing met FB 0,01 tot 655,35 mH StartStandaardwaarden modus AanvangsEenbewergegevens heden ken ohm mH mH 0,01 tot 655,35 A A A 0,001 tot 9999 kgm 2 kgm 2 kgm 2 0,00 tot 10,00 0,2 maal 0. tot 1000. 2. (s) Functies PM motorconstanten Functie “H” Func.code Naam Instelling PM motorcode PM motorcapaciteit Omschrijving …Hitachi standaard (Gebruik H106-H110 voor motorconstanten) …Automatisch afstellen (Gebruik H109-H110, H111-H113 voor motorconstanten) StartStandaardwaarden modus AanvangsEenbewergegevens heden ken 00 0,1/0,2/0,4/0,55/0,75/1,1/1,5/2,2/ 3,0/3,7/4,0/5,5/7,5/11,0/15,0/18,5 Afhankelijk van kW kW 2/4/6/8/10/12/14/16/18/20/22/24/26/28/3 0/32/34/36/38/40/42/44/46/48 Instelling PM motorpool Afhankelijk van kW Polen (0,00 tot 1,00) x nominale stroom van de frequentieregelaar [A] PM nominale stroom Afhankelijk van kW A 0,001 tot 65,535 [Ω] PM const R(weerstand) Afhankelijk van kW Ohm PM const Ld (d-as inductie) 0,01 tot 655,35 [mH] Afhankelijk van kW mH PM const Lq (q-as inductie) 0,01 tot 655,35 [mH] Afhankelijk van kW mH PM const Ke (Inductiespanningconstante) 0,0001 tot 6,5535 [V/(rad/s)] Afhankelijk van kW V/(rad/s) 82 Functie “H” Func.code Naam Omschrijving 2 PM const J (Inertiemoment) PM const R (Wweerstand, Auto) PM const Ld(d-as inductie, Auto) PM const Lq(q-as inductie, Auto) PM snelheidsrespons PM startstroom PM starttijd PM Stabilizatieconstante PM minimumfrequentie PM stroom onbelast PM selectie startmethode PM beginpositie magneet schatting 0 V wachttijden PM beginpositie magneet schatting wachttijden detecteren PM beginpositie magneet schatting tijden detecteren PM beginpositie magneet schatting spanningsversterking 0,001 tot 9999,000 [kgm ] StartStandaardwaarden modus AanvangsEenbewergegevens heden ken Afhankelijk kgm^2 van kW 0,001 tot 65,535 [Ω] Afhankelijk van kW Ohm 0,01 tot 655,35 [mH] Afhankelijk van kW mH 0,01 tot 655,35 [mH] Afhankelijk van kW mH 1 tot 1000 [%] 100 20,00 tot 100,00 [%] 70,00% 0,01 tot 60,00 [s] 1,00 [s] 0 tot 120 [%] 100 [%] 0,0 tot 25,5 [%] 0,00 tot 100,00 [%] … Normaal … Beginpositie magneet schatting 0 tot 255 8,0 [%] 10,00 [%] 10 30 0 tot 200 100 83 s % % % - 0 tot 255 % 0 10 0 tot 255 % - - Functies uitbreidingskaart “P” parameters worden weergegeven als de uitbreidingsoptie is aangesloten. Functie “P” Func.code Naam Reactie bij fout optiekaart Selectie klem [EA] Selectie ingangsmodus pulssequentie voor feedback Instelling encoderpuls Selectie eenvoudige positionering Kruipsnelheid Detectieniveau fout te hoge snelheid Detectieniveau fout snelheidsafwijking Vertragingstijd invoertype Selectie invoer koppelcommando Niveau invoer koppelcommando Selectie modus koppelafwijking Instelling waarde koppelafwijking Selectie koppelafwijking pool Snelheidslimiet van koppelbeheer (Voorwaarts draaien) Snelheidslimiet van koppelbeheer (Voorwaarts draaien) Schakeltijd snelheid/koppelbeheer Communicatie watchdogtimer (voor optie) Omschrijving Twee optiecodes: …Fout in frequentieregelaar opgetreden …Fout negeren (frequentieregelaar blijft werken) Drie optiecodes: …Snelheidsreferentie (incl. PID) …Voor besturing met encoder feedback …Uitgebreide klem voor EzSQ Vier optiecodes: …1-fase puls [EA] …2-fase puls (90° verschil) 1 ([EA] en [EB]) …2-fase puls (90° verschil) 2 ([EA] en [EB]) …1-fase puls [EA] en richtingssignaal [EB] Stelt het pulsnummer (ppr) in van de frequentieregelaar, instelbereik is 32 tot 1024 pulsen Twee optiecodes: …eenvoudige positionering uitgeschakeld …eenvoudige positionering ingeschakeld Instelbereik is startfrequentie () tot 10,00 Hz Instelbereik is 0 tot 150% Instelbereik is 0 tot 120 Hz …Operator, …EzSQ Drie optiecodes: …Analoge spanningsingang [O] …Analoge stroomingang [OI] …Operator, …Optie Instelbereik is 0 tot 200% Twee optiecodes: …Geen afwijking …Operator Bereik is –200 tot 200% Drie optiecodes: …Volgens het teken …Volgens de draairichting …Optie Instelbereik is 0,00 tot 120,00 Hz Instelbereik is 0,00 tot 120,00 Hz Instelbereik is 0 tot 1000 ms Instelbereik is 0,00 tot 99,99 s 84 StandaardStartwaarden modus bewer- Aanvangs- Eenken gegevens heden 00 - 00 - 00 - 512. - 00 - 5,00 Hz 115,0 % 10,00 Hz 00 - 00 - 0. % 00 - 0. % 00 - 0,00 Hz 0,00 Hz 0. ms 1,00 s Functie “P” Func.code Naam Omschrijving Actie frequentieregelaar na communicatiefout (voor optie) 00 - 1 - 00 - 0 Polen 25,0 0,10 sec 0. % 100. % 0 Meertraps positie 1 0 Meertraps positie 2 0 Meertraps positie 3 0 Meertraps positie 4 0 Meertraps positie 5 0 Meertraps positie 6 0 Meertraps positie 7 0 00 Pulsen Pulsen Pulsen Pulsen Pulsen Pulsen Pulsen Pulsen - 01 - 5,00 Hz 5,00 Hz DeviceNet opgevraagd I/O: Instantienummer uitgang Actie frequentieregelaar in modus communicatie inactief Instelling motorpolen voor RPM Schaalinstelling frequentie ingang pulssequentie 00 (foutstatus), 01 (foutstatus na vertragen en stoppen motor), 02 (fouten negeren), 03 (de motor stoppen na stationair draaien), 04 (vertragen en motor stoppen) 0 tot 20 Instelling filtertijdconstante frequentie ingang pulssequentie Instelling afwijking ingang pulssequentie Beperking instelling ingang pulssequentie 00 (foutstatus), 01 (foutstatus na vertragen en stoppen motor), 02 (fouten negeren), 03 (de motor stoppen na stationair draaien), 04 (vertragen en motor stoppen) 0/2/4/6/8/10/12/14/16/18/20/22/24/ 26/28/30/32/34/36/38/40/42/44/46/48 Stelt de maximale frequentie van pulsnummers in, instelbereik is 1,0 32,0 kHz Instelbereik is 0,01 tot 2,00 sec. Instelbereik is –100 tot 100% Instelbereik is 0 tot 100% P073 tot P072 (Alleen hogere 4-cijfersweergegeven) Meertraps positie 0 Homingfreq. lage snelheid …Modus lage snelheid …Modus hoge snelheid …Kant voorwaarts draaien …Kant achterwaarts draaien 0 tot 10Hz Homingfreq. hoge snelheid 0 tot 400 (1000) Hz StandaardStartwaarden modus bewer- Aanvangs- Eenken gegevens heden Selectie modus homing Richting homing Positiebereik (voorwaarts) Positiebereik (achterwaarts) Selectie positioneringsmodus Time-out encoder verbinding verbroken *1 0 tot +268435455 (Hogere 4 cijfers weergegeven) -268435455 tot 0 (Hogere 4 cijfers weergegeven) …Met beperking …Geen beperking (kortere route) P004 moet worden ingesteld als 00 of 01 0,0 tot 10,0 s 85 +26843545 5 268435455 00 1,0 kHz Pulsen Pulsen - s Functie “P” Func.code ~ Naam Omschrijving EzSQ gebruikersparameter U(00) ~ U(31) Elk instelbereik is 0 tot 65535 StandaardStartwaarden modus bewer- Aanvangs- Eenken gegevens heden 0. - 5 - Ezcom aantal gegevens 1 tot 5 EzCOM adres bestemming 1 1 tot 247 1 - EzCOM register bestemming 1 0000 tot FFFF 0000 - EzCOM register bron 1 0000 tot FFFF 0000 - EzCOM adres bestemming 2 1 tot 247 2 - EzCOM register bestemming 2 0000 tot FFFF 0000 - EzCOM register bron 2 0000 tot FFFF 0000 - EzCOM adres bestemming 3 1 tot 247 3 - EzCOM register bestemming 3 0000 tot FFFF 0000 - EzCOM register bron 3 0000 tot FFFF 0000 - EzCOM adres bestemming 4 1 tot 247 4 - EzCOM register bestemming 4 0000 tot FFFF 0000 - EzCOM register bron 4 0000 tot FFFF 0000 - EzCOM adres bestemming 5 1 tot 247 5 - EzCOM register bestemming 5 0000 tot FFFF 0000 - EzCOM register bron 5 0000 tot FFFF 0000 - *1 : Maximaal 1000 Hz voor hoogfrequentiemodus (b171 ingesteld op 02) 86 Foutgebeurtenissen, geschiedenis en condities bewaken Foutgeschiedenis en status frequentieregelaar We raden aan om eerst de oorzaak van de storing op te sporen voordat u deze wist. Als een storing optreedt, slaat de frequentieregelaar belangrijke gegevens over de prestaties op het moment van de storing op. Gebruik voor toegang tot de gegevens de bewakingsfunctie (xxx) en selecteer details over de huidige storing. De vorige 5 storingen zijn opgeslagen in tot . Elke fout verschuift naar -, en schrijft de nieuwe fout weg naar . Het volgende overzicht van het bewakingsmenu laat zien hoe u toegang krijgt tot de foutcodes. Als een of meer storingen optreden, kunt u de details daarvan bekijken door eerst de juiste functie te selecteren: is de meest recente, en is de oudste. Foutgeschiedenis 1 (meest recent) ESC SET A Uitgangsfrequentie Hz A Uitgangsstroom Hz A Spanning gelijkstroombus Hz . A Status frequentieregelaar op moment van fout Foutcode . Hz Oorzaak fout . . ... . Foutgeschiedenis 6 Hz A Verstreken RUN-tijd . Opstarten of eerste verwerking . Stop . Vertraging . Constante snelheid . Versnelling . Commando 0 Hz en RUN . Starten . Gelijkstroomremmen . Beperking overbelasting Hz A Opmerking: De aangegeven status van de frequentieregelaar kan afwijken van het feitelijke gedrag van de frequentieregelaar. Bijvoorbeeld: als een PID-actie of frequentie is gegeven door een analoog signaal, al lijkt het om een constante snelheid te gaan, kunnen versnelling en vertraging in een heel korte cyclus herhaald worden. Verlopen opstarttijd 87 Foutcodes Een foutcode verschijnt automatisch op de display als door een storing de frequentieregelaar in foutstatus gaat. De volgende tabel geeft een overzicht van de oorzaak die is gekoppeld aan de fout. Foutcode Naam Spanning overstroom bij constante snelheid Overstroom tijdens vertraging Overstroom tijdens versnelling Overstroom tijdens andere condities Beveiliging tegen overbelasting Bescherming tegen overbelasting remweerstand Beveiliging tegen overspanning EEPROM-fout Fout onderspanning Fout stroomdetectie CPU-fout Externe fout USP Aardingsfout Overspanning ingang Fout thermisch detectiesysteem frequentieregelaar Thermische fout frequentieregelaar CPU-communicatiefout Fout in hoofdcircuit (*3) Oorz(a)ak(en) De uitgang van de frequentieregelaar is kortgesloten, of de motoras is geblokkeerd of zwaar belast. Deze condities veroorzaken een excessieve stroom voor de frequentieregelaar, zodat de uitgangvan de frequentieregelaar wordt uitgeschakeld. De dubbelspanningsmotor is onjuist bedraad. Als overbelasting van de motor gedetecteerd wordt door de elektro-thermische functie, treedt een fout in de frequentieregelaar op en wordt de uitgang uitgeschakeld. Als het tempo van de BRD hoger is dan de instelling van “b090” schakelt deze beschermingsfunctie de uitgang van de frequentieregelaar uit en verschijnt de foutcode. Als de spanning van de gelijkspanningsbus een drempelwaarde overschrijdt, als gevolg van regeneratieve energie van de motor. Als het ingebouwde EEPROM-geheugen problemen heeft als gevolg van ruis of te hoge temperatuur, treedt een fout in de frequentieregelaar op en wordt deze de uitgang naar de motor uitgeschakeld. Een daling van de interne gelijkstroombusspanning onder een drempelwaarde veroorzaakt een storing in het aansturingscircuit. Deze conditie kan ook een overmatige warmte van de motor of een laag koppel veroorzaken. Er treed een fout in de frequentieregelaar op en de uitgang wordt uitgeschakeld. Als een fout optreedt in het interne stroomdetectiesysteem, sluit de frequentieregelaar de uitgang af en wordt de foutcode weergegeven.. Er is een storing opgetreden in de ingebouwde CPU, waardoor er een fout in de frequentieregelaar optreedt en de uitgang naar de motor wordt uitgeschakeld. Er is een signaal opgetreden op een intelligente ingansklem die is ingesteld als EXT. Er treed een fout in de frequentieregelaar op en de uitgang naar de motor wordt uitgeschakeld. Als de beveiliging tegen starten zonder toezicht (USP) is ingeschakeld, treedt een fout op als de stroom wordt ingeschakeld terwijl een RUN-signaal aanwezig is. Er treed een fout in de frequentieregelaar op en gaat niet naar de startmodus totdat de fout is gewist. De frequentieregelaar wordt beschermd door de detectie van aardingsfouten tussen de uitgang van de frequentieregelaar en de motor tijdens opstarttests. Deze functie beschermt de frequentieregelaar maar geen mensen. De frequentieregelaar test op overspanning op de ingang, nadat de frequentieregelaar zich gedurende 100 seconden in de stopmodus bevond. Als er overspanning is opgetreden, gaat de frequentieregelaar naar een storingsstatus. Nadat de storing is opgeheven, kan de frequentieregelaar weer naar de startmodus gaan. Als de thermische sensor in de frequentieregelaarmodule niet is aangesloten. Als de interne temperatuur van de frequentieregelaar boven de drempelwaarde ligt, detecteert de thermische sensor in de frequentieregelaarmodule de te hoge temperatuur van de voedingsapparaten en treed een fout op, waarna de uitgang van de frequentieregelaar wordt uitgeschakeld. Als de communicatie tussen twee CPU’s mislukt, treed een fout in de frequentieregelaar op en verschijnt de foutcode. Er treed een fout in de frequentieregelaar op als de voeding niet herkend wordt als gevolg van een storing door ruis of schade aan het element van het hoofdcircuit. 88 Foutcode Naam Fout aandrijving Thermistor Remfout Veilig stoppen Beveiliging tegen overbelasting lage snelheid Verbinding operator Communicatiefout Modbus EzSQ ongeldige instructie EzSQ fout aantal inbeddingen tot tot EzSQ instructiefout EzSQ gebruikersfout (0 tot 9) Encoder losgekoppeld Overmatige snelheid Fout in positioneringsbereik Optiefout Optiefout (gedupliceerd MACID) Oorz(a)ak(en) Een interne fout in de frequentieregelaar is opgetreden in het beveiligingscircuit tussen de CPU en de belangrijkste aandrijfeenheid. De oorzaak kan overmatige elektrische ruis zijn. De frequentieregelaar heeft de uitgang van de IGBT-module uitgeschakeld. Als een thermistor is aangesloten op de klemmen [5] en [L] en de frequentieregelaar voelt dat de temperatuur te hoog is, treedt een fout in de frequentieregelaar op en wordt de uitgang uitgeschakeld. Als “01” is opgegeven voor Rembesturing inschakelen (b120), treedt een fout in de frequentieregelaar op als deze het rembevestigingssignaal niet kan ontvangen binnen de remwachttijd voor bevestiging (b124) na afgifte van het signaal remvrijgave. Het signaal Veilig stoppen is gegeven. Als overbelasting optreedt terwijl de motor met een heel lage snelheid draait, detecteert de frequentieregelaar de overbelasting en sluit de uitgang van de frequentieregelaar af. Bij een storing van de verbinding tussen frequentieregelaar en het toetsenblok van de operator treedt een fout in de frequentieregelaar op en verschijnt de foutcode. Als “fout” is geselecteerd (C076=00) als een gedrag bij een communicatiestoring, treedt een fout in de frequentieregelaar op als een time-out optreedt. Het programma dat is opgeslagen in het geheugen van de frequentieregelaar is beschadigd of de PRG-klem is ingeschakeld zonder dat een programma is gedownload naar de frequentieregelaar. Subroutines, if-statement of for-next lus zijn in meer dan acht lagen ingebed Frequentieregelaar trof een onuitvoerbaar commando aan. Als een gebruikersfout optreedt, gaat de frequentieregelaar in foutstatus en verschijnt de foutcode. De frequentieregelaar detecteert fouten in de optiekaart die in de optionele sleuf is gestoken. Zie de uitgebreide handleiding voor de geïnstalleerde optiekaart voor details. Als in hetzelfde netwerk twee of meer apparaten worden gedetecteerd met hetzelfde MAC ID, toont de frequentieregelaar de foutcode die rechts is afgebeeld. Als de bedrading van de encoder is verbroken, wordt een encoderverbindingsfout gedetecteerd, de encoder is gestoord of een encoder wordt gebruikt die geen uitgang voor een lijndriver ondersteunt, de frequentieregelaar sluit zijn uitgang af en geeft de rechts afgebeelde foutcode weer. Als de motorsnelheid stijgt naar “maximale frequentie (A004) x detectieniveau fout te hoge versnelling (P026)” of hoger, schakelt de frequentieregelaar zijn uitgang uit en verschijnt de rechts afgebeelde foutcode. Als de huidige positie buiten het positioneringsbereik (P072P073) valt, schakelt de frequentieregelaar de uitgang uit en wordt de foutcode weergegeven. 89 Overige indicatie Foutcode Draaien Naam Reset Onderspanning Wacht op herstart Beperkt startcommando Foutgeschiedenis initialiseren Geen gegevens (foutmonitor) Knipperen Communicatiefout Automatisch afstemmen voltooid Fout in automatisch afstemmen Omschrijvingen RS-ingang is AAN of de STOP/RESET-toets is ingedrukt. Als de spanning op de ingang onder het toegestane niveau ligt, schakelt de frequentieregelaar de uitgang uit en wacht met deze indicatie. Deze indicatie wordt weergegeven na een fout maar voor het herstarten. Richting RUN-commando is beperkt in b035. De foutgeschiedenis wordt geïnitialiseerd. Er zijn geen fout-/waarschuwingsgegevens. Storing in communicatie tussen frequentieregelaar en digitale operator. Automatisch afstemmen is correct voltooid. Automatisch afstemmen is mislukt. OPMERKING: Reset is niet toegestaan binnen 10 seconden na fout. OPMERKING: Als fout E08, E14 en E30 optreden, is de reset door klem RS of STOP/RESET-toets niet geaccepteerd. Reset in dat geval door de stroom uit en in te schakelen. Voer een initialisatie uit als dezelfde fout blijft terugkeren. Fabrieksinstellingen herstellen U kunt voor alle parameters van de frequentieregelaar de oorspronkelijke (standaard) fabrieksinstellingen herstellen overeenkomstig het toepassingsgebied. Voer na het initialiseren van de frequentieregelaar de opstarttest uit (zie hoofdstuk 2 in de uitgebreide handleiding) om de motor weer te laten draaien. Als de startmodus (standaard of hoge frequentie) is veranderd, moet de frequentieregelaar geïnitialiseerd worden om de nieuwe modus te activeren. Ga als volgt te werk om de frequentieregelaar te initialiseren. (1) Selecteer de initialisatiemodus in . (2) Als =, of , selecteer doelgegevens voor initialisatie in . (3) Als =, of , selecteer landcode in . (4) Stel op in. (5) De volgende weergave verschijnt een paar seconden en de initialisatie wordt afgerond met de weergave van . * Verander van “ (basisweergave)” naar “ (volledige weergave)” in parameter (weergavebeperking functiecode), voor het geval een aantal parameters niet kan worden weergegeven. 90 CE-EMC installatierichtlijnen U bent verplicht om te voldoen aan de EMC-richtlijn (2004/108/EG) bij het gebruik van een WJ200-frequentieregelaar in een EU-land. Om aan de EMC-richtlijn en aan de norm te voldoen, moet u een speciaal EMC-filter gebruiken dat geschikt is voor elk model en de richtlijnen in deze sectie volgen. De volgende tabel bevat ter referentie de voorwaarde voor naleving. Tabel 1. Voorwaarde voor naleving Model Cat. Draaggolffreq. Motorkabel Alle WJ200-series C1 2 kHz 20 m (afgeschermd) Tabel 2. Toepasselijk EMC-filter Model frequentieregelaar Filtermodel (Schaffner) WJ200-001SF WJ200-002SF FS24828-8-07 WJ200-004SF 1-f. 200V-uitvoering WJ200-007SF WJ200-015SF FS24828-27-07 WJ200-022SF WJ200-001LF WJ200-002LF FS24829-8-07 WJ200-004LF WJ200-007LF WJ200-015LF FS24829-16-07 3-f. 200V-uitvoering WJ200-022LF WJ200-037LF FS24829-25-07 WJ200-055LF FS24829-50-07 WJ200-075LF WJ200-110LF FS24829-70-07 WJ200-150LF FS24829-75-07 WJ200-004HF FS24830-6-07 WJ200-007HF WJ200-015HF WJ200-022HF FS24830-12-07 WJ200-030HF 3-f. 400V-uitvoering WJ200-040HF FS24830-15-07 WJ200-055HF FS24830-29-07 WJ200-075HF WJ200-110HF FS24830-48-07 WJ200-150HF WJ200-110L en 150H moeten geïnstalleerd worden in een metalen kast en een ferrietkern moet worden toegevoegd aan de ingangskabel om te voldoen aan categorie C1. Tenzij anders aangegeven categorie C2. Ingangsklasse Belangrijke opmerkingen 1. Een ingangsmoorspoel of andere apparatuur kan nodig zijn om te voldoen aan de EMC-richtlijn vanuit een oogpunt van harmonische vervorming (IEC 61000-3-2 en 4). 2. Als de motorkabel langer is dan 20 meter moet een uitgangsmoorspoel gebruikt worden om onverwachte problemen te vermijden als gevolg van de lekstroom uit de motorkabel (bijv. een storing in het thermische relais, trillen van de motor, enz.). 91 3. Als gebruiker moet u ervoor zorgen dat de hoogfrequente (HF) impedantie tussen de instelbare frequentieregelaar, het filter en aarde zo laag mogelijk is. • Zorg voor metalen aansluitingen en de grootst mogelijke contactoppervlakken (verzinkte montageplaten). 4. Vermijd geleidende lussen die als antennes fungeren, met name lussen die grote gebieden omvatten. • Vermijd onnodig geleidende lussen. • Vermijd parallelle plaatsing van signaalbedrading en energieoverdracht op laag niveau of ruisgevoelige geleiders. 5. Gebruik afgeschermde bedrading voor de motorkabel en voor alle analoge en digitale besturingslijnen. • Laat het effectieve afschermgebied van deze lijnen zo groot mogelijk zijn; d.w.z. strip de afscherming niet verder af dan absoluut noodzakelijk is. • Bij geïntegreerde systemen (bijvoorbeeld als de instelbare frequentieregelaar communiceert met een bepaald type toezichtscontroller of hostcomputer in dezelfde bedieningskast en ze aangesloten zijn op dezelfde aarde + PEpotentiaal), de afschermingen van de stuurlijnen aansluiten op aarde + PE (beschermende aarde) aan beide einden. Bij gedistribueerde systemen (bijvoorbeeld de toezichtscontroller voor de communicatie of hostcomputer bevindt zich niet in dezelfde bedieningskast en er is een afstand tussen de systemen) raden we aan om de afscherming van de stuurlijnen alleen aan te sluiten op de instelbare frequentieregelaar. Geleid indien mogelijk het andere einde van de stuurlijnen rechtstreeks naar de kabeltoevoer van de toezichtscontroller of hostcomputer. De afscherming van de motorkabels moeten altijd aan beide kanten verbonden worden met aarde + PE. • Om een groter contactoppervlak te verkrijgen tussen afscherming en aarde + PEpotentiaal, gebruik dan een PG-schroef met een metalen mantel of een metalen bevestigingsklem. • Gebruik alleen kabel met een gevlochten en vertinde koperen afscherming (type “CY”) met een dekking van 85%. • De continuïteit van de afscherming mag op geen enkel punt in de kabel onderbroken worden. Als het gebruik van reactoren, schakelaars, klemmen of veiligheidsschakelaars in de motoruitgang noodzakelijk is, moet het onafgeschermde deel zo kort mogelijk blijven. • Sommige motoren hebben een rubberen pakking tussen de klemmenkast en de motorbehuizing. Controleer regelmatig of de klemmenkasten, en met name de schroefdraden van de metalen PE-schroefaansluitingen, geverfd zijn. Zorg ervoor dat altijd een goede metalen verbinding bestaat tussen de afscherming van de motorkabel, de metalen PE-schroefaansluiting, de klemmenkast en de motorbehuizing. Verwijder indien noodzakelijk voorzichtig verf tussen geleidende oppervlakken. 6. Tref maatregelen om interferentie te voorkomen die vaak voorkomt in stijve installatiekabels. • Houd minimaal 0,25 m afstand tussen kabels die gevoelig zijn voor interferentie. Met name het leggen van parallelle kabels over een grote afstand is een kritiek punt. Als twee kabels elkaar kruisen, is de interferentie het kleinst als ze elkaar kruisen onder een hoek van 90°. Daarom moeten kabels die gevoelig zijn voor interferentie alleen motorkabels, tussenliggende circuitkabels of de bedrading van een reostaat onder rechte hoeken kruisen en daar nooit over grote afstanden parallel aan worden gelegd. 92 7. Beperk de afstand tussen een interferentiebron en een interferentieontvanger (een apparaat dat gevoelig is voor interferentie), waardoor het effect van de afgegeven interferentie op de interferentieontvanger afneemt. • U moet alleen interferentievrije apparaten gebruiken en minimaal op 0,25 m afstand blijven van de frequentieregelaar. 8. Volg de veiligheidsaanwijzingen bij de filterinstallatie. • Zorg er bij gebruik van een extern EMC-filter voor dat de aardklem (PE) van het filter goed is verbonden met de aardklem van de frequentieregelaar. Een HFaardverbinding via een metalen contact tussen de behuizing van het filter en de frequentieregelaar, of alleen via een kabelafscherming, is niet toegestaan als verbinding voor een beschermde geleider. Het filter moet degelijk en blijvend met de aardpotentiaal verbonden zijn om het gevaar uit te sluiten van elektrische schokken bij het aanraken van het filter als een storing optreedt. Om een beschermende aardverbinding voor het filter te verkrijgen: • Aard het filter met een geleider met een doorsnede van minimaal 10 mm2. • Sluit een tweede aardgeleider aan met een aparte aardklem parallel aan de beschermende geleider. (De doorsnede van elke enkele beschermende geleiderklem moet de juiste maat hebben voor de vereiste nominale belasting.) 93 Installatie voor de WJ200-serie (voorbeeld van SF-modellen) Model LFx (3-f. 200V-uitvoering) en HFx (3-f. 400V-uitvoering) hebben hetzelfde concept voor de installatie. Voeding 1-f. 200 V Metalen plaat (aarde) Het filter is een onderbouwfilter, zodat het zich tussen de frequentieregelaar en de metalen plaat bevindt. Verwijder de laag isolatiemateriaal van de delen voor contact met aarde om voor een goede aarding te zorgen. PE EMC-filter (onderbouw) L1,N U,V,W Kabelklem * Aardleiding is aangesloten op het koelelement van de frequentieregelaar Afgeschermde kabel Metalen plaat (aarde) Kabelklem * M *) Beide aarddelen van de afgeschermde kabel moeten met kabelklemmen met het aardpunt verbonden worden. Ingangsmoorspoel of apparatuur voor het beperken van harmonische stroom is noodzakelijk voor CE-markering (IEC 61000-3-2 en IEC61000-3-3) vanuit het oogpunt van harmonische stroom, zelfs geleide emissie en uitgestraalde emissie passeert zonder de ingangsmoorspoel. 94 Hitachi EMC-adviezen WAARSCHUWING: Deze apparatuur moet worden geïnstalleerd, afgesteld en onderhouden door gekwalificeerd personeel dat bekend is met de bouw en werking van de apparatuur en de gevaren die dit met zich meebrengt. Het niet opvolgen van dit advies kan lichamelijk letsel tot gevolg hebben. Gebruik de volgende controlelijst om ervoor te zorgen dat de frequentieregelaar binnen het juiste werkingsbereik en condities werkt. 1. De voeding voor de WJ200-frequentieregelaars moet aan deze specificaties voldoen: • Spanningswisseling ±10% of minder • Spanningsonbalans ±3% of minder • Spanningsvariaties ±4% of minder • Spanningsvervorming THD = 10% of minder 2. Installatiemaatregel: • Gebruik een filter dat is ontworpen voor de WJ200-frequentieregelaar Zie de instructie voor het toe te passen externe EMC-filter. 3. Bedrading: • Afgeschermde bekabeling is vereist voor de bedrading van de motor en de lengte moet 20 meter of minder zijn. • Als de motorkabel langer is dan deze waarde, moet u een uitgangsmoorspoel gebruiken ter voorkoming van onverwachte problemen als gevolg van de lekstroom van de motorkabel. • De instelling voor de draaggolffrequentie moet 2 kHz zijn om te voldoen aan de EMC-eisen. • Houd de stroomtoevoer en de motorbedrading gescheiden van de signaal/procescircuitbedrading. 4. Milieuvoorwaarden - volg bij gebruik van een filter de volgende richtlijnen: • Omgevingstemperatuur: –10 tot 50 °C (derating is verplicht als de omgevingstemperatuur hoger wordt dan 40 °C) • Vochtigheid: 20 tot 90% RH (niet condenserend) • Trillingen: 5,9 m/sec2 (0,6 G) 10 ~ 55Hz • Locatie: Hoogte 1000 m of minder, binnenshuis (geen corrosief gas of stof) 95 Functionele veiligheid Inleiding De functie Poortonderdrukking kan worden gebruikt voor een veilige stop overeenkomstig EN602041, stopcategorie 0 (ongecontroleerd stoppen door verwijderen stroomtoevoer) (als STO-functie van JEC/EN61800-5-2). Deze functie is uitsluitend ontworpen om te voldoen aan de eisen van ISO13849-1 Cat.3 PLd, IEC61508 SIL2 en IEC/EN61800-5-2 SIL2 in een systeem waarin het EDMsignaal wordt bewaakt door een “externe apparaatmonitor (EDM)”. Stopcategorie gedefinieerd in EN60204-1 Categorie 0: Ongecontroleerd stoppen door directe (< 200 ms) afsluiting van de stroomtoevoer naar (als STO-functie van IEC/EN61800-5-2) de actuatoren Categorie 1: Gecontroleerd stoppen door onderbreking van de stroomtoevoer naar het actuatorniveau als, bijvoorbeeld, de gevaarlijke beweging tot stilstand is gekomen (tijdvertraagd afsluiten van de stroomtoevoer). (als SS1-functie van IEC/EN61800-5-2) Categorie 2: Gecontroleerd stoppen. De stroomtoevoer naar het aandrijfelement wordt niet onderbroken. Aanvullende maatregelen voor EN 1037 (bescherming tegen onverwacht herstarten) zijn noodzakelijk. (als SS2-functie van IEC/EN61800-5-2) Hoe het werkt Onderbreken van de stroom naar GS1 of GS2, bijvoorbeeld door verwijderen van de koppeling tussen GS1 of GS2 en PLC of zowel GS1/GS2 en PLC schakelt de uitgang naar de aandrijving uit, ofwel de stroomtoevoer naar de motor wordt afgesneden door het schakelen van de uitgangstransistoren op een veilige manier te stoppen. De EDM-uitgang wordt geactiveerd als GS1 en GS2 aan de aandrijving worden gegeven. Gebruik altijd beide ingangen om de aandrijving uit te schakelen. De EDM-uitgang geleidt als beide circuits GS1 en GS2 goed werken. Als om enige reden slechts één kanaal geopend is, wordt de uitgang naar de aandrijving gestopt maar wordt de EDM-uitgang niet geactiveerd. Controleer in dat geval de bedrading van de ingang veilig uitschakelen. Activering De veiligheidsschakelaar overhalen wijst automatisch de ingangen GS1 en GS2 toe. Om de uitgang EDM (externe apparaatmonitor) toe te wijzen, moet u de EDM-functieschakelaar aanzetten. De EDM-uitgang wordt automatisch toegewezen aan de intelligente uitgangsklem 11. 96 Schakelaar veiligheidsfunctie UIT AAN Schakelaar EDMfunctie UIT (normaal) AAN (EDM) (Als de veiligheidsschakelaar of EDM-schakelaar worden uitgezet, worden de toegewezen intelligente ingangs- en uitgangsklemmen ingesteld als “geen” functie en blijft het contact normaal open.) Gebruik altijd beide ingangen om de aandrijving uit te schakelen. Als om enige reden slechts één kanaal geopend is, wordt de uitgang naar de aandrijving gestopt maar wordt de EDM-uitgang niet geactiveerd. Controleer in dat geval de bedrading van de ingang veilig uitschakelen. Installatie Installeer overeenkomstig de bovengenoemde veiligheidsstandaard onder verwijzing naar het voorbeeld. Gebruik zowel GS1 als GS2 en stel het systeem zo in dat zowel GS1 als GS2 worden uitgeschakeld, als veiligheidsingang aan de frequentieregelaar wordt gegeven. Voer de proeftest uit na afloop van de installatie, maar voor de indienststelling. Als de functie Poortonderdrukking gebruikt wordt, moet u de aandrijving aansluiten op een gecertificeerde onderbreekinrichting waarbij u het EDM-uitgangssignaal gebruikt om beide veiligheidsingangen GS1 en GS2 te bevestigen. Volg de bedradingsinstructies in de uitgebreide handleiding. Item Functie ingang [3] en [4] Actieve staat ingang [3] en [4] Functie uitgang [11] Actieve staat uitgang [11] Modus GS-ingang Functiecode C003 C004 C013 C014 C021 Gegevens 77 78 01 01 62 C031 00 NO: Normaal open (opmerking 2) 00 Uitgang wordt afgesloten door hardware. Geen fout. Uitgang wordt afgesloten door hardware en daarna fout. (opmerking 3) (opmerking 4) b145 01 Omschrijving GS1: Veiligheidsingang 1 (opmerking 1) GS2: veiligheidsingang 2 (opmerking 1) NC: Normaal gesloten (opmerking 1) NC: Normaal gesloten (opmerking 1) EDM:externe aparaatmonitor (opmerking 2) Opmerking 1) Deze worden automatisch ingesteld als de veiligheidsschakelaar aan wordt gezet; dit kan niet worden gewijzigd. Opmerking 2) Deze worden automatisch ingesteld als de EDM-schakelaar aan wordt gezet; dit kan niet worden gewijzigd. Opmerking 3) Er treedt een fout op in de frequentieregelaar met “E37”. Als ook een externe fout optreedt (E12) heeft E37 voorrang. Opmerking 4) Terwijl de aandrijving de foutstatus “E037” heeft en GS1 of GS2 actief is, is de veiligheid niet gegarandeerd. 97 Bedradingsvoorbeeld Als de functie Poortonderdrukking gebruikt wordt, moet u de aandrijving aansluiten op een gecertificeerde onderbreekinrichting waarbij u het EDM-uitgangssignaal gebruikt om beide veiligheidsingangen GS1 en GS2 te bevestigen. Volg de bedradingsinstructies in de uitgebreide handleiding. Zekering* Resetschakelaar EDM (feedback) ingang KM1 +24 V Veiligheidsingang T11 T12 T31 T32 T33 A1 +24 V A2 EDM Veiligheidsuitgang Veiligheidsschakelaar (Voorbeeld: noodstopknop) S14 S24 G9SX-GS226-T15-RC T21 CM2 GS1 GS2 PLC T22 Beveiligingsunit ※Standaard (IEC61508,ISO13849) gecertificeerd L WJ200 M (*) Specificatie van de zekering: De boogonderdrukkende zekering met nominale wisselstroom 250 V, nominale stroom 100 mA voldoet aan IEC6127 -2/-3/ of -4 voorbeeld) SOC EQ-serie 250 V wisselstroom, 100 mA (UL, SEMKO, BSI) Little 216-serie 250 V wisselstroom, 100 mA (CCC, UL, CSA, SEMKO, CE, VDE) Elke externe signaalspanning aangesloten op de WJ200 moet afkomstig zijn van ene SELV-voeding. Door op de noodstopknop te drukken, wordt de stroom afgesloten naar GS1 en GS2 en wordt de uitgang van de frequentieregelaar afgesloten. Hierdoor draait de motor stationair. Dit gedrag komt overeen met de stopcategorie 0 gedefinieerd in EN60204. Opmerking 1: Het bovenstaande is een voorbeeld voor het gebruik van de intelligente ingangsklem met PNP-logica. Als dit gebruikt wordt met NPN-logica moet de bedrading worden aangepast. Opmerking 2: De draden voor het veiligheidsrelais en het noodingangsignaal moeten afgeschermde coaxiale kabels zijn, bijvoorbeeld RS174/U (gemaakt door LAPP) van MIL-C17, of KX2B van NF C 93-550 met diameter 2,9 mm en minder dan 2 meter lang. Vergeet niet de afscherming te aarden. Opmerking 3: Alle onderdelen met betrekking tot inductie, zoals relais en contactor, moeten het beveiligingscircuit tegen overspanning bevatten. 98 Hierdoor blokkeert de frequentieregelaar niet de stroom naar zichzelf als de stroom is uitgeschakeld. Daardoor kan het gesloten circuit per ongeluk de ingang inschakelen als twee of meer frequentieregelaars aangesloten zijn op een gemeenschappelijke I/Obedrading. Dat kan tot gevaarlijke situaties leiden. Om dit gesloten circuit te voorkomen, plaatst u een diode (nominaal:50 V/0,1 A) in het pad zoals hieronder is beschreven. Als de beschermende diodes die gebruikt worden als de units parallel bedraad zijn, alleen enkele diodes zijn, dan wordt hun conditie gecontroleerd als onderdeel van de proeftest. 99 In geval van PNP-logica Stroomtoevoer AAN Jumperdraad P24 Stroomtoevoer AAN P24 PLC PLC L L 1 Ingang AAN Diode plaatsen 1 Jumper- Stroomtoevoer UIT draad P24 Ingang UIT Stroomtoevoer UIT P24 PLC L PLC L 1 1 Schakel UIT Schakel UIT In geval van PNP-logica Jumperdraad P24 P24 PLC PLC L L 1 Ingang AAN 1 Jumperdraad P24 P24 PLC PLC L L 1 1 Schakelaar UIT De stroomlus laat de ingang inschakelen als de diode niet geplaatst is, ook als de schakelaar uit staat. Ingang UIT Schakelaar UIT Voorkom de stroomlus door een diode in plaats van een korte balk te plaatsen. 100 Te combineren componenten Hierna volgen voorbeelden van te combineren veiligheidsinrichtingen. Serie Model Te volgen normen Certificatiedatum GS9A 301 ISO13849-2 cat4, SIL3 06 juni 2007 G9SX GS226-T15-RC IEC61508 SIL1-3 04 november 2004 NE1A SCPU01-V1 IEC61508 SIL3 27 september 2006 De configuratie van de gebruikte componenten in elk circuit anders dan een geschikte vooraf geteste veiligheidsmodule die aansluit op de WJ200 GS1/GS2 en EDM-poorten MOET minimaal gelijk zijn aan Cat.3 PLd onder ISO 13849-1:2006 om in staat te zijn een algehele Cat.3 PLd te claimen voor de combinatie van WJ200 met een extern circuit. Het EMI-niveau waarop de externe module is beoordeeld, moet minimaal overeenkomen met dat van Bijlage E in IEC 62061. Periodieke controle (proeftest) De proeftest is van essentieel belang voor het onthullen van gevaarlijke onopgemerkte storingen na een tijdsperiode, in dit geval 1 jaar. Het minimaal jaarlijks uitvoeren van deze proeftest is voorwaarde voor het voldoen aan de ISO13849-1 PLd. - Voor het tegelijkertijd en gescheiden activeren van (stroom leveren aan) GS1 en GS2 om te zien welke uitgang is toegestaan en of EDM geleidt Klem Status GS1 stroom UIT stroom AAN stroom UIT stroom AAN GS2 stroom UIT stroom UIT stroom AAN stroom AAN EDM geleid niet geleid niet geleid niet geleid (uitgang) verboden verboden verboden Toegestaan - Voor het activeren van (stroom leveren aan) GS1 en GS2 om te zien welke uitgang is toegestaan en of EDM geleidt - Voor het activeren van (stroom leveren aan) GS1, niet activeren van GS2 om te zien welke uitgang is toegestaan en EDM niet geleidt - Voor het activeren van (stroom leveren aan) GS2, niet activeren van GS1 om te zien welke uitgang is toegestaan en EDM niet geleidt - Voor het tegelijkertijd uitschakelen van (stroom onderbreken aan) GS1 en GS2 om te zien welke uitgang is toegestaan en of EDM geleidt Voer de proeftest uit als de installatie gereed is en voor indienststelling. Als de beschermende diodes die gebruikt worden als de units parallel bedraad zijn, alleen enkele diodes zijn, dan wordt hun conditie gecontroleerd als onderdeel van de proeftest. Controleer of de diodes niet beschadigd zijn na afloop van de proeftest. Voorzorgsmaatregelen 1. Om ervoor te zorgen dat de functie Veilig uitschakelen voldoet aan de veiligheidseisen van de toepassing, moet een grondige risicobeoordeling worden uitgevoerd voor het gehele veiligheidssysteem. 2. De functie Veilig uitschakelen sluit de stroomtoevoer naar de aandrijving niet af en zorgt niet voor elektrische isolatie. Voordat installatie- en onderhoudswerk wordt uitgevoerd, moet de voeding van de aandrijving worden uitgeschakeld en een tag/lock-out geplaatst worden. 3. De bedradingsafstand naar de ingangen voor Veilig uitschakelen moet korter zijn dan 30 meter. 4. De tijd tussen het openen van de ingang Veilig uitschakelen en het uitschakelen van de aandrijving is korter dan 10 ms. 101 EG-CONFORMITEITSVERKLARING Wij, Hitachi Industrial Equipment Systems Co., Ltd., te 1-1, Higashinarashino 7-chome, Narashino-shi, Chiba 275-8611 Japan verklaren onder onze uitsluitende verantwoordelijkheid dat: De Hitachi Sanki WJ200-serie frequentieregelaars die bestaat uit 27 modellen, waarvan de motorcapaciteit varieert van 0,1 kW tot 15 kW, met de exact aangewezen modelnummers voor de WJ200-serie zoals hieronder beschreven WJ200-(I)(II)(III)(IV) (I)= 001, 002, 004, 007, 015, 022, 030, 037, 040, 055, 075, 110 or 150 (staat voor de toepasselijke motorcapaciteit in kW) (II) = S, L of H (S=1-fase 200 V-voedingssysteem, (L=3-fase 200 V-voedingssysteem, (H=3-fase 400 V-voedingssysteem) (III) = F (IV) = leeg (product wordt geleverd met toetsenblok) (deze modelnummers staan op de betreffende labels van deze aandrijvingen) Serienummer / (s) / bereik………………….(niet benodigd voor het exemplaar van de handleiding van conformiteitsverklaring) voldoet aan de betreffende essentiële eisen voor gezondheid en veiligheid van de EU-machinerichtlijn (2006/42/EG) en de beschermingseisen van de EU EMC-richtlijn (2004/108/EG). Naam en adres van de persoon gemachtigd om het technische dossier te compileren, gevestigd in de gemeenschap, is: Hitachi Europe GmbH Am Seestern 18, D-40547 Düsseldorf, Duitsland. Een onderzoekscertificaat type EG (Nr. 01/205/0699/09) is afgegeven door aangemelde instantie (0035) onder de Machinerichtlijn van de EU door TÜV Rheinland Industrie Services GmbH te Alboinstr, 58 12103 Berlijn, Duitsland Geharmoniseerde standaarden gebruikt ter ondersteuning van deze conformiteitsverklaring, waarnaar wordt verwezen in artikel 7(2), omvatten: Geharmoniseerde standaarden die de conformiteitsgrondslag vormen voor de EU-machinerichtlijn EN61800-5-2: 2007 EN ISO 13849-1: 2008 EN61800-5-1: 2007 EN62061: 2005 EN60204-1: 2006 Geharmoniseerde standaarden die de conformiteitsgrondslag vormen voor de EU-EMC-richtlijn EN61800-3: 2004 Plaats en datum van de verklaring:(Leeg gelaten voor conformiteitsverklaring op handleiding) Identiteit en handtekening van de persoon die gemachtigd is om de declaratie samen te stellen namens de fabrikant (Leeg gelaten voor conformiteitsverklaring op handleiding) 102